Zondag, IS Februari 1890.
r
34ste Jaargang. Uo. 2377.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGK9T, Laan, 15, 4.
Gemeente Sc hagen.
Bekendmakingen.
II 0UB8Y& IQQnN,
Roman van MORITZ VON REI C ff EN BA CH.
hlinnenlandsch Nieuws
WORDT VERVOLGD.
4
COURANT.
4
ie- k Lfflliiii
pit bjft(j verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEK-
ilTENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
TOEZONDEN STEKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.76; iedere regel meer f 0.1
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
k' De Burgemeester der gemeente Schagen
Gelet op de circurlaire van den Heer commissaris des Konings
in deze provincie, d.d. 2 Januari 1890, No. 8[7 M|S 4e. Afd.
(verz: no. 1) waarin, met betrekking tot de aanstaande loting
voor de Nationale Militie, onder meer voorkomt het volgendo
Daar overigens de ondervinding heelt geleerd dat vele lote-
14 gingen op den dag der loting zich schuldig maken aan het
misbruik van sterken drank, zoo verzoek ik de Burgemeesters
"om al de hun ten dienste staande middelen te bezigen om dit
"misbruik zooveel mogelijk legen te gaan."
Herinnert aan de geldboeten en gevangenisstraffen waarmede
ij bij de artt. 184, 252, 426, 453 en 454 van het Wetboek van
5 Strafrecht worden bedreigd, zij die zich in kennelijken staat van
dronkenschap op den openbaren weg bevinden, in dien staat het
openbaar verkeer belemmeren, de orde verstoren of een anders
veiligheid bedreigen.
Brengt ter algemeene kennis, dat door hem Burgemeester
met den meesten nadruk aan het verzoek van den Heer Com-
n missaris voornoemd, gevolg zal worden gegeven en mitsdien,
gedurende don dag der loting alhier, de voornoemde wetsbepalingen
ten strengste zullen worden toegepast.
Wordende ten slotte nog aan de tappers en anderen in herin
nering gebracht, de strafbepalingen dierzelfde wet op het ver
strekken van sterken drank aan personen, kenneljjk reeds ver-
kecrende in beschonken toestand.
Schagen, den 12en Februari 1890.
De Burgemeester voornoemd.
C. H. BEELS.
j'
1 20.) NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
Den volgenden dag was Frits alleen in het buis, in hetwelk
hij vroeger steeds beminde personen had aangetroffen. Op zijn
1 verlangen bad de vrouw van den inspecteur Zöllner, Karla naar
j de familie Freihöfer vergezeld; het liefst had hij zelf dit gedaan,
wanneer niet zijtie tegenwoordigheid op Daloord' dringend nood
zakelijk was geweest. Een menigte zaken van den onaangenaamsten
aard moesten door hem worden atgedaan. Volgens door den ban
kier toegezonden rekening-courant was er van de dertigduizend
gulden van den burgemeester Müller slechts nog een kleine som
over, welke nauwelijks voldoende was om de nog loopende
rekeningen en Walter's schuld te delgen. Het ontbrak aan bedrijfs
kapitaal, en de nieuwjaarsrenten moesten over eenige weken
betaald worden. Toch waren de loopende uitgaven in allen gevalle
te dekken door den verkoop van den nog aanwezigen oogst. De
grootste zorg baarden voor Frits do van den burgemeester Muller
geleende gelden, en om met betrekking hiertoe op zuiver terrein
te komen, schreef hij dadelijk aan den burgemeester, zette hem
zijn toestand uiteen en verzocht zijn wisselschuld in een hypo-
theekschuld to veranderen en deze evenals de door zijn vader
gesloten hypotheek voor eene reeks van jaren als onopzegbaar
op Daloord' te laten staan. Hij bood een voor dien tijd zeer
hoogen interest aan en begon na afzending van dezen brief, trots
zijn instinktmatig wantrouwen, te hopen, dat de burgemeester op
zijn voorstel zou ingaan.
Verscheidene dagen verliepen er, zonder dat er een antwoord
van den burgemeester was ingekomen. Op zekeren avond liet
de burgemeester zich bij den jongen landheer aandienen.
Frits, die, in de rekeningen verdiept, op zijn kamer zat,
sprong 0p en snelde zijn gast tegemoet.
y ,k°m persoonlijk, beste baron," begon deze, terwijl hij
rl handen toestak, .om u vooreerst mijn hartelijke deel
neming te betuigen!"
"d l U' mlJnhfcer burgemeester, ik weet nu, dat gij
Vfl6 d ^.mÜn vader ter zijde hebt gestaan, en tot den vriend
wend „a^ostorvone heb ik mij immers ook in mijn brief ge-
?^a> Ja> mijn beste jonkman, en het is ook de vriend uws
Iprek*' ^e^en komt, om een vertrouwelijk woord met u te
Wederom drukte bij Frit's hand, do beide mannen namen nu
i? s aan de groote, met papieren overladen arbeidstafel, en de
j?ur§*®6i ster draaide het halve scherm der lamp zoo, dat de scha
men! Z'^n ^e'aa' v'e'' terwijl Frits in het volle licht tegenover
l ."'k vees, dat gij niet op de hoogte waart van de geldelijke
I ,.en van onzen dierbaren afgestorvene", begon de burgemeester,
»o'J zult dus eenige teleurstellingen ondervonden hebben --"
Tot lid van den gemeenteraad te Nieuwe Nfedorp, is in
plaats van den heer P. Haringhuizen, die als zoodanig heeft
bedankt, benoemd de lieer K. de Moor.
Bedankt voor Krommiedijk, Ds. S. te Gempt te Cal-
lantsoog.
Te Anna Paulowna geraakte gisteren een tjalkschip, ge
laden met stroo en bevaren door schipper J. de Haan van
Mieringen, door het omvallen van de kachelpijp in brand.
Ofschoon de brandweer weldra met twee spuiten aanrukte,
gelukte het niet den brand te blusschen, en moest men het
schip, door er gaten in te hakken, laten zinken. Het schip en
de inboedel aan boord waren niet verzekerd, zoodat de schipper
in weinig uren tijds van zijn bestaan beroofd is.
Tot lid van den gemeenteraad van Amsterdam, is bij
herstemming gekozen de heer G. Vas Visser (vrijzinnig) met
4566 stemmen.
Op den beer Paul Stiater (r.-katholiek), candidaat van de
verbonden minderheden, waren 3161 stemmen uitgebracht.
Bij de herstemming op 30 Juli verkreeg de heer Strater
van de 10,560 uitgebrachte 5177 stemmen; bij de verkiezing
op 24 Augustus verkreeg hij van de 7281 uitgebrachte 3360
stemmen.
De candidaat der vrijzinnigen behaalde meerderheid in 7 van
de 8 bureanx.
Een hartstochtelijk liefhebber van rooken is te Amsterdam
bijna het slachtoffer van zijne gehechtheid aan zijn pijp gewor
den. Met de brandende pijp in den mond begaf hij zich te bed
en viel ongemerkt in een zoeten slaap, waaruit hij kort daarna
met schrik werd gewekt, toen hij bemerkte dat zijne pijp hem
„Ik heb getracht, mij zooveel mogelijk duidelijkheid te ver
schaffen, mijnheer de burgemeester; ik weet, dat mij toestand
niet schitterend zal zijn, maar ik hoop mij er boven op te werken,
wannoer gij namelijk het door mij gedane voorstel aanneemt."
„Ik verheug mij er over, dat gij zoo vol moed zijt; ik heb het
ook niet anders verwacht. Menig ander in uwe plaats, die een
met heschuld bezwaard landgoed zonder bedrijfskapitaal zou moeten
overnemen, zou misschien de handen in den schoot leggen, doch
gij doet zulks niet, en dat doet mij hopen, dat ik het besluit,
hetwelk ik genomen heb, nimmer berouwen zal. Laat mij onomwonden
met u spreken. Gij weet, ik ben een man, die nooit veel tijd had,
mij af te geven met gemoedszaken; maar toch, men heeft im
mers zijn kinderen lief, en ik zou wel blind hebben moeten zijn,
wanneer ik niet had gezien, dat gij het hart mijner dochter hebt
veroverd
„Mijnheer de burgemeester
„Stel u gerust, ik wil er u geen verwijt van maken, ofschoon
gij mijn dochter op ergerlijke wijze hebt in opspraak gebracht
„Ik zou mejuffrouw Adelheid in opspraak gebracht hebben?
Ik bid u, mij dit op te helderen
„Nu, denkt gij dan, dat.onze buren en bekenden uwe rendez-
vous op den weg naar het schilderlokaal niet opgemerkt hebben
en niet hunne toespelingen gemaakt hebben over de landpartijtjes
met mijn goede schoonzuster?"
„Maar ik verzeker u, mijnheer do burgemeester
„Verzeker maar niets, ik heb genoeg gezien, toen mijne dochter
mij onder heete tranen hare liefde voor u bekende—"
„Mijn God, beeft mejuffrouw Adelheid dat gedaan?"
„Ja, en gij zult wel weten, hoe zij er toe gekomen is, haar
hart geheel aan u te verliezen, zoodat er mij als vader niets
anders over blijft, dan de zaak in orde te brengen. Mijn dochter
krijgt een kapitaaltje van tweemaal honderdduizend gulden op den
dag van haar huweljjk, bovendien heb ik haar op haar laatsten
verjaardag het kapitaal harer overleden moeder uitbetaald,
dan nog
„Ik bid u, houd op, mijnheer de burgemeester, uwe mededeelingen
bezitten voor mij geen waarde; ik vereer en acht mejuffrouw
Adelheid hoog; maar ik begrijp niet, hoe gij de uitdrukking mijner
gevoelens voor haar zoo geheel verkeerd kunt uitleggen. Ik geef
u mijn eerewoord, dat er tusschen ons nooit van liefde sprake is
geweest
„Maar, beste vriend, dat sluit nog niet uit, dat een meisje
droomt, dat er spoedig sprake van zal zijn
„Doch de mededeelingen, welke ik uw dochter deed over de
oorzaak mijner Amerikaansche plannen, sloten toch dergelijke
veronderstellingen uit."
„Voor het overige hadt gjj, wanneer gij geen ernstige plannen
koesterdot, u niet op die wijze jegens mijne dochter mogen ge
dragen, gelijk gij dat gedaan hebt, mijnheer de baron wat denkt
gij eigenlijk van ons?"
„Ik ben mij geenerlei eerloozo handeling bewust, mijnheer de
burgemeester 1"
„Bewust of niet, gjj hebt mijn dochter in opspraak gebracht,
en in plaats van een groot schandaal te maken, raad ik u als
verstandig man trouw hot meisje, breng tegelijk uwe zaken in
uit den mond gevallen was en zijn bed in brand stond.
Gelukkig behield de man zijne tegenwoordigheid van geest en
bluschte den brand.
Eenige landbouwers te Oosterwolde hebben in den afge-
loopen zomer eene proef genomen, die uitstekend geslaagd is.
Ze hebben nam. eene groote hoeveelheid zoogenaamd paardsch
gras, dat anders ten eenenmale onbruikbaar is, ingekuild, dat
thans een gezond en door het vee zeer gewild voedingsmiddel
blijkt te zijn.
Te Terneuzen heeft een 12-jarig meisje, dat voor haar
moeder belasting moest gaan betalen, meer dan eenmaal zelve
de quitantie op het aanslagbiljet ingevuld en het geld voor
kleine irtkoopen besteed.
Van zoo'n meisje is ook niet veel goeds te verwachten.
Iemand te Haulerwijk had een bankbiljet van zestig
gulden in een doosje geborgen. Toen men er dezer dagen een
kijkje naar nam, vond men eenige snippertjes papier, die geheel
onherkenbaar waren, zoodat er van de ontdekking van het nummer
geen spiake was. De muizen hadden zich toegang tot het doosje
weten te verschaffen en het kleinnood waardeloos gevreten.
Daar volgens bet bestaande voorschrift de Tweede Kamer
acht dagen vóór den dag der bijeenkomst moet worden bijeen
geroepen, is 't thans zeker, dat vóór 's Konings verjaardag dit
niet 't geval zal zijn.
Men spreekt thans van den 25 als dag van bijeenroeping.
Hoe kan een tamboer tevens sergeant en broeder van zijn
moeder zijn, die den graad bekleedt van fourier?
Die schijnbaar onmogelijke samenvoegingen zijn niettemin
waar. De man is tamboer bij het 8e regiment infanterie; bij
het Leger des Heils bekleedt hij den rang van sergeant, terwijl
zijn moeder daarbij tourier is. Tevens kent men bij dat Leger
order, waarbij ik u inet raad en daad zal helpen, en laten wij
goede vrienden blijven het zou mij moeielijk, zeer moeielijk
vallen, tegen den zoon van mijn ouden vriend hardere maatre
gelen te moeten nemen, en toch zou mij niets anders over blijven,
wanneer gij uw verstand niet mocht willen gebruiken. Doch ik
denk, dat gij u nog wel zult bedenken. Daar is mijn hand, sla toe
Frits was opgestaan. Bleek en fier stond hp tegenover den
burgemeester.
„Ik ben mij volkomen de ernstige beteekenis van dit oogenblik
bewust," zeide hij, „maar gij zult het begrijpelijk inden, wanneer
ik alleen mjjn geweten tot richtsnoer mijner handelingen neem.
Ik gevoel mij vrij van eenige verplichting tegenover uwe dochter.
Ik zou een onrecht begaan jegens uw dochter, jegens mij zeiven
en jegens een derde, wanneer ik uw voorstel aannam
De burgemeester barstte los in een schaterlach.
„Haha, een tooneelscène; zoo, zoo, mijnheer de baron, dus gij
slaat de tweemaal honderdduizend gulden en de hand mijner
dochter af? Nu, ik denk, dat er wel geen twijfel over bestaat,
wie van ons de grootste domheid heeft begaan: ik met mijne
dwaze goodmoedigheid of gij met uw hoogmoed, dien gij nauw
gezetheid van geweien noemt
„Mijnheer de burgemeester, ik heb mij onthouden van elke
beoordeeling uwer handelwijze, ik eisch, dat gij tegenover mjj
insgelijks doet voorts dwaal ik zeker wel niet, wanneer ik
aanneem, dat wij elkander niets meer hebben te zeggen."
„Werkelijk, jong menschnu, ik voor mij heb nog iets te zeg
gen, en zal nog zeer veel hier te zeggen hebben, maar voor het
oogenblik wensch ook ik dit onderhoud niet voort te zetten. Wees
dus zoo goed, mijn rijtuig te bestellen
Frits belde en gaf den binnentredenden dienaar bevel, het rij
tuig voor te laten komen. Daarop liep hij met over den borst
gekruiste armen, zwijgend een paar maal door de kamer, terwijl
de burgemeester met gefronste wenkbrauwen bij do tafel zat en
in een ongeduldig tempo met do vingers op de tafel trommeldo.
Frits streed een moeielijken strijd met zich zeiven. Niet wegens
het genomen besluit, hetwelk onveranderlijk vast bij hem stond,
maar hij wist, dat hij gebeel in de macht van den burgemeester
was, en zijn gezond verstand ried hem, dezen niet in toorn heen
te laten gaan, terwijl zijn trots zich er tegen verzette, dien man
nog een goed woord to geven.
Van het voorplein drong het geluid van een naderend rijtuig
tot de beide mannen door. Met een kort besluit trad Frits nu
voor den burgemeester, maar het woord bestierf hem op de
lippen, toen hij in het gemeene, in dit oogenblik door lagen
hartstocht misvormde gelaat van den burgemeester zag. Hij
gevoelde, tusschen hem en dien was geen verzoening mogelijk
elk verder woord was overtollig.
Met een stomme beweging geleidde hij den burgemeester naar
de deur, en toen deze de kamer verlaten had, keerde Frits terug
naar de tafel en schoof met een bitteren lach de papieren, die
daar lageD, bijeen. Hij kon nu niet meer werken.
„Tevorgeels", fluisterde hij, „te vergeefs, men denkt niet aan
nieuwe tapijten, wanneer het huis boven ons hoofd atbrandt."
■BH