Donderdag, 27 Maart 1890. 34ste Jaargang. No. 2388. 84 eiqi Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHAOEBï. liaan, B, 4. Gemeente Sc hagen* Hinn en la n rtsch /V i e uws i SCHAGER AIicieci COURANT. H a g - Zater- Dit blad verBObjjnt tweemaal per week: ffoenid dagavond. Bij inzending tot 'e middag» 12 ure, worden ADVEB- TENTIÊN in het eeratuitkomend nummer geplaatat INGEZONDEN STEKKEN Afin dag vroeger. Prys per jaar f3.Franco per post 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 G-roote letters worden naar plaatsruimte berekend. B e k e ndmakin g e n. II E El IJ li. Burgemeester en Wethouders van Schagen Gelet op bet besluit van Heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie van 8 Januari 1890, No. 2 (Provinciaal blad No. 2). Gezien het Koninklijk besluit van 29 November 1889 (Staats blad No. 172) waarbij is bepaald, dat in het jaar .1890 aan den herijk zijn onderworpen, de maten en gewichten; Brengen ter kennis van de ingezetenen, dat die herijk, binnen deze gemeente, zal plaats hebben voor de gewichten voor fijnere wegingen, op Zaterdag 5 April a. s. van des middags van 12 tot des namiddags 2 urevoor de overige maten en gewichten op Dinsdag 8 en Woensdag 9 April van des voormiddags 9 tot des namiddags 8 ure, alles in het locaal „de Beurs" van W. Rogge veen Cz. Wijk F, No. 36, ingang aan de Noordzijde. Schagen, den 25en Maart 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secreteris, DENIJS. Schagen, 26 Maart 1890. Belangstellenden vormden de openbare vergadering, jl. Zondag middag gehouden in het lokaal van den heer W. Roggeveen Cz en uitgeschreven door de Vereeniging tot bevordering der Bouw- lunst voor Schagen en Omstreken. Bij de opening der vergadering, door den voorz. der vereen., den heer G. üignum, wees deze er op dat de vereeniging nog evenzeer als vroeger overtuigd was, dat een kanaal voor Schagen's bloei niet dan bevorderlijk kan zijn, doch dat een kanaal zooals vroeger werd begeerd, gebleken was onuitvoerbaar te zijn, als beantwoordende alleen aan een plaatselijk belang en als 'i» Roman van H. VON OSTEN. 2. EERSTE HOOFDSTUK. Voor de dames had men de kussens uit de rjjtuigen gehaald, de heeren hadden zich neergelegd op het zachte mostapijt. Het was een opgewekt schouwspel, en lustig speelden de zonnestralen door het lichte herfstloof op de lachende gezichten en de pot- sierlijk opgestelde tafel. Den sleep van het rijkleed over den arm houdende, een eigen- aardigen trek van neerslachtigheid en weemoed op het jeugdig gelaat, stond Lucy Tannenberg tegen een boom geleund, hare donkere oogen keken met een ernst, dio boven haar jaren ging, naar de pratende en etende groepjes. Niemand bekommerde zich om haar „het Regimentsdochtertje", ge ijk de dames haar dikwijls schertsend noemden. Haar vader a, J00' haar slechts een enkelen blik en een berisping over gl ia Daar zat hij en stiet juist het fijne kelkglas tegon dat flu?steleTr0UW zÜne lippen schenen een teeder woord te fiinRU^0'00S i''6' j°D8® meisje haar blik verder dwalen. De eropn '?Pen golden zich verachtelijk bij het zien van de volgende sendo' 1° W-ij mevrouw von Wonsheim, luid lachende en zwet- ,e mi(Men van vier jonge officieren den champagne zoo i aansprak, dat haar lief, frisch gelaat er zeer verhit uilzag. ravo, riepen de heeren, „bravo, een prachtige daad!" jonge vrouw had juist een vol glas champagne in één teug Ku hoestte zij. Jfe** Schraftenbach, klop mijn vrouw eens op don rug 1" BeP Wonsheim lachend. Pratend Daas' 8rooP zat de vijftienjarigo Selma Kehler, druk Pascal9' *U8schen haar ouders. Haar vader trok zijn dochtertje het v,i ?an 'ange blonde vlecht en kustte haar hartelijk op Lu r voorh°oid. dat i -h ant^enk>erg staarde droomend naar dit beeld, en zonder hleekfi Z'C^ h®wust was, rolden ten paar tranen over de haa, ^an8en- Zjj ontstelde, toeD een bekende stem dicht bij zeide Tïr To'r i8,8'0111 200 eenzaam, gravin Lucy, maakt gij weder studie Kieme boosaardige caricaturen "en ü17 Wer"^e bet hoofd af, en zonder gemaaktheid haar tra- q 'legende, zeide zij 'kalm &aèwd(;n.,dag' miJnheer vcn Linstrow, er ware stof genorg voor Ben r, h heb £edort «'ïiigen tijd het caricatuur-teeke- jj. Pg'geven; ik geloof, dat het een karakter bederlt." JBheer von Linstrow, de regiments-adjudant, een slank man zoodanig dus uimmer had te rekenen op den steun van Provincie of Rijk. Al zoekende was nu de heer Kloeke gekomen tot een nieuw plan, hetwelk bevorderlijk moet zijn aan het algemeene belang, aan het belang van het dichtstbevolkte deel onzer provincie. De heer Kloeke werd nu in de gelegenheid gesteld zijn plan te ontvouwen. Ter verduidelijking had de heer Kloeke in de zaal een grondkaart van Noord-Holland doen ophangen, alsmede een door ZEd. geteekende kaart, waarop zijn kanaalplan stond afgeteekend. De heer Kloeke begon met er op te wijzen, dat z. i. men in deze vergadering bij elkander was, om op eenvoudige wijze te beramen welke middelen er konden worden aangewend tot verhooging van de welvaart in dit gewest. Sommige menschen zijn gewoon in het maatschappelijk leven veel te beschouwen als een toevallig gevolg en wanneer zij zich afvragen, bijv. „hoe komt het dat Schagen grooter is dan Haringhuizen Hoe komt het dat Schagen een bloeiende markt plaats is en Haringhuizen niet dan leggen zij zich neer bij het feit, zonder te trachten eenige rekenschap er van te geven, Br geschiedt immers nog zoo veel uit gewoonte ZekerMaar een waarheid, door de practijk bekrachtigd, is hetin den tegenwoordigen tijd dat de bloei van plaats of gewest niet alleen door „gewoonte" wordt bevorderd of onder houden. Als sprekende getuigen staan de plaatsen Medemblik, Hoorn en Enkhuizen eens zulke groote welvarende plaatsen, doch wier bronnen van welvaart en bloei nu schijnen verdroogd. Ook moet men niet vergeten dat in vroeger eeuwen de traditie nog lang staande hield, wat eigenlijk reeds veroordeeld was tot instorten. Doch de tegenwoordige tijd heeft „traditie" als ballast over boord geworpen. „Traditie" én „familie-relatie" zijn tegenwoordig geen schutsengelen meer. II t heden kent slechts de „concurrentie." Sinds '65 hebben wij een spoor doch waar is het concur- reerend vervoermiddel P NergensEn wat jnoet er worden van de concurrentie die deze streek met andere plaatsen heeft te met ernstig, karakteristiek gelaat, gevoelde zich door het onver wacht aanschouwen van tranen op het anders zoo overmoedig lachend gelaat, zeer bewogen. Te bescheiden, om daarover eenige opmerking te maken, zag hij alleen met een hartelijk lachje de jonge dame aan en ant woordde op hare opmerking „Het verheugt mij, gravin, niet daar ik voor uw karakter vreesde maar men leert door dat caricatuur maken steeds meer de zwakheden der menschen ontdekken en daardoor wordt men niet gelukkig." Lucy keek ernstig voor zich heen. „öij hebt gelijk, mijnheer Linstrow, maar geloof mij, menigen last wentelt men zich ook van zijn ziol, als men het van de luchtige zijde opneemt en er een carricutuur van maakt. Men is er dan dadelijk los van en het ding gaat zijn eigen weg." „Mijn God, ik geloof waarlijk, dat onzo luidjes hier staan te philosipheeren, in plaats van do heerlijke Italiaansclie salade van mevrouw Kehler en de trufi'elpasteitjes dor schoone mevrouw Thea te proevenmag ik misschien „Gij moogt, mijnheer von Malten, gij moogt mij al het goede brengen, wat er op een bord geborgen kan worden ik voel, dat ik geducht hongerig ben, en gij verstaat de kunst te kiezen. Maar neen, neen, ik beb u nog niet eens goed aangezien 1 Gij ziot er met uw volgens militaire voorschriften kaal geschoren hoofd vreemd uit. Wat is er geworden van den trots van het regiment, van uwe lokken Hebt gij die allen als aandenken moeten weggeven Ik hoop maar, dat de jonge dames deze lokken goed weggesloten houden, want anders worden het nog boomen op op uw hoofd," Lachende liep de jonge dame weg en zat in het volgende oogenblik naast den dikken majoor Kehler, terwijl von Muiten over zijn kort hoofdhaar streek en half geërgerd bromde Kleine heks, zij weet iemand altijd iets schei ps te zeigen. De paarden trappelden ongeduldig, en menig gebaard onder officier dacht met verlangen aan zijne vrouw, aan zijn kinderen, aan zijn lieveliugsmaal, hetwelk hem nu wachtte. De middagzon brandde met onbeperkien gloed op mensch en dier neder en nog altijd maakte het gezelschap onder de scha duwrijke beuken geen toebereidselen om op te breken. Ei mijnheer von Linstrow," zeide juist mevrouw Thea, den adjudant met een halven blik uit hare groenachtig schitterende oogen verwaardigende, „gij alleen toch kunt ons opheldering geven omtrent de nieuwe regimentsdame, die wij nu spoedig zullen kunnen begroeten. Is het dan waar, dat die oost-pruisische gravin, die onzen schoenen Don Juan sedert gisteren in de ech telijke boeien gevangen houdt, een echt man-wijf >s eeni Figaro i„ alle mannelijke kunsten geoefend en meer geschikt voor veld en woud dan voor het salon En dragen de dames in die noor delijke landen werkelijk nog frisch gewasschen en geMeven hnnem kleoderen, welke zij zelve geweven hebben? Vertel ons toch iets, strijden, als straks door het „verhoogd" spoorwegtarief de bron van toevoer vat) vee verstopt wordt Te dien opzichte vinden wij bijv. een leerrijk voorbeeld onder de diereu. Een konijn in de Duinen zal geen hol be trekken, voor het dier er zich van overtuigd heeft, dat het hol twee uitgangen bezit. Laten wij menschen deze les niet vergeten. Een binnen-waterweg is in het belang van geheel West- Friesland en voor Schagen in het bijzonderhij is ook wel degelijk in belang van den landbouw. Wat is bloei van een plaats Dat de welvaart steeds toeneemt. Waar ontstaat bloei Daar waar de scheepvaart gedwongen is tot overladen. Europa levert hiervan het bewijs. Bijv. Zuid- Duitschland is door de Alpenrij geheel afgesloten van de Mid- dellandsche Zee en heeft door allerlei waterwegen een uitweg gezocht naar deu ver afgelegen oceaan. De zoo dicht bij gele gen onbereikbare Middellandsche zee is daarentegen gebleven een binnenzee in ruste, terwijl de plaatsen aan den oceaan tot grooten bloei geraakten, omdat zij werden de losplaatsen voor Europa. Getuige het transport der Oost-Indische producten, getuigen de steden Amsterdam en Rotterdam. Amsterdam toch werd voor heinde en ver de stapelplaats, allerlei producten werden in de pakhuizen te Amsterdam opge stapeld en van daaruit verzouden naar alle windstreken. Deze waarheid bracht ook Willem I er toe, om, daar het bereiken van Amsterdam door de ondiepten in de Zuiderzee hoogst bezwaarlijk ging en Amsterdam toch vooruit moest, Den Helder te maken tot voorhaven van Amsterdam. De doorgraving van Holland op zijn smalst werd toen ter tijd ook wel overwogen doch onmogelijk geacht en zoo kwam het Noord—Holl. Kanaal, dat, als men het goed had aangelegd regelrecht Schagen had moeten aandoen, doch het is zeer te verklaren dat zekere machthebbende personen toenmaals, uit vrees voor concurrentie van Schagen, al hun invloed hebben aangewend en er ook in zijn geslaagd, te verkrijgen, dat het kanaal Schagen ruim ontweek. Wij herinneren ons de geschiedenis van deu aanleg van den het moet zoo ongeveer klinken als een moderne uitgave der Odyssee." Linstrow keek de spreekster ernstig aan. „Het doet mij leed, mevrouw, uwe spotlust niette kunnen be vredigen. Het oud-adellijke riddergoed en de beminnelijke, echt voorname familie welke ik daar heb leeren kennen, bieden inder daad niets bespottelijks aan. Wat de jonge gravin Ahlden aangaat, zoo is zij eene schoonheid van den eersten rang, laug en slank als de dennen van haar Noordscb vaderland." „Bravo, mijnheer von Linstrow, gij wordt echt dichterlijk. Men kent uwe voorliefde voor oude kasteden en alles, wat daarbij behoort. Het is alleen de vraag, hoe deze forsche schoonheid, die in groote zalen met berookte portretten van voorvaders zeer goed op haar plaats zal zijn, zich gedragen zal in onze sierlijke, weelderige damesboudoirs," meende mevrouw Thea spottend. De dames Monsheim en Randow wierpen elkander veelbetee- kenende blikken toe, en terwijl Linstrow van alle zijden om nadere hiededeelingen werd bestormd, boog zich graaf Tannenberg tot zijne buurvrouw en fluisterde hartstochtelijk: „Wat raakt u die Oost-Pruisische gravin Kunt gij den schoonen ritmeester ook nu nog niet vergeten? Laat rustten dien trouwe- loozen ridder, die uwe kleuren heeft afgelegd en nu waarschijnlijk minnekozend aan de voeten zijner jonge vrouw zit Met kwalijk veriiorgen vreugde zag hij, hoe zijne woorden mevrouw Thea ontroerden. Zij perstte de lippen vast op elkander, haar boezem bewoog zich ongeregeld. Zij was verrukkelijk schoon in dit oogenblik en in verrukking liet de man de brandende oogen op haar rusten. Dan fluisterde hij dicht aan haar oor: „O, wreede! Weet gij niet, boe ik lijd. Men heoft mij feiten medegedeeld, die, wanneer zij waarheid bevatten Hij zweeg eensklaps, want mevrouw Thea had de oogen opge slagen, en voor dezen blik werd de rechter een sidderend minnaar. „Vind ik u morgennamiddag thuis?" stamelde hij. „Nee>m er den proef van", fluisterde zij coquet. „Maar mij dunkt, wij moesten opbreken," voegde zij er luid aan toe. In een oogwenk was alles op de voeten, alleen de schoone mevrouw Wonsheim niet, die lachend verklaarde, dat zij te veel champagne had gedronken en niet alleen kon opstaan. Aan hulpvaardige aruien was natuurlijk geen gebiek, en onder gelach en gemaakte gilletjes liet de dame zich in bet rijtuig tillen. Mevrouw Thea reed nu naast baar echtgenoot, die zich van deu plecbtigon intocht had vrijgemaakt, naar de stad. Het schoone gelaat zag er nu moede en onverschillig uit. Zij hoorde geen woord van het gemoedelijk gebabbel van bareu reisgezel, die, een sigaar rookende, allerlei manoeuvre-geschiedenissen verhaalde. „Nu, mijn kleine vrouw," zeide hij teeder, „wat krijg ik voor een bericht, hetwelk ik nog in petto heb?' En toen zij hem vragend aankeek, fluisterde bij: „In M. komt spoedig het huza ren-regiment vrij. Tannenberg beeft het mij verteld, hij reist dezer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 1