II HIT I!
Donderdag, 10 April 1890.
34ste Jaargang. ITo. 2392.
UitgeverJ. WINKEL.
Bureau: SCHiGElï, Laan, D, 4.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
0 N D E R NV IJ S.
Roman van H. VON OSTEN.
Binnenlaiiclsch Nieuws,
RAWT.
MïerttÉ- LiéiiB
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
3.00.
Prijs per jaar f3.Franco per post
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.25; iedere regel meer f0.05
G-roote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
brenger ter algemeene kennis, dat vergunning voor
de uitoefening van den kleinhandel in sterken
drank is verzocht door A r i e Kant, voor per
ceel No. 1 van wijk H, aan de Nes alhier.
Schagen, den 8 April 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secreteris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
breDgen ter kennis van de ingezetenon
le. dat het toelaten van nieuwe leerlingen,
op de openbare lagere school aldaar, zal geschieden
op den Eersten Mei a. s. en alsdan kunnpn worden
toegelaten de kinderen, geboren in bet jaar 1884.
2e. dat de ouders der betalende rcholieren,
welke deze wenschen toegelaten te zien, daarvan
aan het Hoofd der School, den Heer Kloeke, kennis
moeten geven vóór den 25 dezer, met overleg
ging van geboorte- en vaccinebewijzen dor nieu
we leerlingen.
3e. dat verzoeken om kosteloos onderwijs
voor de nieuwe leerlingen, alléén moeten worden
gedaan ter Gemeentesecretarie voor den 20 dezer.
Schagen, den 8 April 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
4. EERSTE HOOFDSTUK.
Door de kanten gordijnen zocht do morgenzon
een weg in de woning van het jonge paar.
Mansfeld was reeds uitgegaan, om zich bij den
kommandant aan te melden, en Elsbeth leunde,
getooid met een allerliefst coquet mutsje, in een
stoel en liet hare oogen mot de uitdrukking van
de zuiverste verukking over de omgeving glijden.
Hoe buitengewoon Traai en kostbaar was dat
alles, hoe fee-achtig liet was vooral haar boudoir,
geheel in zacht blauwe zijde met kant, zelfs de
wanden waren mét zijde behangen. Het plafo,nd
was uiterst Bmaakvol gestucadoord en van zin
nebeeldige medaillons voorzien.
De voet drong diep in het zachte blauwe
tapijt, dat als met bonte bloemen overstrooid was.
Het eenvoudig opgevoede kind van hot land
kwam zich zelve in deze vertrekken voor, een
prinses te zijn uit een dier vele sprookjes, welke
haar in haar jeugd zoo hadden bekoord. Lachend
schudde zij het hoofd over die verkwisting, en
toch gevoelde zij zich er door gestreeld, want
haar hart fluisterde haar toe, dat alleen de liefde
zulk een behoorlijk tehuis had kunnen scheppen
20 had hem toch tooit gezegd, hoe zeer haar
de sierlyke kindergroep, Amor en Psyche uit
het Kapitoolsche museum, betooverd had, en
daar stond nu een prachtig afbeeldsel op den
sierlijken schoorsteenmanteleen palmen waaier
wierp or een zachte schaduw over, en nu de
zonnestralen er op speelden, scheen het steen
leven.
Blozend en diep ademhalende drukte Elsbeth
het schoone kopje tegen den rug van haar stoel
en verviel in zalig gepeins over haar geluk, terwijl
in haar hart een stil gebed oprees, dat God het
aar mocht laten behouden.
Verbazend snol wart n de weken sedert haar
huwelijk voorbij gisneld. In de aan houdende af
wisseling van de reis, der nieuwe, grootscho in
rukken, was zij nauwelijks tot bezinning gekomen.
Wol scheen het baar somwijlen toe, als was
uar KUrt ern8ti„er en gtiller dan zij zich hem
iid voorgesteld, maar zoo beviel hij haar; zjj
i 1 o t°t haar echtgenoot opzien; hij moest haar
tied b'06' 86Yrn' dat zijn door het leven geves-
karakter haar, het onervaren kind, een veilige
Qh Was. En al klopte ook haar hart sneller,
Schagen, 8 April 1890.
»Het Gouden Kalf" van Robert Rohl-
rausch, Maandagavond 1.1. door het gezelschap
onder Directie van A. van Lier, alhier in het
Noord-Hollandsch Koffiehuis voor het voetlicht
gebracht, is wat betreft de hoofdgedachte, een
goed stuk.De strijd van hebzucht en de offerandes,
gebracht op het altaar, gewijd aan het bezit
van goud en goed, tegenover adeldom van
karakter dat alles is daarin scherp afgebeeld.
Het stuk bracht ons in gezelschap van een
alleen Daar geldwinst jagend bankier, tevens
eigenaar van een groot dagblad, die, zelve er
geen persoonlijke overtuiging op na houdende,
maar al te juist het beeld was van die politieke
weerhanen, die men in het dagelijksch leven maar
al te veel aantreft en van die e/geluksmenschen"
zijn, die ^nooit warm worden en nooit in vuur
geraken", maar steeds met voorzichtige bedacht
zaamheid zich op het geschiktste oogenblik weten
te plaatsen vóór of aan de zijde van de meest
biedende partij. Hij was een toonbeeld van dat
slag lieden, die in de maatschappij een onbe
vlekt wapenschild vertoonen, doch op wier
debetzijde van hun voor de wereld verborgen
strafboekje groote schadeposten staan genoteerd,
tegenover een onbeschreven creditzijde. Een type
van die menschen, die in de maatschappij den
scepter zwaaien tot eindelijk hun maat vol
is en zij een verpletterenden val maken.
Leerrijk noemen wij een tooneelspel hetwelk
dergelijke figuren in hun naaktheid ten toon
toen zij op de reis een ander jong paartjo zag, het
welk liefkozend en schertsend alle meesterwerken
der kunst achteloos voorbijschreod, zoo lachte zij
toch om die menschen en leunde met trots op
den arm van den ernstigen man aan haar zijde.
Nu, in haar eigen huishouden, in het ongestoord
bij elkander zijn moesten zij elkander steeds beter
leeren begrijpen.
Elsbeth was gelukkig, een eigen tehuis te
hebben. Hoe zou zij zich haar leven aangenaam
inrichten! Hier in de kleine stad kon men immers
ongedwongen leven, evenals op het land. De maat
schappelijke verplichtingen konden ook niet te
drukkend zijn. De kommandant was weduwnaar,
slechts vier ol vijf officieren waren gehuwd.
Wanneer maar de eerste visites waren afge
daan! Maar men zou haar immers vriendelijk
tegemoet treden; papa had haar verteld, dat het
leven in het regiment eigenlijk gelijk was aan
dat in een groote huishouding.
Die beste papaElsbeth's blik werd beneveld,
en als een toevallig levendige herinnering aan
het ouderlijk tehuis, stak Malchen haar rood gelaat
door de half geopende deur.
De jonge vrouw sprong op.
„Gij komt alsof gij geroepen waart, gij gjoede,
trouwe zielZeg, hebt gij wel iets heerlijkers
gezien dan mijne woning? Maar wat deert u,
hebt gij geweend
„Ik, hoe dat zoo, gravinnetjo, ik wilde zeggen,
mevrouw!" antwoordde Malchen met een zwakke
poging, om hare opgewondenheid te verbergen
„maar het gaat iemand toch na aan het hart,
wanneer men zoo zijn geboorteplaats heeft ver
laten om zijn jonge meesteres te dienen, en dan
op zijde geschoven wordt."
Malchen's stem klonk gedempt, en hare lippen
trildon.
De jonge vrouw ontstelde er van.
„Dus nu reeds?" vroeg zij op gerekten toon.
„Kurt", zij bloosde, „meende van den beginne
reeds, dat het niet goed zou gaan. Maar ik zeide,
dat mijn oudo Malchen mij veel te lief had, om
mij moeielijkheden te bezorgen. En nu, zeg mij
eens bedaard, waarover gij hebt te klagen, opdat
alles in orde is, wanneer mijnbeer de ritmeester
terugkomt."
Maar voor Malchen kon antwoorden, weerklonk
er eensklaps heerlijke muziek. Het muziekkorps der
Ulanen stond beneden opgesteld, en onder leiding
van den dikken kapelmeester weerklonk vol en
rein de bruiloitsmarsch uit Lohengrin, als be
groeting der nieuwe regimentsdame.
Diep ademhalende en blozende stond Elsbeth
stelt, vooral wanneer tegelijk daartegenover is ge
plaatst een figuur als de nobele redacteur, August
Mohr, de man, die gelooft aan liefde en zielen
adel en stabiliteit vau overtuiging. De heer
Tartaud gaf dit karakter zeer verdienstelijk weder.
De type van den verloren zoon Zaches, vond
in den heer van Kuijk een ware en boeiende
vertolking. Hij, de verstooteling, als kind en
jongeling door de maatschappij geminacht en
bespot om de zwakheid zijner moeder en de
laagheid van den hem onbekenden vader
groeit op tot een hater der menschheid en een
leider van het volk, in wien hij een lijdensgenoot
ziet. Als jongeling verlaat hij zijn moeder, die
hij evenwel lief heeft, al is het dan ook
dat zijn opvliegend en haatdragend karakter
menige schaduw daarop werpt.
Het tafereel waarin vader en zoon tegenover
elkander komen te staan was [aangrijpend, en
de heer v. Kuijk acteerde hierin met het meeste
succes.
Het negenliende-eeuwsch jongejuffertje Erna,
vond in mevrouw Róssing een pikante en karak
teristieke vertolking. Later, als minnend meisje
en door eene wraakzuchtige moeder vervolgde
dochter, acteerde mevrouw Róssing met niet
minder succes.
Gevoelvol en waardig was het spel van mevrouw
Albregt, als verlatene echtgenoote en moeder,
treffend was zij als liefhebbend en vergiffenis
schenkende moeder en vrouw.
Mevrouw Westerhoven, als beleedigde echt
genoote, ontrouwe gade en wraakzuchtige moeder
vermocht ons niet te voldoen, haar spel
was ons te tooneelmatig.
achter de doorschijnende gordijnen.
Deze hulde, welke zij zonder haar echtgenoot
moest aannemen, benauwde haar. Waarom kwam
hij niet Het bezoek bij den kommandant kon
toch zoo lang niet duren.
Overal opendo men de vensters. Vlak tegen
over lag het ouderwetsche hotel. Reizigers en
kellners en knechten, allen staken nieuwsgierig
het hoofd naar buiten.
Ook uit de andere huizen rondom de markt
plaats gelegen, kwamen tal van jonge en oude
nieuwsgierigen naar buiten.
Elsbeth zag van uit haar schuilhoek lachend
neder op het klein-steedsche leven, en zonderling
scheen het haar toe, dat zij nu zoo te midden
van al die menschen moest leven zij kende geen
hoogmoedig gevoel van stand, en toch kwam
dit klein-burgerlyk leven haar vreemd en benau
wend voor.
„Nu, wij gaan toch alleen maar met het regiment
om," dacht zij gerust gesteld, „maar bet is toch
zeer lastig, zoo midden in de stad te wonen."
Eensklaps gaf zij een teeken van blijdschap
zij zag de lange gestalte van Mansfeld met snelle
schreden naderbij komen.
Hoe trots en fier zag hij er uit, en toch hoe
vriendelijk beantwoordde hij de eerbiedige groeten
der goede burgers.
Elsbeth's oogen werden vochtig.
„Er is er geen een, die zich met hem kan
meten," dacht zij haar bart klopte van blijd
schap en toen Mansfeld binnentrad, viel zijn jong
vrouwtje hem om den hals en fluisterde„Ach,
Kurt, lieve Kurt, ik verlangde zoo naar u;
waarom bleeft gij zoo lang uit
Zij zag niet den algematten blik, niet de uit
drukking van kwelling, welke zijn gelaat over-
toog, want haar kopje rustte aan zijn borst.
Toen zij opkeek, lachtte hij reeds weder en zeide
lij met kalme vriendelijkheid
„Kind, gij moet u aan mjne afwezigheid een
weinig gewennenin den dienst kent men geen
wittebroodsweken. Ja, en nog iets," voegde hij
er haastig aan too, „wij moeten heden bij majoor
von Schlingen diueeren, zij willen u de huishoud-
Ijke zorgen een weinig verlichten.
„Majoor von Schlingen herhaalde Elsbeth
verwonderd. „Wie is dat dan en waarom moeten
wj reods den eersten dag tot hem komen
„Kind, ik heb u immers gezegd, dat men in
het regiment met verschillende omstandigheden
rekening moet hou< en. H j is b j den stat geplaatst,
en zijne vrouw is de eerste dame van het regi
ment, want de kommandant is weduwnaar.
Uitstekend was ook de heer Malherbe als
Georges Wolf, de egoïstische, naturalistische
redacteur, luchtig van zin en luchtig van hart.
De telkens om „o, zoo'n klein beetje geld"
zuchtende letterzetter, die, later toen hij een
groot hoopje uit de loterij trok, er glad mede
verlegen zat, was een echt komisch figuur,
door den heer C. Lageman met veel succes
weergegeven.
Wij zouden het gezelschap //van Lier" gaarne
en tot weerziens toeroepen, doch het bericht
van de ontbinding van dit tooneelgezelschap
doet deze woorden in de pen opdrogen.
Wij vernamen, dat tegen 1 Mei de heeren
gebrs. van Lier hun gezelschap hebben ont
bonden en reeds enkele der artisten met
andere directiën contracten gesloten hebben.
Een paar leden worden gereëngageerd aan
het Salon, waaraan ook mevrouw A. Róssing—
Sablairollis is verbonden. Anderen, o. a. mej.
Auguste Poolma, gaan naar Rotterdam, als lid
van het gezelschap dat de heeren Jan C. de
Vos en van Korlaar bezig zijn samen testellen.
Voor dit nieuwe tooneelgezelschap wordt een
theater gebouwd op het terrein aan den Cool-
singel aldaar, waar de oude schouwburg stond.
Mej. Aleida Roelofsen zal waarschijnlijk ook
naar Rotterdam vertrekken.
In de voormiddaggodsdiensloefening op
Zondag 6 April 11., deelde de Eerw. Heer J.
H. Mühring, predikant te Sint Maarten c.a.,
de gemeente mede, dat hij voor het beroep naar
den Helder had bedankt.
„Is z j liet
„Zeer 1"
„Nog jong!"
,0 ja."
„Met uwe schoone oogen
Hebt gj mj gekweld, zoo zeer
En hebt gij mj ten gronde gericht;
Mijn liefje, wat wilt ge nog meer 1"
neuriede Elsbeth bij de melodie, welke juist door
de kapel in verschillende toonaarden werd ten
gehoore gebracht. Elsbeth leunde tegen Kurt's
schouder, doch hij maakte zich haastig vau haar
los en opende het venster.
Elsbeth was een weiuig ontstemd. Hoe zeer
had zij zich verheugd op het eerste middagmaal
in de fraaie eetzaal, en nu, maar zij wilde
immers een flinke soldatenvrouw worden, gehoor
zaamheid voor alles, gelijk papa steeds zeide.
Hare goederen waren nog ternauwernood uit
gepakt; het had nog al wat in, de noodige toilet
ten bijeen te zoeken. Malchen en de vreemde
kamenier liepen heen en weder, de eerste zeer
opgewonden, de laatste verdrietig; niets wilde
passen, en toen de jonge vrouw zich eindelijk in
den spiegel bekeek, voDd zij zich zelve in het
licht zijden kleed, met den nieuwen haartooi en
de hoog gekleurde wangen, er zeer onvoordeelig
uil zien.
„Mijn God, wat zal Kurt zeggen zal ik
mij een weinig blanketten maar hij houd
daarvan nietHet kleed zit zoo benauwd en
ziet er zoo opgetooid uit, had ik maar een een
voudiger aangetrokken. Kurt zal zich over mij
schamen
De tranen traden haar in de oogen, zjj kreeg
hoofdpijn.
„Zal ik mij nog weder verkleeden dacht zij
aarzelend „maar neen, hot is to laat. Men moet
op de minuut stipt zijn," had Kurt haar ingeprent.
Schielijk greep zij waaier en handschoenen en
spoedde zich naar het salon.
Mansfeld zat in groot tenu, maar met een strak
gelaat, in een stoel. Bij Elsbeth's binnenkomst
sprong hij snel overeind.
„Het is goed, dat gij komt; het is tijd, dat
wij instijgen, het rijtuig wacht reeds, zeide hij
driftig.
Elsbeth keek hem schuw aan, zij verwachtte
een oordeel over haar uiterlijk, doch gevoelde
zich niet zeker genoeg, om zulk een uit te lokken.
ZwijgenJ liet zy zich door de kamenier haar
mantel omslaan en nam den arm van haren echt
genoot.
WORDT VERVOLGD-