prijs op de markt krijgen naar hij schreef als de Duitscher wel verlangde, De laatste vertrouwde op den afzender en de in de Friesche botervaten verpakte boter werden transito aan afnemers verzonden, totdat van dezen klachten inkwamen dat ze geen natuur- maar margerine- boter ontvingen. De Duitsche heeft met vrij belangrijke geldelijke opoffering ziju afnemers tevreden zoeken te stellen om buiten handen der justitie te blijven, doch een aanklacht tegen zijn leverancier te Sneek ingediend. Die zaak is onderzocht en wij vernemen dat die Sneeker voor den rechter-commissaris alhier bekend heeft. (L. Ct.) Toen K. de Vries te Muntendam, maandag ochtend naar zijn naast hem wonenden vader, Heine de Vries, een grijsaard van ruim 83 jaar, ging, ontwaarde hij tot zijn schrik, dat de kamer geheel gevuld was met rook, terwijl er een sterke brandlucht waarneembaar was. Al tastende vond hij zijn bejaarden vader bewuste loos op den vloer liggen, terwijl zijne kleeren reeds brandende waren. Nadat deze gebluscht en van het lichaam verwijderd waren, bleek het, dat de man zeer erge brandwonden bekomen had, zoodat zijn toestand oogenblikkelijk zeer bedenkelijk is. Het ongeluk moet, naar men veronderstelt, ontstaan zijn, doordien de oude man door een duizeling overvallen is met een brandende pijp in den mond, waardoor zijn kleeren vuur heb ben gevat. Te Ooy, nabij Zevenaar, heeft in den nacht van Maandag op Dinsdag een schoenmaker, zijne vrouw met een mes eene gevaarlijke wonde aan den hals toegebracht, zoodat men voor haar leven vreest. De dader, die veel misbruik van sterken drank maakt, is voortvluchtig. Op 20 Mei jl. heett een persoon, zich noemende Telleman, in de gemeente Hoorn kamers gehuurd en na een kort verblijf zich vermoedelijk aan verschillende diefstallen schul dig gemaakt. Bij onderzoek bleek, dat Teileman eigenlijk is genaamd Johannes Jacobus Slarreveld, geboren te Amsterdam 26 Oct. 1862. Op 3 Mei jl. is hij met groot verlof gegaan als mdicicn bij het 7e regiment infanterie, in garnizoen te Hoorn. De commissaris van politie te Hoorn verzoekt aanhouding. Naar men aan de Midd. Ct. meldt, moet er te Danter, gemeente Rlinge, een moord op een kind gepleegd zijn. Een ongehuwde moeder zou, om met haar beminde te kunnen trouwen, dezen hebben toegelaten haar kind van kant te maken. De dader zou voortvluchtig zijn. Terwijl eenige manschappen van het korps torpedisten te Brielle, tijdelijk te Helder gede tacheerd, Dinsdag in de nabijheid van Kijkduin bezig waren met het leggen van schoktorpedo's, werd een hunner, de milicien Halfweeg, thuis- behoorende te Wieringen, het slachtoffer van een noodlottig toeval. In de stoombarkas, bij de werkzaamheden in gebruik, aan het roer zittende, werd hij door den onverhoeds neder- valleuden mast van het vaartuig zoodanig ge troffen, dat hij gevaarlijke kwetsuren aan het hoofd bekwam. Na voorloopig te zijn verbonden, werd de ongelukkige ter verpleging in het garnizoens—hospitaal opgenomen. Te Hoenderloo onder Apeldoorn stierf een drietal weken geleden een jong gehuwde vrouw in het kraambed. Thans is in de woning waar die vrouw overleed, in eene linnenkast het ge raamte van een pasgeboren kind gevonden. Het U. D. veimeldt dienaangaande het vol gende Ruim een jaar geleden huwde een paar, waarvan de man in het huis trok door de vrouw bewoond, welke vrouw thans is overleden. Nu de man zich van alles wil ontdoen, om en garfon te gaan wonen, komt ook de linnenkast aan de beurt, en men vindt daarin een dicht genaaid pak, dat na de opening blijkt een kindergeraamte te bevatten. Reeds lang had de man gedacht, dat er zoo'n vreemde lucht in huis was, maar had dit nooit onderzocht. Eene buurvrouw oordeelde het best, dit pak nu aan den schoot der aarde toe te vertrouwen, doch de honden brachten de politie op het spoor. De zaak wordt thans onderzocht. Naar men meldt is te Eindhoven een persoon aan de „nona" overleden. De man had vijf dagen achtereen geslapen en is niet weder ontwaakt. Een oudachtig heer, blijkbaar een liefheb ber van statistieke opgaven, maar met een zeer vriendelijk gezicht, keek aandachtig om zich heen en sprak toen een heer aan, die op den Dam (het was te Amsterdam) bij een tramwagen stond. ^Neem mij niet kwalijk, mijnheer, maar hebt u ook een tientje laten vallen en terzelf der tijd liet hij hem het goudstukje zien. De heer keek er een oogenblik naar en door zocht toen ontsteld en haastig zijn zakken. „Bewaar me, ja sprak hij toen, „en ik zou het niet eens bemerkt hebben." En hij stak zijn hand uit om het geld in ontvangst te nemen. De oude heer nam een notitieboekje uit zijn zak en zeide„Dat dacht ik al." Toen schreef hij den naam en het adres van den verliezer op, stak het tientje in zijn zak en ging heen. „Hoe nu sprak de ander, „krijg ik mijn geld niet terug?" „Ik hoop van ja", was het antwoord, «maar niet van mij, wantik heb niets gevonden. Het viel mij echter op dat er in zoo'n groote stad veel geld verloren moet worden en ik had gelijk. U is nu al de een en dertigste die van ochtend een tientje heeft verloren." "Als een eenvoudig middel om eieren uit te broeden doet een der correspondenten van de Middelb. Ct., het volgende aan de hand Te Wissekerke (N. B.) had iemand een kip te broeden gezet in een nest, dat door gebrek aan nestel te koud bleek voor een geregeld verloop van broederij. Zoo kwam den 21en dag het eerste kieken voor den dag, den 23en twee anderen. Den 24en lag het vierde dood in 't nest en den 25en verliet de kip de nog onont- loken eieren. Deze werden nu uit 't nest genomen, in een met tarwegrois gedeeltelijk gevuld pan netje gedaan en, met een lap watten bedekt, op een theelichtje te broeden gezel. Binnen een paar uur broedens bleken 3 eieren leven te bevatten en nadat ze tot den volgenden morgen gestaan hadden, kwamen uit 4 der 7 eieren flink ontwikkelde kiekens, die na nog een paar uur koesterens terstond door de moeder-kip werden aangenomen, terwijl de 3 audere eieren vuil waren, zonder spoor van leven. Daar 't her haalde malen voorkomt, dat van een nest eenige eieren mislukken, kan men mogelijk langs den aangegeven weg nog menig kuikenleven behou den. Men schrijft uit Watergraafsmeer aan de N. Rott. Ct.: Gelukkig voor onze anders zoo rustige ge meente, behoort het Pinksterfeest weder tot het verledene. Dinsdag, Pinkster drie, woonden we de laatste stuiptrekkingen bij van het monster dat ons jaarlijks komt bezoeken. En al verblijdt men zich er over, wanneer men verneemt, dat van jaar tot jaar het schouwspel dat onze Amster- damsche buren ons te genieten geven, minder walgelijk wordt, als men ziet wat het nu nog is, dan vraagt men met eenige verbazing, wat het vóór een twintigtal jaar wel moet geweest zijn. Kan het dan nog walgelijker, kan de metisch zich nog beestachtiger gedragen, dan hij in de Meimaand van het jaar onzes Heeren 1890 deed Allerlei mogelijke en onmogelijke voertuigen brachten van den vroegen ochtend af niets anders dan de meest onmogelijke menschen aan. Dames alleen bij zes te gelijk in een landauer, maar ook gemengde gezelschappen met jonge meisjes en knapen, zelfs met zuigelingen. De dames in de traditioneele witte jakjes en met de petten hunner begeleiders op het hoofd, deze heeren getooid met de hoeden met veeren van de lieve meisjes. Wanneer en waar deze gezelschapjes met het feestvieren begonnen ziju, is een familiege heim van die menschenmaar als zij hier komen, hoe vroeg het ook zijn moge, zijn zij mooi dronken. De mannen liggen met half ge sloten oogen achterover in hun boezeroen, en de vrouwen voeren eene soort van zittenden krijgsdans uit, waarbij zij geweldig met de beide armen boven het hoofd zwaaien. „Zekere" zwarte flesch gaat natuurlijk onop houdelijk van hand tot hand en van mond tot mond, en houdt de stemming van hel ge zelschap op het vereischte aantal graden. Het rijtuig staat slechts stil voor tapperijen wanneer die zwarte flesch aanvulling behoeft, of voor een der tallooze kraampjes langs den weg, wanneer eenigen der ingezetenen flauw worden en behoefte gevoelen zich door het gebruik van een glas karnemelk, een „zuurtje'* of een stukje lever, soms alle drie achtereen, tot verder drin ken in staat te stellen. Wie erg flauw zijn, herstellen zich door een gerookten bokking, dien zij met beide handen oij kop en staart houden, terwijl zij met de tanden de stukken van de graat scheuren. Zoo kan men gansche wagens vol etendemenschen zien Dit is nu het rijdende publiek Van het wandelende publiek, dat natuurlijk ontzaglijk veel talrijker is, ligt een goed deel langs &den weg in het gras, zijn roes uit te slapen of wordt in volslagen bewusteloozen toestand door dienders weggesleept, en de overige wandelaars zwaaien al te gader. Wilt ge gelooven dat onder al die walgelijke beestachtigheid, waaraan zelfs elke schijn van gezonde vroolijkheid ontbrak, de verschijning van Janmaat een weldadigen indruk maakte Janmaat was ook dronken, het spreekt van zelf. Maar Janmaat was een flinke borst met een gullen lach om de lippen, waarbij zijn mond tot aan de ooren openging, en -lanmaat zong den ganschen dag zoo vroolijk zijn Jo, diedeldo, diedeldo, doo doo dat iedereen die niet tot het zwaaiende, slapende of rijdende publiek behoorde er pleifierrin had. De anderen hadden he. vei w w «t clle "redelooze schepselen «1 mg"- daar g.l.nen zij uit het lied tó m^oo. meisje dat op het kerkhof in den nacht zit te weeklagen O ze heeft mij toch zoozeer bemind, 'k Moet haar voor altijd derven. Zij blikt nu zeker op mij neer OGod schenk mij mijn moeder weer Of laat mij liever sterven. En dat wordt gezongen met eene aandoening die werkelijk aandoenlijk zou zijn, als 't met zoo walgelijk was. Een oogenblik later hellen zij voor afwisseling dan weer aan de sombere „Gedachte bij het graf mijner moeder", en ko men na allerlei treurige overpeinzingen als: hoe 't mensch daar „in 't stof ten prooi der wormen voor 't vratig graf wordt bewaard" tot de conclusie dat de stormwind maar vrij moet „waaien door de wilgen, die om deze graf plaats staan," want dat hij toch niet eeuwig waaieu kan, en als hij ophoudt, dan zien zij moeder weer en bij dit zoo troostvol denken ween ik niet meer bij uw graf, „Maar dan rollen vreugdegalmen Moeder op uw doodsteengraf." Zoo is het eene lied nog al aandoenlijker dan het andere. In het „Minnelied of het meisje in het klooster" roept het kind als de kloosterpoort achter haar dicht valt Adieu mijn ouders mij „gegeven," Adieu gij aardsche rampwoestijn." En een jonge juffrouw, die „van huis ver dreven" is, troost zich door in stille berus ting te zingen De ziel zweeft naar boven, de aard neemt 't stof Daarom breng ik mijn schepper toch lof Gebukt onder 't kruis mij hier opgelegd, Blijft God mijne hulp, mijn anker en plecht. Men behoeft nu geen bijzonder ontwikkeld voorstellingsvermogen te hebben om te begrij pen welk eenen indruk dat gezang maakt van eene menigle die nauwelijks in staat is zich op de been te houden. Voeg daar nu nog bij dat allerlei dronken bedelaars, die anders op Zon— en algemeen erkende christelijke feest dagen in den regel „met verlof" gaan, nu ook den Oetewalerweg onveilig maken en op de brutaalste wijza de voorbijgangers om giften vragen, dan kunt ge u denkeu wat een pleizierige dagen die Pinksterdagen voor ons zijn. Een zoo'n bedelaar beweerde zelfs dat men verplicht was hen iets te geven omdat hij dan juist weer vijf centen had voor een „spatje", en dat kwam hem toe, want hij had de heele wereld rondge reisd, in Frankrijk was hij geweest en in Parijs en in Italië zoo gek kon je 't niet prakti- seeren of hij was er geweest. Dit alles ziet men zoolang het licht isMaar als de zon zich schijnt te verbergen en uit schaamte over alles wat zij zag, zich blozend in het Westen terugtrekt, als de duisternis daalt, die moeder Van den bonze, wat is er dan, o menschheid nog van uw menschelijkheid over gebleven O, Kruislaan, pad, dat zijnen naam ontleent aan het symbool der hoogste goedheid en liefde, O Kruislaan, dat men alle confectiemagazijnen in Amsterdam leegplunderde en u bedekke met mantels der liefde er. met jassen, broeken, vesten en japonnen van dezelfde stof het zal toch nog alles vergeefs zijn. Daar is geen bedek ken aan. Wrant als de dag weer aanbreekt, dan aanschouwt de zon opnieuw den schaamteloozen mensch dien zij den avond te voren ontvluchtte en die daar nu als een beest ter nederligt. Gelukkig dat onze overheid des avonds 10 uur de herbergen laat sluiten. Op den tweeden Pinksterdag is dat althans het klokje waarop de meeste Amsterdammers in ernstige overweging beginnen te nemen om te gaan repatrieeren. Dan ziet men bewustelooze vrouwen met loshangende haren op de schouders van dronken mannen vervoeren, wagens vol mannen en vrouwen waarvan er nog enkelen in staat zijn geluid te geven, waarvan zij dan ook gebruik maken om ons als laatsten afscheidsgroet toe te zingen: Ik zeg adieu aan heel de aarde, Ik leef alleen voor u mijn kind, Mijn wensch is dat gij uwen vader Eens in den hemel wedeivindt." Te Aksel is bij gelegenheid der kermis, zekere B. door overmatig gebruik van sterken drank gestikt. Te Hilversum wierp een jongmensch ge durende de godsdienstoefening een brandenden voetzoeker in het ruim der kerk. Men dacht aan eene gasontploffing. Het duurde eenigen tijd voor de gemeente van den schrik bekomen was en de dienst kon worden voortgezet. Woensdag had te Nunspeet het volgende voorval plaats. Bij den herbergier en stalhouder V. stond een paard vaneen landbouwer op stal dat door trappen en slaan los geraakt was en de binnenstaldeur had weten open te krijgen V., die dit zag, haastte zich die deur dichtte doen, doch toeu werd het paard zoo wild woest, begon zoo te steigeren en te sla een gedeelte van de zijwanden van X"' stuk braken en eene partij dakpanne," Stal beneden viel, waaronder V., „adat bij i"aat stool of slag van het paard had gekreun een oogenblik geheel werd bedolven. V V0<" men te hulp kon komen was het woest"/ X reeds buiten en den spoorweg opgehold Alle moeite om het te achterhalen was v'r i loos. Later werd het op het landgoed Ni Soerel, een uur van Nunspeet, terug gevai"X V. is er betrekkelijk nog goed afgekomen i is hij erg in het aangezicht eu aan het how verwond, doch naar het schijnt niet gevaatpi Dit is hetzelfde paard dat voor ongeveer'i/' jaar op Meerhoeve een bejaarden landbotJ1 bij het inspannen doodelijk heeft getroffen Vet Wie de Urkers, dat kloeke visselrersv 11 met zijne eigenaardige kleeding, op hun eila°n] wil leeren kennen, vindt daartoe thans dawelijl gelegenheid. Sedert 1 April jl. wordt het bif TP ..lrlt IMHAtX .v». TA* venvervoer van Eukhuizen en Kam Pen naar Urk eu omgekeerd bewerkstelligd door de schroef boot Minister Havelaar. Dat dit nieuwe veer in eene lang gevoelde behoefte voorziet, ieder erkennen die weet met welke zwarigheden het vroegere postschip van Kampen op Urk te kampen had. De ook voor het vervoer van reizigers tamelijk goed ingerichte stoomboot lokt in den tegenwoordigen tijd meuigen uit 01a een bezoek te brengen aan het eiland Lrk Van Enkbuizen of Kampen uit duurt de over' vaart anderhalf uur. Bij het binnenvaren der haven heeft men een tuim gezicht over het eiland, dat op eene op^t vlakte van minder dan 100 H. A. aan eene bevolking van ruim 2300 zielen woning ver schaft. De haven is vóór korte jaren op 'rijks kosten aanmerkelijk verbeterd, en het uitdiepen dezer haven moet een hoogst moeielijk en kost baar werk geweest zijn, daar de steenachtige bodem met houweelen moest uitgehakt worden. Maar nu hebben de visschers dan ook eene uitmuntende gelegenheid om binnen te loopen. Ook bevat de haven voldoende ruimte om de Urker visschersvloot behoorlijk ligplaats te verschaffen, Op het oogenblik is de ansjovisvangst in vollen gang. Tegen den avond gaan de visschers er op uit, om des nachts hun slag te slaan, En ze maken goede zaken tegenwoordig. Er zijn visschers, die per etmaal 17 duizend of meer van die kleine visschjes vangen, welke f3 per duizend opbrengen. Dit is een buiten kansje voor de Urkers, waardoor zij weer eenigs- zins op verhaal komen; want in de laatste vier jaren was hunne visscherij niet zeer roordeelig. Welk eene bedrijvigheid beerscht er in en om de haven, teneinde de kleine vischjes voor den verkoop gereed te makenklein en groot druk in de weer. De frissche zeelucht en het zeebanket schijnen den Urkers goed te doen. Over het geheel heeft de bevolking een krach tig en gezond voorkomen. Eene wandeling op het eilar.d levert weinig bijzonders op. Aan het einde vau het dorp staat, op eene hoogte en onmiddellijk aan zee, de Ned. Herv. kerk. Aan de eene zijde er van ziet men de eenvoudige predikantswo ning, die echter spoedig vervangen zal wor den door eene nieuwe, thans in aaubouw zijnde pastorieaan deu anderen kant van het kerkje bevindt zich de ruime begraafplaats, vsn een daarnaast liggend stuk groenland gescheiden door een hoog ijzeren hek. Veel grooterclan deze kerk is die der Chr. Gereformeerden, welke voor ruim 500 personen ruimte aanbiedt. Ver der bezit Urk eene flinke openbare school met acht lokalen en ingericht volgens de eischen der wet, dank zij de goede zorgen van het rijk, Aan de haven trekt de woning van den opzichter de aandacht, evenals het logement daar dicht bij. De wegen door het dorp zijn niet bestraat, terwijl de visscherswoningen, op eene enkele uitzmdering na, als bij toeval hier eu daar neergeworpen schijnen. De zoogenaamde staart van Urk is de groet® weide voor den veestapel van het eiland, fl' weiland behoort aan de gemeente, die en ingezetene, tegen betaling vanl2gld„ ve^u" ééne koe te houden. Alleen den bakkers wof toegestaan elk vier koeien te laten grazen. Urkers bezitten ongeveer 80 koeien, kene*e^ eenige schapen en een drie of viertal paar e W. Rott. Ct. Woensdagmorgen ontving de logementh0" der v. d. M. te Heerenveen uit Anisief dit telegram: „Kom direct over; toestand in Spoed! Jet." .m De heer v. d. M. en zijn kinderen scuri geweldig, want dit telegram betrof blijkbaar zoon en broeder, die te Amsterdam woon wiens vrouw den familienaam Jetten draag onderteekeniug Jet kon dus slechts rvo aangenomen als een verkorting van dien n in haast terneer geschreven. De heer v. d. Meer snelde dadelijk naa trein, doch kwam even te la»4- Toen telegrafeerde hij: „kom 7 uur yor^ Per eerste gelegenheid reisde hij over

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 2