34ste Jaargang. Ho. 2424.
H HIT IMIHT.
Donderdag, 31 Juli 1890.
JULI ANE,
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SCBAOKIV, Laan, D, 4.
Inliet volgend niiuiinerzal
|pip> ais feuilleton aanvangen
Roman van Ricliard Vos/,
een zeer boeiende roman, dien wij
onzen lezers ter aandachtige lezing
aanbevelen kunnen.
de Red.
Binnenlandsch Nieuws,
Roman van H. VON OSTEN.
De poging tot vergiftiging. Naar
SCHABER
llieieeil
COURANT
Aflïsraiifi- Liloilla
pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag. Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 13 ure, worden ADVEB-
jentiën in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.25; iedere regel meer f0.0
Q-roote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Door den raad der gemeente Barsinger-
horn is tot geneeskundige benoemd, de heer
J. Schouten, arts te Utrecht.
Zooals bekend is, moest de dienst van
den tramomnibus tusschen Hoorn en Alk
maar Zaterdag 19 Juli 1.1. des namiddags,
worden gestaakt tot Maandag daaraanvolgende.
De directie schrijft ons daaromtrent het volgende
Zeer tot ons leedwezen moeten wij tot dezen
uiterst onaangenamen maatregel besluiten. Buiten
gewoon zware regens hebben gedurende de laatste
dagen der vorige week de wegen zoodanig onberijd
baar gemaakt, dat de dienst onmogelijk kon worden
vervuld. De paarden kwamen telkens z 6 6
vermoeid aan, dat, om erger te voorkomen, een
36.
DERDE HOOFDSTUK.
SLOT.
Elsbeth, die de vreemde dame, welke naar haar
toekomt, niet herkende, wierp nu den blik op
den heer die dezo dame vergezelde en er in zijn
fantaisiekleeding er werkelijk bizonder lang uit-
flem herkennende, riep zij met verheugd
„Schrattenbach
„Neen, dat is te erg, beste barones daar
loop ik vooraan, om u het eerst te begroeten,
on nw blik gaat over mijn hoofd heen en groet
dien langen man daar, die zich niet eens haast,
naderbij te komen. Waarom riept gij ten minste
niet: de Schrattenbach'», want dit echtpaar \an
weerden dagen, heeft hierbij de eer zich aan u
'oor te stellen."
Elsbeth omarmde de jonge vrouw teeder en
meende lachende, dat zij nu nog moeite er mede
had, om Erna te herkennen, zoo veel schooner
en lieftalliger was zij geworden.
„Niet waar, mevrouw zeide Schrattenbach
glimlachend. „Ik ondervind het lastige hiervan
dag aan dag. Dit kleine vrouwtje heeft mij in
eekeren mate bedrogen. Ik dacht een leelijke
'rouw te tronwen, op wie niemand zou letten
en me' ^io ik recht gelukkig zou kunnen leven,
en heb in de veertien dagen van onze huwelijks
reis reeds alle kwellingen van de jalousie geno-
en, die mijn gemoedsrust erg in gevaar brengen.
Ja> het huwelijk brengt barde ontgooche-
nl m6t waar' Erna
'10U(1 toch dien onzin binnen," zeide
["«r* Ztjn hlozend vrouwtje, „zie, daar
m baron Mansfeld, hij ziet er weer even schoon
Dlt als vroeger 1"
sr^u"'011'8, zonen en dochteren, die hengelend,
Ost 6ren(^ k'er en daar zitten en staan, kijken
be» Verwondering naar de levendige, bartolijke
Weting van ons viertal. Men meende het
L 0 c k i n g" reeds op de smalle lippen te zien
'en. Doch op de koele gezichten kwam nu
^!flend0hjker trek, want over het knarsend
Pa<l kwam een kinderwagon. Een scboono
j,e 8ersche in het Vierwaldstatter costuumduwt
df0,?"orb en de wagen is omgeven van een
"lachende en juichende engelsche kinderen.
Kef» me' kan* bezette kussens rust een aller-
k jongen; de jongen van het pensionnaat
"ia, de trots van al de gasten en van het
een kleine Curt Mansfeld, hier gebo-
en«n gedoopt.
hij maar geen republikein wordt,"
|eil Schrattenbach, terwijl hij voorzichtig met
"nger het handje wan den kleinen wereld-
korte rust dringend noodzakelijk was; des winters
zijn dan ook dikwijls de wegen niet zoo zwaar
en moeilijk te berijden als in den laatsten
aanhoudenden regentijd. Wij houden ons over
tuigd, dat steeds alle pogingen zijn aangewend,
om den dienst tusschen Hoorn en Alkmaar
geregeld te doen plaats hebben; overmacht in
deze is voor ons voldoende verontschuldiging.
Natuurlijk zal niet anders dan in de uiterst
noodzakelijke gevallen tot staking van den dienst
worden overgegaan." {Alkm. Ct.)
Van particuliere zijde bericht men uit
Krommenie dat de burgemeester dier gemeente
zijn ontslag heeft ingesteld. De reden hiervan
is te zoeken in de omstandigheid, dat de heer
Albert Schut in de laatste gemeenteraadsverga
dering de uitdrukking bezigde„Burgemeester
en wethouders hebbeu zich m.i. tegenover den
brandraad onbeleefd gedragen". Toen de heer
Schut, ondanks het verzoek van den burgemees
ter weigerde het woord „onbeleefd" terug te
nemen, deelde de burgemeester mede, dat hij
zijn ambt zou neerleggen,
De voorgenomen feestelijkheden te Purme-
rend naar aanleiding van den tienden verjaardag
der Prinses, zullen door bijzondere omstandig
heden plaats hebben op Donderdag 4 September.
burger aanraakt. „Bij mijn ziel, hij neemt reeds
den heelen vinger roept hij uit.
„Wat denkt gij wel, mijnbeer von Schratten
bach zeide Elsbeth, terwijl zij den kleinen
„kameraad" op den arm neemt„over drie weken
heeft hij reeds een kwartaal achter den rug."
Gelijk zij daar zoo staat, het kind op den arm,
het lichte kleed effen langs hare slanke gestalte
neervallende, biedt zij zulk een volkomen beeld
van trotsch moeder-geluk, dat al de vreemde
oogen met belangstelling op haar rusten.
Maar niet die vreemden oogen waren er de
schuld van, dat haar gelaat door een gloeienden
blos bedekt werd; Elsbeth heeft een blik van
haar echtgenoot opgevangen, een blik, die vol
innige, warme teederheid moedor en kind alleen
gold.
Nu moet Schrattenbach al het nieuws vertellen,
hetwelk hij medebrengt.
„Yoor alles, hoe staat het regiment?" vroeg
Mansfeld. „Hoe maakt de nieuwe Commandant
het
„O, een ferme kerel, kolossaal ruiter, lichamelijk
en geestelijk bevoorrecht, zeer streng, maar nobel
karakter; men merkt aan hem dat hij van de
garde komt! Daarbij reusachtig soliede, de toon
in het regiment is onder hem zeer spoedig een
betere geworden. Jammer, dat zijne middelen
het hem niet veroorloven, een open huis te houden
voor de jongere kameraden. Aan zoo iets is in
Wiesenau nog behoefte, en bij Wonsheim zijn
ze niet in de rechte school."
„Alzoo, de dikke Wonsheim is gebleven?"
„Voorloopig, ja, doch men zegt, dat hij zijn
ontslag wil nemen en een villa wil koopen aan
den Rijn, in de nabijheid van zijn vader's koffie
zaken. Kehler is nu bij de staf in plaats van
Scblingen."
„En graaf Tannenberg
„Is Europa ontvlucht en naar Afrika vertrokken,
voorloopig als eenvoudig reiziger, doch de
jongere kameraden beweren, dat hij daar een
klein vorstendom zal koopen en dan een zekere
schoone dame daarheen zal voeren, die dan daar
als eene snltana kan heerschen."
Erna wierp haar man een verschrikten blik
toe, Mansfeld hield de oogen ter neder geslagen,
doch Elsbeth zeide kalm
„Weet gij iets naders omtrent mevrouw vod
Schlingen
„Neen, mevrouw, maar mijn kleine vrouwtje
brandt van verlangen, n met de huiveringwekkende
geschiedenissen van Wiesonau op de hoogte te
brengen. Daar ik nu eenigo militaire punten met
Mansfeld te bespreken heb, zoo dacht ik er over,
dat tot aan het diner ieder ons eigen hoekje
moesten gaan betrekken. Apropos, Linstrow,
onze model-adjudant, heeft zich verloofd met de
kleine Lucy Tannenberg, hjj blijft dus bjj het
regiment."
Dat verheugt mij 1" riep Elsbeth hartelijk uit.
Bij de alsdan o. a. te houden Harddraverij,
zullen prijzen van f 300, f 100 en f 50 worden
uitgeloofd.
Nevens de belangrijke bijdragen van de inge
zetenen, is door den Gemeenteraad voor dit feest
een crediet van f 1000 verleend.
Op Woensdng 20 Aug. a. s. zal te Purme-
rend, door de afdeeling Beemster, Purmerend
en Omstreken van de Holl. Maatsch. van Land
bouw, eene tentoonstelling van fok-
v e e worden gehouden, waarvoor de gemeenteraad
eene subsidie van f 200 heeft toegestaan.
Onder toezicht van den architect Cnypers
is het schilderwerk van het koor der Ned.
Herv. kerk te Warmenliuizen, (N.-H.)
door Amsterdamsche werklieden afgenomen en
zorgvuldig ingepakt, in een vaartuig naar het
Rijksmuseum te Amsterdam overgebracht.
Het hoofdbestuur der Vereeniging tot
bescherming van dieren heeft zich
tot den minister van justitie geweud, met verzoek
het in eene Noordhollandsche gemeente aange
kondigde zoogenaamde katknuppelen te willen
tegengaan.
Z. M. de Koning heeft de wet tot goedkeur
ing der spoorwegovereenkomsten
bekrachtigd.
„Ik hield van Lucy zeer veel, en het arme meisje
was zoo verlaten. Gij brengt ons vele goede
tijdingen, mijnheer von Schrattenbach."
„De kwade laat ik over aan mijne vrouw,"
zeide do lange premier en begaf zich met Mans
feld in huis.
Erna, die niet wist, hoeveel hare vriendin
reeds wist, zweeg een oogenblik en overpeinsde,
of zij er wel goed aan deed, oude geschiedenis
sen weder op te halen.
Daar legde Elsbeth do hand op haar arm en
zeide met weeke, een weinig bevende stem
„Is het dan waar, dat het rampzalige poeder,
hetwelk mij mijn trouwe Malchen ontroofde, af
komstig was uit Schlingen's huis
Erna haalde de schouders op, en terwijl zij
zacht Elsbeth's hand in de hare nam, verhaalde
zij haar
„Nadat door de babbelzucht van een apothekers-
leerling zonderlinge geruchten onder het publiek
in omloop waren gekomen, stelde men onder de
hand een onderzoek in en vernam, dat de mulat
Scipio den jongen, die de poeders naar uwe woning
moest brengen, onderweg heeft opgevangen. Onder
voorwendsel, den jongen een slan^enei te laten'
zien lokte hij hem in een koffiehuis, waar hij
toen van de gelegenheid gebruik maakte om het
vergiftige poeder bij do andere in te pakken.
Terwijl nu het lijk opgegraven werd, ging men
naar de villa om den mulat gevangen te nemen,
maar bij was verdwenen, evenals zijne meesteres.
De politie heeft hem tot nu nog niet kunnen
vinden. Men neemt als vast aan, dat er in de
villa Schlingen een misdadig bedrijf is afgespeeld
geworden. Van welken aard zal men wel nimmer
vernemen. Bjj de begrafenis van den ongelukkigen
majoor von Schlingen ontbrak de weduwe, ook
graaf Tannenberg was reeds op reis gegaan. In
het uitgegraven lijk van Malchen hebben de ge-
neesheeren geone sporen van vergift kunnen con-
stateeren, doch de ingewanden waren toch dermate
aangedaan, dat zij geen ontkennend antwoord
durfden geven op de vraag, of hier misschien
toch een onnatuurlijke dood had plaats gehad."
Onafgebroken rolden de tranen over Elsbeth's
bleeke wangen.
„Mijn arm, ongelukkig Malchensnikte zij.
Erna keek haar onthutst aan.
„Wat denkt gij dan toch eigenlijk van deze
geheimzinnige geschiedenis Zij heeft mij te veel
van een roman. Geloolt gij dan werkelijk, dat
men" zij fluisterde nu „dat men u zelve
naar het leven heeft gestaan
„Ik weet niet, wat ik gelooven moet, maar ik
meen, dat, wanneer er vergi t in de poeder was,
bet dan ook alleen voor mij bestemd kan zijn
geweest."
„En gij meent, dat
„Neen, neen, ik meen niets, ik denk er zoo
weinig mogelijk aan. Het liefste keerde ik nim
mer weder terug naar Wiesenau. Mijn man wilde
bericht wordt uit Amsterdam, geschiedde de
arrestatie van Aafke Kuijpers op grond van
onvoldoende antwoorden op haar gestelde vragen
naar de herkomst van gevonden kleedingstukken
van de overledene, doortrokken met zinkzuur.
Zij moet zich daarbij eensdeels versproken, anders-
deels een geheel onaannemelijk antwoord gegeven
hebben.
Rechtskundige bijstand, haar van meer dan
ééne bevriende zijde aangeboden, werd tot heden
pertinent geweigerd.
Een anderen grond voor de inhechtenisneming
van Aafke Kuijpers, vond de officier van justitie
in de omstandigheid, dat de verdachte, nog
geen acht dagen na den dood van mej. Smissaert,
bij den heer Van Marken, commissionnair in
effecten, die vroeger met eene zuster van de
overledene gehuwd is geweest en haar vermogen
administreerde, aandrong op de uitkeering vau
de nalatenschap, voor zoover zij, krachtens eene
akte van erfschenking, waarvan zij copie over
legde, daarop rechten kon doen gelden.
Over die erfraaking was de heer Van Marken
zoo verwonderd, dat zijn vermoeden als zou de
overledene in hare laatste levensjaren door gods
dienstwaanzin bevangen zijn geweest, voor hem
thans bijna zekerheid werd.
mij het offer brengen en zich verplaatsen laten,
maar ik weet, hoe hij aan zijn regiment gehecht
is, en ik gevoel mij sterk genoeg, den strijd
te aanvaarden met de geesten van het verle
den."
Erna keek haar in het schoone, zachte gelaat
en zeide deelnemend„dat moogt gij gerust
doen, gij hebt reeds lang gezegevierd over de
booze geesten. Hoe verheugt het mij, dat wij u
bij ons zullen houden en wij zullen elkander
trouw bijstaan! Maar ga nu spoedig mede, want
wij moeten nog toilet maken en de diner-bel zal
dadelijk luiden."
„Gij wilt u man toch niet weder jaloersch
maken vroeg Elsbeth meewarig.
„Pab, hij is immers nooit gelukkiger, dan
wanneer ik aan allen behaag," zeide Erna lachende,
„ik moet werkelijk ter wille van mijn man een
ijdele, coquette vrouw worden."
Aan de lange, met bloemen getooide tafel
zaten de vrienden nog wat na te praten.
In het open nevensalon zette men een koste
lijke tafel gereed. Juist werd een grooten koel
bak met champagne door twee kellners opge
dragen.
„Die zullen een lanse zitting houden," meende
Schrattenbach spottende, terwijl hij met het hoofd
naar de tafel wees, waarop voor een zestal per
sonen gedekt was.
Door do openstaande vensters drongen luid
gepraat en gelach van eeoige heeren naar binnen.
Zij spraken fransch. Nu hoorde men ook een
heldere viouwenstem. Mansfeld kromp ineen bij
dat geluid en keek schuw de anderen aan.
Elsbeth en Erna praatten over den kleinen
Curt, en Schrattenbach schonk zich juist een
glas wijn in.
Mansfeld staarde naar de deur. Deze werd
geopend, zacht gefluister, het geruisch van een
kleed, een doordringende geur van heliotroop, en
aan den arm van een slank, aristocratisch er
uitziende heer, zweefde een damo dicht voorbij
het duitsche gezelschap en verdween in het neven
salon, welks deur gesloten werd.
Schrattenbach hield het glas onaangeroerd in
de hand en riep verbaasd uit
„Alle duivels, was dat niet
„Mevrouw von Schlingen!" voleindigde Mansfeld
bedaard.
Een oogenblik heerschte er een drukkende
stilte, daarna zeide Schrattenbach op de hem eigen
gemoedelijke wijze
„Alles wat waar is, mag gezegd worden, maar
zij ziet er schitterend uit, schooner dan vroeger.
Zij zal nog veel onheil stichten. Goddank, dat wij
van haar af zijn. En nu een laatste toast, vrienden:
„Tot weerziens, iü het regiment 1"
Hierop verliet het kleiDe gezelschap de zaal
en begaf zich op het terras in den beerlijken
avondstond.
EINDE.