AllEICtl
AtotfiÉ- k LillilM.
Donderdag, 7 Augustus 1890.
34ste Jaargang. No. 2428.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SCHAGEN, Laan, D, 4.
Gemeente Schagen,
Bekendmakingen.
Roman van RICHARD VOSZ.
Binnenlandsch Nieuws,
Schagen, 6 Aug. 1890.
WORDT VERVOLGD.
SGHAGER
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f S.Franco per post 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTPËN van 1 tot 5 regels fO.25; iedere regel meer f 0.0
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Schagen.
Gezien art. 219, 2de alinea der Wet tot rege
ling van de zamenstelling, inrichting en bevoegd
heid der Gemeentebesturen, brengen ter kennisse
van de ingezetenen, dat de rekening dezer Ge
meente over het afgeloopen dienstjaar 1889 ter
Secretarie voor een iedor ter lezing is nedergelegd
van af heden tot en met den 13den Augustus
e. k., van des voormiddags tien tot des namiddags
twee ure, en hetzij in druk, hetzij in afschrift,
tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar
Wordt gesteld. Schagen, den 31 Juli 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Get.) W. A. HAZEU, wethouder.
de Secretaris,
DENIJS.
F ATEUTE HST.
De Burgemeoster van Schagen brengt ter alge-
meene kennis, dat de patenten, aangevraagd in
de maand Mei j.1. voor het dienstjaar 1890/91,
ter gemeentesecretarie door belanghebbenden kun
nen worden afgehaald vanaf Woensdag den 6en
tot en met Dinsdag den 19en Aug. a.s., des voor
middags van 9 tot 12 ure, de invallende Zonda
gen uitgezonderd.
Schagen, den 5 Augustus 1890.
De Burgemeester a./i. voornoemd,
W. A. HAZEU, Wethouder.
2. TWEEDE HOOFDSTUK.
Juliane hield niet onafgebroken de oogen op
haren echtgenoot gerichtzij moest overal den
blik laten gaan, want de vele deelnemende vrien
den, buren en bekenden moesten onthaald worden,
de eerste maal voor, de tweede maal na de be
grafenis. Nu werd er wijn, koude punch, taarten
en koek gediend, welke beide laatsten evenals
bij feestelijke gelegenheden in huis gebakken
waren. Juliane zelve had de taarten versierd
en nu moest aij als gastvrouw er voor zorgen,
dat de vele gasten ook goed bediend werden.
De predikantsvrouw had wel is waar hare dochters
gezonden en ook de onderwijzersvrouw hielp
maar do vrouw des huizes diende toch over alles
het oog te laten gaan. Daarom riepen alleD over
hare kalmte en bedaardheid, daarom kon Ottokar
niet begrijpen, hoe zij nog tijd vond, zoo dikwijls
naar hem te kijken. Het hinderde hem, het ergerde
hem; ware hij met haar alleen geweest, hij zou,
niettegenstaande het lijk van den overledene nog
^huig vertoefde, zijn toorn lucht gegeven hebben.
Was eerst alles maar voorbij.
De minderen uit het begrafenisgevolg hadden
plaats genomen op den dorsch eu den koegang
boeren en de vaste arbeidersstalhouder,
wagonmaker, opzichter en de beide inspectours
bevonden zich in de voorkamer, evenzoo de oud
sten der daglooners, insgelijks de schout van het
?rP- Wie van de menschen den ouden heer
~e helpen begraven, die zocht een plaatsje
ln den gang, in de keuken, in de meidenkamer,
Toor het huis, in den tuin en op den hof.
Het waren meest forsche gestalten, menschen
met gezichten, welke het zweet en de arbeid
ruin, de strijd om het dagelijksch brood grof
ea ruw gemaakt hadden en op welke nu een
'®pe, plechtige ernst te lezen stondmenschen
*>er groote handen met eelt bedekt waren. De
®annen droegen pilot-broeken welke bij den knie
'n lompe kaplaarzen staken, donkere jassen met
'sige panden en van binnen met rood gevoerd,
jmderwetsche vosten en lichtkleurige zijden doe-
onder den hemdkraag van grof linnen; de
Vfouwen droegen stijf geplooide zwarte rokken
®et bonten rand en een verwonderlijk stijf en stijl
hoofddeksel, van hetwelk de lange linten afhin-
t«t bij.. aan den grond. Zij hielden onder
ï6* gezangboek de samengevouwen zakdoeken in
d® handen. De gasten werden onthaald op Küm-
®6'> kadetjes en vruchtekoeken, welke de vrou-
*®n mede naar huis namen voor den schout,
boeren, opzichters en inspecteurs stond
De bisschop van Haarlem heeft tot kape
laan te Schagen benoemd, den heer C. Huybers,
kapelaan te Fijenoord.
Voor het notarieel examen, tweede gedeelte,
slaagde Dinsdag te 's-Graven'nage, de heer J. C.
T. Groueman, van Wieringerwaard.
Men schrijft ons
Zondag 27 Juli, gaf de Rederijkerskamer
</H. J. Schimmel" te Dirkshorn ter gelegenheid
van de kermis eene uitvoering, dewelke in alle
deelen goed geslaagd mag worden genoemd.
Zoowel wat de keus van het stuk, als wat het
spel aanging, getuigden van goeden smaak,
studie en genie.
Opgevoerd werd „'t Lied van Moeder".
De wedstrijd, uitgeschreven door het
Nederlanasche Kolfbond, zal dit jaar te Span
broek worden gehouden op maandag 6 en 7
October a. s.
Op laatstgenoemden dag zal door de kolfsocie-
teit //De Vier Eenen" alhier een fancy-fair worden
gehouden, waarvan de zuivere opbrengst geschon
ken zal worden aan de algemeene armen van
Spanbroek en Opmeer.
witte wijn op tafel. Zij genoten zwijgend, met
waardigen ernst, wat men hen voorzette, en
keken van tijd tot tijd met schuwen blik naar
de deur der „mooie" kamer, waar de oude heer
gekist lag. Hij was een streng, maar rechtvaardig
heer geweest; nu zou alles anders worden, nu
kwam er een nieuwe heer en een nieuwe tijd,
en dat nieuwe kon moeieljjk zoo goed zijn, als
het oude geweest was.
Wat de grijze schaapherder op het veld tot
zijn Pakaan gezegd had, dacht op dezen dag een
elk; ieder dacht, dat het met dat nieuwe verkeerd
zou afloopen,
„De Vrouw" kwam nu ook bij hen. De men
schen noemden Juliane „de Vrouw", evenals zij
vroeger de overledene meesteres van Elzenhof
genoemd hadden. Eigenlijk hadden zij „gravin"
moeten zeggen. Van den nieuwen heer spraken
zij dan ook altijd, gelijk het behoorde, van mijn
heer den graaf. Juliane kwam eens hooren, of
zij van alles hadden. Jawel, zij hadden alles. Zij
bedankten „de Vrouw" voor het onthaal. Juliane
stond nu temidden der menschen en wilde nog
iets zeggen. Doch zij zweeg. Eensklaps maakte
zij eene beweging, als vermande zij zich met
geweld. Zij trad op iedereen toe, en gaf ieder
een hand, evenals wanneer men een trouwen,
beproefden vriend de hand reikt. Vele grove,
vuile handen legden zich in hare fijne, bleeke.
Zij hadden allen sedert een menschenleeltijd voor
haar vader gewerkt eu zouden dit nu doen voor
haren man, voor bare kinderen. En het was
Juliane, als legde zjj een deel van haar geluk
in deze grove, sterke, trouwe handen.
Juist wilde zij naar de voorkamer terugkeeren,
toen zij nog eenmaal staan bleef.
„Zijt gij hier, Martin, bij de dorpers?"
rNu Ja-"
„Wilt gij dan niet mede naar voren gaan
„Laat mij liever hier blijven."
Zij drong er niet verder op aan. Zonder een
woord meer gaf zij hem de hand en liet die m
de zijne rusten. Zoo stonden zij en kekeD elkan
der zwijgend en treurig aan, als waren zij geheel
alleen. Eindelijk zeide Martin
„Ik kwam u den ruiker van mijn moeder voor
uw vader brengen. Wij moesten moeder in den
tuin brengen, daar heeft zij zelve de bloemen
geplukt. Dat is sedert twintig jaren niet gebeurd."
Juliane nam de eenvoudige bloemen aan en
bezichtigde ze.
„Zeg aan uw moeder neen, zeg haar niets.
Ik kom bij haar en zal zelve het haar dan zeg
gen. Ach, Martin
Hij antwoordde niets op hare klagende woor
den zij herhaalden zijn naam nog eenmaal en
verliet bem toen.
Do man, die op den gang bij de dorpers wilde
blijven en de vrouw van graaf Laucha als een
Tevens zal er dien dag een wedstrijd plaats
hebben in schoonrijden met twee- of vierwielige
rijtuigen met één paard bespannen.
Terwijl men dezer dagen bezig was op
Texel een hooiland met de maaimachine te
bewerken, ontdekte men duizenden v e i d m u i-
zen tusschen het booge gras. Geheele troepen
werden door de machine gedood. Soms bleef
het werktuig stilstaan door de haren en stuk
ken huid, die er tusschen gekneld geraakten.
Men schrijft uit Wormerveer:
»W at om winst begonnen wordt,
is niet a 11ij d winst" Dit is helaas
maar al te waar! „Het gas is slecht. De gas
fabriek moet van particulier eigendom overgaan
in het bezit der Gemeente, de winst kan dan
aangewend worden tot dekking der kosten voor
gemeentewerken." Zoo sprak men hier vroeger.
Welnuhet gas is ^gemeentegas" en //de
winst"?Nihil.
Aan boord van het wachtschip te Nieu-
wediep is een marine-matroos door een mari
nier met een mes levensgevaarlijk in
de heup verwond. De aanslag was gericht
op een korporaal der mariniers, doch de ma
troos, die toevallig in de nabijheid was, ving
den steek op. Zijn toestand is zeer zorgelijk.
De dader werd terstond gegrepen en naar de
cel overgebracht.
zuster behandelde, was nauwelijks ouder dan zij.
Hij was de naaste buur van Elzenhof, Juliane's
speelgenoot; zijn vader, weinige jaren geleden
gestorven, was een echte boer geweest. De slanke
en onbeholpen gestalte stak in de nieuwe zwarte
kleeding, als behoorde ze er niet in. De wijze,
waarop hij zijn halsdoek had omgeslagen, kou
door deze of gene bespot worden, en het had
hem evenzeer groote moeite gekost, zijne breedo,
grove handen in de nieuwe glacé-handschoenen
te werkenook was het hem niet gelukt, ze
vast te knoopen. Mooi was hij volstrekt niet
maar zijn goedig gelaat stond zoo ernstig en
plechtig, zijn zachte stem was zoo vol diep en
schuchter medelijden geweest, dat men wel be
grijpen kon, waarom Juliaue haar hand in de
zijne gelaten en hem niets anders gezegd had,
dan: „Ach, Martin, Martin!"
Eindelijk waren de gasten onthaald, eindelijk
was het tijd. De geestelijke ging naar Juliane
en Ottokar toe, en het kindermeisje kwam met
den driejarigen Ludolf en do tweejarige Adolfa.
De deuren der „mooie" kamer werden geopend,
de geur van scherpe reukmiddelen en rookwerk
stroomde den gasten tegemoet, en de predikant
geleidde Ottokar, Juliane en de kinderen in de
kamer. Onder de grootste stilte volgden de an
deren.
Op de lijkkist van den ouden heer lagen geen
palmen, geen lauwerkransen met prachtige zijden
linten, of met zilveren inscripties bedrukt. Maar
de kist was overdekt met de bloemen uit den
tuin van den overledene, met sneeuwklokjes,
viooltjes en gele crocus. Niemand had Juliane
mogen helpen, toen zij de bloemen plukte, eiken
dag frissche, zoolang de oude heer nog boven
aarde stond. De kransen van maagdenpalm en
klimop, met hier eu daar aangebrachte bloemen,
welke de buren en vrienden medegebracht had
den, bedekten de bruine lijkbaar. Aan het hoofd
eind van het lijk stonden twee kleine ronde
tafels met marmeren bladen, zilveren kaïdelaars
daarop. Hot schijnsel der kaarsen viel op^ het
stille, plechtige gelaat van den doode eb de
leutezon zond haar stralen door het venster.
Dicht bij de lijkbaar waren voor Juliane en
Ottokar stoelen geplaatst. Maar alleen Juliane
nam plaats. Zij nam baar dochtertje op haar
schoot, legde het hoofdje tegen haar borst en
hield met de andere band haar zoontje vast, die
angstig tegen zijn moeder leunde. De graaf stond
achter Juliane's stoel, zich zeer verlicht gevoe
lende, dat zij hem niet meer kon aanzien. Maar
eensklaps huiverde bij, want het was hem, als
sloeg de oude heer de oogen op en keek hij hem
dreigend aan.
Staande aan het hoofdeinde ving de geestelijke
zijD lijkrede aan: „Wat God doet, dat is welge
daan." Het was een schoone rede, geen oog bloot
De landbouwer J., uit Yenhuizen, die
Woensdag van de Beemster jaarmarkt huiswaarts
keerde, sloeg even buiten de Oosterpoort, te
Hoorn, metrijtuig en al van den Schel-
linkhouterdijk naar beneden. Ofschoon hij in
het dichte gras terecht kwam, was toch het
rijtuig nagenoeg vernield, een der paarden zwaar
verminkt en werd de voerman zelf met gebroken
arm naar de stad teruggebracht, waar hem in
de herberg Het Haagje de eerste heelkundige
hulp werd verstrekt.
Dezer dagen wilde te Amsterdam een
kwajongen in den tuin der melkerij in het
Vondelpark van den schommel gebruik maken
en eischte daartoe, dat twee meisjes zich van
dat speeltuig zouden verwijderen. Toen aan dien
eisch geen gevolg werd gegeven, stak de rakker
een lucifer aan en wierp die in het jurkje van
een der meisjes. Het luchtige kleedje vatte vlam
en weldra stond het kind in lichter laaie.
Een politieagent, die juist met vrouw en
kroost zat te genieten van zijn vrijen dag, doofde
gelukkig de vlammen, maar het twaalfjarig
meisje had inmiddels zware brandwonden beko
men en moest naar het gasthuis vervoerd worden;
Of de deugniet in handen der politie is
weten wij niet. Het is te hopen.
Naar aanleiding van het bericht betreffende
den knaap, wiens arm zou zijn afgezet omdat
er droog, maar alle merkten op, dat diegene,
wie deze heerlijke ljjkrede het moeste aanging,
geen enkele traan vergoot. Juliane zat op haar
stoel, liet de vrome woorden voorbijgaan en staarde
naar het verstijfde gelaat. Onafgebroken hield zij
den blik daarop gericht, en terwijl de geestelijke
de aanwezigen uitnoodigde, met hem God te
prijzen, die den heer des huizes tot zich genomen
had, sprak het hart der verweesde dochter tot
het doode gelaat, vol opgekropt verdriet en met
geweld teruggehouden tranen
„Toen ik mijne oogen opende voor het leven,
hadt gij u over mij gebogen. Ik aanschouwde
het gelaat mijner moeder nooit, maar gij, o vader,
waaktet over mij met teedere zorg, ODder uw
zegenend oog speelde ik, groeide ik op. Ik had
van het leven nog niet veel begrepen, toen ik
reeds begreep, waarvoor gij leefdetvoor mij
Yoor mij uwe gedachten, voor mij uwe zorgen,
voor mij uwe arbeid rusteloos, onvermoeid!
En daarna daarna beweest gij mij den groot
sten liefdedienst en schonkt gij mij mijn levens
geluk, den man, dien ik lief had 1"
Zij staarde steeds naar het kille gelaat, zwaar
ademhalende. Maar ook dit moest zy den doode
nog zeggen, het moest uitgesproken worden, vóór
het zwarte deksel voor altgd boven de voor
eeuwig gesloten oogen werd vastgeschroefd
„Gij schonkt mij hem, niettegenstaande gij hem
wantrouwdet van hem niet kondet gelooven,
dat hij met uwe oogen van liefde en zorg zou
waken over het geluk van uw kind. Maar gij
vertrouwdet mij, en daarvoor dank ik u, meer dan
voor het leve*, hetwelk ik van u ontvangen heb 1"
Juliane schrikte op uit hare mijmering. De
geestelijke zweeg, alle vrouwen snikten. De man
nen, die den doode naar zijn laatste rustplaats
zouden dragen, kwamen binnenbet deksel werd
opgelegd de graaf trad op zijne vrouw toe
en wüde haar uit de kamer brengen. Maar Juiiane
weerde hem zacht af 6n hielp de mannen, haar
vader toedekken. Zij bleef, tot de laatste schroef
was bevestigd.
De oudste boeren droegen de zware lijkbaar.
Angstvallig hieven zij haar op, zacht en voor
zichtig, als ware de oude heer een sluimerend
kind. Voor het huis regelde zich de stoetook
Juliane en de overige vrouwen volgden naar
liudelijk gebruik, het lijk. Het was een tamelijk
lange weg naar het kerküof en de weg, ofschoon
met wit zand bestrooid, was week en morsig.
De rouwstoet had alle aandacht noodig om acht
te geven op schoenen en kleeren, alleen de zes
dragers liepen met hun last recht aan recht toe,
door plas en kuil en deden het water zelfs op
spatten tot aan de baarde oude heer had zich
niet verdienstelijk gemaakt ten epzichte van de
verbetering der wegen in zijne heerlijkheid.