61681 ei faiiiei. Donderdag, 18 December 1890. 34ste Jaargang. Ko. 2464. d OPROEPING UitgeverJ. WINKEL. Bureau: &aan, D, 4. |}Cr a t i o n a I e Hl i 1 i t i e. WORDT VERVOLGD- CHAGE COURANT. ai Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater dagavond. Ejj inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post 3.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.25; iedere regel meer 5 et# Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Gemeente Schagen. Bekendmakingen. Burgemeester en Wethouders van SCHA GEN, brengen ter algemeene kennis, dat de gewone weekmarkten, vallende op Don derdag 25 December a. s. en 1 Januari 1891, zullen gehouden worden op Woensdag 24, en 31 üeeean- SCI1AGEN, 5 December 1890, Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS, de Secretaris, DENIJS. tot de inschrijving voor het jaar 1891, volgens de wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72.) Burgemeester en Wethouders van Schagen, gelet hebbende op het bepaalde bij Artikel 19 der wet op de Nationale Militie van 19 Augus tus 1861 (Staatsblad No. 72), herinneren bij deze de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne ver plichting tot het doen van aangilto voor den dienst bij de Nationale Militie, met verwijzing naar het bepaalde bij de Artikelen 15 cn 20, alsmede 16, 17 en 18 der wot, luidende: Roman van A. VON KLINCKOWSTRöM. 16. ZESDE HOOFDSTUK. Een verdachte vriendschap. Somtijds word Alice door het verontrustende gevoel overvallen, dat zij boven hunne geldelijke krachten leefden en dat zulks Diet zoo zou kunnen voortduren; maar zij had zoo weinig begrip van geldzaken en zij had ook nooit geleerd, zuinig te zijn. Zoolang het haar niet aan geld ontbrak, meende zij, dat alles in de puntjes moest zijn, en Hans had haar altijd rijkelijk van geld voor zien. Wanneer bet nu niet meer zoo kon blijven, wat dan De toevlucht, welke zij tot nu bezat in hare moeder en heur vermogen, was nu weggenomenzij moesten nu op eigen wieken drijven. Al die onbestemde zorgen en treurige gedach ten drukten te zwaarder op de van nature levens lustige vrouw, daar zij niemand bezat, tegeuover wie zij haar gemoed kon ontlasten. Zij had hare receptie-dagen laten varen, sedert zij bemerkte, dat die alleen door de beeren bezocht werden, en zij had nooit weder getracht eenige toenadering te verkrijgen tot die dames, die haar te verstaan hadden gegeven, dat haar salon haar niet aange naam was, en zij was er nu aan gewoon, tevredon te zijn met dat gezelschap, hetwelk Hans af en toe uit de club meebracht aan de koffie- of aan de etenstafel, en welke gasten zich nu juist niet altijd fijn gedroegen; zij kon dan, haar vurig, resoluut temperament volgende, uitgelaten verge noegd zijn en spattende vonken van scherts om zich strooien, zoodat de opgewekte stemming, welke er steeds bij Hans's gastin heerschte, tot dolle vroolijkheid steeg, waarna zij dan in de lange uren van hare eenzaamheid weder in zwaarmoedig gepeins verzonk, tot haar zelfs dit heen en weder dobberen der gemoedsaandoenin gen onverdragelijk en walgelijk werd, en zij dan, trots het mistige, koude weder, de straat opliep, om door vermoeienis van het jeugdige lichaam het wee harer ziel te verdooven. Het is een uur namiddag. Alice opent de deur der kamer van haren man. Zij wil hem vragen, heden eens bij haar te blijven, met haar koffie te drinken. Het is haar trouwdag, en hij heeft er nog niet aan gedacht. Doch de kamer is ledig en de ontboden dienaar bericht, dat mijnheer reeds om twaalf uur was Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven aile mannelijke ingezetenen, die op den eersten Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden. <tk Voor ingezeten wordt gehouden: 1°, Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de Wet van 28 Juli 1850; (Staatsblad No. 44). 2°. Hij, die ger-ne ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten Januari van het jaar der inschrijving in Nederland ver blijf hield 3°. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling be- hoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter ins schrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouder der Gemeente, waar de inschrijving volgens Art. 16, moet geschieden. Art. 16. De inschrijving geschiedt: 1°. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont 2». Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente waar hij woont 3°. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezenis achtergelaten, of wiens voogd buiten's lands gevestigd is, in de Gemeente, waar hij woont 4°. Van den buiten 's lands wonenden zoon van een Ne derlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven 1°. De, in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is 2". De, in een vreemd Rijk verblijf houdende onderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wet- muMMam^aiuiauum BMa^mnaan mi m 11 muil imiimw uitgegaan en de boodschap had achtergelaten, dat hij waarschijnlijk in het casino zou koffie drinken; men moest dus niet op hem wachten. Op zijn schrijftafel lagen goopende brieven en couranten wanordelijk dooreen, daartusschen siga renzakjes, jachtpatronen en dergelijke dingen. Alice begint werktuigelijk uit tijdverdrijf een weinig orde in dezen chaos te brengen. Het grootste deel der brieven zijn uitnoodi- gingen voor jachtpartijen of diners. Onder een derzelven staat Lindmar's naam. Dat trekt bare opmerkzaamheid, want de deftige man met zijn ridderlijk voorkomen heeft haar altijd bevallen. „Beste Eisenrott," schreef de baron, „wij spraken laatst, toen wij onder ons waren, van mijn ontwerp voor de nieuw in te dienen belasting voorstellen. Het is in hoofdzaak gereed, maar moet natuurlijk nog zorgvuldig nagezien worden. Op uwe geheimhouding onvoorwaardelijk ver trouwende, aarzel ik niet, u een kleinen dienst te verzoeken. Er is mij veel aan gelegen, do meening van den beroemden oeconoom, den heer F., over mijn ontwerp te vernemen. Nu is de omgang met hem bemoeieljjkt, doordat de heer F. eenige dagen geleden door een beroerte over vallen en nu aan huis en stoel gebonden is, ter wijl zijn secretaris de correspondentie voert, wien ik evenwel in geen geval in de zaak ingewijd zou wenschen. Ik zelf sta niet tot den heer F. in maatschappelijke betrokking, bij zou mij dus in zijn tegenwoordigen toestand niet outvangen daarentegen weet ik, dat gij tot zijn vrienden behoort en in zijn huis in en uitgaat. Mijn ver zoek aan u bestaat nu hierin, mijnheer F. mijn ontwerp, waarvan een afschrift hierbij gaat, ter inzage te geven en zijne op- of aanmerkingen desbetreffende aan de zijde te noteeren. Terwijl ik u nogmaals de strengste geheimhouding ver zoek en u bij voorbaat mijn hartelijken dank betuig, ben ik uw dienstwillige Lindmar." Alice legt den brief, die voor haar geenerlei belang heett, weder open op dezelfde plaats bij eenige andere papieren, vol cijfers en berekeningen; daarna bladert zjj een weinig in een roman, welke opengeslagen ligt, steekt een sigareite aan en is op het punt, zich behaaglijk neer te vleien in den gemakkeliiken leuningstoel, als doctor Herr- ling zich laat aanmelden. Elk bezoek was haar welkom. „Zeer aangenaam 1" roept zjj levendig uit en ontvangt den bezoeker als een redder in den nood met meerdere vriendelijkheid, dun zij anders tegenover hem gewoon was aan den dag te leggen. ,Het is goed, dat gij kemt, doctor! Ik houders aan te geveD, tusschen den lsten en den Sisten JANUARI; Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden over leden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht< Burgemeester en Wethouders voornoemd, bren gen tevens ter kennisse van de belanghebbenden dat tot de inschrijving gelegenheid zal bestaan van 1 tot 31 Januari aanstaande, ter Secretarie dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zon dags, van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 ure. Schagen, den 16en December 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen gelet op art. 265 der Gemeentewet, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het door Heeren Gedeputeerde Staten op don lOen December j.1. goedgekeurde suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag dezer gemeente en dat voor de belasting op de honden, dienst 1890, gedurende vijf maanden ter Secretarie der ge meente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maanden na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet, bij don Raad op ongezegeld papier, worden ingebracht. Schagen, den 16in December 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. was reeds op het hoogste punt der verveling. Wilt gij thee of iets anders? Ik ben bereid u op gastronomisch gebied met weldaden te overladen indien gij mij een weinig gezelschap blijft houden." „Het schijnt dat ik redenen heb den goeden inval te zegenen, welke mij juist in dii oogenblik er toe bracht u e.m bezoek te brengen, nu gij er behoefte aan hebt." „Gij of een ander, dat komt er niet op aan, als het maar een denkend wezen is, met wien ik kan praten," antwoordt zij openhartig. „Neen, gij moet dat niet kwaad opnemen. Ik gevoelde mij zoo verlaten, dat ik zelfs met den kolenjongen een gesprek aangeknoopt zou hebben, wanneer hij mij in den arm was gcloopen." „Waar is uw echtgenoot „Weet ik bet In do club in het casino." „Hij is in den laatsten tjjd zeer veel daar. Gij moest hem een weinig breidelen." „Hoe kan ik dat? Ujj kent immers mijn man." „Gjj moest het toch beproeven." Herrling zeide die laatste woorden op zulk een eigenaardigen toon, dat hare opmerkzaamheid er door getrokken werd. „Waarom zegt gjj mij dat?" „Uw echtgenoot speelt." „Mijn God, dat weet ik immers. Ik kan hem dat niet beletten." „Hij speelt hoog, hooger dan zijoe middelen, welker omvang ik nauwkeurig ken, het hem veroorloven, en hij is altijd de verliezende partij." Zij ziet hem met groote, ontstelde oogen aan; doch daarna neemt zjj onwillekeurig voor Hans de partij op en vindt Herrling's bemoeizucht ongepast en antwoordt dan ook zeer uit de hoogte „Nu, dat is in ieder geval een zaak, welke ons alleen aangaat. Ik wist niet, dat gij er eouig belang bij had." „Gij hebt gelijk, mevrouw. Vergeef mij, wan neer ik in mijn eerlijk gemeendeo ijver, u een vriendscbapsdient te bewijzen, een weinig onhan dig met de deur in huis viel en u kwetste. Maar geloof mij, ik ben uw oprechte vriend, misschien wel de eenige oprechte, dien gij bezit. Ik kwam werkelijk met de beste bedoeling hier en had zooveel op het hart, wat ik met u wilde bespre ken; maar ik zie in, dat ik daartoe geen recht heb. Ik zwijg dus." „Neen, neen, spreek, ik vraag u zulks I Wat hebt gij mij te zeggen Herrling kwam iets dichter hij zitten en vatte met vriendschappeljjken druk haar hand. „Gelooft gij, dat ik het eerlijk en goed mot u meen JACHT. De Burgemeester der gemeente Schagen; Brengt ter kennis van belanghebbende, het navolgende De Commissaris des Konincs in Noord-Holland, Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie van 26 November 1890, no. 14 Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87); tot regeling der Jaeht en Visscherij Brengt ter kennis van belanghebbenden dat de sluiting der jacht op klein wild voor Noord-Holland, is bepaald op Woensdag 31 De cember 1890 met zonsondergang; en dat al zoo, op grond van bet bepaalde bij het eerste lid van artikel 27 der aangehaalde wet, het verkoopen, te koop uitstallen en het vervoeren van wild uiterlijk tot en met 14 Januari 1891, zal mogen plaats hebben. En zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden geplaatst en voorts in elke gemeente van Noord-Holland worden aangoplakt. Haarlem, 29 November 1890. De Commissaris des Konings voornoemd, (Got.) SCHOKER. Schagen, 16 December 1890. Do Burgemeester voornoemd, C. H. BEELS. Hot Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente Schagen, brengt bij deze ter kennisse van de ingezetenen dier gemeente, dat het kohier van het Patentrecht over bet Tweede Kwartaal van het dienstjaar 1890/91, op den 3en dezer door den Heer Provincialen Inspecteur in de Provincie Noord-Holland is executoir verklaard „Ik wil tenminste trachten, het te gelnoven.' „Dat is best. Het heeft mij zoo dikwijls in mijn ziel leed gedaan, wanneer ik zag, hoe weinig men n naar waarde schatte, hoe men u veron achtzaamde, hoe men met uwe natuur niet in het minste rekening hield. Is het juist niet tegenstrij dig, dat eene vrouw als gjj, die gerechtigd is de hoogste eischen aan het leven te stellen, als eenige vriend, als eenigen mensch, die hare waarde ten volle weet te schatten, slechts een man als mij heeft Zijne woorden vinden weerklank in haar hart en treffen do wondeplekken. Ja zeker, niemand in de wereld is zoo verlaten als zij. Eerst aan hot weldadig gevoel, hetwelk haar in dit oogen blik overvalt als een kind, dat altijd bang is geweest en e.nsklaps de reddende hand heeft gezonden, waaraan het zich kan vasthouden, ge voelt zij, hoe akelig en verlaten tot nu haar leven is geweest. „Gij gevoelt, dat ik de waarheid spreek," gaat doctor Herrling op zachten en overtuigenden toon voort, .en daarom zult gij mij vergeven, wanneer ik htt mijn plicht acht, u rondborstig opmerkzaam te maken ep de gevaren, welke verscholen liggen in een onverschilling laten gaan der dingen. Weet gij, dat uw echtgenoot reeds een paar maanden geleden een aanzienlijke som heeft teruggenomen uit onze gemeenschappelijke onderneming, om daarmede een schuld benevens hooge woekerrenten af te lossen, welke hij moest aangaan om speelschulden te dekken? Heeft hij daartoe uwe toestemming gehad „NeeD, ik weet van niets." „Gij moet zulke handelingen verbieden." „En al deed ik dat, wat zou dat helpen YoL gens de wetten van dit land is de vrouw tegen over den man onmondig en zijn haar de handen gebonden, want de man heeft het recht te be schikken over het vermogen zijner vrouw." „Dat is wel ongelukkig, als gij geen zedelijk overwicht op hem bezit, want bij de onachtzaam heid van Hans kan men niet weten, hoe ver de zaken gaan, en gij zoudt op zekeren dag tot de ervaring kunnen komen, dat de laatste cent van uw kapitaaltje in hazardspel verloreD ging. En wat moet er dan van worden Hebt gij nog eenige toevlucht, een waarborg voor uwe maat schappelijke positie? Sta mij als vriend toe, deze onomwonden vraag tot u te richten." „Neen, ik heb niemand, tot wien ik mjj om hulp zou kunnen wenden. Gjj kent de familie van mjjn man en weet, hoe weinig ik van die zijde heb te wachten."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 1