11
Donderdag, 25 December 1890.
34ste Jaargang. Do. 2486.
is i fiiiiai.
OPROEPING
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: OCHAOEN, taan, B, 4.
In ons nummer het
welk verschijnt op
Woensdag: 31 l)ec. e. k.
Oudejaarsavond zal gelegenheid
bestaan tot het plaatsen van
NIEUWJAARS WENSCHEN
a 25 cents.
Belangstellenden worden ver
zocht hunne advertentiën vroegtij
dig te willen inzenden, daar wij
dien avond ons blad zoo spoedig
doenlijk wenschen uit te geven.
Gemeente Behagen.
B e k e n d sn a k I u e n.
lationale Militie.
Marktwezen te Schagen.
SCHACER
j
COURANT.
Mal
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f S.Franco per post 8.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.25; iedere regel meer 5 ets
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
tot de inschrijving voor het jaar 1891,
volgens de wet van 19 Augustus 1861,
(Staatsblad No. 72.)
Burgemeester en Wethouders van Schagenj
gelet hebbende op het bepaalde bij Artikel 19
der wet op de Nationale Militie van 19 Augus
tus 1861 (Staatsblad No. 72), herinneren bij deze
Roman van A. VON KLINCKOWSTRöM.
18.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
De roode Domino
Nog is het ledig bij Kroll. Het eigenlijke
gewoel van het gemaskerd bal begint eerst na
tienen. In do beide voorzalen zijn de kleine
gedekte tafels nog onbezet. Slechts hier en daar
zitten een paar ongemaskerde heeren, blijkbaar
op een derde wachtende, en drinken tot tijdver
drijf champagne. In de groote zaal speelt bet
orkest verlokkelijke walsen van Strauss, de groote
ruimte maakt nog den indruk van een leegte,
want slechts een drie of vier paren volgen tot
nu de uitnoodiging. Een aantal heeren zit met
de hoeden op het hoofd en over elkander gesla
gen beenen langs de zijden, monstert de binneu-
tredenden en wacht, tot de zaal voller en het
amusement rijkelijker is, voor zij met de gemas
kerde dames zich in gesprek begeven, die bij
twee of drie, arm in arm door de zaal wandelen
en door luid gelach en krijschend spreken, trach
ten de opmerkzaamheid op zich te trekken.
Boven in de loges bevinden zich nog enkele
vermomde gestalten, die, met de binocles gewa
pend, het bont gewoel daar beneden bespiedden;
doch haar in cognito is niet zoo onvoorzichtig,
dat het niet door eon ol ander teeken eenige
bekendheid verraadt. Twee heeren, blijkbaar be
hoorenden tot de voornaamste kringen, diploma
ten of officieren in burgerkleeding, staan bij
elkander in de laatste vensternis en slaan opmerk
zaam do vermomde gestalte in de loges gade.
„De kleine daar rechts in den hoek boven, is
de vrouw van Brintzka," zeide de eene lachende.
„Ik herken haar aan de wijze, waarop zij den
waaier hanteert, en daar naast zit gravin Lansky."
En hij groet, ofschoon onmerkbaar, maar toch
op eene wijze, die verraadt, dat hij zich bewust
is, zooeven door da beide dames door het binocle
opgenomen to zijn. Een licht wuiven met den
waaier is hem tot antwoord, dat hij geen ongelijk
heeft.
„Ziet gij dien rooden Domino, die juist de
middenlage binnentreedt vraagt de ander.
„Willen wij eens wedden, dat die mevrouw von
Zollen is
„De schoone Asta Niet mogelijk Zollen kwam
een kwartier geleden hier alleen. Waar is bij dan
gebleven Ab, juist, daar praat hij vertrouwelijk
met de kleine Mellini."
„Het zou niet de eerste maal zijn, dat eene
vrouw buiten weten van haren man, maar met
hem tegelijk het gemaskerd bal bij Kroll bezocht."
„Mijnentwege mag zij doen, wat zij wil, zoo-
de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne ver
plichting tot het doen van aangilte voor den dienst
bij de Nationale Militie, met verwijzing naar het
bepaalde bij de Artikelen 15 en 20, alsmede 16,
17 en 18 der wot, luidende:
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven
alle mannelijke ingezetenen, die op den eersten Januari van
het jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden:
1°, Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder,
of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens
de Wet van 28 Juli 1850; (Staatsblad No. 44).
2°. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende
de laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten
Januari van het jaar der inschrijving in Nederland ver
blijf hield
3°. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was,
al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf houdt
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling be-
hoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den
verplichten krijgdienst is onderworpen, of waar ten aanzien
der dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de
jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten
wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter ins
schrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouder
der Gemeente, waar de inschrijving volgens Art. 16, moet
geschieden.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
1°. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader,
of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden,
de voogd woont
2°. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente
waar hij woont
3°. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, o
lang zij den uiterlijken schijn bewaart, en dat
doet zij met groote handigheid Goeden avond,
ZollenIs het gepast voet een getrouwd man,
om bier te zijn Wat zal uwe vrouw daarvan
zoggen
De aangesprokene knipt met de vingers.
„Ik zal mij wol wachten, het haar te vertollen.
Zij vermoedt niet dat ik hior ben, zij gelooft dat ik
in de club ben."
De eerste spreker lacht, dat hom de tranen
over de oogen loopen.
„Wat hebt gij nu weer?"
„O niets! Gij zijt toch eon don Juan, Zollen!
„Wel bekome het u'l'
Vlak achter de heeren staat een zwarte domino,
die goedschiks en kwaadschiks het gesprek mede
moet aanhooren en eensklaps de hand met
zenuwachtige drukking legt op den arm van
haren geleider.
Boven in de middenloge is een blond, groot
heer binnengetreden, draagt den hoed op een
oor, heeft een door den wijn verhit gelaat, neemt
achter de roode domino plaats en begint met
deze vertrouwelijk te fluisteren.
„Daar is Eisenrott ook," zegt mijnheer von
Zollen. „Waarschijnlijk ook zonder verlof zijner
vrouw."
Langzamerhand wordt de zaal voller en voller.
De kring in het midden, binnen welken zich de
paren nu draaiend verdringen, wordt nauwer.
Het orkest speelt ruischend en vlug, het stem-
gewoel, hier eu daar overstemd door luid gelach,
wordt luider en sterker, terwijl de verhitte lucht,
vermengd mut uitstroomend gas, odeur, sigaren-
en pun8chgeur, de reukorganen bederft. De in
der» beginne dicht bezette logos boven waren
langzamerhand ontvolkt. Allen hebben zich ge
mengd in het bont gewoel. Daar is ook de roode
doimino aan den arm van den blonden heer, die
zicih door het dichtste gedrang werkt, alle toe
spraken schertsend beantwoordt en vaardig zich
aan elke vervolging weet te ontrekken.
„Ik ben bang, doetor 1" fluistert do zwarte
domino, die zooeven achter de heeren stond,
„jbit geschreeuw en gelach en gekraai heelt iets
duivelachtigs."
„Moed, mevrouw AliceAan mijne zijde
behoeft gij niets te vreezen. Maar gij ziet, dat
ik u de waarheid gezegd heb."
Dicht voor hem vormt zich een opeenhoopiug
van menschen. Een bijzonder verhit man jaagt
oe.n corpuleute vrouwelijke gemaskerde Da, dio
lachend voor hem vlucht, en spoedig vormt zich
een' levende muur, om de vervolger den pas af j
te .snijden, die van alle zijden spottende opmer
kingen had te verduren.
De man antwoordde tamelijk bits, s'aat een
dei) omstanders den hoed over de oogen, doch I
schikt zich eensklaps in de omstandigheden en
vatte Alice, die het diclist bij hem staat, bij den
door dezenis achtergelaten, of wiens Toogd buiten 's lands
gevestigd is, in de Gemeente, waar hij woont
4°. Van den buiten 's lands wonenden zoon van een Ne
derlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd
land woont in de gemeente, waar zijn vader of voogd het
laatst in Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven
1°. De, in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een
ingezeten, die geen Nederlander is
2°. De, in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten
Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge
schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wet
houders aan te geven, tusschen den lsten en den 31sten
JANUARI
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader,
of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn heiden over
leden, zijn voogd tot het doen van die aangilte verplicht.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, bren
gen tevens ter kenuisso van de belanghebbenden
dat tot de inschrijving gelegenheid zal bestaan
van 1 tot 31 Januari aanstaande, ter Secretarie
dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zon
dags, van des voormiddags 9 tot des namiddags
4 ure.
Schagen, den 16en December 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
JACHT,
De Burgemeester der gemeente Schagen
Brengt ter keunis van belanghebbende, het
navolgende
arm.
„Nu, gaat gij dan met mij medeOho, gij
zijt een nieuweling?" voegde hij er a»n toe,
als zij schuw voor hem wijkt. „Des t6 beter!
Tegenstribbelen helpt toch niet, mede-gevangen,
mede-gehangen
In het volgende oogenblik evenwel wordt zijn
hand met kracht teruggeslagen. Herrling legt den
arm om zijne beschermelinge, hiaat zich een
weg door de menigte en voert do vrouw, die
halt verlamd van schrik is, naar een aangren
zende zaal.
„Ik wil naar huis!' zeide zij fluisterend.
„Niet voor dat gij oen glas champagno hebt
gebruikt, om wat te bekomen kellner
Zij laat hi-m begaan eensklaps springt zij als
geëlectriseerd op. Woinige schreden van haar zit
Hans aan een klein tafeltje, met bet roode do
mino, schenkt haar parelende champagno in,
stoot dan met zijn glas tegen het hare, terwijl
hij zich vertrouwd.jk tot haar buigt en haar iets
toefluistert, hetwelk zij beantwoordt met een
klein tikje met den waaier.
„Geef mij ook een drupje," zegt Alice, op
beiden toetredende, met veranderde stem, zich
van het fransch bedienende, „ik heb dorst."
„Wanneer gij uit mijn glis wilt drinken, met
genoegen, er is geen ander bij de hand," ant
woordt Ilans. „Maar ik moet u eerlijk bekennen,
dat gij ons stoort. Ons gesprek is niet bestemd
voor oen derde."
„Een gehuwd man als gij moest geen geheime
bijeen komsten houden met de vrouw van eeu
anderen man."
„Ei wat!" roept hij geërgerd uit. „Hier kenuen
we geen getrouwde mannen, en gij moest u
liever met uw eigen zaken bemoeien. Wie zegt
u overigens, dat ik gehuwd ben
„Gij hebt wel den trouwring afgefrokken,
maar desniettegenstaande weet ik, dat gij eene
vrouw hebt, die nu waarschijnlijk alleen thuis
zit, en al wist ik het niet, dan zou toch uwe
geraaktheid hel mij verraden, dat ik den spijker
op den kop geslagen heb."
„En wio ben ik dan vroeg de dame lachende,
„daar gij zoo goed op de hoogte schijnt te zijn,
zoo kunt gij ook dat misschien zeggen."
„Eene vrouw, wier man hier insgelijks aan
wezig is, en wier geheim bijna door dezen ont
dekt is geworden, want hij zat in de aangrenzende
kamer, toen gij meendet dat hij was uitgereden."
De roode domino huivert en doet haren blon
den gezel een vraag.
„Mijn woord er op, dat er geen letter daarom
trent over mijne lippen is gekomen," antwoordde
hij. „Hoe kunt ook maar gelooven, dat ik ons
geheim zou prijs geven
„Ik zou toch liever naar hnis," fluistert zij.
„V^elk eeu gevaar, nog langer hier te blijven,
nadat men mij iu uw gezelschap herkend hoeft.
De Commissaris des Konings in Noord-Holland,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten
dier provincie van 26 November 1890, no. 14
Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857
(Staatsblad no. 87); tot regeling der Jacht en
Visscherij
Brengt ter kennis van belanghebbenden
dat de sluiting der jacht op klein wild voor
Noord-Holland, is bepaald op Woensdag 31 De
cember 1890 met zonsondergang;
en dat alzoo, op grond van het bepaalde bij
het eerste lid van artikel 27 der aangehaalde
wet, het verkoopen, te koop uitstallen en het
vervoeren van wild uiterlijk tot en met 14 Januari
1891, zal mogen plaats hebben.
En zal dit besluit in bet Provinciaal Blad
worden geplaatst en voorts in elke gemeente van
Noord-Holland worden aangeplakt.
Haarlem, 29 November 1890.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(Get.) SCHOKER.
Schagen, 16 December 1890.
Do Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen bren
gen ter algemeene keunis
dat de Raad dier gemeente, naar aanleiding
van ingekomen klachten omtrent willekeurige toe
wijzing, op da weekmarkten aldaar, aan bepaalde
personen, van de schapenhokken, welke geacht
Is het rijtuig voor
„Neen, maar als gij wilt, nemen wij het eerste
huurrijtuig, het beste. Heb slechts een oogenblik
geduld."
Hij voldoet de rekening, biedt haar daarna
zijn arm, draagt haar waaier en overlaadt haar,
terwijl hij haar uitgeleidt, met al die kleine
opmerkzaamheden, welke Alice zoo goed kent,
maar nog nooit van haren man ondervonden heeft.
Zij wordt door een plotseling gevoel vau
zwakte overvallen. Zij is niet jaloersch, want
om dat te kunnen zijn, had zij Hans moeten lief
hebben; maar het is haar, als had zij een slag
in het aangezicht gekregen en als sprong er
weder met het gevoel haier gekrenkte vrouwelijke
etr, een schakel van den keten, welke haar nog
mot haar man verbonden hield. Het bonte,
woelige tafereel verdwijnt voor hare oogen tot
eene draaiende en huppelende massa, en zich
tegen den muur leunende, neemt zij het masker
van het gelaat en zou ineengezonken zijn, wan
neer Herrling haar niet staande gehouden en
naar een stoel geleid had. Hij brengt haar een
glas champagne aan de lippen zij ledigt het
gretig in één teug, strijkt zich met de hand over
het bleeke gelaat en kijkt vergramd rondom zich.
Weinige schreden van haar blijft een heer,
die alleen door de menigte dwaalde, staan, kijkt
haar verbaasd aan en maakt lachend en spottend
eene buiging voor haar.
„Om Gods wil," roept doctor Herrling haar
toe, „doe uw masker toch voorDaar is mijn
heer von Heglin, de buurman uwer schoonouders.
Het is zeer onaangenaam, dat hij u hier herkend
heeft
Zij doet het werktuigelijk en volgt hem dan
zwijgend, als hij haar arm in den zijne legt en
zich met haar een weg baant door bet gedrang.
In het voorbijgaan nog boort zij, boe Ileglin hen
toeroept
„Goeden avond, doctor Herrling. Ik sta ver
baasd, u hier aan te treffen. Maar het is waar,
gij zijt in dienst der schoonheid, dat verklaart
alles."
„Ik vermoedde niet, dat gij in Berlijn waart,4
zeide Herrling vluchtig.
„Ja, ik heb mij eens losgerukt van mijn een-
loonig landelijk leven en ben hierheen gekomen
uit zucht om ernige bescbaiing op te doen. Men
wil vrouw en kinderen toch iets vertellen, als
men uit de residentie terugkeert."
De frissche nachtlucht wekt de levensgeesten
der jonge vrouw weder op; maar zij spreekt gedu
rende de korte terugrit geen woord met doctor
Herrling, hoezeer deze zich ook moeite geeft,
en toen hij haar tot afscheid de hand kost en
vraagt: Wanneer mag ik komen?" antwoordt zjj
verstrooid„Komen waarzoo Ah, bjj
mijMorgen, overmorgen, het doet er niet toe,
wanneer." UURDT VERVOLGD-