Allflül
MÏ«É- L
li.
Zondag, 28 December 1890.
34ste Jaargang. ITo. 2467.
131 f BI II BB.
OPROEPING
In ons nummer het
welk verschijnt op
Woensdag 31 Dec. e. k.
Oudejaarsavond zal gelegenheid
bestaan tot het plaatsen van
MEUWJAARSWENSCHEN
a 25 cents.
Belangstellenden worden ver
zocht hunne advertentiën vroegtij
dig te willen inzenden, daar wij
dien avond ons blad zoo spoedig
doenlijk wenschen uit te geven.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
nationale militie.
Marktwezen te Schagen.
SCHAGER
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensd
<J agavond. Ey inzending tot 's middags 12 ure,
TENTIÈN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
ag- Zater-
worden ADVEB-
Uitgever, J. WINKEL.
ISureau: SCHAGEAf, liaan, D, 4.
Prijs por jaar fS.Franco per post 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÈN van 1 tot 6 regels fO.26; Iedere regel meer 6 ets
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
tot de inschrijving voor het jaar 1891,
volgens de wet van 19 Augustus 1861,
(Staatsblad No. 72.)
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
gelet hebbende op het bepaalde bij Artikel 19
der wet op de Nationale Militie van 19 Augus
tus 1861 (Staatsblad No. 72), herinneren bij deze
de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne ver
plichting tot het doen van aangifte voor den dienst
bij de Nationale Militie, met verwijzing naar het
bepaalde bij de Artikelen 15 cn 20, alsmede 16,
17 en 18 der wot, luidende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven
alle mannelijke ingezetenen, die op den eersten Januari van
het jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden:
1,0 Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder
of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens
Roman van A. VON KLINCKOWSTRöM.
19.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Ife roode Domino.
Hans keert eerst tegen den morgen huiswaarts.
Alice hoort hem naar zijn kamer gaan en werpt
een blik op de pendule: zij weet niet, dat hij
van mevrouw von Zollen alscheid genomen beeft
bij de deur en toen naar de club is gegaan zij
weet niet, dat de gebeele geheime verhouding
tusschen die dame en haar man slechts bestaat
in de onschuldige afspraak voor dit gemaskerd
bal, welk plannetje mevrouw von Zollen ontwor
pen had, om haar echtgenoot te plagen en te
bespieden, en dat Hans, ofschoon hij de wispel
turige en schoone vrouw bet hof maakt, toch
niet in het minste aan haar gebonden is In
Alice'a oogen heelt Hans de grenzen overschre
den, welke den man door het huwelijk zijn
aangewezen, en zij wordt door een vergiamden
trotsch overvallen. Zij is geen duldende griseldis,
die elke verongelijking met zachtmoedigheid
verdraagt. Zij eischt voor zich zelve dezelfde
vrijheid en hetzelfde standpunt, dewelke Hans
voor zich neemt. Zij is jong en haar bloed is
warm. Ook haar hart heeft nog onlangs storm
achtig zijn recht verlangd, en zij heeft het tot
kalmte gedwongen. Waarom? Wie is haar dank
baar daarvoor? Had zij niet evenzeer het recht,
het geluk te nemen, waar zij het vond?"
In dezen gemoedstoestand treft haar IlanR, als
hij den volgenden dag eerst ver in den namid
dag haar kamer binnentreedt. Ook zijn gelaat,
anders zoo joviaal, is in dit oogenblik betrokken,
met de deur in buis vallende, gelijk dat zoo zijne
gewoonte was, werpt zich in zijn stoel en zegt:
„Gij hebt u en mij gisteren op eene ongekende
wijze iu opspraak gebracht."
„Hoe meent gij dat?" antwoordt zij bits en
gaat recht op zitten.
„Ik denk, dat gij mijne woorden wel niet ver
keerd kunt verstaan. Niet alleen, dat gij u gis
teren vertoond hebt op een plaats, welke door
fatsoenlijke vrouwen niet bezocht wordt
„Niet?" fait zij hem in de rede. „Ik meende
de Wet van 28 Juli 1850; (Staatsblad No. 44).
2°. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende
de laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten
Januari van het jaar der inschrijving in Nederland ver
blijf hield
3°. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was,
al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf houdt
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling be-
hoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den
verplichten krijgdienst is onderworpen, of waar ten aanzien
der dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de
jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten
wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter ins
schrijving aan te geven bij Burgemeester cn Wethouder
der Gemeente, waar de inschrijving volgens Art. 16, moet
geschieden.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
1°. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader,
of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden,
de voogd woont
2°. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente
waar hij woont
3°. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of
door dezenis achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands
gevestigd is, in de Gemeente, waar hij woont
4". Van den huiten 's lands wonenden zoon van een Ne
derlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd
land woont in de gemeente, waar zijn vader ol' voogd het
laatst in Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven
1°. De, in een vreemd rijk achtergebleven zoon van eau
ingezeten, die geen Nederlander is
2°. De, in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vr.emdeling, al is zijn voogd ingezeten
Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge
schreven, is verplicht zich daartoe hij Burgemeester en Wet
houders aan te geven, tusschen den lsten en den 31sten
JANUARI
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader
of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden over.
ledeD, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, bren
gen tevens ter kennisse van de belanghebbenden
dat tot de inschrijving gelegenheid zal bestaan
van 1 tot 31 Januari aanstaande, ter Secretarie
dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zon-
altijd, dat mevrouw von Zollen en mevrouw von
Brintzka zich toch tot deze soort rekenden."
Hij maakt eene zenuwachtige beweging van
ongeduld en zonder op hare woorden te letten,
gaat hij voort.
„Hebt gij ook nog de grenzelooze onverstan
digheid begaan, u te demaskeeren, en beden
spreekt de gebeele wereld er over, dat mevrouw
von Eisenrott uit is geweest met den kranten-
schrijver Herrling."
„Met uw associé
„Uwe opmerkingen behooren volstrekt niet tot
de zaak. Mijnentwege kunt gij u van Herrling
het hof laten maken, zooveel gij wilt, maar ik
verzoek u dringend, den uiterlijkon schijn te
bewaren. Ik wil niet, dat t.w naam in aller
mond is. Yerder hobt gij gisteren eene dame
norsch afgescbeept, die -- die nu, die ik
vriendschappelijk vereer, en daarmede hebt gij
mij de grootste onaangenaamheden berokkend.
Ik verlang werkelijk, dat gij in het vervolg uw
gedrag wat meer matigt."
„Vermoedelijk zal ik aan n een voorbeeld
nemen 1" spotte zij.
„Een vrouw kan zich in geenerlei wijze gelijk
stellen met een man wat den man geoorloofd
is en van hem stilzwijgend geduld wordt, wordt bij
de vrouw ten sterkste gelaakt. Ik kan u zeggen,
dat tot nu een ieder, die van uw uitstapje op
gisteienavond geboord heeft, den steen op u
werpt."
„En op de andere dames, wier tegenwoordig
heid ook niet onopmerkt bleet
„Die waren daar incognito. Niemand heeft
baar gelaat gezien of kan hare identiteit bezweren,
terwijl gij u in Heglin's tegenwoordigheid hebt
ontmaskerden hem de gelegenheid gaal't, openlijk
en in tegenwoordigheid van Lemmburg en andere
heeren te vertellen, dat hij mevrouw von Eisen-
rott bij Kroll op het gemaskerd bal heelt gezien.
Een der heeren nam mij ter zijde en raadde mij,
in uw en in mijn belang zulk een lastering ten
sterkste te bestrijden. Hij voor zich geloofde er
niet aan, maar het zou zeker voor velen een
welkom voorwendsel zijn, iets op u to kunnen
aanmerken. Hij was persoonlijk een groot ver
eerder van u, maar hij kan niet loochenen, dat
gij u op zijn zachtst genomen zeer onvoorzichtig
gedraagt en in zekere mate u zelve buiten den
kriughebt gesloten; bijgaf mijden vriendschap-
dags, van des voormiddags 9 tot des namiddags
4 ure.
Schagen, den 16en December 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
JACHT.
De Burgemeester der gemeente Schagen
Brengt ter kennis van belanghebbende, het
navolgende
De Commissaris des Konines in Noord-Holland,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten
dier provincie van 26 November 1890, no. 14;
Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857
(Staatsblad no. 87); tot regeling der Jacht en
Visscherij
Brengt ter kennis van belanghebbenden
dat de sluiting der jacht op klein wild voor
Noord-Holland, is bepaald op Woensdag 31 De
cember 1890 met zonsondergang;
en dat al zoo, op grond van het bepaalde bij
het eerste lid van artikel 27 dor aangehaalde
wet, het verkoopen, te koop uitstallen en het
vervoeren van wild uiterlijk tot en met 14 Januari
1891, zal mogen plaats hebben.
En zal dit besluit in bet Provinciaal Blad
worden geplaatst en voorts in elke gemeente van
Noord-Holland worden aangeplakt.
Haarlem, 29 November 1890.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(Get.) SCHOKER.
Schagen, 16 December 1890.
Do Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen bren
gen ter algemeene keunis
dat de Raad dier gemeentp, naar aanleiding
van ingekomen klachten omtrent willekeurige toe-
pelijken raad, u op het een en ander opmerk
zaam te maken, dat gij als vreemde niet kunt
weten en waardoor gij u schuldig maakt tegen een
vergrijp van de hier bestaande zeden."
Hans is langzamerhand in vuur geraakt. Hij is
blijde, iemaud te hebben, op wie hij zijn slecht
humeur kon koelen, en met de hand op de tafel
slaande, ging hij bollig voort
„Ik wil mij zoo iets niet voor de tweede maal
laten zeggen. Of pij gedraagt u, gelijk het aan
mijne vrouw betaamt, of of -
„Nu
„Ik zal wol een middel weten te vinden, u te
dwingen."
„Gij, die niet eens zich zeiven kan bedwingen
Zij lacht en dat maakt hem woedend.
„Ik beu aan mijn stand en aan mijne familio
zekere achting verschuldigd, on wanneer gij die
veronachtzaamt, dan wordt een samenleven van
ons beiden onmogelijk."
„Gij denkt aan een scheiding?"
„Neen, maar aan eene verwijdering. Tot een
scheiding is geen gegronde oorzaak aanwezig.
Ik hob er reeds over gedacht, u naar mijne
ouders in Potnmeren te zenden."
„Hans, alleen dat niet, om Gods wil, alleen
dat niet? Ik sterf, wanneer ik daar als een
gevangene vogel zou moeten leven; o! ik zou
misschien een onbezonnen stap doen uit ver
twijfeling
„Het zou ook om geldelijke redenen gewenscht
zijn, want wij leven nu, sedert de toelage uit
Ncw-York hoeft opgehouden, verre boven onze
krachten."
„Omdat gij speelt, en voor een speler van
professie is zelfs het grootste vermogen niet
toereikende. Ik weet, dat gij mijn vermogeu
reeds hebt aangesproken."
„Verbeeld gij u misschien, dat ceiio huishou
ding als de onze kan worden bekostigd uit de
rente van uw kleine kapitaaltje?"
„Dat is het niet, maar gij speelt ongelukkig,
en gij zult het doorzetten, tot gij de laatste cent
hebt verspeeld, en wat dan
„Aha, Herrling heeft mij bij u belasterd," zegt
bij, zijne beschaming door een gemaakt lachje
bedwingende. „Gij schijnt wel op zeer vriend-
schappelijken voet met hem te staan. Ik heb cr
niets tegen, dat gij u met hem amuseert, maar
zoodra den kerel begint, zich mot mijne zaken
wijzing, op de weekmarkten aldaar, aan bepaalde
personen, van de schapenhokken, welko geacht
worden op het Marktveld de beste standplaat»
te hebben, en mitsdien van bevoorrechting, in
strijd met de bestaande voorschriften, van den
eenen marktbezoeker boven den ander, in zijn»
vorgaóering van 3 December heeft bepaald
lo. Over de schapenhokken zal, gedurende het
jaar 1891, wekelijks, in het waaggebouw, ten
overstaan van den marktmeester, eene loting
worden gehouden, en wel, daags vóór iederen
marktdag, des namiddags ten zes ure.
2e. Aan de loting moet door de gegadigden per
soonlijk of bij gemachtigde worden deelgenomen
met opgave van het getal hekken waarvoor zij
wenschen deel te nemen.
3e. De loting wordt in dier voege geregeld, dat
ieder deelnemer, naar gelang van het door hem
getrokken nummer, de vrije keuze heeft, wat
betreft de plaat» die hij met zijne opgegeven
hokken (altijd naast elkander) wenscht iu te -ne
men.
4e. De verschuldigde belasting, ad .20 cents per
hok, moet onmiddellijk na de loting, aan den
daarbij persoonlijk of bijgemachtigde tegenwoor-
digen pachter worden voldaan. Geschiedt zulk»
niet, dan behoudt laatstgenoemde over die hokken
weder de vrije beschikking.
5e. De bij loting verkregen hokken, mogen door
hem, aan wien ze zijn toegewezen, niet aan een an
der worden overgedaan.
Burgemeester en Wethouders wijzen er ton
slotte op, dat ten aanzien van de hokken, welke
na gehouden loting vrij zijn gebleven, de bestaan
de voorschriften van kracht blijven, en dat der
halve ieder eerstkomende bet recht heeft, in te
nemen en te gebruiken, de hokken welke opeu
zijn, en die hij noodig heeft, en noodigen mits
dien de marktbezookers dringend uit, van iedere
onbillijkheid, van iedere onvoegzame behandeling
of vau eonige van het hiervoren staande afwijkend
daad, door de pachters der marktgelden enz. ot
te bemoeien, dan zal ik een anderen toon aan
slaan. Ik wil niet door u geregeerd worden. Gij
hebt gelijk, ik heb in den laatsten tijd ongeluk
kig gespeeld, maar dat kan elk oogenblik ver
anderen, ja, dat zal verkcereu, men moet zich
den moed maar niet laten ontnemen; in ieder
geval duld ik uwerzijds geene bemoeizucht. Ik
heb u uws weegs laten gaan, maar alleen onder
voorwaarde, dat gij mij ook niets in den weg
legt. Gaat gij zoo voort, gelijk gij begonnen zijt,
dan blijven wij niet bij elkaar. Gij gaat naar
Rambow, en daarmede basta."
Hij is naar bet venster gegaan en trommelt
nu tegen de ruiten. Zij gaat naar hem toe en
legt de hand op zijn arm.
„Hans, is het dan volstrekt onmogelijk, dat
wij, al is het dan niet een gelukkig, toch een
vreedzaam huwelijksleven met elkander leiden
Wanneer gij slechts een klein weinigje oplet
tendheid voor mij wilt hebben, mij niet
altijd alleen laat, wanneer gij wilt bedenken, dat
ik jong ben en toeti ook eischeo aan het leven
heb te stellen. Andere vrouwen vinden in hare
kinderen vergoeding voor datgene, wat haar in
den echt ontbreekt, ik heb niet eens een kind.
Geloof mij, ik zou een weinig vriendelijkheid
uwerzijds dankbaar erkennen en met tegemoet
koming aan uwe wenschen beuntwoorden."
„Om s' hemels wil, wordt nu niet ook nog
sentimenteel 1" roept hij uit en schudt nijdig
haar hand van zijn arm. „Ik denk, dat wij
elkander veel te goed kennen, om wederkeerig
komedie te spelen. Wij hebben samen ons
vermogen opgemaakt, en moeten nu samen voor
de brokken staan."
„Gij wenscht uwe vrijheid terug
Hij antwootdt niet, maar trommelt verder.
„Hans, antwoordt mij, zoudt gij blijde zijn,
als gij van mij bevrijd waart?"
„Wanneer gij het dan volstrekt weten wilt,
ja," antwoordt hij norsch.
„Waarom dwingt gij mij, u de waarheid vier
kant te zeggen Tegen uw persoon heb ik niet
het minste in te brengen integendeel, gij zijt
een aardige, in het oog-vallend schoone vrouw,
maar gij deugt niet voor mijne vrouw, dat heb
ik evenwel niet bedacht, toen ik daarginder mot
u trouwde."
„Nu dan, wij zullen ons laten scheiden 1" zeide
zij met bevende lippen, on de tranen sprongen