AiirtÉ- L IA fi Hl M M Ml JtL Zondag, 15 Februari 1891. 35ste Jaargang. ITo. 2481. 2. Verzoek Comité Meeting Alkmaar om adhaesie aan een aldaar aangenomen adres tegen de voorgestelde wijziging van sommige belastingwetten. Schagen, 14 Febr. 1891. WORDT VERVOLGD- COURANT. C> Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater- d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: SClIAGlüN, Laan, D, 4. Prijs per jaar f3.Franco per post 8.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVEBTENTTÊN van X tot 8 ratels f0.25j iedere regel meer 5 ets Groots letters worden naar plaatsruimte berekend Gemeente Schagen. Bekendmakingen. Vergadering val! den Raad der gemeente Schagen, op Dinsdag, den 17en Februari 1891, des voormiddags ten 10 ure. Punten van behandeling 1. Ingekomen Stukken. 3. Adres C. Roggeveen Cz. e. a. om verplaatsing der vreemde kramers op de weekmarkten alhier. 4. Idem van D. W it e. a. om medewerking der gemeente voor de beharding van een gedeelte weg te Tolke. Idem van J. Pot, om vergunning daar- stelling telefonische verbinding. 5. 6. 7. 8. Nadere behandeling Telefoonkantoor. Benoeming lid Schoolcommissie. Behandeling ontwerp Politiereglement. Schagen, den 13 Februari 1891. De Burgemeester, C. H. BEELS. De Burgemeester der gemeente Schagen: Gelet op de circulaire van den heer Commis saris des Eonings in deze provincie d.d 2 Janu ari 1891, No. 8|6 M[S. 4e afdeeling (verz. no. 1) waarin, met betrekking tot de aanstaande loting voor de Nationale Militie, onder meer voorkomt Roman van A. VON KLlNCKOW'STRöM 33. TWAALFDE HOOFDSTUK. Zijn laatste tcensch. Het is duidelijk, dat Hans, die zjjn leven in Amerika met de koelbloedigste vermetelheid zoo en zoo dikwijls op het spel gezet heeit, zonder een spier van zijn gelaat te vertrekken, nu als sen kind, dat bang is voor de duixternis, siddert voor het betreden van het donkere dal des doods, nu, als het onverbiddelijk spook hem langzaam maar zeker nadert. Het overigo van den avond brengt hij door in een sluimering, uit welke hij nu en dan wakker schrikt en waarna hij dan eenige opmerkingen maakt, welke bewijzen, dat zijne gedachten zich met vriendelijker tafereelen bezig houden. Hij verwijlt bij verscheidene herinneringen uit zijn jeugd en tracht zelfs een keer te lachen, welke poging hem evenwel nieuwe pijnen berokkent. .Hoe was toch dat lieiljo, Tina, hetwelk gij altijd zongt, als gij uw eerste spinoefeningeu hadt „Spin, spin, schoon maagdelief, Morgen komt uw harte-dief!" neuriet Tina lachend. «Juist, zoo was het! Dat wjjsje was mij geheel ontgaan. Arm kind, is uw bartedief uog niet gekomen?" voegt bij er plagend aan toe. „En gjj zjjt toch zulk een hartelijk, blond maagde- lijn! Wel is waar, vroeger, toen gij dat lied zongt, waart gij nog een klein, onriouzelschaapje. Zing dat liedje nog eens, zusje-lief, van begin tot het einde. Uw stem doet mij zoo goed." En tij legt de koude hand van het meisje op zijn brandend voorhoofd, terwijl zij mot zachte, liefe lijke stem aan zijn wensch voldoet. Het meisje verpersoonlijkt voor hem het vuderlijk tehuis, dat nu, als hij daar zoo zieken hulpeloos ter neder ligt, zijne gedachten in beslag heeont. Hij gevoelt zich met deze, zijn lievelings zuster, tehuis. Haar karakter en haar houding is zoo door en door duitsch, en zij vindt zoo lieve Woorden, om hem te troosten, en hem door allerlei kwinkslagen een tevreden lachje af te dwingen, dat de werkelijke verpleging alleen in usro handen is overgegaan. Alice is wel is waar evenzeer onvermoeid op het volgende „Daar overigens de ondervinding hteft ge- „leerd, dat vele lotelingen op den dag der loting „zich schuldig maken aan het misbruik van .sterken drank, zoo verzoek ik de Burge meesters om al de hun ten dienste staande „middelen te bezigen om dit misbruik zooveel «mogelijk tegen te gaan." Herinnert aan de geldboeten en gevangenis straffen waarmedo bij de artt. 184, 252, 426, 453 en 454 van het Wetboek van Strafrecht worden bedreigd, zij die zich in kenneljjken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevin den, in dien staat het openbaar verkeer belem meren, de orde verstoren of eens anders veilig heid bedreigen. Brengt ter algemeene kennis dat door hem Bnrgemeesttr met den moesten nadruk aan het verzoek van den Heer Commissaris voornoemd, gevolg zal worden gegeven en mitsdien, gedu rende den dag der loting alhier, de voornoemde wetsbepalingen ten strengste zullen woiden toe gepast. Wordende ten slotte nog aan de tappers en anderen in herinnering gebracht, de strafbepa lingen dierzellde vet op het verstrekken van sterken drank aan personen, kennelijk reeds ver- keerende in beschonken toestand. Schagen, den lOen Februari 1891. De Burgemeester voornoemd, C. H. BEELS. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen, ter voldoening aan de deswege bestaande voorschriften, ter algemeene kennis, dat gedurende dertig dagen, aanvangende met den 23en Februari a.s., ter Secretarie aldaar, voor ieder ter inzage zal worden gelegd, de door Heeren Gedeputeerde Staten van Noord-Holland ontworpen ligger, be- haar post; zij zou op hare barielijke wijze alles voor den zieke wel willen doen, maar zij is te bewegelijk, ook begrijpt zij dikwijls niet een los gesproken woord van hem, hetwelk voor zijn zuster, die met hem is opgigroeid, volkomen verstaanbaar is, en dat maakt hem dan onge duldig. Zij begrijpt niet de vluchtige, echt duitsche en sentimentele beroeringen der ziel, welke, tot nu zekeilijk nooit bij hem te voorschjju zijn gekomen, doch nu somtijds zich doen gelden en door de zuster en den vriend instinktmatig be grepen worden. Zij is voor haar man ook in het gemoedsleven altijd een vreemde gebleven. Leiden hebben zij zich nooit de moeite gegeven, elkan ders harte te peilen. Dat wreekt zich nu. En terwijl zij haar best doet, zich zoo nauwgezet mogelijk van hare plichten te kwijten, overvalt haar somtijds een gevoel, als was zij van deze drie mensehen, met wie zij beurtelings in de ziekekamer vertoeft, geestelijk door honderden mijlen gescheiden, en zij houdt dan op met de bezigheid, welke zij juist begonnen was, en, voor zich heen starende, verzinkt zij iu dof ge peins, zoodat men liet haar aanziet, in welke verre dreven hare gedachten veiwijlen. Zij bespeurt ook, dat Wesberg haar daarbij gadeslaat en iu stilte vergelijkingen maakt tusscben haar en hare schoonzuster, welke niet altijd ten nadeele der laatste uitvallen, want van de kalme vriendschap, welke hij voor het jonge meisje gevoelde, is hartelijke achting gekomen, misschien ook -- Alice's hart krimpt bij deze gedachte krampachtig samen een diepere genegenheid. Bij het aanbreken van den nacht verheffen zich op nieuw de koortsachtige rillingen, die Hans tot in het merg van zijn gebeente tiefien, en tegelijk komt ook da doodsangst en het be wustzijn van zijn ernstigen toestand terug. Wes berg maakt tegen middernacht zich gereed, te vertrekken en zich naar zijn woning te begeven, maar Hans strekt de hand naar hem uit. „Blijf 1" smeekt hij. „Laat mij niet alleen." „Maar wij zjjn er immers ook nog," zeide Tina. „Alice eu ik blyven bij u." „Neen, Wesberg moet mij niet verlaten. Ik bid u, breng mjj het etter, dezen nacht bij mij te waken Tina moet gaan slapen, eenige uren tenminste Het arme kind ziet er zoo vermoeid uit. Breug ook meer licht in de kamer. Ik houd niet van die vreoselijke schemerachtigheid, in welke men allerlei spoken en dolle gedaanten meent te zien 1" Wesberg voegt zich dadelijk naar Hans' wensch. trekkelijk den Tweeden Toegangsweg naar het Spoorwegstation in de gemeente Schagen. Bezwaren daartegen kunnen, gedurende even voormeld tijdsverloop, schriftelijk woiden inge diend ter Secretarie der gemeente bovengenoemd. Schagen, 13 Februari 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS, de Secretaris, DENIJS. Binnenlandsch .Nieuws. Naar wij vernemen zal het aanstaanden Maandag deu 16 Februari vijfentwintig jaar zijn, dat onze plaatsgenoot J. v. Scheijen als ambtenaar bij de posterijen alhier werk zaam is. X Dinsdagavond omstreeks 10 uur strandde met mistig weer, te Callantsoog nij stnnd- paal 14 de Belgische viscbsloep Adolf—Antwerpen 3, onder kapitein Johannes Franciscus Verwoort, komende vat: Ostende, bestemd voor het Nieuwe—Diep en beladen met visch. Deu volgenden morgen 3 uur kregen zij van den vuurtoreu per telephoon van dit ongeval bericht, waarna zeer spoedig de Redding boot in zee werd gebracht om hulp te verleenen, die evenwel werd geweigerd, daar men het schip niet wilde verlaten. Tegen den avond evenwel, toen de wind opstak en de zee onstuimig werd, begon de bemanning, 11 in getal, zeker het hachelijke Hij heeft zelf den wensch gekoesterd, Tina te mogen aflossen, maar heeft dit niet te kenDen durven geven, uit vrees, dat zjjn blijven Hans zou kunnen vermoeien. Het meisje verzet er zich eerst tegen, dat men haar te bed zendt, maar de wil van den zieke doet haar toegeven. „Weet vader, hoe het met mij] staat vraagt hij nog, als zy reeds hij de deur is. „Wij hebben hem niet onnoodig willen veront rusten." „Telegiafeer hem morgen vroeg. Hij moet zich haasten. Ik wilde wel, dat hij reeds hier was. Goeden nacht, beste meid Laat mij morgen vroeg weder een friscb gelaat zien." W esberg neemt aan bet voeteinde van het bed in een leuningstoel plaats; aau het hoofdeinde zit Alice. Zij hebben op Hans's verlangen nog een lamp aangestoken eu met een groen scherm bedekt, zoodat het licht gedempt iu de kamer valt. De zieke ligt een poos zeer stil, vermoeid van de koorts, en Wesberg slaat het ingevallen, edel besneden gelaat gade en richt dan de oogt-n op het bleeke, schoone gelaat tegenover hem. Welk vurig verlangen heeft nog kortelings hem tot deze vrouw getrokken! Welke wenschen hebben zich saamgeweven met de gedachte aan deze vrouw, welke waanzinnige hoop heeft zijd broiu verhitIs hij werkelijk nog dezelfde man, die voor enkele weken als gebroken naar lichaam en geest dit huis verliet, omdat het noodlot een scheidmuur had opgericht tusscben hem en de vurig beminde? Kan zulk een kort tijdperk dan voldoendo zjjn, om de hoog gaande golven van den hartstocht te effenen De onstuimige stroom vau zyn gevoel is nu biDnen kalmer oevers geleid en vloeit gelouterd, edeler en reiner voort. De hinderpaal, welke hem de vervulling zijner wen schen belette, zal niet lang meer bestaan. Hij weet, dat de man, die daar voor hem uitgestrekt ligt, een stervende is, eu Alice weet bet, gelijk hij ziet, ook, en toch zouden beiden dit ontvlie dende leven tot eiken prijs willen behouden. Onwillekeurig, als door een geheime macht aangetrokkeu, ontmoet zij zijne oogen met een droevigen, beslisten blik. Zy heeit g- eu recht meer, zich te vleien met hoop en verwachting. De teerling is geworpen, hoe het ook moge afloopen. „Wesberg," zegt Hans eensklaps, „zjjt gij er nog." „Zeker, beste vriend." „Ik zou u wel iets wilton vragen." van haar toestand in te zien, en besloten met eigeu boot van het schip le gaan. In den loop van den avond kwam het nog hooger op en zit thans vrij vast. De lading is men bezig per as naar het Nieuwediep te vervoeren. In de haven te Kolhorn zijn de bouten schoeiïngsn met het rijzen van het ijs, geheel uitgelicht; ook de scheepssteigers zijn zoo in de hoogte gezet, dat zij onbruikbaar zijn. Door de werking van het ijs werd aan de dijkwerken van den polder Waard en Groet nog al eenige schade toegebracht. Eenige kistdammen zijn geheel van de plaats; van de havenhoofden zijn een aantal zware keien, door het ijs, alsof het veertjes waren, uitgelicht. De notaris C. Warnsinck, 43 jaar, geboren te Grave, laatstelijk wonende te Hoogwoud, is sedert 3 December 1.1. van daar vertrokken en houdt thans vermoedelijk verblijf in Transvaal. Tegen hem is bij beschikking van 3 Februari 1.1. een bevel van gevangenneming uitgevaardigd wegens verduistering van geld, dat hij als ambtenaar in zijne bediening onder zich had. De officier van justitie te Alkmaar verzoekt overbrenging naar het huis van bewaring te Alkmaar. Heden brachten de blazerschuiten te Texel, die hulp hadden gebodeu aan het vol water zittende vaartuig van schipper J. Bakker, dit vaartuig in de haven binnen. Veertig visschers waren een groot deel van deu nacht met alle inspanning bezig om het vaartuig leeg te pompen en hellek te stoppen. „Ja? Nu, vraag maar." „Waarom zyt gjj nog niet getrouwd? Zijt gjj nooit op iemand ernstig verliefd geweest Korte pauze. Wesberg slaat den blik op den gronden antwoordt eindelijk: „Laat mjj het antwoord daarop schuldig blijven. Waarom vraagt gij mij zoo iets?" „Er ligt mij iets op het hart, waarover ik met u zou wenschen te spraken." „Spreek dan toch „Gij zult het mjj niet euvel duiden „Zekerlijk niet." „En ook baar niet, wantik handel zonder haar voorkennis Wesberg en Alice voelen hoe het bloed hun naar het hoofd stijgt. v\ at zal bij toch zeggen? „Waarom antwoordt gij niet?" roept Hans ongeduldig uit. „Gij geloolt toch niet, dat ik met haar voorkennis met u spreek? Gij moet haar toch beter hebben heren kennen. Zij is immers de bescheidenheid en vrouwelijke inge togenheid zelve. Of denkt gij er misschien anders over „Neen, gij hebt volkomen gelijk." Wesberg weet nog altyd niet, waar het n de ander wil. „Het was altijd mjjn bartewensih, dat gij eenmaal mjjn zwager zoudt worden. Gy zijt mijn beste vriend, en ik weet, welk een verstandige, goede, brave kerel gij zijt. Ik wilde, dat ik iets van uwe goede hoedanigheden bezat. Aan Tina zjjt gij van af het eerste oogenblik goed beval len, dat zij u echter van harte genegen is, dat heb ik eeist dezer dagen ontdekt. Het scheen mij toe, als beviel zjj u ook, of heb ik mjj daarin vergist, eD is zij u geheel onverschillig gebleven „Wie zou er met mejuffrouw Christina in aanraking kunnen komen, zonder voor baar govoeleus van hartelijke vrieudschap eu achting te koesteren „Onzin! Vriendschap! Achting! Wat zjjn dat voor woorden tegenover een jong, schoon meisje Ik zou willen weten, of zij u goed genoeg bevalt, om haar te huwen Daar hebt gjj de duidelijke vraag, welke ik met eenige diplomatische wen dingen tot u dacht te richten, doch die mij nu zoo vierkaut ontvalt. Gjj zwjjgt „Ik ben inderdaad eenigszins verbluft—,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 1