II. Ds Arme Diclter. Zondag, 3 Mei 1891. 35ste Jaargang. ITo. 2503- Uitgever, l WINKEL. Bnrean: SCHAGE1V, Laan, D, 4. Gemeente Schagen. fit e k e n <1 m a k i u u e 11. M A IuTr^vTz E N. Aangifte van Verhuizing. Roman van AUGUST N1EMANN, S C H U T T E R I J. Binnenlandsch Nieuws. SCHAGER Alpieen inws- COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater- d ft g& vond. Bij inzending tot middags 12 ure, worden ADVEE- TENTIfiN in het eerfttuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STOKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar fS.Franco per post 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVXBTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.2S; Iedere regel meer Sots Groote letters worden naar plaatsruimte berekend Burgemeester en Wethouders vaD Schagen, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat, wegens den invallenden Hemelvaartsdag, de wekeljjksche Donderdagscbe markt, zal ge houden worden op Woensdag, den 6en M e i a.s. Schagen, 21 April 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen, voor zooveel noodig, met het oog op het verzuim, betrekkelijk het doen van aaugifte ter secretarie bij verhuizing binnen de gemeente, aan de ingezetenen in herinnering, de volgende artikelen van bet politie-reglement dezer ge meente, als Art. 11. Ingeval van verhuizing binnen de gemeente zal daarvan, binnen acht dagen, behooren te worden kennis gegeven ter secretarie der 6. Eerste deel. DERDE HOOFDSTUK. Mijnheer Schubert beschouwde een beider verstanden eene onafhankelijke maatschappelijke positie als de eersie vereischien om den door hem zich gestelden taak te kunnen vervullen. „Het zou zonden zijn," zoo redeneerde hij, „wanneer ik door verliefdheid mijn gezond verstand liet verdooven en wanneer ik in de valstrikken moest geraken, welke aan den om gang met de aristocraten gepaard gaan." Hij had nu eenmaal van de aristocraten geen al te hoogen dunk, en ofschoon de generaal met zijn huisgezin zeer eenvoudig leefde. Zij behoor den toch tot de aristocratie. Wel is waar koesterde hij geen persoonlijken weerzin jegens de aristocratie, in tegendoel paste zjjn afgemeten natuur beter bij de aristocratische stijve deltig- heid, dan bij de burgerlijke gemoedelijkheid. Maar bij beschouwde de hoogere standen als een hinderpaal voor de ontwikkeling der maatschappij en dacht, dat zij niet in staat waren zijne idieën te begrijpen en te volgen. „In het volk ligt onze macht," zeide hij, „de man, die werken wil, moet de zaadkorrels des lichts op het vruchtbare aardrijk uitzaaien en niet op den rotsachtigen bodem der voorname wereld." Heden bad mijnheer Schubert bet bezoek ont vangen van een vriend, doctor Ludwig Cattay uit Berljjn, die op zijn zomerreis in Neustadt vertoefde. Doctor Cattay bekeek opmerkzaam Scbubert's woning en zette groote oogen op. „Nog altijd in de school der lieeren Zeno, Di- ogenes en dergelijken," vroeg hij, „welke de meening toegedaan waren, dat wij den goden te meer gelijk werden, hoe minder levensbehoeften wij hadden De woning van mijnbeer Schubert kenmerkte zich inderdaad door grooten eenvoud, zoodat zij wel den Berljjnschen vriend, die van een goed kleedende jas en fijne schoenen en bandschoenen hield, die zich ook zeer goed thnis gevoelde in een zeker min of meer weelderige omgeving, moest opvallen. Boeken en wederom boeken vul den de kamer, niets getuigde van weelde, geen gemakkelijke leuningstoel, geen portretten van beroemde schoonheden. Alleen een groote schrijf tafel en Benige stoelen mei gevechten zittingen, een kleine tafel, waarop een spiritusstel en een lamp stonden, en een sofa, welke verre van zacht was. boven de so'a een groote wereldkaart. Tus- schen de leuDing van de sofa en de ^aart hingen twee photografiën, een ouden heer en een dame. Het waren Edgar's ouders, die beiden niet meer gemeente, op den voet als hierna is bepaald, te weten Voor een geheel gezin, inwonende dienst- en werkboden daaronder begrepen, door het hoofd van dit gezin. Voor afzonderlijk levende personen door hen zeiven. Art. 12. Overtreding van het vorig artikel wordt ge straft met eene boete van een gulden. Schagen, 24 April 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter algemeene kennis, dat de Raad heeft besloten, dat de kermis in deze gemeente zal plaats hebben en invallen op Zondag den 21 en Juni a. s. des namiddags ten 4 ure, om tc eindigen op Zondag den 28en daaraanvolgende. Sebagen, 28 April 2891 Burgemeester en Wethouders voornoemd: C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen, roepen mits deze op, alle zoodanige ingezetenen, tot de levenden behoorden. „Vindt gjj deze kamer niet zeer net vroeg hij naar aanleiding van de verbazing van zijn vriend. „Ik ben er zeer trots op. Zie toch eens die heerljjko appelboom Gij kunt niet gelooven welk een heerlijke geur uit dezen tuin mijn venster binnen stroomt," „Gij zjjt onbetaalbaar, beste Edgar. Ik benijd n. Aan lieden als gij behoort inderdaad de geheole wereld. Ik vergeet niet, ho9 zeer gij u verheugde! over de villa's in de Diergaardenstraat, als wij daar in de lente gingen wandelen. Het was precies, alsof het uwe eigene villa's waren." „Wanneer k het goed naga, dan heb ik daarin ook gelijk. Ik beb toch van de villa's en kastee- len der rijke lieden meer genot dan deze zelve. Ik heb er geen zorgen over, erger mij niet over de architecten en de handwerkslieden, erger mij niet over de buurmaa, die het nog mooier heeft, maar geniet volop van het schoone, hetwelk bestaat." „Ja, ja, gij zijt degeïdialiseerde sociaal-democ raat. Gij behoelt niet meer te deelen, gij hebt reeds gedeeld. Maar vindt gij het op den duur toch niet recht vervelend in dit kleine nest Ziet gjj, het zon zeker zeer onkiesch, het zou bepaald leelijk van mij geweest zijn, wanneer ik tegenover u van Diogenes had gesproken, als ik niet had geweten, dat gij vrijwillig dezen cel eens kluizenaars bewoont eD dat gjj zeer net kondt leveD, als gij dat wildet. Gij met uw genie kondt in do letterkundige wereld zooveel verdienen als gij maar verlangt. Gjj moet mede naar Berlijn gaanIk zou mjj daarover zeer verheugen. Ik heb u noodig, Edgar, gjj zijt voor mjj onontbeerlijk 1 Uw geest vult den mjjneaan. Zonder a, ben ik als een viscb op het drooge." „Dat zegt gjj alleen uit d.n grap. Gjj, die nu geroemd woidt! Ik heb over uw nieuw bljjspcl gelezenbjjna dageljjksch vind ik critische beschouwingen daarover in de couranten. Ik wensch u geluk. Ik heb dus wel degelijk juist geoordeeld. Gij twjjfeldet er altjjd aan." „Wjj wisten er beiden niets van, beste vriend. Noch gij als proleet der toekomst, noch ik met mjjn twijfelen, konden voorzien, hoe het zon uit kopen. Ik word er steeds meer en meer van overtuigd, dat het lot van een tooneelstnk onbe rekenbaar is. Nocb de scbrijver, noch de regisseur, noch de tooneelspeler hebben er eenig vermoeden van, hoe een stuk op het publiek zal werken. Tafereelen, waarvan ik mjj veel beloofde, gingen onopgemerkt voorbij, andere, waarvan ik niets verwachtte, verwekten tot mjjne grootste ver wondering algemeen gelach en dollen bijval. Wjj dramatische schrijvers zijn de narren van het ge luk. Maar waarom antwoordt gij niet op mjjn voorstel, om naar Berlijn te komen en den Pe- gasus tot een boogeren vlucht te bestjjgen Wjj beiden verbinden ons, beste Edgar! Gij bebt de ideën, gij zijt da poetiscbe vormende geest, ik dio op den I Januari 1891 bun 25ste jaar van ouderdom zjjn ingetreden, benevens de zoodanigen, die zich van Buitenlands in deze Gemeente gevestigd hebben, voor zooverre zij nog in een der klassen van de Schutterij vallen, om zich tusschen 15 Mei en 1 Juni aanstaande, ter Se cretarie dezer Gemeente voor den dienst der Schut ter jj te doen insehrjjven, zullende tot ontvangst van hun aangifte te dier plaatse speciaal worden gevaceerd op alle werkdagen, gedurende des voormiddags van 9 tot 12 ure. Tot naricht der belanghebbenden dient: Dat als ingezetenen in deze worden beschouwd, alle Nederlanders, in het Rijk hun gewoon ver- bljji houdende, en alle vreemdelingen, in het Rijk woonachtig, welke hnn voornemen om zich aldaar te vestigen zullen hebben aan den dag gelegd. Dat de aangifte tot inschrijving in alle aevallen voor de ingezetenen van den hierboven bedoelden ouderdom behoeven gedaan te worden, ook dan zelfs, wanneer de belanghebbenden vermeenen tot de vrijgestelden of uitgeslotenen tot den schutterljjkcn dienst te behooren, dat zij, die bevonden zullen worden zich niet vóór den len Juni 1891 te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk Bestuur ambtshalve worden ingeschre ven, en ter zake van hun verzuim in eene geldboete vervallen, terwijl dezelve daarenboven zonder loting zullen worden ingelijfd. En worden overigens de ingezetenen aangemaand om zich tijdig van een geboorte-extract te vooriien, en maak het tot een geheel wij zullen een let terkundige compagnie vormen, die alle sterren van het heden verduisteren zal. Gij znlt eens zien, dat het tocb ook scbooD is, een villa in de Diergaardeustraat zelf te bezitten." „Zeidet gjj zelf niet, dat de dramatische schrij vers de narren van bet geluk zijn „Ah bah, tot op zekeien hoogte. Er is geen regel zonder uitzondering. Heb ik eerst eenmaal vasten voet verkregen, dan is de overwinning voor het vervolg in mijn hand. Zie Sardou en Dumas en "anderenEn hoe is niet Moser en Schöntlian en Lindau bij ons Het publiek staat onder do macht dor gewoonte, een heerscher heeft een leger noodig. Is de schrijver eenmaal in de mode gekomen, dan kan hjj het publiek naar zijn luimen dwingen." „Ik weet niet, beste vriend, dat zijn louter vooruitzichten, die mjj niet toelachen. Welk een zelfvoldoening verschaft dan zulk een overwin ning op de gedachte nlooze menigte Heet het niet, met gouden spaden zand graven, wanneer ik de kostbare oren van het leven en de kracht van mjjn geest aanwend, om geld te verdienen, dat mjj niet gelukkig maakt, en louwerkransen, welke ik moet verachten Doctor Cattay haalde de schouders op, „Gjj zweeft in bovenaardsche oorden, ik ben de realist. Waarom zou ik met het geld, hetwelk ik verdien, niet gelukkig worden Met geld kan ik alle aangenaamheden des levens koopen. Waarom zou ik den lauwerkrans verachten Hjj biengt mjj het bewijs mijner geestelijke meer derheid, zelfs wanneer ik. weet, dat bet kwistige publiek een menigte is. welke niet bij machte is te oordeelen. Heb ik daarmede niet aan de trage menigte de erkenning afgeperst, welke op het gebied van den geest zoo moeieljjk is te ver krijgen Ja, achter de vorsten loopen zjj aan en voor den sabel bebben ze allen eerbied, maar ben zoover te brengen, dat zjj iets bewonderen, wat zjj niet vreezen, dat is de triumf van het genie. Daarom moet de dichter met den koning ;,aan, zij beide staan boog boven de menschbeid." „Dat klinkt zeer mooi. Maar er valt toch iets tegen in te brengen. Om den gunst van het volk te verwerven, is het bepaald noodzakelijk zolf op het volk te gaan gelijken. Gij moogt geen bioote na-aper zjjn, maar uw eigen karakter moet overeenkomst hebben met dat der menigte, wanneer gjj de vriendschap van het pnbliek wilt verwerven. Gij zult geen gunstig gevolg bebben, wanneer gij een tweeslachtig mensch zjjt, wanneer gij alleen naar bepsalde ervaringen het publiek nuar den zin schrijft, terwijl gjj toch in uw hart eene meer verhevene stemming koestert. Dat komt tegen elkaar in opstand, want er bestaat een zekere geheimzinnige sympathie tusscben een sehnjver en zjjn pnbliek, zoodat de menschen het instinktmatig begrijpen, wanneer gjj anders schrijft, dan gjj denkt. De menschen scheppeD zich alzoo van hnn jnisten ouderdom te verzeke ren, ten einde dat de inschrijving behoorlijk geschiede, en zjj alzoo niet komen te vervallen in de straffe bij de Wet bepaald. Schagen den 1 Mei 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Woensdag avond, den 29eu April j.1. werd in de kolfbaan van den Heer Groen te Bar- Singerhorn een gezellig avondje gesleten door vele ouders van schoolgaande kinderen met nog verscheidene belangstellenden, en- niet te ver geten door vele kinderen. Het kinderzangkoor- of wil men liever, de zangklasse bestaande uit jongens en meisjes uit de hoogste klasse der openbare school te B. en nog eeuige oudere kinderen voerden twee— en driestemmige liederen van kleinen omvang uit en ter afwisseling werd eeu zeer gepast tooneelstukje opgevoerd door een zestal jonge dames, waardoor het genot van den avond, zoowel voor de kinderen, als voor de ouderen niet weinig verhoogd werd. De zangstukjes van het Koor waren allen uit bekende bimdels kin- altjjd nog behagen in zulke boeken en tooneel- stukken, welke naar hun zin zijn maar ergeren zich over nieuwe beweringen en beschouwingen. Gjj moet dus denken, gelijk het publiek denkt, wanneer gjj hen wilt bevallen, gjj moet precies hetzelfde voor gewichtig en waar houden, wat zij daarvoor aanzien. Zoo moet gij dus afdalen van uw hooger standpunt en moet de menigte vleien, terwijl gjj zjjn veroordeelon en harts tochten niet alleen voor goed verklaart, omar zelfs voor ware levenswijsheid aanziet. En Schil ler heeft in zooverre gelijk als hjj zegt, dat het den koningen daarin niet heter gaat dan do dichters. Want ook met betrekking tot de macht in den staat is het evenzoo gesteld als met de macht in de kunst. Geliefd door het volk zjjn altijd alleen die vorsten, welke krachtons hun eigen natuur met hun volk in den geest ver want zijn. Maar laten wjj schrjjvera bedenken, waarmede wjj dezen volksgunst moeten betalen. Wjj moeten het beste wat wjj bezitten, daarvoor prjjsgeven." Doctor Cattay draaide aan da punten van zijn snor en zjjne zwarte oogen fonkelden van over moed. „Gjj zjjt een eigenaardige kerel," zeide bij lachend, „en in u steekt zoo'n soort apostel of wijsgeer van hooger maaksel. Maar ik ben een gewoon mensch, en op mjj is uwe theorie niet van toepassing. Ik wil genot bebben, ik koester niet den eerzucht, de wereld te verbeteren en le bekeeren. Wanneer ik bij Hiller met een mooi deerntje soupeer, nadat bet applaus voor mijn stuk het theatre deed dauzen, dan verlang ik verder niets meer van de geluksgodin. Ach, mijn oude jongen, gij zjjt te goed voor deze wereld. Wanneer gjj niet eeu weinig water in uw wjjn doet, dan zult gij u veel verdriet betokkenen. Een br-tje slechtigheid is bepaald noodzakeljjk, om door het leven te komen. Gjj zijt veel te idealistisch onze lagere karakterboedanigheden zjjn de zwemblazen, die ons in den stroom der wereld boven water houden. Zeg, gjj zjjt misschien toch niet verliefd, verliefd op een of andere njjmt in dit Neustiidter oord, zoodat gij hier geketend zjjt „Wat denkt gjj wel?" riep Edgar uit, terwjjl hij vreeseljjk bloosde. „Nu, mjjn beste jongen, het kon toch zoo iets zjjn. En het komt mjj ook voor, dat het werke lijk zoo hot geval is. Maar ik raad u wacbt n voor de vrouwen! Die kunnen voor u noodlottig worden: gij zjjt te idealistisch, en een voorge voel zegt mjj, dat de vrouwen u ten gronde zuilen richten, als gjj niet een weinig slechter, een weinig meer gewoon mensch wilt worden." „Bab I* antwoordde Ekgar. Wat is datgene, wat gjj ten gronde richten noemt Het is slechts ijdelheid, al die aardsche heerlijkheid." WORDT VERVOLGD-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 1