De Arme Dichter. Zondag, 24 Mei 1891. 35ste Jaargang. ïïo. 2509. Publiek belang. Onderzoek van verlofpniers te lande. Uitgever, J. WINKEL, fturcau: SC HAGË1Y. Laan, 1>, 4. NATIONALE MILITIE. ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff ff CH AG i rteitifi- L hl Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater- d agavond. Bij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEH- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STOKKEN één dag vroeger. Prya per jaar f3.Franco per post 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.25; iedere regel meer Sets Groote letters worden naar plaatsruimte berekend Gemeente iSchagen. It e k e ii <1 in a k i n s e n. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis van belanghebbenden, 4pt het onderzoek van de in die gemeente verblijf- hondende verlofgangers der Militie te land, voor zooverre zij vóór den lsten April j.1. in het genot van onbepaald verlof wareu gesteld, zal plaats hebben te Scbagen, op Woensdag, den 3en Juni 1891, des voormiddags ten 10 ure, en dat mitsdien op ovengenoemd tijdstip zich voor dat onderzoek, aan het Raadhuis aldaar moeten berinden, de onderstaande personen Lichting. Namen enVoornameo. Korps. 1885. Snaas, Klaas 4e Reg. Vest. Art. Adel, den Cornelis 4e 1 Windt, Leeudert 4e Tuinman, Jan 4e V ff Noorden, Jacob 4e ff V Nierop, Jacob 7e Infanterie. 1886. Smit, Pieter 4e Vest. Art. Deutekom, Arie 4e Vries, de David le Veld. Art. Jongejan, Arie le Infanterie. n Koorn, Gerbrand 7e ji Egbergen, Jobannes 4e Vest. Art. 1887. Moei, de Jan 4e ff Bakker, Pieter 7e Iulanterie. 1888. Bleeker, Cornelis Philippus Jacobus 4e V Vest. Art. Deutekom Anthonie 4e ff V Roggeveen Willem 4e Infanterie. Keesman, Jan 4e Pater, de Cornelis Valentinus 4e 1889. Schouten, Adrianus JI Cornelis 4e Vest. Art. Kossen, Jacob Korps Genietr. Overtoom, Joannes le Reg. Infanterie. Baars, Jacobus Johannes 4e JI Vest. Art. Mekken, Klaas 4e Wit, Abraham 3e Huzaren. Roman van AUGUST N IE M A N N. 12. Eerste deel. VIERDE HOOFDSTUK. Het gesprek verstomde. rKlara, welke zich er op geoefend bad, de oudere zuster te accompag- neeren, maakte een voorspel, en toen klonk, met hartstocht gezongen, het lied van Eva's lippen „Op de vleugelen van het gezang, harteliel, draag ik u voort. Welk een schoone stem, en hoe wonder schoon zong zij juist heden. Hoe was zij veranderd Zij had er dus een goed begrip van, wat er op het spel stond. De graaf was eerst, nadat zij geëindigd had, stom van verbazing, daarna was bij schier onuitputtelijk in lol. Dat was geen beleefdheidsvorm, hij was werkelijk verrast en verbaasd. Hij had veel goed hooren zingen, en verklaarde, dat dit zingen, ofschoon niet in kunst, toch aan natuurlijko middelen op een hoogte was te plaatsen met de koninklijke opera, en deze zelfs in uitdrukking overtrof. Hij vergiste zich daarin, want bij had weinig verstand van muziek maar het kon tot zijne verontschuldiging dienen, dat hij verliefd was. Eva had hem betooverd die weinige uren, welke hij in haar tegenwoordig heid had doorgebracht, waren voor hem als even zoovele minuten vervlogen, en hij zeide tot zich zelve, dat zij het mooiste wezen was, hetwelk bij kende, en dat zij bet waard was, gravin von Brenkenheim te worden. Edgar was opgestaaD. Een pijnlijk gevoel be nauwde zijn borst. Hij begon te vreezen, dat bij zich omtrent zich zeiven bedrogen had, dat hij niet zoo onverzettelijk was, als hij het zelf wel hoopte. Eva's gedrag had de bedriegelijke kalmte veistcoid in welke bij zich in slaap had gewiegd. Hij wilde het niet langer aanzien en kon dat ook Zoomede de verlofgangers in de termen voor het onderzoek vallende, welke zich vóór den datum der inspectie alsnog van elders in de ge meente komen vestigen. Belanghebbenden worden verder herinnerd, dat zij moeten verschijnen in uniform g.-kleed en voorzien van de kleeding-en uitrustingstukken hun bij hun vertrek mot verlof medegegeven, alsmede van hunne zakboekjes dat zij in uniform zijnde, onderworpen zijn aan het reglement van krijgs tucht, en zich bij verzuim, nalatigheid of wan gedrag blootstellen aan arreststraffen van twee tot zos dagen, alsmede aan oproeping tot werke- lijken dienst voor den dienst van drie tot zes maanden. Schagen, den 22en Mei 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. In ons vorige nummer namen wij op, een ingezonden stukje van R., waarin deze terecht wijst op het gevaar met hetwelk de gezondheid der ingezetenen wordt bedreigd door den ver koop van schadelijk vleesch, waarvan onlangs weder te dezer plaatse een geval werd ontdekt. In aat schrijven vestigt R. de aandacht op de keuring van levensmiddelen, zooals die in deze gemeente is geregeld, of zoo men wil, niet is geregeld. Waar het, zooals in dit geval, een onderwerp geldt, van zoo algemeen en ingrijpend, belang als de publieke gezondheid, daar meenen wij onzen lezers een dienst te bewijzen, door hen mede te deelen dat de besprekingen, gevoerd in den Raad onzer ge meente tijdens de behandeling van het ontwerp eener nieuwe gemeente-verordening, het vermoeden wettigen, dat na het in werking treden dezer verordening van gemeentewege een Keurmeester over de levensmiddelen zal worden aangesteld. niet, hoe zij met haar bezield en spreekeud gelaat naar den officier gekeerd, aan dezen tegelijkertijd haar ziel in het gezang opende. Toen Edgar nu afscheid nam en ook naar Eva toeging en voor haar eene buiging maakte, schoot een vonkelende blik uit zijn oog op haar neder en deed baar huiveren. Welk een kwelling, welk een toon lag er in dezen blik. Ook de graaf bespeurde dezen blik en werd er eigenaardig door getroffen. Reeds van te voren was het hem niet ontgaan, dat de jonge man vac zijn plaats naast den generaal en terwijl hij met den ouden heer scheen te praten, zeer dikwijls naar Eva had gekeken. Hij vroeg zich af, welk eene bijzondere verhouding er toch wel tusschoo hen beiden mocht bestaan, en die gedachte hin derde hem geducht „Wie is deze mijnheer Schnbert, vroeg hij Eva, toen Edgar was vertrokken. „Hij is schrijver," zeide Eva koel. De ontroe ring van baar gemoed was geweken toen zij Ed gar niet meer in hare nabijheid zag, en het was haar, alsof de kale nuchterheid van het leven weder was terug gekeei d. Slechts een gevoel van overwinniDg, ofschoon dit met teleurstelling ver mengd was restte baar. „Schrijver F" vroeg de graaf. „Dus vermoede lijk een democraat." „Hij is een vriend van ons huis en papa beeft bem zelf bij ons geïntroduceerd," antwoordde Eva op trotschen, bestraffeuden toon, „Ikvraag pardon, mejuflrouw. Ik twijfel volstrekt niet aan de hooge waardigheid van dien beer. Ik meen slechts, dat schrijvers en journalisten nu eenmaal menschen zijn, die hun carrière zijn misgeloopen, en die zijn allemaal democraten. Ik hoop niets gezegd te hebben, dat aanstoot kon geven." „Ik vermeet mij niet, te oordeelen over mijn heer Schnbert's politieke inzichtenhij is met papa bevriend," antwoordde zij met dazelide koelheid. Bovendien wijzen wij er met genoegen op, dat de bovengenoemde nieuwe verordening teer strenge en ons inziens ook zeer afdoende bepalingen inhoudt tegen de helaasook in onzi* gemeente voorkomende kwade praktijken van gewetenlooze lieden, die voor de gezondheid schadelijke eetwaren trachten te verkoopenwaaronder in de eerste plaats wel mag genoemd worden Hoofdstuk X, „Toezicht op sommige bedrijven": Art. 105. Het is verboden, vleesch, visch, ge- vogeltje of andere waren, hoe ook genaamd, blijkbaar bedorven, of om eenige andere reden schadelijk voor de gezondheid zijnde, te verkoopen, te koop stellen, in winkels of bergplaatsen aan wezig te hebben, of te vervoeren. Art. 106. Ieder verkooper van de in het vorige artikel bedoelde waren is verplicht, al wat hij daarvan in zijn huis, zijne slacht- bewaar- of bergplaats of winkel aanwezig heeft, op aanvrage aan de politie, of den aangewezen keurmeester te vertoonen en de keuring daarvan toe te laten. Bij vervoer is een ieder daartoe verplicht. Art. 107. Wegens bederf afgekeurde eetwaren moeten terstond door en ten koste van de over treders, onder toezicht van de politie, op de daar toe door haar aan te wijzen plaats worden be graven. Art. 108. Het op openbare plaatsen of in winkels verkoopen, te koop stellen of aanwezig hebben van eet- of drinkwaren, welke door Burgemeester en Wethouders bij openbare aankondiging met name zullen zijn aangewezen als schadelijk voor de gezondheid, is verboden. Wij twijfelen niet, of deze en dergelijke bepalingen zullen, mits zij slechts met onver biddelijke gestrengheid worden toegepast, op den duur een niet te miskennen heilzamen invloed uitoefenen. Bij de wet is dus dit publiek belang vol doende geregeld eu zoover het mogelijk is zal ons gemeentebestuur in deze niet met zich laten spotten. Wij juichen dat bepaald toe. Waar misbruik of misdadig opzet gepleegd wordt, diene de handhaver der wet onverbid delijk tot eerbiediging dier wet te nopen. Betreurenswaardig evenwel vinden wij het, dat in een gemeente als de onze, dergelijke De graaf zweeg. „Do zaak is niet volkomen zuiver," zeide bij bij zich zeiven. „Ik moet den ouden heer daarover eens uithooren. Mevrouw von Birkbausen, mengde zich nu in het gespreken kwam den graaf in zijn voornemen te gemoet. Zij was eene opmerkzame toeschou wer geweest van al het voorgevallene en had opge merkt, dat de graal nu naar Edgar vroeg. „Gij verwondert u zeker over onzen omgang met een schrijver, heer graaf," ztiue zij. „Maar mijuheer Schubert is een zeer 'atsoenlijk jong man, een geleerde, die mijn man bij de beschrij ving zijner militaire herinneringen helpt. Een eenvoudig jongmenscb, die van de opbrengst van zijn pen leelt." „Hij ziet mij er niet zoo eenvoudig uit," ant woordde de graat. „Een zeer flink opgegroeid jong man. Ik verwonder mij er over, dat zulke lieden vrij ronddwalen en inkt vermorsen, in plaats van bij het leger te dienen. Ik heb nu eenmaal een vooroordeel tegen de ridders van de pen, en meen, dat zij dat doen, omdat zij niets beters kunnen. Maar ik vraag wel excuus, daar deze heer een buisvriend van u is," De graai voegde deze laatste woorden er aan toe, omdat hij Eva's oogen op hem zag rusten. Deze zwarte sterren fonkelden zoo gebiedend, dat hij den moed verloor, aan zijn kwaden luim den vrijen loop te laien. „Gij moest nog iets zingen. Eïa*, zeide me vrouw von Birkhausen. „Wat hoort gij het liefste, heer graat F Mijn dochter heeft een vrij rijk voor zien repertoire. Zing eens Ik murmureer niet „Dat is een lied, dat beter geschikt is voor een mannestem," antwoordde Eva. „Mij dacht, Olga eu Klara konden tot afwisseling nu wel eens 'oarer gaven toonen. Houdt gij van Mozart's sonaten, vierhandig, mijnheer de graaf?4 „Ja, weet gi), mejuffrouw, ik dweep met mu ziek, maar ook alleen, wanneer gij zingt. Geef nog een klein lied tot aischeid, want bet wordt tijd voor mij. Ik heb reeds te lang van uwe scherpe resolutiën noodig blijken. Begrijpen dan die menschen, die willens en wetens eetwaren verkoopen of te koop doen aanbieden, welke „voor een prikje weg moeten en waar een luchtje aan is" dus, die verkee- ren in staat van bederf en van welke waar getuigd wordt dat het goed is voor de „arme lui" want „die hebben niet zoo 'n fijne neus en tong en hun maag is wat graager", Wij vragen: begrijpen die menschen niet, dat zij, al weten zij de wet en de politie te ontduiken, zich schuldig maken aan voorberaden aanslag op de gezondheid en het leven hunner medemenschen Of durft men het een onschuldig iets te noemen, als men bezig is, bijv. eenig geslacht aan den man te brengen, waarvan de keurmeester moet getuigen, dat als het door de menschen gebruikt was geworden, zeer zeker darmziekten zouden zijn ontstaan, aan welke sterke men schen nu wel niet dadelijk gestorven zouden zijn, maar welk gevaar voor zwakkere gestellen wel degelijk bestond? Dat toch elk meer bedacht, dat nevens de wettelijke verplichtingen, er ook zedelijke ver plichtingen bestaan, die rusten op elk rnensch, en waarvan zeker wel eene is dat men niet, om zich zeiven te verrijken of te bevoordeelen, het leven of de gezondheid zijns naasten in gevaar mag brengen of schaden. Waarlijk, menigeen zal bij ernstig nadenken moeten erkennen, dat „het vervalschen van levensmiddelen en het in den handel of in verbruik brengen van aan bedref onderhevig zijnde levensmiddelen" niet zoo'n kleinigheid is, als men dat gewoonlijk voorstelt. Ten slotte nog de opmerking dat de door R. bedoelde bepalingen niet voorkomen in het Burgerlijk Wetboek, maar wel in het Wetboek van Strafrecht. goedheid misbruik gemaakt.4 „O, heer graaf, wij bidden u !4 liep mevrouw von Birkhausen uit eu was onuitputtelijk in dankbetuigingen voor de eer van bet hoogst aangename bezoek, terwijl Eva baar muziek door bladerde en eindelijk het lied gaf „Hij de braafste van allen.4 Zij stond achter Klara's stoel en wendde haar gelaat gedeeltelijk naar den graaf. Zij gevoelde, dat hij uit zijn eerste begoocheling wakker geschud en een weinig afgekoeld was. Zij wilde den indruk weder uitwisscben, welken hare weigerende woorden op bem gemaakt had den. Het was voor haar een aangenaam gevoel, hem in vervoering te brengen en ah haar slaaf te zien, terwijl zij hem toch terzelfder tijd offerde op het altaar, hetwelk zij in baar hart voor Edgar had opgericht. Zoo liet zij dan nu eenige malen in onberispelijke beiiaagzucht baar warmen blik over zijn gelaat glijden, alsof het mogelijk was, dat hij zelf de braalste van allen was, wien deze dwecpende woorden golden, terwijl zij toch in waarheid met bango vreugde dacbt aan de overwinning, welke zij heden bad behaald op Edgar's ongevoeligheid. En het gevolg van haar zingen bleef ook niet uit. De graaf geraakte weder ia gloed en vergat zijn twijfel. Hij werd volkomen medegesleept en zwoer bij zich zeiven, dat hij de beden aange knoopte kennismaking, wilde voortzetten. „Gij moet ons komen bezoeken, mevrouw,4 zeide hij tot de echtgenoote van dengeneraal, na dat hij aan Era zijne bewondering voor haar schoon gezang had lucht gegeven. „Mijne mama, zal zich er zeer in verheugen, u te leeren kennen. Ik reken er op dat gij het doet. Ik zal u den landauer zenden. Het is een ritje van een uur dus niet zoo groot.4 „Wij hebben in het geheel nog geene bezoe ken afgelegd," zeide mevrouw von Birkhausen, met gt maakte onverschilligheid, ofschoon zij inwendig van vreugde trilde. „Ik weet niet, hoe mijn man er over denkt. Wij leren zeer ingeio-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 1