AlrattÉ- L
la.
De Arme Dichter.
Zondag 14 Juni 1891.
35ste Jaargang. ITo. 2515.
Gemeente Schagen.
B? e k e 11 <1 m a k i n g e 11.
P A T E N T E N.
KOEPOK-INENTING.
Binnenlaudsch Nieuws,
Uitgever, J. WINKEL.
Iturean: M ll L\. Laan, I>, 4.
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per poat 3.60.
Afzonderlijke nummer* 6 Oenta.
ADVERTENTIE* van 1 tot 6 r#«el« f0.25; ieder* ragel me
Groote lettera wordou naar plaataruimta berekend
iota
De Burgemeester van Schagen brengt ter al-
gemeene kennis, dat de patenten, aangevraagd
in do maanden Februari, Maart en April, dienst
jaar 1890|91, 4e kwartaal, ter gemeentesecretarie
door belanghebbenden konnen worden afgehaald
vanaf Zaterdag, den 13en tot en met Vrijdag,
den 19en Juni a.s., des voormiddags van 9 tot
12 ure den invallenden Zondag uitgezonderd.
Schagen, den 12en Junr 1891.
De Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen;
Overwegnede dat de POKKEN in
enkele deelen des lands epidemisch zijn
verklaard
Overwegende dat het mitsdien wensche-
lijk is dat aan een ieder gelegenheid worde
gegeven zich te laten inenten, of wel
h e r i n e n t e n, en zulks te meer in deze
gemeente, waar zich vóór en tijdens de
kermis personen uit verschillende deelen
des lands plegen op te houden, tenge
volge waarvan het gevaar voor aantasting
grooter wordt.
Brengen ter algemeene kennis dat gele
genheid tot kotsteloozc inenting'
en liei inenting', zal worden gegeven
op DINSDAG, 16 JUNI e.k des na-
Roman van AUGUST NIEMANN.
Eerste deel.
18.
ZESDE HOOFDSTUK.
Edgar Schubert bezat een geheimen schat, een
kostbaar kleinood, dat hij nog aan niemand's
blik had vertoondeene verzameling gedichten.
Zij waren eene weerkaatsing van zijn leven hij
had in opgewekte en in droeve nren in dichter
lijke regelen wedergegeven, wat zijn gemoed
bewoog. Deze gedichten, welke hij als een uit
spanning naast zijn arbeid beschouwde, ofschoon
zij zijn juiste gedaante weergaven, lagen nu
dikwijls voor hem hij beschouwde ze met wee
moed en voegde er nieuwe gedichten aan toe,
die in de stille nren zijner eenzaamheid, in
dweeperige oogenblikken in zijn ziel geboren
werden.
Ook arbeidde hij nog aan een ander werk,
hetwelk evenzeer een geheim was. Hij had een
roman geschreven, waarin hij zijne ideën in den
vorm van eefi verbaal had nedergelegd. Het was
daarbjj zijn plan geweest, datgene, wat hij langs
den weg eener wijsgeerige beschouwing moeielijk
in ruimer kring ter kenDisse zou kunnen brengen,
onder aangenamer vormen uit het tegenwoordig
loven aan het groote publiek mede te deelen.
Ook van dezen arbeid wist niemand iets, zelfs
niet zijn vriend Ludwig Cattajj, ofschoon deze
hem meermalen aangeraden had romans te schrij
ven. Nu nam hij het manuscript weder ter hand
en corrigeerde en vulde aan, in de hoop, aan
zijne gedachten eene nieuwe richting te geven,
niet met het doel, den roman uit te geven.
Maar het hielp hem alles niets. Zijn bloed
vloog ontstuimig door zijne aderen overal ver
volgde hem Eva's beeld.
Hij besloot Neustadt te ontvluchten. Hij dacht
voor langen tqd.op reis te gaan, Itaiië te door
kruisen en onder de ruinen eener wereld, welke
men Rome noemt, de ruine van zijn eigen stand
vastigheid te vergeten.
Doch de maatschappelijke beleefdheid gebood
ben, afscheid te nemen. Nog eenmaaal wilde
middags van 121/» tot 2 ure, ten huize
van den gemeente-geneesheer den Heer
I*. I) E 11 O E It, Laan No. 8, alhier.
En noodigen een ieder, wien zulks aan
gaat, ernstig uit van de aangeboden gele
genheid gebruik te maken.
Schagen, den 13en Juni 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
De schoolkinderen van Barsiügerhorn
hebben jl. Woensdag een echt prettigen dag
gehad, ter belooning voor getrouw
schoolbezoek; slechts enkelen moesten
hun willekeurig verzuim met uitsluiting van
het feest boeten.
Er werd met de kinderen van alle klassen
een rijtoer gemaakt naar Callantsoog, over het
Zand, waar op de heenreis, in het lokaal van
den heer Stam, ieder een goed onthaal vond.
Ook op de terugreis heeft Stam aan het gezel
schap eene attentie bewezen, die wel niet onop
gemerkt kon blijven, en waar voor hem
hijzonderen dank toekomt.
Te Callantsoog werden de kinderen door de
schooljeugd aldaar met gezang verwelkomd, en
daarna had op het duin eu het strand de dolle
pret wel haar toppunt bereikt, zooals men zich
kan voorstellen.
Thnis gekomen was er een prijsuitdeeling
in de school. Van de 164 feestvierende kinderen
hadden 132 over het afgeloopeu jaar geen
enkel willekeurig verzuim gehad.
Voor het verkrijgen der benoodigde rijtuigen
bij het huis van den aristocraat betreden, bij
wilde zich bij den generaal verontschuldigen,
dat hij in het vervolg niet meer kon helpen aan
diens krijgskundige geschiedenis, en bij wilde de
schoone fee voor het laatst vaarwel zeggen.
Tegen deD middag ging bij heen, maar hij
trof den generaal niet thuis. Daar hij hem zelf
wilde spreken, keerde hij weder terug, nadat hij
had gezegd, den volgenden dag terug te zullen
komen. Maar des namiddags ontving bij een
briefje van den generaal, in hetwelk hij werd
uitgenoodigd s' avonds thee te komon drinken.
„Zal er partij zijn I" vroeg hij aan het meisje,
dat het briefje bracht
„Neen," antwoordde zijer komt niemand dan
de doctor."
De doctor was hij zelfdie dienstboden van
den generaal evenals zoovele andere mensehen
in Neustadt noemden hem steeds zoo, daar zij
veronderstelden, dat een heer, die met de pen
omging, docter moest zijn.
„Ik zal komenzeide hij.
Toen bet meisje vertrokken was, had hij
berouw over zijne toezegging, maar bij had nu
eenmaal beloofd te komen, en hjj ging op het
bepaalde uur heen.
Het was een wonderlijke bijeenkomst. Hij ver
keerde als in een droom, toen hij in het anders
zoo gemoedelijke boekje bij de theetafel zat en
Eva's nabijheid genoot. Hij zag baar, hij hoorde
haar en zij nam al zijn aandacht in beslag. Het
kwaui hem voor, als moesten allen bespeuren,
dat hij koortsachtig was. En bij bemerkte ook,
dat Eva hem met bijzondere blikken gadesloeg.
Of vergiste hij zich daarin, en was het alleen
zijne eigene opgewondenheid, die hem dit voor
spiegelde? Hjj bracht zoo onbevangen mogelijk
zijn aanstaand vertrek ter sprake en moest toch
de oogen neerslaan, toen bij Eva's blik op zich
gericht gevoelde. Hij dacht, dat zijne wangen
gloeiden en zijne oogen hem konden verraden.
De geneneraal zette groote oogen op over deze
mededeeling.
„Wanneer wilt gij vertrekken?" vroeg hij.
„Morgen."
„Gjj denkt toch niet lang nit te blijven
„Ik geloof niet, dat ik terug zal komen," ant
woordde Edgar. „Wanneer het mij in Rome
bevalt, zal ik daar blijven."
voor deze gelegenheid bleek ook nu weder
niet het minste bezwaar te bestaau.
Naar aanleiding van het bezoek, 't welk
Duitschland's Keizer in het begin van Juli
aan Amsterdam zal brengen, zegt het Hbld.
Amsterdam, van welks hoogsten toren de
keizerskroon schittert, zal weldra het voorrecht
hebben, den Duitschen Keizer welkom te heeten.
En dat welkom mag Z. M. hartelijk worden
toegeroepen wegeDS tal van redenen.
Ten eerste, omdat Dnitschland ons een loyale
en zeer bevriende buurman is. Keizer Wilhelm
heeft zich, evenals zijn beroemde en betreurde
grootvader, steeds een goed vriend getoond
van ons land en onze oude, hem nauw verwante
dynastie. Wij hebben in 1870 en sedert den
grooten oorlog steeds er op gewezeD, hoezeer
Duitschland ons vertrouwen verdient. Wij kun
nen ons moeielijk voorstellen, welk ander rijk,
Da zoo voorbeeldelooze overwinningen, Europa
21 jaren van vrede zou geschonken hebben,
welk ander rijk zoo weinig aanmatigend, zoo
ridderlijk zich steeds gedragen heeft jegens de
kleinere rijken, die het omringen.
Het is meer dan plicht, dit waardeerend te
erkennen, nu de jonge Keizer van het vereende
Duitsche rijk ook ons land een bezoek brengt,
gelijk Z. M. het zoovelen anderen bevrienden
natiën reeds gebracht heeft.
Aan de wijsheid, het staatkundig inzicht, de
gematigdheid van Keizer Wilhelm I, van prins
von Bismarck en nu van den jongen Keizer, is
het te danken, dat Nederland steeds een be
vrienden en zeer welwillenden buurman vindt
in het Duitsche keizerrijk.
Een andere reden, om Z. M. hartelijk welkom
toe te roepen, vinden wij in zijn eigen persoon
lijkheid. Deze jonge souverein, vol geestkracht,
vol ijver, belangstelling en inzicht, is een van
„Mijne persoonlijke belangen kunnen natuur
lijk bij zulk een belangrijk plan niet in aan-
merkiug komen," zeide de generaal, „maar ik
kan niet ontkennen, dat uw vertrek mij zeer
veel leed aan doet."
„Gij zult wel een ander vinden, die u helpen
kan," antwoordde Edgar, „Ik zou u eenige
namen kunnen noemen van heeren, die voor
Friederick Schotraiiller schrijven en met deze
materie vertrouwd zijn."
De generaal liet zich de adressen dezer heeren
geven, maar hij was toch uit zijn humeur. Hij
had altijd zoo genoegelyk met Edgar gewerkt,
en hij had weinig lust, een vreemde in zijn
manuscript in te wijden en waarschijnlijk door
correspondentie te moeten doen, wat tot nu
mondeling zoo geriefelijk kon plaats vinden.
„Ik zal trachten, mij alleen te reddeu," dacht
hij bij zich zeiven.
Toen het oogenblik naderde om afscheid to
nemen, gevoelde Edgar zich zeer beklemd, maar
hij verzamelde al zijn wilskracht om een onbe
zorgd gelaat te zetten. Mevrouw von Birkbausen
had eenige koele, maar vriendelijke woorden voor
hem over. Zij was er zoo tevreden mede, dat dit
jonge mensch, dien zij toch niet zonder eenige
bezorgdheid in haar huiskamer zag binnentreden,
voor altijd scheiden wilde, zuodat zij er zelfs
nog toe kwam, de boup uit te spreken, hem na
zjjn Italiaausche reis weder in Neustadt te zien.
Ten slotte nam de generaal bem nog ter zjjde
en vroeg hem naar een werk over de plannen
van den grooten keurvorst, met betrekking tot
de kolonisatie in Afrika. Als dit punt was afge
handeld, gaven Klara en Olga hem vriendelijk
de band tot afscheid. Het speet haar, dat hij
wilde heengaan. Eva was de kamer ontvlucht.
Zij moest verdwenen zijn, terwijl hij met den
generaal stond te praten. Hij had niet naar haar
kunnen vragen, zonder zich te verraden, want
hjj gevoelde, dat het hart hem tegon den
keel sloeg. Hij ging been.
Maar toen hij de trap was afgestegen en de
huisdeur wilde openen, bemerkte bij dat de denr
die naar den tuin voerde, open stond. Het
maanlicht viel daardoor binnen, en in de open
deur stond eeoe gestalte, in een dookeren pleed
gehuld. Hij herkende dadelijk Eva, nog voor zij
met zachte stem zeide„mijnheer bchubert I"
de belangwekkendste mannen van dezen tijd.
Hoe zwaar was de taak op zijne schouders
gelegd, hoe moeielijk zicb een waardigen opvol-
te toonen van zijn grootvader, den grondlegger
van het Duitsche Keizerrijk, en van zijn vader,
den voortreffelijken krijgsoverste, den denker
en vredevorst! Welnu, de vrede schijnt nu
beter gevestigd dan toen Z. M. den scbepter in
handen kreeg. Hij zorgt terecht voor zijn le
ger en vloot, maar voor de nijverheid, den han
del, den landbouw van zijn land waakt hij met
niet minder zorg. Bekend is Z. M. 's sympathie
voor de groote sociale beweging van dezen tijd,
om, met handhaving van orde en rust, de eco
nomisch zwakkeren te beschermen en te helpen.
In elk opzicht is Wilhelm II een vorst, die
zijn plicht poogt te doen, die rusteloos ijvert
voor lijn volk en ook als zoodanig klinke hem
dus het welkom tegen in de hoofdstad van
Nederland.
In zijn paleis te Berlijn is Z. M. omringd
door de kunstwerken van Holland's oude schil
derschool. Dagelijks ziet hij daar de zeekasteelen
der Vereenigde Nederlanden. Men weet, welk
belang hij stelt in de vloot en in hen, die de
zee bevaren. Dat brengt den Keizer geheel in
sympathie met het volk, dat hem verwelkomt,
met het Nederlandsche volk dat op zee zijne
vrijheid, zijn voorspoed, zijn roem heeft gewon
nen. Dat brengt hem iu herinnering, dat hij,
evenals onze jeugdige Koniögin, een afstamme
ling is van den grooten Zwijger, den grondle g-
ger der Nederlandsche vrijheid.
De oude handelstad Amsterdam zal dan ook
den Keizer van Duitschland met eerbied en groote
welwillendheid ontvangen. Mogen allen mede
werken, om Z. M. hel welkom te bieden, waarop
hij zoo terecht aanspraak maakt, daar hij is wie
hij is en tegelijk de kroon draagt van Neder
lands vriend en buurman, het Duitsche keizer
rijk.
Een eigenaai digen klank bezaten deze woorden,
en vol verbazing trad Edgar op haar to«,
Als hij voor haar stoDd, liep zij hem voor
uit, den tuin in en hjj volgde haar. Eindelijk,
als zij niet meer bespied konden worden, bleef
zij staan eu zeide op hartstochtelijken toon
„Gjj zult dus morgen werkelijk vertrekken en
zult gij papa en zjjn arbeid in den steek laten?"
Hjj was seer verwonderd. Zjj had tot nu nooit
eenige belangstelling beloond in baar vader 'a
arbeid.
„Uw vader zal gemakktljjk een andere hulp
vinden," antwoordde hjj. Ik beb hem verschillende
adressen voor dat doel opgegeven."
„En gjj wilt een verie reis ondernemen, ee*
reis, aan welke geen einde is te zien
„Een reis naar Italië duurt wel niet eeuwig,
ofschoon ik bekennen moet, dat ik nog niet weet,
of ik hierheen zal terug keeren."
„En alles, alles wat gjj hebt begonnen, uw
arbeid voor Friedrieh Schottmuller, uwe wjjsgee-
rige studiën, dat alles wilt gy prijs geven
„Ik gevoel, dat ik op reis moet. Deze reis
zal mjjn gezichtskring verruimen, en ze is ook
bjj wjjze van studie, en zeker wel niet van de
slechtste soort, om vreemde landen en volken te
leeren kennen.*
„Ik herinner nu, dat gij mij eens gezegd hebt,
dat het ware leven van den mensch in zijn ge
moed wordt afgespeeld, en de uiterlijke toestan
den en feiten onbetrouwbaar zjjn.
„Dat is waar. Maar er zjjn toch invloeden,
welke het gemoedsleven bedreigen of bevorderen
kunnen. Ik kan wel zeggen, dat ik niet op reis
ga voor pleizier of uit nieuwsgierigheid, maar
dat ik groote behoefte gevoel, mjjn leven te ver
anderen.'
„Dat is een tjjdeljjke luim. Gjj verwoest uw
werkkring. Wat gjj begonnen hebt breekt gij af.
Gjj handelt tegen de grondstellingen, welke gjj
vroeger hebt beleden. Gjj kunt iets groots en
nuttigs wrochten, wanneer gjj hier bljjft. Gjj
hebt zelf tot mij gezegd, de schrjjver moet een
leeraar onder zijn volk zjjn. Nu breekt gjj af
en wilt doelloos in de wereld rondzwerven."
HORDT TIRTOLtl-