Alieieei Nieiws-
MlttlSÉ- k Llillllll
De Arme Dichter.
Zondag 28 Juni 1391.
85ste Jaargang. No. 2528.
J A H T'
Schagen, 27 Juni 1891.
SCHAGER
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SCHICJEU, Laan, I), 4.
Prijs per jaar f3.Franco per post 8.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÈN van 1 tot 5 regels fO.25; iedere regel meer Sets
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
Gemeente Scha gen,
Bek e n «1 m a k i n e n.
De Burgemeester der gemeente Schagen, brengt
ter kennis van belanghebbenden het navolgende:
De Commissaris des Konings in Noord-Holland,
Gezien bet besluit tan Gedeputeerde Staten
dier provincie van 10 Juni 1891 no. 22;
Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857
(Staatsblad no. 87);
BreDgt ter kennis van belanghebbenden
dat de jacht op waterwild in dit gewest zal
worden geopend
in den kring begrepen binnen den IVestfrie-
schen omringdijk en in do gemeenten Petten en
Callantsoog, op Woensdag 15 Juli 1891
op het eiland Texel, met uitzondering Tan
den polder Eijerland, op Dinsdag 1 September
1891 en
in de overige deelen der provincie, dus ook
in den polder Eijerland op Texel, op Zaterdag
1 Augustus 1891.
En zal dit besluit in het Provinciaal Blad
worden geplaatst en in alle gemeenten van
Noordholland wordon aangeplakt.
Haarlem, 16 Juni 1891.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(Get.) SCHORER.
Schagen, den 26en Juni 1891.
De Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
BOTEIUf AKKT te SCHAGEN.
Burgemeester en Wethouders van Scha
gen brengen ter kennis van belangheb
benden, dat, vanaf I)oiulei-<Ias',
9 juli a. ingevolge art. 110 der
alsdan in werking getreden nieuwe poli
tieverordening voor die gemeente, de boter
aldaar ter markt zal moeten worden ge
bracht in stukken van een gewicht, groot
5 en ÏO hectogram, Cli en 1
Roman van AUGUST NIEMANN
Eerste deel.
22. ZEVENDE HOOFD3TUK.
Mijnbeer Schnbert is een zeer bekwaam en
wetenschappelijk ontwikkeld man,* antwoordde
de chei van het hnis .Schottmüller op de vraag
van den generaal. Bijna zou ik zeggen, bij is
al te bekwaam voor den arbeid, welken bij voor
mij verricht. Hij is e n zeer talentvol mensch,
hij is een genie, en dat behoeft men nu juist niet
te zijn voor historische werken. Ik wil openhar
tig met u spreken, dat is mijn plicht, generaal,"
ging hij voort, toen bij de verwondering van den
ouden heer zag.
In de litteratuur treft men verschillende krach
ten aan. Er zijn vlijtige menschen, namenlijk de
eigenlijk vakmannen en geleerden, welke naarstig
als do bijen aan hun speciaal vak arbeiden, en
dan zij n er ook nog de geniën, wier gezichtskring
zoo ruim is, dat het hun mocielijk valt, zich tot
een enkel vak te bepalen. Mijnheer Schubert
maakt zijne historische gesehrilten uitstekend,
maar ik heb redenen te veronderstellen, dat die
arbeid voor hem slechts bijzaak is eigenlijk
voor hem maar speelwerk is. Wanneer ik een
beeld mag gebruiken, dan komt hij mij voor, een
adelaar in een kooi te zijn. Hij heeft niet de gele
genheid zijn vleugelen uit te slaan."
Bij deze schildering dacht de generaal onwille
keurig aan dat soort schitterende vlinders, gelijk
hij ze in den dienst ook had ieeren kennen,
menschen, die niets tot stand konden brengen,
juist omdat zij al te knap en te vcoruaam waren,
om bun dienst zorgvuldig waar te nemen. Hij zette
dan ook een bedenkelijk gezicht.
„Wat ik zeg, is een lofspraak en geen afkeuring
voor den heer Schubert," giDg de chef voort.
„Vindt zulk eon man eenmaal zijn geschikt
kilogram) en dat de overtreding van die
bepaling zal worden gestraft -met eene
geldboete van ten hoogste f IO.
Schagen, den 26en Juni 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
Binnenlaridsch Nieuws,
In de Kermis week.
Zoo'n gebeele week en dan nog wel een
week van acht dagen kermis, wordt toch
een heele deun, en het is dan ook zeer natuur
lijk dat Vrijdag en Zaterdag een paar stille
dagen, eigenlijk een paar rustdagen ziju.
Alle dagen uit, alle dagen feestmalen, alle
dagen de mooie zwarte jas op den rug en het
stijve wit om hals en polsen brrrr.voor
de liefhebbers Maar we zouden haast gaan
beweren: dat is ook een ambacht
Ziezoo, dat ruimtDie klacht moest er uit.
En wij baasten ons dan ook, er direct op
te laten volgen maar afgescheiden 7an het
vermoeiende eener kermisweek, erkennen wij
ook dankbaar dat er in zulk een tijdsbestek te
genieten valt op eenig gebied der kunst en
verwijzen dan naar de tooneeluitvo?ringen, door
het gezelschap „Kreukniet en Poolman" en
door het gezelschap W. Hart gegeven.
Het gezelschap Dir. de heereu „Kreukniet
en Poolman," heeft met het muziek—drama
„De verloren Zoon" weinig succes behaald.
Te oordeelen naar den grooten roep, welke van
dit stuk werd aangeheven in de Auasterdamsche
bladen, blijkt het alweer, dat de bewoners eener
groote stad, zich met weinig tevreden stellen.
Het is zeker een gevolg vau hunne dagelijksche
beslommeringen, dat zij bijv. zooveel ophef
maken van een stuk als dat muziek—drama.
arbeidsveld, dan wordt hij beroemd en rijk. En
voor het overige zal hij ook in engere sfeer,
wanneer hij zich weet te matigen, iets uitstekends
wrochten."
„Hoe is het gesteld met het geldelijk vooruitzicht
van een schrijver?" vroeg de generaal. „Heeft
hij wel vooruitzicht, een vast, rijk inkomen te
krijgen?"
„Zeker, in onzen tijd van de sterker toenemende
Litteratuur kan een schrijver, flink ontwikkeld,
wanneer hij vlijtig is, zich een zeer degelijk
bestaan verschaffen."
„Op welke wijze dan ODgeveer vroeg de
generaal.
De chef dacht een oogenblik na. Het scheen
hem toe, dat den generaal er veel aan gelegen
was, mijoheer Schubert iu een zoo guustig
mogelijk licht tc zien. Hij dacht, dat de verloving
wel reeds een uitgemaakte zaak zou zijn. Hij
meende nu de verklaring te bezitten voor het
feit, dat Edgar ziju reis had aangekondigd en
eensklaps herroepen had. Hij wenschte met zulk een
voorname familie in nadere verbinding te treden.
Zijn zaak ook zou iu Neustadt in aanzien winnen,
wanneer een der aan die zaak verbonden perso
nen met de dochter van den generaal gehuwd
was. Daaruit kon een aangenamrn vriendschap
pelijke omgang voor hem zelf en zijne vrouw
ontstaau. Want bij hield er van vooral aanslui
ting te hebben met den adol. Hij besloot daar
om een schrede in die richting te doen.
„Het is zeer velschillend," zeide hij. „Een
schrijver, die goede betrekkingen heeft, kan bij
eenigen vlijt gemakkelijk twee, drie en vier dui
zend gulden per jaar verdienen. Een gelieid ro
manschrijver verdient wel het dubbele. Roman
schrijver is mijnheer Schubert nu niet; arbeids
kracht en bij het publiek geliefd te zijn, gaan
niet altijd baud aan hand. Het beste is altijd een
vaste betrekking en daarbij nog vrije arbeid.
Mijnheer Schubert ontvaugt vau mij gemiddeld
zestig gulden per maand, voor het weik dat bij
mij levert. Ik heb verscheidene groote geschied
kundige werken in mijn magazijn, welke natuur-
Omtrent de uitvoering moeten wij eikennen,
dat de acteurs er van maakten, zooveel zij
konden. Bovendien behoort bij zulk een drama
een orkest eerste rang, van een 4050 tal
executanten, en niet een pianist met 1 violist
en een bas bas - bas.
Het/da Gabler van Henri Ibsen, voldeed ons
beter. Dat is een degelijk tooneelstuk, waardig
dat acteurs en actrices hunne gaven daaraan
wijden.
De titelrol, gerepensenteerd door mevrouw
Anna Rössing-sablairolles, werd door deze
actrice zeer talentvol weergegeven. Doch niet
alleen mevrouw Róssing, maar ook de overige
actrices en acteurs stonden haar in even groote
mate ter zijde.
Wij vonden ons dan ook niet teleurgesteld
in de verwachting, welke wij er van koesterden.
Door het tooneelgezelschap onder dir. van
den heer IF. Hart, werden ten tooneele gevoerd:
„De kleine Jacques» een zeer boeiend drama,
waarin vooral de rol van Kleine Jacques, ver
vuld door de jongej. Hart, zeer de waardeering
van het talrijke publiek verwierf. „De Orgel
draaier en zijn Pleegkind," en „Gerechtigheid
en Wraak" zijn een tweetal tooneelspelen uit
de oude school, welke evenwel nog altijd groote
aantrekkelijkheid bezitten. In „Gerechtigheid
en Wraak," hebben wij den heer W. Hart als
Johan Tardy meesterlijk zien acteeren. Derge
lijke rollen zijn als 't ware voor hem geschreven.
Een waardig partner was de heer B. Wijlacker
als Theobald. De type welke de heer B. Wy—
lacker ons gaf te aarschouwen. voldeed ons
uitermate. Mevr. Hart, als Helena d'Alinges,
en mevr. Lindeman, als Theresa, hadden dank
bare en boeiende rollen, welke zij verdienstelijk
weergaven.
Dat de heer Hart als tooneeldirecteur de
tact bezit het publiek aan zich te binden,
bewijst de nette inrichting van zijn tent, als
mede de met zorg bewerkte decoratie en cos-
turaes.
ljjk met den tijd vervallen. Zeer gaarne zou ik
iemand engageereu, die voordurend en regelmatig
nieuwe oplagen dezer geschiedkundige werken,
samenstelt. Wanneer mijnheer Schubert die be
trekking op zich nemen en als redactuur bij mij
werkzaam zijn wil, dan zou ik hem een jaarlijksch
inkomen van vierentwintighonderd gulden daar
voor uitbetalen en hij zou dan nog zeer gemak
kelijk het een en aader er bij kunnen verdienen."
„Dat zou voortreffelijk zijn!" z» ide de generaal
verheugd. „Dan heeft men toch eeuige zekerheid.
Maar zal dio betrekking van langen duur zijn?'
„Daarop is alle vooruitzicht. Een bepaalde
verzekeriug kan ik natuurlijk niet geven; maar
de grootste waarschijnlijkheid bestaat toch, dat
mijnbeer Schubert deze betrekking o1 een derge
lijke in mijne zaak zoo lang kan behouden, als
hij zelt wenscht. Zoo lang mijne uitgeverszaak
bestaat, is er voortdurend rrgelmatig werk ge
weest."
De generaal maakte zijn berekening. Twaalf
honderd gulden reute, vierentwintig honderd
gulden vast inkomen dan was mijnheer
Schubert toch een zeer aannemelijke party, stond
geltjk aan een batallions-kommandant. En met
den tijd kon hij zich ook nog wel hooger op
werken. Hoe werd toch die burgers het geld
in den schoot geworpen, dacht de oud-officier,
eene vergelijking makende met zijn langen
diensttijd en geriDge gage. Hij vroeg, of hij
mijnheer Schubert tnededeeling mocht doen van
dit aanbod, en toen mijnheer Schottmülier dit
veroorloofde, drukte hy den chet hartelijk dank
baar de hand en begat zich verheugd op weg.
Dadelijk begaf hij zich naar Edgar en trad
met opgeruimd gelaat diens kamer binnen.
„Mjjn beste jonge vrieod," zeide hij, hem beide
handen toestekende, „ik heb u heden morgen
belootd, u verder tijding te zullen brengen; nu
kom ik met goede tijding." En in de verwach
ting, Edgar zeer welgevallig ie zijn, verhaalt hij
hem zjjn onderhoud mut mynheer Schottmüller.
Edgar bad den generaal met vau vreugde stra-
lond gelaat ontvangen, maar in den loop van
Wij vestigen nog de aandacht op de laatste
vootstelling door dit gezelschap, in het lokaal
van den heer C. Kos Pz., welke op vereerend
verlangen a.s. Maandag zal worden gegeven,
met de opvoering van „Kleine Jacques.»
Met het oog op morgen avond, verwijze wij
de minnaars van Café-chantant, naar de an
nonce van den Heer N. de Haasalsmede naar
die van het gezelschap onder directie van den
Heer D. de Froomen, van welk gezelschap het
„Dwerg-theater» door den Heer Jaequs Pardo",
eene nieuwe aantrekkelijkheid is op het gebied
van komische voordrachten.
Bij de alhier op Vrijdag 26 Juni gehouden
Kolf-Wedstrijd werd de Eerste prijs behaald
met 122 punten in drie Seiies door den heer
W. Kraakman van Zuid-Scharwoude, en de
Eerste eu Tweede premie door de Heeren
P. Kos Cz. van Schagen met 103 punten tegen
H. Westerraan van Barsingerhorn met 99 punten.
In den hieraan verbonden wedstrijd op bet
Biljard, werd de eerste prijs behaald door den
heer A. Kist van Ziud-Scharwoude en de eerste
premie door den heer C. Kos Jr. van Schagen
eu de (Tweede premie door den heer H. J.
Morbeek aan de Kreil, gemeente Barsingerhorn.
Een zeer gezellig samenzijn van deelnemers en
toeschouwers sloot ruim middernacht dezen anders
zoo stille Vrijdag-kermis-dag en -avond, ouder
de stipste aanbeveling, dat de Kolf-Sociteit
Ons Genoegen" alhier, ieder jaar in 't vervolg
op Vrijdag van kermis de noodige zorg zal
dragen om cenen wedstrijd te doen plaats
hebben.
Woensdag avond geraakte het drie jaiig
dochtertje van den landbouwer M. Rootjes te
Oudkarspel door een ongelukkig toe-
va 1 in het water, met het noodlottig gevolg,
dat de kleine slechts weiuige oogenblikken
daarna levenloos werd opgehaald. Alle pogingen
om de levensgeesten weder op te wekken bleken
vruchteloos.
het gesprek werd de uitdrukking van zijn gelaat
droefgeestig. Hij begreep den waren staod der
zaak. De strijd van zijn ideaal met de werke
lijkheid stond hem duidelijk voor den geest. Hij
bad zelf reeds erostig aan de toekomst en aan
de stoffelijke belangen gedacht. Hij had besloten
zijn roman aan doctor Cattaij te zenden, opdat
deze hem zou mededeelen wat de waarde er van
was, ook had hij gedacht aan een neef van moe-
der's zijde, dio een porseleinfabriek bezaten hem
verscheidene raaien het voorstel had gedaan,
Edgar's kapitaal iu de fabriek te steken, waar
voor bij dan tieu percent rente zou genieten.
Edgar dacht er over, een gedeelte vau ziju ide
aal op te otteren en zijn geestkracht productief
te maken voor zijn maatschappelijk bestaan. Maar
het voorstel vau deu generaal lag nog verre van
het doel, hetwelk Edgar zien had gesteld.
„Mijnheer de generaal," zeide hij zacht en
langzaam, „wanneer ik een vaste betrekking had
willen hebben en mij in de ketenen van een
gewoon beroep had willen laten smeden, dan zou
ik den doctorstitel behaald hebben en plaats
genomen hebben in de rij onzer faculteiten.
Maar dat wilde ik uiet. Ik wilde en wil nog de
vrije beschikking over mijn geestelijke werk
kracht behouden. Zou ik mij ej toe moeten
bepalen, groote boekdeeleo vol fabeltjes, welke
men geschiedenis noemt, met nieuw ontdekte
fabeltjes op te frisschcn en lovendig te houden?!
Een uitgever, die mij maandelijks zestig gulden
betaalt, verwacht ook werk daarvoor, en ik zou
dagelijks wel voor bem eeu uurot zes aan mijn
scbrijuafel zitten. Daar deuk ik uiet aan. En al
bood Friedrich Schottmüller mij ook bet dubbele,
ik zou het aanbod niet aannemen. Ik heb uit
vrijen wil een gescbiedkuodig werk kritisch voor
hem bewerkt en ik ben daarbij tot de overtuiging
gekomen, dat geschiedenis niets voor mij is.
Ik ben wel van plan, geen geschiedkundig
weik meer te begionen, miar niet om daarmede
voort te gaan. Ik dank u voor uw goede bedoe
ling, doch ik kan er niet op ingaan."
WURDT TSRVüLtiB.