A118 i d Nieuws- ie- L hi De Arme Dichter. Zondag 20 September 1391. 25ste Jaargang. ITo. 2552. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: 8CHAGEH, liaan, D, 4. Gemeente Schagen. Bekendmakingen. Binnenlandsch Nieuws, WORDT VERVOLGD- SCHAGER COURANT Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- 4 Zate> d agavond. Bij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEB- TENTlEN in het eeratuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. 8.60. Prijs per jaar f 8.Franco per post Afzonderlijke nummers 8 Cents. ADVEHTENTIËN van 1 tot 6 regels f 0.25; iedere regel meer 5cts Groote letters worden naar plaatsruimte berekend POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen, omtrent een gevonden, alhier gedeponeerd Halster-. Onze vroegere plaatsgenoot, de Heer S. Posthumus te Winkel, thans Adjunct- Controleur te Arnhem, is bij het examen voor ontvanger der Directe Belastingen en Accijnsen, gehouden te 's Hage den 28 en 29 Aug. en 14 September, geslaagd. Het zesjarig zoontje van den landbouwer H. P. te Beemster speelde met brandende lu cifers, waarvan het gevolg was dat een klamp hooi en twee erwtenschelven geheel door de vlammen verteerd werden. Huis en schuur bleven behouden door het krachtig optreden van den eigenaar en zijn personeel. Een schipper, die Woensdagochtend een twintigje in de Staatsloterij kocht, won daarop, een uur later, de t 25.000. Men moet maar gelukkig wezen! Roman van AUGUST N I E M A N N. Eerste deel. 45. VIJFTIENDE HOOFDSTUK. „De openbare critici hebben geen tijdzich in de boeken, die zij besproken, te verdiepen," zeide de hertogin. „Maar gij moet toch wel eeu woord van waardeering gekregen hebben uit den kring uwer vrienden, tiet is toch onmogelijk, dat uw werk niet vele lieden in verrukking gebracht beeft." Edgar schudde treurig lachend het hoofd. „Hoe is het mogelijk riep de hertogin uit. „Maar nu verwondert het mij niet zoo zeer meer als toen ik jong was, toen ik er mjj over be droefde; maar nu lach ik or om, dat de men- schen geen onderscheid weten te maken tusschen bet oppervlakkige en het dieper gelegene. Slechts dan beginnen de menschen te bewonderen als daar bet bevel foe gegeven wordt." „Ja, en diegenen die bevelen, weten zelf zoo weinig onderscheid te maken," zeide Edgar. „Zeker," antwoordde zij ernstig. „Zij zijn door den drang der tijden, gedwongen om anders te doen en te denken.* Edgar voelde zich hoe langer hoe meer tot dit wezen aangetrokken, zoodat hij boe langer boe meer vergat, hoe groot het verschil in stand tusscben ben was. Hij bewonderde de reinheid harer gedachten en bij sprak zoo onomwonden met haar, zooals bij nog met niemand gesproken bad, zelfs niet met zijnen vriend Ludwig Cattay en met Eva. Nog nimmer had hij zoo zijn ge moedsleven bloot gelegd. „Hoe leeft gij?" vroeg de hertogin nadat zij wel twee uren over kunst en wetenschap hadden zitten te praten. „Zijt gij door een vaste betrek king aan de stad verbonden? Ik zal u zeggen, waarom ik er naar vraag. Ik ben op reis naar Neder-Oostenrijk, naar mijn slot Hertenstein. Het is een anders zo er afgelegen liggend ge bouw, waarin zicb ook een schilderij en galerij en een bibliotheek bevinden. De goede, oude heer die deze bibliotheek en galerij onderhield, is ge storven. Nu beo ik slechts één wensch: u mede naar Hertenstein te nemen. Gij neemt op u, mijne schatten daar te bewaren en er blijft u nog tijd genoeg over om te dichten. Vele maanden van bet jaar boud ik mij op Hertenstein op. De herfst is daar zoo schoon. Dan zullen wij met elkander praten en gij kunt mij voorlezen. Ik zal u een woning geven, die voor een dichter past, met het uitzicht op bergen, dal en den Dinsdagavond had eene druk bezochte bijeenkomst van liberale leden der Tweede Kamer plaats. Naar men verneemt werd mr, W. vail der Kaay tot voorzitter der liberale Kamerclub gekozen. Verder zijn tot leden van het bestuur benoemd, de heeren: mr. W.H.de Beaufort en S. van Houten. (H.) Omtrent de plannen van den nieuwen minis ter van Oorlog deelt men aan de N. R. Ct. mede, dat de minister op groote schaal de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel wenscht te steunen, waartoe hij gedurende de wintermaan den 2 of meer compagniën van elk bataljon tot ééne wil vereenigen, zoodat de overige of ficieren en onderofficieren beschikbaar komen om in de nabijgelegen plaatsen, waar geen gar nizoen ligt met het onderwijs in den wapen handel te worden belast. Voorts wil hij ruim schoots gelegenheid geven aan de miliciens om des wiuters met verlof te vertrekken. De miliciens der lichting van 1892 zullen niet meer bataljonsgewijzc, doch compagniesge- wijze hunne eerste opleiding ontvangen. Omtrent deze voornemens heelt de minister het gevoelen der korpscommaudanten ingewonnen. De Provinciale Staten van Noord-Holland hebben gisteren tol lid der Eerste Kamer gekozen: mr. E. N. RallUSen, met 35 van de 62 uitgebrachte stemmen. H. M. de Koningin—Regentes ontving Don- hemel. Wilt gij het aannemen, mijn goede vriend „Zeer gaarne", riep Edgar uit. „Koninklijke hoog heid, gij biedt mij een toekomst aau, die ik niet had kunnen droomen." Tranen van vreugde rolden Edgar over de wan gen, terwijl bjj de band der hertogin kustte. „Dan kuDnen wij morgen wel gezamenlijk reizen?' vroeg de hertogin. „Zeker, ik sta geheel en al tot uw dienst. Mijn eigendommen zijn niet zoo groot, dat zij veel tijd van inpakken kosten." „Goed, tot morgen dm!" zeide de hertogin- „Spreek met mijnen koesier het veidere omtrent de reis af." Edgar beloofde het, en wilde gaan, maar daar kwam hem in de gedachten, dat hij den volgenden dag, zijn gevangenisstaf moest ondergaan. Hij bad dat in zijne vreugde geheel en al vergeten. Nu viel bet bem als een steen op hut hart. „O, koninklijke hoogheid,* zeide hij, „ik heb er niet aan gedacht, maar ik kan niet mede rei zen.* „En waarom niet?" vroeg de hertogin verwon derd. „Deze roman, die uwe koninkl.jke hoogheid zoo goed bovallcn is ik bob geheel vergeten u dat te vertellen is een doorn in het oog der rechters, en mij hebben zij tot zes weken gevange nisstraf veroordeeld." „Gevangenisstraf?" vroeg de hertogin. En op welken grond? Wat voor ongerechtigheid heelt het gerecht in het boek gevonden „Majesteitschennis." „Majesteitschennis riep de hertogin uit, „nu heer Schubert, dat zaakje zal ik wei in orde maken." Om haar belofte te vervullen gebood de herlogin den president van het gerecht bij baar te komen, en na met bem over Edgar's zaak gesproken te hebben, stunrde zij een briet van den volgende inhoud aan den Keizer „Waarde neef, Gjj herinnert u zeker nog wel de zinsnede uit de „Caudide" waar do koning der Bulgaren, den beid, die een strenge straf moet ondergaan, vrijliet. Deze kouing was een groot genie, schrijft Voltaire, hij begreep dat het slachtoffer een jonge metaphysicus was, zeer ontwetend omtrent de zaken dezer wereld. Wilt gij den grooten Frederik nadoen, zoo zendt gij een depeche aan den president der Neustadter rechtbank, waarin gij een zekeren Edgar Schubert, die wegens majesteitschennis, tot zes weken gevangenisstraf veroordeeld is, gratie schenkt. Uw lielhebbende nicht, Adolgunde." ZESTIENDE HOUFDSTUK. Ed gar zat den volgenden morgen in do ven- sttrnis zijner kan er te nachten. De groote hulde die de vorstin hun bewezen had in hare aanbieding derdag voormiddag te 10y2 uur de commissie uit de Tweede Kamer, belast roet de aanbie ding van de candidaten-lijst voor het voorzit terschap, en te 12 uren de commissie tot aan bieding van het adres van de Eerste Kamer in antwoord op de Tioonrede. Vrijdag voormiddag te 11 uren is er eene vergadering der Kamer belegd, waarin de nienwe benoemde voorzitter zijne taak aanvaardden. Bij koninklijk besluit van 17 September 1891 no. 41 is mr. J. G. Gleichman benoemd tot voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, gedurende het tijdperk der tegen woordige zitting. (Stct.) Bij koninklijk besluit van 17 September 1891 no. 5. is, met ingang van 14 October 1891, benoemd tot burgemeester der gemeente Amsterdammr. S. A. Vening Meinesz, met gelijktijdige toekenning van eervol ontslag als burgemeester der gemeente Rotterdam, en met dankbetuiging voor de in die betrekking be wezen diensteD. (Stel.) Bij kon. besluit van 16 September is overwegende, dat het wenschclijk is eene Staats commissie te benoemen om de uitvoering van de voorschriften van de Grondwet aangaande de regeling van de administratieve rechtspraak voor te bereiden een Staatscommissie inge steld ter voorlichting van de Regeeriug omtrent de grondslagen waarop de regeling van de om bij haar in dienst te treden, zou hem nu uit zijn nederigen stand opheffen; doch hij ont kende zichzelf niot, dat zijne aanstelling wel kon atstooten op de weigering van den keizor. In allo gevallen zou hij er een aangename herinne ring aan blijven bewaren. Maar het geluk, dat hem zoo langen tijd den rug toegekeerd had, wilde hem nu dienen. Een beer werd door zijne huisvrouw bij hem aangediend, en dit was niemand minder dan den hofmaarschalk van mevrouw de hertogin Adel- guude. Deze heer bewees Edgar alle mogelijke beleefdheden, en deelde hem op den beleefdsteu toon mede, dat de hertogin nog dezen dag zou af reizen en rat zij tevens hoopte, dat zij Edgar gereed zou vinden om met haar te vertrekken. Zijne majesteit bad op wensch van de hertogin gratie verleend. De hofmaarschalk ging voort, met Edgar te vragen of hij nog iets voor hem doen kon, en hij zeide tevens, dat de vorstin hem gelast had dit couvert, dat de eerste drie maan den van zijn honorarium bevatte, aan Edgar ter hand te stellen, daar hij wellicht nog reisbenoo- digdheden mocht missen. Overgelukkig nam Edgar afscheid van Neu- stadt. In den extra-troin, waarmee de hertogin reisde, bevond zich een salonwagen en een wagen voor het gevolg, en Edgar viel de eer ten deel om zich het grootste gedeelte van de reis, met de hertogin te onderhouden. Beiden vonden een g ooi genoegen in elkan ders gezelschap, en de vriendschap, die sedert gisteren maar vluchtig gesloten was, bevestigde zich gedurende de reis hoe langer hoe meer, daar de hertogin door de ongekunsteldheid van Edgar, die vreemd aan allerlei complimenten en vlijerij was, werd aangetrokken. Het slot Hertenstein lag, wonderschoon en de schoonheid dor omge ving trof Edgar dadelijk. Het was een groot, ouderwetsch gebouw, met torens en wallen, het was nog een slot uit de middeleeuwen! Het was op een heuvel gelegen en men had van uit de torens een schoon gezicht over de bergen. Edgar bad een woning gekregen zooals bij nauwelijks had durven droomen. Hei bart klopte hem tegen de keel, toen bij voor de eeisle maal zijn blik over het landschap liet dwalen, dat zich daar aan hem voordeed. Edgar had een woonkamer met zware tapijten en eikenhouten meubelen. Rechts daarvan lag zijn slaapkamer links was de bibliotheek. Dit was een groote zaal met hooge vensters, en pilarenhet geleek ■eer veel op een kerk. Dit was nu het arbeidsver trek van Edgar; deze overtuigde zich re< ds spoedig dat hij hier niet veel te doen zon hebben, daar de bibliotheek door zijn voorganger zeer goed in orde gehouden was. Edgar begreep nu eerst administratieve rechtspraak, volgetts de Grond wet, behoort te berustenmet bepaling, dat het door haar daaromtrent uit te brengen ver slag zal vergezeld gaan van een beredeneerd voorstel, bevattende de uitwerking harer denk beelden in den vorm van een ontwetp van wet. Tot leden dezer Staatscommissie zijn benoemd mr. Kappeyne van de Coppello, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, tevens voorzittermr. J. T. Buys, Staatsraad in bui tengewonen dienst, hor.gleeraar aan de Rijks- Universiteit te Leiden jhr, mr. I. F. v, Hu- malda v. Evsinga, lid van den Raad van St3te mr. S. van Houten, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaaljhr. mr. J. Röell, lid vau de Tweede Kamer der Staten-Generaalmr. M. A. v. d. Acker, raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlandenmr. J. Oppenheim, hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Gro ningen mr. H. E, K. E. Serdlitz, lid van Gedeputeerde Staten in de provincie Limburg mr. A. B. Arn'zenius, griffier van de Tweede Kamer der Staten -Generaal, tevens secretaris. Eerstdaags wordt de benoeming vau den op volger van mr. N. G. Pierson als president der Nederlandsche Bank te gemoet gezien. De heeren mr. N. P. van den Berg en prof. H. P. G. Quack, beiden thans directeuren der Bank, komen, naar men verneemt, het meest in aanmerking. Wij ontvingen het jaarverslag van de volkomen de bedoeling der vorstin, die, hem schijn baar een betrekking aanbiedende, hem eigeuljjk ten volle de gelegenheid gaf, zijne gaven ten toon te spreiden, en zijn tijd met dichten en schrijven door te brengen. Mevrouw de hertogin, had de gewoonte om altijd des winters het slot te bezoeken, dan ging I het daar zeer vrooljjk toe, want de gehcele adel uit den omtrek placht daar samen te komen. Alle mogelijke liefhebbers van zang en muziek kwamen daar bijeen en vele beroemde geleerden en zangers en musici rekenden bet zich tot een eer zoo de vorstin h :n verzocht djn winter daar te komen doorbrengen. Op een dug had Edgar een gesprek met de hertogin, dat hem zeer trof, ja dat zelfs de reeds half genezen wonden weder openreet. „Gij zult morgen eene oude bekende ontmoe ten," zeide de vorstin. „Graal en gravin von Bronkenheim zullen hot slot bozoeken." De vorstin had zoo onbevangen gesproken, dat Edgar het denkbeeld, dat zij vau zijne verhou ding tot Eva iets wist, dadelijk liet varen. Met de uitdrukking „oude bekenle," bedoelde zij wollicbt, dat zij beidon uit dezelfde plaals af komstig waren. Edgar was door dit gezegde toch zoo getrof fen, dat hij zich dadelijk niet wist te bebeersehea. „Niet waar, gij kent toch mevrouw de gravin," ging de hertogin voort. „Zij is een geboren von Birkbausen, de dochter vjd een genera<1 en zij beelt, zooals zij mij zeide, in Neustadt kennis met u gemaakt." „Wel zeker," zeide Edgar met bevende stem, „ik herinner mij haar zeer goed." „Ik geloof wei, dat gij het u herinneit, of schoon het anders in een dichters hoofd daar wonderlijk mee gesteld is. Maar mevrouw de gravin is zoon'n schoone vrouw, dat niemnd en inzonderheid een dichter zoo hij haar een maal gezien beeft, haar ooit weder vergeten kan." „tiet is iodeidaad een zeer schoone vrouw," antwooidJe Edgar nu weder op kalmen toon. „Overigens is zij de aanleiding onzer kennis making geweest, heb ik u dat nog nooit verteld?" vervolgde de hertogin. „Neen, koninklijke hoogheid." „Ik dacht dat ik het u lee s verleid had. Gravin von Brenkeuheim heeft mij op uwen ro man opmerkzaam gemaakt." „Werkelijk 1* zeide Edgar. „Ik ben mevrouw de gravin wel dankbaar." „Gij zet anders geen gezicht, alsof die dauk van harte gemeend is," merkte de hertogin lachend op.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 1