Donderdag 15 Octolier 1891. 35ste Jaargang. ITo. 2559. Do erfgenamen vae Altenbrak. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: SCHACEJÏ, liaan, 1>, 4. Gemeente Schagen, H e k c n <1 ui a k i ii en. Vrijwillige oefening in den Wapenhandel. De Burgemeester van Schagen brengt, naar aanleiding van deswege bekomen aanschrijving, ter kennis van belangheb benden; le. dat,ten einde den lust aan te wakkeren tot het vervullen van den persoon lijken dienstplicht, voortaan ook in plaatsen waar geen garnizoen ligt, van Rijkswege kosteloos gele genheid zal worden gege ven lot vrijwillige oefe ning in den Wapenhandel, mits zich daarvoor een voldoend aantal jongelie den aanmeldt; 2e. dat die oefeningen uitsluitend strekkende voor den dienst der Infan terie bestemd zijn voor jongelieden van zeventien jaar tot aan Roman van 0. E L S T E R. den militiepliclitigcn leef tijd. alsmede voor mili ciens-korporaals: 3e. dat omtrent de voordeelen, uit die voorloopige oefeningen, voor later tot werkelijken dienst geroepen wordende jongelieden voortspruitende, inlichtingen kunnen worden verkregen ter gemeente secretarie, alwaar tevens zij die aan de oefeningen wenschen deel te nemen, zich zullen moeten aanmelden vóór den len November a. s. Schagen, den 13en October 1891. Den Burgemeester voornoemd, C. H. BEELS. Binnenlandsch Nieuws. Schagen, 14 October 1891. Postkantoor Scitagcn. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbe kenden in de ie helft der maand Juli 1891. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestem. WORDT VERVOLGD- JtZ AllElttl Mraiïii- k L al. Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater- d ag avond. Bij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEH- TENTltN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STOKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f 8.Franco per post 8.80. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot S regels f0.25; iedere regel meer 5eta Groote letters worden naar plaatsruimte berekend POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente worden inlich tingen verzocht omtrent een op de markt van Donderdag 8 dezer vermist wil Schaap, met een groen merk in den nek, en op het schoft. HOOFDSTUK II. 2. „Van uitgaan zal van avond niets komen, Jo han," antwoordde de officier droevig. „Zooeven ontving ik het bericht, dat mijn vader gevaarlijk ziek ligt, ik moet heden nacht nog op reis daar heen. Pak nnjn klein valies, en bestel vervolgens een rijtuig. De sneltrein naar Maagdenburg gaat om elf nur, en het is daar juist half negen ge slagen. dus gij hebt nog tijd in overvloed. Ga nu het rijtuig bestellen en kom dadelijk weder terug, dan kunt gij een brief naar den overste brengen." „Het zal gebeuren, heer ritmeester," antwoordde de bediende, en vertrok haastig. Ritmeester von Altenbrak ging aan zjjn schrijf tafel zitten, en schreef een brief aan den overste, waarin hij veertien dagen verlof vroeg, en sloot het telegram van zijn broeder mede bij den brief in. Daarna schreef bij een telegram terug aan zijnen broeder, waarin hij meldde, dat hij met den nachttrein zou komen, en verzocht een rijtuig aan het spoor. Hij gaf nu den brief en het telegram aan zijn reeds teruggekeerden knecht in handen en beval hem Hendrik boven te sturen. Daarna begon hij een brief aan Margaretha te schrijven, waarin hij de reden van zijn op reis gaan aan gaf. Onwillekeurig kwam hem bet ge sprek, dat hij dien middag met haar gehad had, weder in het geheugen en nog onder dtn invloed daarvan schreef hij aan het slot van zijnen brief: „Zoo mijn vader gaat sterven, dan heb ik één zaak die mij kan troosten, namenli)k dat ik u eD onze hinderen in hunne rechten kan bevestigen en mijn vader daardoor niet behoef te bedroeven. Ik kan n nu nog niet schrijven wat mijne plan nen voor de toekomst zijn, want al mijne gc- dachten zijn bij mijnen zieken vader, en al mijne gevoelens behooren nu in zijne laatste oogenblikken geheel aan hem. Vergeef mij, wan neer ik u in de eerste dagen niet mocht schrijven maar mijn hart zal toch nabij u zijn. Leef ge lukkig nu nog slechts voor korten tijd scheiding. Kus do kinderen hartelijk van hunnen vader." Met een diepe zucht was Eduard opgestaan. Hendrik was binnengetreden en wachtte aan de deur de bevelen van zijnen meester. Eduard trad op den bediende toe, en legde hem de hand op den schouder. Met groote, trouwe oogen zag deknech| J. of H. Kaadweld. Amsterdam. Briefkaart. Meijes Verzonden geweest naar Amerika. R. Mulder. Pattersonoille. Naar wij uit goede bron vernemen, zal den heer F. D om el a Nieuwenhuis in het laatst dezer maand voor de Sociaal-Democ- tot zjjnen heer op. „Hendrik," zeide Eduard. „Gij zjjt oen brave jongen, en een trouwe bediende. Ik moet voor eenigen tijd op reis; mijn vader ligt op sterven. Ik heb hier niemand, die daar buiten gij weet nu wel wat ik bedoel, Johan kan ik hier niet vandaan zenden, die moet bij het leger blijven. Gij zijt echter geen soldaat meer, en hebt alzoo den tijd aan u zelf. Rijdt nu iederen dag naar buiten, en ga vragen of alles in orde is. Gij zijt immers reeds dikwijls bij bij mevrouw Montelli geweest, g j kent de kindereu." „Nu of ik ze ken, heer ritmeester! De kleine Eduard is immers bijna niet te regeeren, winneer ik met de paarden kom. Een vluchtig lachje vloog over het gelaat van den ernstigeu officier. „Nu goed," antwoordde hij vervolgens, „rijdt morgen dan naar buiten en breng mevrouw Montelli dezen brief. Doe haar vooral mijne groeteu en zeg dat ik heden nacht met den snel trein van elf uur vertrokken ben. Gij kunt dan den goheelen dag buiten blijven, en mijnentwege den kleinen Eduard op het paard laten rijden." „Ik zal er voor zorgen, heer ritmeester. Ik zal Zerline meenemen, dat is een mak beest. Daar kan mevrouw Montelli zelf op rjjden." „Doe dat en vraag iederen dag of mevrouw Montelli nog iets te bevelen heeft. Ik zal je niet onbeloond laten." „O, heer ritmeester, aan zoo iets deuk ik zelfs uiet; dat doe ik met genoegen." „En, Hendrik, gij zult uw mond houden. Zelfs tegen Johan moogt gij nieis zeggen." „Ik zal zwijgen, heer ritmeester". „Gij hebt nu alles goed begrepen, Hendrik? Ik verlaat mij nu geheel op jou." „Dat kunt gij heer ritmeester, als op u zelf." „Nu goed ik vertrouw je. Ga nu, doch wacht even. Deze papieren.—" Eduard nam uit zijn schrijftafel een grooten verzegelden brief en hield dien een poosje in de hand. Zijne oogen gingen onderzoekend na hetgeen op het couvert was geschreven: „Aan mijne echtgenoote Margaretha von Al tenbrak, geboien Montelli. Inhoudende het dokument onzer echtverbintenis en mijn testa ment. E. v. Altenbrak." „Neen," sprak hij vervolgens, „ga maar heen, ik heb niets meer voor je le doen. Het wordt tijd, dat ik mij voor de reis gereed maak." Hendrik verwijderde zich, en de ritmeester stak den brief in zijnen rokzak. „Ik zal dit pakket bij mij houden," mompelde hij, „Marga retha is zoo onervaren in zulke zaken; bij mij I ratische bond, afdeeling Schagen, een spreek beurt vervullen in het locaal van den heer C. Kos Pz., teSCHAGEN. - De heer J. H u i z i n g a te HEER- HUGOWAARD, heeft met gunstig gevolg examen afgelegd in de orde- en vrije-oefenin- gen. Pen lOden vierde de heer W. Vetter te HOOGWOUD, zijn veertigjarig jubileum als gemeente-secretaris. Hij ontving bij deze gelegenheid vele blijken van belangstelling en hoogachting. Gemeente en Banne lieten zich niet onbetuigd, terwijl hem ook door eene commissie uit de burgerij vaD wege de inge zetenen zeer fraaie en kostbare geschenken werden aangeboden. Van vele woningen wap perde de driekleur en het raadhuis was smaakvol met groen versierd. Vrijdag den 9en dezer vergaderde de af deeling Winkel der C. L. Kiesvereeniging voor de Prov. Staten in het Hoofdkiesdistrict Sc'na- geD; ter bespreking der voorgestelde wijzigingen in de statuten, die noodzakelijk zijn, als de vereeniging leden aanneemt uit gemeenten, waar geen atdeeling bestaat. Na eenige inlichtingen, door dtn afgevaardigde gegeven, kon de verga dering zich volkomen vereenigen met liet voor stel om algemeene leden aan te nemen en ook met de voorgestelde wijzingen in de statuten. Tot lid van het afdeelings-besluur werd be noemd, de lieer A. J. Onnekes, en tot lid van zijn zij veiliger, en wie weet of ik ze niet op het slot Altenbrak noodig heb." Johan kwam nu weder binnen om te zeggen, dat het rijtuig voor stond, en weinige minuten later rolde Eduard in zijn rijtuig naar het station waar hij in den trein ging, die hem naar Maagdenburg bracht. Het was een zwoele zomernacht, en in hot verren westen, pakten zich niet veel goeds voorspellende donderwolken samen, en nu en dan doorkliefde reeds een bliksemstraal de lucht. Eduard von Altenbrak zat in eeu hoek van de coupé en keek naar de voorbij vliegende landschappen. Slechts aan weinig stations hield de trein stil. De jonge officier overdacht met ernst zijn te genwoordig leven. Dwaas m vurig was hij ziju levensloop begonnen met duizend wenschen. Maar hij bad het niet verder gebracht, dan zijne ka meraden. Het gezelschapsleven, het leven in het Casino en op de renbaan, had zijn eersten tijd in beslag genomeD. Toen was de oorlog in 1861 uitgebroken. Ook hij was toen met blijdschap, het vijandelijke leger tegemoet gegaan, en twee jaar later, had ook bij in den slag van König- gratz medegevochten, totdat een vijandelijke kogel hem verwondde, die hom voor maanden op het ziekbed wierp. Ik dien tijd van stil liggei, had hij meDig ernstig voornemen opgevat. Zijn ka rakter werd in dien tijd eerst gevormd, en met een berouwvollon blik bezag hij den tijd zijner jeugd. Zijne mooder was in dien tijd gestorven; bij had haar innig lief en was haar lievelings- zoon geweest, daar het zwakke karakter van zijnen jongeren broeder, de vrome vrouw dik wijls reden tot droetheid gat. De dood zijner moeder had hem in zijne voornemens nog go- sterkt, welke hem zelfs niet verlieten, toen hij bij het gezantschap te Rome werd geplaatst eu in het schitterende leven der Italianen werd binnengeleid. In Rome had het toeval hem Margaretha in de armen gevoerd, en met haar was hij vroomor, gelukkiger en verstandiger geworden. Dit wist hij wel, hij was haar ook dankbaar, dat zij een beter mensch van hem gemaakt had. „Wanneer mijne moeder geleefd bad," zoo fluisterde hij nu, „dan bad ik den moed haar alles te bekennen, en haar go.d hart, zou mij verstaan eu mij alles vergeven hebben." Het schrille gefluit deed Eduard uit zijn gemijmer opschrikken; men was aan het station, waar Eduard den trein verlaten moest, om in het rijtuig te stijgeD, dat hem na het op een uur alstauds liggeud kasteel moest brengen. 't hoofdbestuur der C. L. kiesvereeniging in 't hoofdkiesdistrict Enkhuizen, de heer D. Bree- baart Kz. Beide benoemingen waren noodig door het bedanken als lid van beide besturen, door den heer J. Breebaart Kz. In de plaats van den heer D. Breebaart Kz., die als afgevaardigde naar de vergaderingen der Centrale kiesvereeniging moest aftreden, werd benoemd de heer K. Breebaart Jz. Nadat nog eenige zaken besproken waren, als de besten diging der wik en weegloonen voor 4 jaren door den vorigen Min. van B. Z., en de rivier kwestie, werd besloten dezen winter een spre ker nit te noodigen, indien in de 2e kamer en belangrijke zaak aan de orde mocht komen. De vergadering, die slecht bezocht was, werd door den voorzitter gesloten met den wensch, dat er meer leven in de afdeeling moge komen, waartoe eene politieke lezing veel zal bijdragen en dat ieder ziju best zal doen ook andere leden over te halen tot het bijwonen der ver gaderingen. Men schrijft uit Kolhorn Door den heer ffvan Deursem te Leiden, Cand. theol. is bedankt, voor de toezegging van beroep naat de Ned. Herv. gemeente alhier. Ten einde in de wintermaanden aan de ar beiders werk te kunnen verschaffen, is door eenige landbouwers onzer gemeente een gedeelte van het graan niet met de machine gedorscht, maar voor den wintertijd bewaard. liet delven en vervoeren der Suikerbiet is in den WAARD- en GROETPOLDER in Ylug sprong de officier do coupé uit. Zoekend dwaalde zjjn blik over het spaarzaam verlichte perron dair trad een bediende in donkere livrei gekleed naar voren eu zeide, eerbiedig den hoed afnemende „Het rijtuig wacht mijnheer den ritmeester buiten op het plein. Zal ik de bagage van mijnheer daar heenbrengen?" „Zoo, ben jij daar Frederik!" antwoordde Ehiard, den b. diende zijns vaders herkennende. „Hier is al mijn bagage,ik heb niets dan dezen koffer. Hoe gait het op het oogonblik met mijnen vader?" „Het is zeer slecht met den ouden baron." „Maar hoe is het zoo vlug opgekomen?" „E n aanval van beroerte, heer ritmeester I Mijnbeer de baron was in den laatste tijd zeer dik geworden en, „tiet is goed! Het is goed! Laat ons dadelijk vertrekkenDe koetsier moet hard rijden." „Wj hebben den jachtwagen van mijnheer den baron, en de hongaren vliegen langs den weg." Eduard hoorde nauweljjks wat de knecht zeide. Hij sprong vlug in den mooien jachtwagon. „Geef mij de teugels riep hij den koetsier toe, en na de vurige op de bitten knabbelende paard, u een aaumaning roet de zweep gegeven te hebben, vloog hij deu straatweg langs, naar het kasteel zijns vaders. „Noem u een weinig in acht heer ritmeester," ma nde de koetsier aan. „De paarden zijn zeer joug eu verschrikken nog zeer dikwijls." Miar de jonge officier luisterde or niet na, en gaf de paarden eon goede striem over den rug, die de dieren deden stjjgeren, eu men vloog in ijzingwekkende vaart voort. Na verloop van nog geen half uur, doemden de donkere omtrekken van het kasteel reeds uit de verte op DERDE HOOFDSTUK. Het slot Altenbrak was een dier groote, oude heerlijkheden, welke men in Oost-Duitscbland aan de Eloc zoo veelvuldig aantreft. Breed getakte linden, wier ouderdom bij eeuwen telt, wierpen hun schaduw rondom het groote slot en langs den weg, die van den grooten rijksweg afboog naar het slotpleiu. Het slotplein was om geven door een hoogen muur, voorzien van een oudorwetsche poort, waarboven het wapen der baronnen-familie prijkte. De eentonigheid van het geplaveide slotplein werd verbroken door een fontein, in hel middeu van het plein, en omgeven door een boschage bloeiende seringi n

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 1