AlfClCtl lus-
ifi- HllllllTlllI
Zondag 6 December 1091.
35ste Jaargang. ITo. 2574.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SCHAQEN» JLaan, D, 4.
Gemeente Schagen,
Bekendmaking' en.
NATIONALE MILITIE.
Inschrijving.
Binnenlandsch Nieuws,
SchageD, 5 December 1891.
WORDT VERVOLGD*
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden
ADVERTENTLEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
A DVERTENTIEN van l lot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 ets
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
(Art. 19 der Wet.)
Burgemeester en Wethouders der Ge
meente Schagen
Brengen ter openbare kennis, dat de
mannelijke ingezetenen, geboren in het jaar
1873, zich ter i n s c h r ij v i n g voor de
Nationale Militie behooren aan te melden
ter Gemeente-Secretarie, tusschen den lsten
en den 3lsten Januari 1892.
Voor die inschrijving zal zitting worden
gehouden iedereu werkdag van des voor
middags 9 ure, tot des namiddags 4 ure.
Verder wordt de aaudacht gevestigd op
onderstaande artikelen der wet van den 19den
Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), welke
betrekking hebben op de inschrijving voor
de Militie
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie
ingeschreven alle mannelijke ingezetenen, die
op den lsten Januari van het jaar hun 19de
jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden,
wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens
voogd ingezeten is volgens de wet van den
28sten Juli 1850 (Staatsblad No. 44);
2o. hij, die, geen ouders of voogd hebbende,
gedurende de laatste, aan het in de eerste
zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip
voorafgaande, achttien maanden in Nederland
verblijf hield
3o. hij, van wiens ouders de langstlevende
ingezeten was, al is zijn voogd geen ingeze
ten, mits hy binnen het Ryk verbiyf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de
vreemdeling, behoorende tot eenen Staat,
waar de Nederlander niet aan den verplich
ten krygsdienst is onderworpen, of waar ten
aanzien der dienstplichtigheid het beginsel
van wederkeerigheid is aangenomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
lo. van een ongehuwde in de Gemeente,
waar do vader, of, is deze overleden, de moe
der, of zyn beiden overleden, de voogd woont;
2o. van een gehuwde en van een weduw
naar in de Gemeente, waar hy woont;
3o. van hem, die geen vader, moeder of
voogd heeft of door dezen is achtergelaten,
of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is,
in de Gemeente waar hy woont
4o. van den buiten 's lands wonenden zoon
van een Nederlander, die ter zake van 's lands
dienst in een vreemd land woont, in de Ge
meente, waar zyn vader of voogd het laatst
in Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet inge
schreven
lo. de in een vreemd Ryk achtergebleven
zoon van een ingezeten, die geen Nederlan
der is;
2o. de in een vreemd Rijk verblijf houdende
ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is
zyn voogd ingezeten;
3o. de zoon van den Nederlander, die ter
zake van 's lands dienst in 's Riiks over-
zeesche bezittingen of koloniën woont.
Art. 18. 1ste en 2dë lid. Elk, die volgens
art. 15 behoort te worden ingeschreven, is
verplicht zich daartoe by Burgemeester en
Wethouders aan te geven tusschen den lsteN
en den 31sten Januari.
B(j ongesteldheid, afwezigheid of ontstente
nis is zijn vader, of, is deze overleden, zyne
moeder, of, zyn beiden overleden, zyn voogd
tot het doen van die aangifte verplicht.
Art. 20. Hy, die eerst na het intreden van
zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van
zijn 20ste, ingezeten wordt, is verplicht, zich
zoodra dit plaats heeft, ter inschryving aan
Romao van O. E L S T E R.
16.
HOOFDSTUK XIV.'
„Ik denk Heinrich, dat gij gelijk hebt. Ik
zal eerstdaags naar Neurode gaan, en wat
Grete betreft, is mij uw aanbod, om haar
nog eenigen tijd hier te houden, zeer aan
genaam. Zij moet dit jaar nog op het con
servatorium blijven, Jan kan zjj naar Neu-
rode komen, en daar blijven totdat wij een
passende betrekking voor haar gevonden
hebben."
„Maar dat is geheel en al onnoodig," zeide
Heinrich, „waarvoor zou dat kind nu bij
vreemden gaan dienen, om zich te laten
plagen? Gij zijt geon arme vrouw en ik
hm ja ik ben nu ook niet arm meer."
„Neen, neon, Heinrich, dit maal zal ik
mijn eigen hoofd volgen. Grete zal haar
eigen onderhoud leeren bekostigen, gij zijt
met de ernst des levens bekend, en woet
dat zulke harde beproevingen goed doen
zij zal niet zoo als ik, een slachtoffer van
bare onnoozelheid worden; wij moeten op
haar wel wat te gevoelig hartje p issen. Gij
lieve vriend, hebt haar als kind wel een
beetje bedorven, en haar karakter schijnt
mij wel wat lichtvaardig, en zij hecht te
zeer aan uiterlijken schijn. Doch stil, daar
komt Grete aan, om ons het avondeten te
brengen."
Heinrich Tiedeman bromde iets in zijn
baard, maar bij wist wel, dat bij in eene
zaak, de overwinning niet zou behalen. Ja,
Grete was zijne lieveling, dat wilde hij niet
ontkennen. Maar het was onzin, om bet
lieve kind de onbarmhartige wereld in te
stooten. „Maar," dacbt Heinrich bij zichzelf,
„komt tijd, komt raad, voorloopig blijft zij
bij mij en dat helpt."
HOOFDSTUK VIJFTIEN.
Als Eduerd Montelli een vrijen middag
bid; hield hij er van ie de naburige bos-
schen, welke zich hier en daar tot aan den
oever der rivier uitstrekken, rond to dolen.
Zijne moeder, die zich sedert eenige weken
bij hem bevond, vergezelde hem slechts een
eukele maal op zijne zwerftochten, daar hij
ze voor hare zwakke krachten meestal te
ver uitstrekte. Dikwijls keerde hij eerst laat
in den avond terug, als de maan reeds haar
volle licht wierp op het spiegelvlak van den
majestueuzen stroom.
In den eersten tijd had Margarethe Mon
telli zich onaangenaam gestemd gevoeld door
de nabijheid der lamilie Altenbrak, maar
weldra gewende zij zich aan de gedachte,
in de onmiddollijke nabijheid dier menschen
te verwijlen, die baar, met of zonder opzet
haar rechten onthielden. Zij had afgezien
van de gedachte aan wraak, aan herkrijging
van hare en harer kinderen roehten, en toen
Eduard dit ontwerp weder ter sprake wilde
brengen, sneed zij het met een weemoedigen
glimlach af.
„Laat ons geduldig wachten, wat het lot
over ons beslist heoft, Eduard;* zeide zjj.
„Onze krachten zijn te zwak, om zeiven ons
lot te sturen denk aan uw vader 1 Welke
plannen, welke voornemens koesterde bij,
en hoe dicht stond hij bij de verwezenlijking
daarvan, en toch greep het noodlot met
wreede hand toe en sloeg alle plannen den
bodem in."
„Maar ik zou juist ter wille der nagedach
tenis van mijn vader de waarheid uwer
bewering voor heel de wereld vastgesteld
zien. Thans rust er op zijne nagedachtecis
een vlek, als zou bij jegens u niet eerlijk
gehandeld hebben. Ik geloof met u niet aan
zulk eene oneerlijke handelwijze, maar de
wereld
„Laat de wereldWie denkt er heden
nog aan Eduard von AltenbrakGij hebt
u een zelfstandige positie in de maatschappij
verworven onder den naam uwer meeder
draag dien verder in bet bewustzijn, dat bij
eerlijk is.
Dit gesprek had plaats gehad in de eerste
dagen van haar verblijf ie Neurodesedert
was tusschen moeder en zoon geen woord
meer over die zaak gewisseld. Het was als
zag Eduard er tegen op, nogmaals er op
te geven bij Burgemeester en Wethouders der
Gemeente, waar de inschryving, volgens art.
16, moet geschieden.
Daarby gelden de bepalingen der 2de zin
snede van artikel 18.
Zyne inschrijving geschiedt in het register
van het jaar, waartoe hy volgens zynen
leeftyd behoort.
Afgekondigd en aangeplakt voor de Eer
ste maal te Schagen, den 4en December 1891.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
C. H. BEELS.
De Secretaris,
DENIJS.
Donderderdag-middag omtrent half
zes ure, weerklok het geroep van «Brand,
Brand," binnen onze gemeente.
Iu vliegende vaart spoedde «Lycnrgns"
met de spuit naar het einde van den Hoep,
alwaar in het door Smit bewoonde perceel
brand was uitgebroken.
Dank zij het zoo vlug en belist optre
den van jLycurgus" konden de andere
spuiten buiten dienst blijven. Ook de be
zoldigde Brandweer was binnen zeer korten
tijd op het terrein aanwezig.
De schade aan den inboedel en bet per
ceel toegebracht, is meer water— er, blusch-
schade, dan eigenlijke brandschade.
Een koe, aan den bewoner behoorende,
werd nog tijdig gered door den zoon van
den heer Schenk en door eenen Hendriksen,
toevallig daar passeerende. De oorzaak van
dezen brand schijnt gezocht te moeten
terug te komen. Bovendien had er in de
laatste weken bij hem eene eigenaardige ver
andering plaats gevonden; hij was stilleren
bedaarder geworden hij was min of meer
melancholisch en zocht dikwijls de eenzaam
heid van het woud.
Zoo lag hij ook heden weder aan den rand
van het woud, op dezelfde plaats, waar hij
liet eerst een uitzicht had gehad op zijn
toekomstige woonplaats, en de eerste ont
moeting mot Gerda von Altonbrak had
plaats gehad. Het beeld van het schoone
meisje was sedert dien dag niet meer uit
de ziel van den jongen man verdwenen.
Onwillekeurig dwaalden in de eerste dagen
zijne gedachten telkens weder naar die plaats,
waar hij mejuffrouw von Altenbrak het eerst
had gezien, en met een onweerstaanbaar
geweld werd hij getrokken naar het plekje
onder den breedgetakten beuk.
En vreemd genoeg, hetzelfde gevoel scheen
ook de schoone rijdster te bezielen. Ver
scheidene malen roods hadden de jonge lie
den hier of ook in het woud olkandor ont
moet, en telkenmale hadden zij eenige
vriendelijke woorden met elkander gewisseld.
Ook heden had de hoop, Gerda te zullen
sien, hem naar die plaats getroond, en zijn
hart sloeg geweldig, toen hij het meisje zag
naderen. De hond rende in groote sprongen
naar den jongen man toe. Eduard streelde
den grooten kop van het trouwe beest en
nam groetend den hoed af, toen Gerda nu
dicht bij hem haar paard inhield.
Een vluchtig rood overtoog hot gelaat
der jonge dame, toen zij lachend zijn groet
beantwoordde.
„Het schijnt dat het lot beslist heeft,"
zeide zij, „dat wij elkander steeds op deze
plaats mogen ontmoeten."
„Ik ben bet lot dankbaar voor deze
gunst."
„Ei, ei, mijnheer Montelli, gij vleit als
de kranigste garde-luitenant. Deze eigen
schap heb ik nog niet in u ontdekt. Gij
hebt overig ns een allerliefst huisje daar
beneden in Neurode tot woning gekozen.
Ik reed gisteren door het dorp en zag uw
naam op de poort van bet tuinhek.
worden in den te korten afstand van de
brandende lamp tot de zoldering, waardoor
deze aan het smeulen is geraakt.
Wanneer toch zullen de mensehen wat
voorzichtiger met vuur en licht omgaan
Zoo ook trok het de aandacht, dat op en
kele plaatsen in onze gemeente op eene
al zeer zonderlinge manier «gestookt# wordt.
Bestaat er in het Politie-reglement
onzer gemeente geen artikel, hetwelk B.
en W. het recht geelt, het houden, hebben
of aanleggen van dergelijke gevaarlijke,
zeer graag brand veroorzakende inrichtin
gen te verbieden, of de verbetering daar
van te gelasten
Inderdaad zou het niet ondienstig zijn,
indien in onze gemeente eens een
Schouw werd gehouden over de stook
plaatsen en rook—geleidingen.
Er zijn nu eenmaal menschen die zich
aan de publicatiën van het gemeente-be
stuur, noch aan de gemeente-verordening
storen, zonder dat van overheids—wege met
nadruk hen aan de verplichtingen herinnerd
wordt.
Uit de Zuid-Zijpe bericht men ons
dat de Heeren J. Bos en C. Constant al
daar, benevens K. Kriller te Schoort en J.
Muijs te Alkmaar twee eikenhouten schepen
hebben aangekocht, die eerdaags a/d Bur-
gerviotbrug gesloopt zullen worden. Voor
de arbeiders en neringdoenden aldaar is dit
zeer voordeelig, terwijl de publieke verkoo-
pingen, die spoedig gehouden zullen wor
den, veel volk naar die plaats lokken.
Naar wordt medegedeeld, zal de heer
C. J. van Loockeren Campagne, directeur
„Voor mij is dat landhuis ruim voldoen
de," antwoordde Eduard, „of het. aan
uw verwenden smaak zou voldoen, mag
ik toch betwijfelen."
„Ik ben niet zoo verwend, als gij schijnt
aan te nemen," zeide Gerda lachende.
„Geloof mij, dikwijls zou ik zulk een idyl
lisch landhuis don voorkeur geven boven
die groote, akelige, donkere gangen en
zalen. Doch ik zag e9ne bejaarde dame in
den tuin; is die de eigenaresse?"
„Het is mijne moeder, die sedert eenige
weken bij mij woont."
„Ab, uwe moeder Zij is geene duit-
sche, Daar haar uiterlijk te oordeelen."
„Neen, mejuffrouw, mijne moedor is eene
italiaansche."
De donkere schaduw, welke Gerda reeds
meermalen had opgemerkt, overtoog ook nu
weder Eduard's gelaat, terwijl zijn blik on
bestendig ronddwaalde, als vermeed hij het
met opzet haar aan te zien. Er ontstond een
pauze. Gerda gevoelde, dat een geheim,
eenig leed, een bedrogen hoop op de ziel
van den jongen man moest drukken en deze
plotseling intredende neerslachtigheid by
hem te voorschijn riep. Uit haar blik sprak
hartelijk medelijden, maar zij volhardde toch
bij haar stilzwijgen. Na een poos antwoordde
zij„Wel geen enkel menschenleven blijft
zoi.der smartelijke ervaringen. Gelukkig hij,
die, al is het ook iaden avond zijns levens,
zulk een rustplaats vindt, als uwe moeder
bij u."
Verbaasd keok Eduard naar Gerda's ern
stig gelaat.
„Ik zou denken, mejuffrouw," antwoordde
hij, „dat uw leven tot heden verschoond bleef
van elke harde ervaring, van elke smart."
„Ah, gij gelooft, omdat mijne ouders rijk
en aanzienlijk zijn, moet ik gelukkig zijn
Maar de uitwendige dingen aiieen maken
niet gelukkig, en dan, mijnheer Montolli,
vergeet gij, dat mij alleen, zoolang mijn
vader leeft, deze uiterlijke grootheid omgeeft.
Altenbrak is een majoraat, bij het overlijden
van mijn vader ben ik arm en hang ik ge
heel af van de genade van mijn broeder,
den erfgenaam van Altenbrak."
van 's rijksproefstation te HOORN, zijne
betrekking gaan verwisselen met eene in
Nederlandsch-Iudie.
Het dagelijks bestuur der gemeente
HOORN heeft toegestemd in het verzoek
van eenige neringdoenden, om met het
oog op den wekelijkschen marktdag, het
St. Nicolaasfeest niet op Zaterdag 5, maar
op Maandag 7 dezer te vieren.
Woensdagmorgen brak een hevige
brand uit in eene boerenplaats in de Noord-
einderraeer, gemeente Grootschermer, die
door den hevigen wind werd aangewakkerd.
Alles werd eene prooi der vlammen.
Woensdag trad in de RIJP in het
café „Cambrinus" de heer F. Domela Niett-
wenhuis als spreker op, en behandelde «de
beloften der liberalen bij de stembus en
de vervulling daarvan," waarbij zich eene
uiteenzetting van het wenschen en streven
der sociaal-democraten van zelf aansloot.
De opening en sluiting der vergadering had
plaats door een lid van den Sociaal-Demo-
cratischen Jongelingsbond te Alkmaar, en
van de gelegenheid tot gedachten wisseling
met den spreker werd geen gebruik ge
maakt. Indien men uit de weinige teeke
nen van toejuiching van de talrijke hoor
ders tot de mate hunner instemming met
het gesprokene mag besluiten, dan was het
snccès van den spreker niet groot.
Te Maastricht werd Zondag zekere
Ch. W. dood op zijne kamer gevonden.
De ongelukkige lag met zijn hoofd
iu eene tobbe met water. Men
vermoedt, dat misbruik van sterken drank
de oorzaak van dit ongeluk is.
Wederom trilde Eduard's wang. Erfgenaam
van Altenbrak Wie was de ware erfgenaam
Was hij zelve het niet Was het niet laf
van hem, den strijd om het vaderlijk ertdeol
op te geven
Het bloed zijns vaders rolde hem onstui
mig door de aderen en benam hem bijua
den adem. Zijne wangen gloeiden en onwille
keurig balde hij de vuist.
Verbaasd keek Gerda bem aan. „Gij zijt
ontstemd, mijnheer Montelli," zeide zij, „én
ons gesprek heeft een te ernstige wending
genomen. Ga met mij een eindje mede het
woud in! De eenzaamheid en stilte daar zul
len u de zorgen van den dag doen vergeten."
Zwijgend schroed Eduard naast de rijd
ster voort op het smalle boschpad, dikwijls
de twijgen, welke den weg dreigden te ver
sperren, tor zijde buigende. Zwijgend zat ook
Gerda in den zadel en sloeg met bezorgd
heid haren geleider gade.
Hoe kwam het toch, dat zij reeds na zoo
korten tijd zoo vertrouwd en bevriend met
dezen vreemden man was geworden Waar
om vond zij, sedert zij hem had leeren kennen,
geen rust meer tehuis in de prachtige zalen
van het slot Wat dreel haar eiken dag op
nieuw naar het woud, naar die plaatsjes, waar
zij hem had ontmoet? Waarom moest zij dag
en nacht aan hem denken o, haar hart
trilde in het bewustzijn, dat het liefde was,
welke deze zonderlinge onrust in haar ziel
had gestort Haar hart boeide bij de ge
dachte, dat het tijdstip zou komen, op het
welk zij afscheid zou moeten nemen van hare
liefde, vaQ haar hoop. Want zij kende de
wereld te goed, dan dat zij zich durfde
overgeven aan de hoop, dat hare lie de tot
den eenvoudigen ingenieur de goedkeuring
harer ouders zou verwerven. De dag moest
komen, vroeger of later, op welken zij hem
voor het laa'.ste maal zou zien, op welken
zij, al was het ook met tranen in de oogen en
bloedend harte, hem de haud ten afscheid
zou moeten reiken. Maar tot dien dag kwau,
wilde zij in onschuldigen omgang met den
geliefden man gelukkig zjjn.