SCHAGER COURANT
B IJ VOEGSEL
Donderdag, 4 Mei 1895,
fto. 3 t 3 3.
behoorende bij de
van
Yerslag der vergadering van den Raad
der gemeente SCH4GEN, gehou
den op Dinsdag, 2 Mei 1893, des mor
gens ten 10 ure.
Alle leden waren aanwezig.
Na opening der vergadering, had lezing
en goedkeuring plaats der notulen.
Met betrekking tot de notulen,
deed de heer C. J. Plomp uitkomen,
dat zijn in de vorige raadsvergadering
gedane voorsteldat B. en W. ter zake
der beharding van een gedeelte Tolker-
dijk, bij Kerk- en Polderbestuur zouden
informeeren, of die bereid waren een
derde deel der kosten van aanleg en
onderhoud voor hunne rekening te nemen,
volstrekt niet bezat een bindende kracht
voor de gemeente.
Ingekomen was een verzoek derHard-
draverij-Yereeniging „West-Friesland,"
om het jaarlijks van wege de gemeente
af te steken vuurwerk, voor dit jaar te
doen plaats hebben op den dag der
harddraverij, Zaterdag 29 Juli e.k.
Wordt ingewilligd.
Mededeeling werd gedaan van het rap
port der Commissie, benoemd tot onder
zoek van den toestand der onderwijzers
woning.
Gebleken was, dat de lekkage her
stelling noodig maakte. Het bovenge
deelte der gevels was zeer slecht, zoodat
het hemelwater alle gelegenheid heeft door
te dringen naar de binnenzijden der
muren tot in de benedenverdieping.
De oorzaken van dit gebrek acht de
Commissie tweeërleivermoedelijk is het
een gevolg hiervan, dat in de twee eind
gevels, togen zijn aangebracht, die het
verband verzwakken, waardoor het
bovendeel is losgewerkt en de voegen
zijn gescheurd. Daarbij komt nog dat
het bovendeel der eindgevels aan de ach
terzijde voorzien is van een vlak klesoor
welke ook een uitweg naar binnen aan
het water verleent. Tevens acht de
Comm. het niet onwaarschijnlijk, dat het
water doordringt door de windscheuren
der deksteenen.
Omtrent de middelen tot herstelling
heeft de Commissie twee voorstellen
1Het slechte bovendeel af te breken
tot en met de togen, dan zonder een
vooruitspringing opbouwen en daarna de
deksteenen te verven.
2. Afbreken tot onder het dak en de
pilasters wegnemen, dan een overstekend
dak te maken en de gevels te oliën.
De kosten verbonden aan plan I be
dragen f246.68, aan plan 2 f261.28.
Gewenscht acht de Comm. het, dat
men bij herstelling den stijl van het ge
bouw tracht te behouden, niet omdat die
zoo fraai is, maar omdat een overstekend
dak juist is in strijd met den stijl van het
gebouw. Ook raadt zij aan, omtrent de
wijze van herstelling nog geen besluit te
nemen, alvorens uit het afbreken van
een deel duidelijker blijkt hoe het kwaad
zal zijn te verhelpen. De commissie stelt
daarom voor met dé beoogde herstelling
te wachten tot in den zomertijd, en het
werk dan in daggeld te doen geschieden,
daardoor kan het beter worden uitge
voerd en daarvan is men niet verzekerd,
als dit werk ook opgenomen wordt on
der het aanbestede gemeentewerk.
Wat betreft de gelden, op de begroo
ting ter bestrijding der kosten te vinden,
meent de Commissie, dat als de posten
der andere gemeentewerken niet worden
overschreden, de gemeentewerken dan
niet beperkt behoeven te worden, doch
de overschotten, gevormd doora. ver
mindering jaarwedde gemeente-genees
heer, b. idem kosten Secretarie en c.
surplus marktgelden voldoend bedrag
zullen opleveren ter bestrijding der ge
melde herstellingen.
Daar B. en W., overeenkomstig advies
der Commissie qpn voorstel doen, wordt
hiertoe met algemeene stemmen besloten.
Van het bestuur van den Polder en
de Banne Schagen was ingekomen een
schrijven, waarin, naar aanleiding van het
door B. en W. mondeling te kennen
gegeven verlangen, te vernemen, op welke
voorwaarden het polderbestuur geneigd
is over te gaan tot verkoop van het
polderhuis-en waaggebouw wordt mede
gedeeld, dat Polder- en Banbestuur op
gemeld het thans bij het gemeente
bestuur in gebruik zijnde polderhuis
annex waag wil verkoopen tegen vijf-
duiztud gulden, de overdrachtskosten
komende voor rekening der gemeente,
en onder de nadrukkelijke reserve, dat
aan het Polder- en Banbestuur het eeuwig
durend recht wordt gelaten, om daarin,
des Zaterdags zonder eenigerlei vergoe
ding, zijn vergaderingen .alsmede
die der hoofd-ingelanden te houden.
Alles onder nadere goedkeuring van
Hoofdingelanden en Gedeputeerde Staten.
Voorzitter meent zich te plaatsen op
een subjectief standpunt en dan is Spr.
van gevoelen, dat de aanneming van bo
vengestelde voorwaarden zou zijn in het
nadeel der gemeente. Berekent men de
kosten van een leoning ad f 5000.
met jaarlijksche aflossing van f' 500.
dan zou feitelijk de koopsom worden
f 5700.En Spr. gelooft niet dat deze
koop in het voordcel der gemeente zou
zijn, temeer niet, nu van wege den pol
der die bezwarende voorwaarde is ge
maakt, waardoor do waarde van het per
ceel zeer wordt gereduceerd.
Dan kan de gemeente veel beter f 200
huur betalen. En mocht door het polder
bestuur in dien toestand van huur we
derom verandering worden gebracht, dan
kan er altijd nog een besluit worden ge
nomen.
De heer C. J. Plompdie in de vorige
vergadering voorstelde, om in te gaan
op den eisch van den polder, f 200.ver
goeding, zegt toen uitgegaan te zijn van de
veronderstelling, dat in een vorige ver
gadering een wettig besluit was genomen,
toen men het Dagel. Bestuur machtigde,
niet in te gaan op den eisch des polders
en uit te zien naar een ander raadhuis.
Spr. deed dus nu zijn voorstel om daar
door aan B. en W. tijd te geven, uitvoerig
onderzoek in te stellen.
Thans is de zaak heel anders. Er is
nu sprake van een huis plus last, te
koop voor f 5000.—. En dan plaatst Spr.
zich op een objectief standpunt. De pol
der wil zich van het huis ontdoen, voor
een zekere som plus een eeuwigdurend
recht. Spr. vindt dat de polder dan eerst
eens zal moeten vragen, welke koopsom
zij kan bedingen. Spr. acht de gevraagde
som veel te hoog. Indien dit polderhuis,
onder verband van het eeuwigdurend
recht van vergadering in veiling wordt
gebracht, zou het al bitter weinig op
brengen.
Gaat maar eens na wat de perceelen
„Centrum", „Koot" en „Roggeveen" (niet
bezwaard met een dergelijken last) op
brachten. Maar ook zonder dat verband
zou het- polderhuis, voor een particulier
al heel weinig waarde hebben. Elk par
ticulier zou, alvorens hij er eenigerlei
bedrijf in zou kunnen uitoefenen, de no.o-
dige vertimmering moeten doen uitvoe
ren. De koopprijs ad f 5000.is veel
te hoog, ontegenzeggelijk.
Spr. betreurt het nu te meer, dat in
dertijd het voorstel van den heer
P. Buis, dat het Dagelijksch bestuur in
nader overleg en beraad zou treden met
het polderbestuur, verworpen werd,
Spr. zou nog wenschen, dat op offici-
eelen weg aan den Polder werd gevraagd,
voor welken termijn men dit huis aan
gemeente wil verhuren, met bepaling
misschien van den prijs, waarvoor na af
loop van dien termijn het huis door de
gemeente zou kunnen worden overgeno
men.
Spr. meent dat wel het oog mag wor
den gehouden op den ellendigen finanti-
eelen toestand onzer gemeente; de uitgaven
worden steeds grooter, de draagkracht
der ingezetenen daarentegen slechter.
Yoorz. repliceert, niet het recht te
hebben, zich op een objectief standpunt
te plaatsen en wil daarover niet discus
sieeren; want zijne conclusie en die van
den heer Plomp is toch dezelfdeniet
treden in het voorstel van den Polder.
Terugkomende op het in der tijd door
den heer Buis gedane voorstel, zegt Spr.
zich niet te kunnen voorstellen, dat de
raad nog zou willen vragen voor hoeveel
de polder het huis wil verhuren? Dat weten
we al. f 200.en voor hoe lang Nu
de polder eenmaal is overgegaan tot op
slaan van den huur, zal men wel niet
terugkeeren.
De heer Plomp meent toch er op te
moeten wijzen, dat men bij verschil wel
meermalen na hoor en wederhoor tot een
vergelijk is gekomen.
De heer -Jb. Stammes, tevens lid van
het polderbestuur, zegt in de vorige
vergadering beloofd te hebben, de eigen
domsbewijzen van den polder betreffende
dit huis te zullen ter tafel brengen. Doch
officieel bewijs bestaat er niet. Alleen
kan spr. overleggen een uittreksel uit de
notulen van den op Zaterdag 5 April
van het jaar 1815 door het polderbestuur
gehouden vergadering bijgewoond
door den toenmaligen burgemeester en
enkele leden van het gemeentebestuur
waaruit bleek, dat met de gemeente
omtrent het gebruik van het polderhuis,
hetwelk toen blijkens [regeerings] akte
door de Regeering gekocht en door den
Polder betaald was overeenkomst was
gesloten, waarbij bepaald werd dat de ge
meente aan den polder jaarlijks f 100.
zou uitkeeren. Bedoelde overeenkomst
werd gerekend ingegaan te zijn met 1
Januari 1815.