Kz.,
B UVOEGSEL
SCHAGER COURANT
Zondag 5 Maart 1893,
£o. 2^05.
J- Z ij p
Wat kan de Nederlandsche Re
geering doen om den landbouw
op te befien uit zijn diep verval.
behoorende bij de
van
Verslag der vergadering derHoll. Maatsch.
v. Landbouw der afdeeling Wierin-
gerwaard, gehouden op Vrij
dag, 3 Maart 11. des avonds
7 ure, ten lokale van
den heer Boon
aldaar.
Als spreker trad op de heer
Tweede
Kamer
van Abbekerk, lid der
der Staten Generaal.
De heer J. L. T. Gronemani voorzitter
der afdeeling, opende de vergadering
met de verklaring dat het hem een
bijzonder genoegen deed deze vergadering
zoo buitengewoon talrijk bezocht te zien,
niet alleen door personen uit deze ge
meente, maar ook uit naburige gemeen
ten. Voorz. zag daarin een groot bewijs
van belangstelling in de zaak, welke
hedenavond ten sprake werd gebracht.
Maar ook zag voorz. daarin een bewijs
van waardering jegens den redenaar, den
heer JZijp Kzdie bereidwillig op zich
had genomen zijne denkbeelden uit een
te zetten. Voorz. hoopt dat deze bijeen
komst eene nuttige en aangename tevens
mag zijn.
De heer J. Zijp Kz., vangt zijne rede
aan met de hoop uit te spreken, dat iu-
dien men daartoe aanleiding moge vinden
in verband tot zijne rede eenige vragen
tot hem te richten, zulks hem zeer aan
genaam zal zijn. Het was spr. toch meer
malen overkomen, dat van zijne lezing
verslagen waren gegeven, waarin zijne
bedoeling niet al te juist was weerge
geven.
Spr. stelde zich voor een antwoord te
geven op de vraag:
Wij beleven zeer moeielijke tijden; zoo
wel de boer als de arbeider,zoowel de stede
ling als de plattelandsch bewoner doen
luide hunne klachten hooren. Allerwege
klaagt men over werkeloosheid, bittere
armoede. Met lede oogen ziet men dat
vele plattelandsch bewoners in de steden
zich neerzetten,om het getal werkeloozente
vermeerderen. Bedroevend is het, te ver
nemen, dat bijv. de vereeniging,Liefdadig
heid r-.ar Vermogen" te Amsterdam,
f 00.000 noodig had om de steeds
stijgende armoede te lenigen.
Rekening moet worden gehouden met
het verschijnsel, dat in alle groote ste
den van ons Vaderland, en ook daarbui
ten het getal onvermogenden schrikbarend
toeneemt. De bevolking van het platte
land verhuist naar de steden, en slaan
wij de oogen naar het platteland, dan is
de toestand der bevolking ook daar ver
re van rooskleurig.
Spr. wees o. a. op de toestanden gelijk
die dezer dagen zich openbaarden in
Groningen, waar de verhouding tusschen
patroon en knecht zeer gespannen is en
waar men huzaren en soldaten moest heen
zenden om de orde te handhaven.
Spr. herinnerde aan hetgeen door een
bevoegd oordeelaar dienaangaande om
trent de plattelandsche toestanden in
Groningen werd medegedeeld in het So
ciaal Weekblad.
Het luidt aldus
Nog maar weinige jaren geleden was
de sociale quaestie hier te lande alleen bij
name bekend. Nog voor een paar maanden
dacht men, dat onze nuchtere boerenvol-
king niet toegankelijk zou zijn voor op
windingen der sociaal-democraten. Dezen
hadden alleen vat op den prikkelbaren
stedeling, den fabrieksarbeider of mijn
werker, zoo meende men.
Toen kwamen de oproerige bewegingen
in 't Oldambt en 't bleek dat het soci
alisme daar wortel had geschoten.
Was die verandering des geestes na
tuurlijk Ja
Er is een tijd geweest dat Groningen
op sociaal gebied uitmuntte in Neder
land. Het had een landbouwenden stand
als geen der andere provinciën.
Dank zij het beklemrecht, waren hare
landbouwers bijna allen eigengeërfden,
wel is waar niet rijk, maar ook met
weinig schuld. Eenvoudig van leefwijze,
verkeerende 's daags in 't veld en 's avonds
bjj den haard. Boer en knechts en
meiden vormden eenzelfde huisgezin.
Later kwam de weelderige tijd, het
volk moest „achter"blij ven. Die afschei
ding had tengevolge zedelijk verval onder
het dienst-personeel en het ontstaan van
haat en nijd bij het Volk jegens den
Boer.
Het dalen van het zedelijk peil bij het
volk was tevens oorzaak van de vele te
vroege huwelijken, die in de toekomst
niets anders boden dan armoede en ellende.
Daarop is gevolgd in '80 de stoom-
dorschmachine. Boeren, die destijds vier
man op den dorschvloer hadden staan,
redden het nu met 2 of 1 man.
Daarvan was het gevolg dat in den
wintertijd reeds in December de perio
dieke werkeloosheid begon.
Is 't wonder, dat door dien gang der
dingen een vruchtbaar veld ontstond
voor opruiende taal en sociaal—de mo-
cratie
Het gemoed van het volk, van die
werkeloozen is in den loop der laatste
jaren verpest, niet in de eerste
door de socialisten, maar door de om
standigheden, door de stoomdorschma-
chines ten deele en door de malaise ten
andere.
Men voelde dat er een fout moest zijn,
niet bij do productie, maar bij de dis
tributie; onze werklui begrepen, dat het
anders moet en zal worden.
Maar hoe En waar zit die fout
Uit die schets uit Groningen, ging spr.
voort, blijkt dat de werkgevers veel schuld
hebben aan den toestand van heden
maar even waar is 't ook dat de ellen
dige toestand door steeds lager en lager
wordende graanprijzen mede veroorzaakt
wordt en dat die daling heeft medege
werkt tot kolossale verarming der boe
renbevolking, zéé, dat menigeen niet in
staat is om een behoorlijk geëvenredigd
getal arbeiders werk en daardoor brood
te geven.
Deze toestanden vragen dringend ver
betering. En nu is in Noord-Holland de
toestand wel niet zoo nijpend als in
Groningen, maar in onze prov. is die
toch alles behalve bevredigend.
Zoekende naar de oorzaken, die ook
in onze provincie hebben samengewerkt
bodem het best bearbeid Immers daar,
is van
hem zelf exploi-
waar die bodem het eigendom
den eigenaar die
teert.
Te betreuren
de
om den boerenstand te verarmen en daar
door werkeloosheid te bevorderen, noemt
Spr.
1. Het pachtstelsel, hetwelk
moet worden verbeterd.
2. De eigengeërfde boer kan in zijn
bedrijf nu niet met voordeel werken en
dat veroorzaakt werkeloosheid.
3. de scherpe daling der land
bouwproducten.
Yoeg daarbij nog de noodlottige ziekte
die onzen veestapel bedreigt en trots de
genomen maatregelen niet te stuiten
schijnt.
Al die oorzaken baren toenemende
armoede, ook vooral voor de minder be
deelde natuurgenooten, door gebrek aan
werk.
Het ligt voor de hand dat de vlottende
bevolking meer en meer de centra's op
zoekt voor handel en verkeer. Er ont
stond de volksverhuizing van 't platte
land naar de steden, met het noodlottig
gevolg, dat ook aldaar slechts de wer
keloosheid werd vergroot.
Er moet een middel gevonden worden
om onzen eigen-geërfden boerenstand zoo
te steunen en ter hulp te komen, dat hij
weder in staat is den werkman ten plat-
tenlande werk en daardoor brood te ver
schaffen. Daardoor alleen is vol-
gens spr. de sociale quaestie op
te lossen. Want het is een waar en
behartigenswaardig woord, dat ik onlangs
in een dagblad las, dat de boer in deze
veel bewogen tijden als steunpilaar
der Maatsch appij moet worden
beschouwd, dat hij in zijn bedrijf, zoo
niet bescherming dan toch zeker onthef
fing van lasten verdiende te hebben. Dat
de slechte oogsten, de groote onkosten
en vooral de lage prijzen van verschillen
de producten en vee oorzaak zijn dat het
landbouwbedrijf niet meer winstgevend
is, doch jaarlijks finantieele offers vor
dert, en niet m eerals een mid
del van bestaan kan aange
merkt worden.
Ook de Min. van Financiën erkende
bij de behandeling van zijn wetsontwerp
Beroeps- en bedrijfsbelasting, dat met
het landbouwbedrijf niet meer dan 4
procent is te inaken van het in dat be
drijf gestoken kapitaal.
Maar dan zal niemand er zich ook
over verwonderen, dat men al sedert
geruimen tijd naar middelen heeft uit
gezien, om den toestand te verbeteren.
noodig,
Allerlei middelen heeft men reeds aan
bevolen, zooals
1. Het Protectiestelsel. Ver
leidelijk als het was, vond het vele aan
hangers. De ervaringen met dit stelsel
o. a. in Duitschiand opgedaan, zal de
voorstanders wel goed beleerd heb
ben.
2. Progressive grondbelas
ting, aanbevolen als het middel om den
eigen-geërfde boer in stand te houden,
om zoodoende het land in handen te ge
ven en te doen houden van den eigenaar
en gebruiker.
Dat middel beoogt het groote grond
bezit tegen te gaan door de grondbelas
ting boven een zeker minimum traps
gewijze te verzwaren en daarentegen be
neden het minimum te verlichten.
De Landbouw-Commissie adviseerde
omtrent dit middel, dat het niet aanbe
velenswaardig was, daar het wel het
groote grondbezit zou tegengaan maar
niet, of althans in zeer beperkte mate,
de pachters doen plaats maken voor ei
genaar-gebruikers.
Een nadeelig gevolg van dat stelsel
zou zijnhet bestaan van die groote
grondeigenaars, die zelf hun grond
exploiteeren, zou er mede bedreigd wor
den. En juist van hen is veelal de
sterkste vooruitgang in den landbouw te
verwachten. Zij, en niet de kleine boeren
hebben de kennis en het kapitaal om
proeven te nemen of nieuwe werktuigen
en andere verbeteringen in te voeren.
3. Landnationalisatie, welk
denkbeeld beoogt den eigendom van den
bodem uit particuliere handen te doen over
gaan aan den staat, zij het ook door ont
eigening en behoorlijk schadeloos stellen.
Spr. vindt dat denkbeeld in strijd
met eigen ervaring. Waar wordt de
is het juist dat
plaats laatste jaren zoovele eigenaren uit ar
moede hunne gronden moeten verkoopen
en dat dan heeren of het zoogenaamde
doode kapitaal er zich meester van
maakt. Dat moet juist voorkomen wor
den. De staat moet geen eigenaar van
dien bodem zijn, de boer geen staats-
of domeinpachter.
4. Het stelsel van Prof.
M o 11 z e r
Volgens dezen is de oorzaak van den
achteruitgang te zoeken in een steeds
opzegbare hypotheekschuld bij welk stel
sel de boer altijd het kind van de reke
ning is, want niet alleen in een ongun
stig jaar, waarin de verschuldigde rente
niet kan worden opgebracht, maar zelfs
bij het stijgen van den rentekoers loopt
de boer gevaar van zijn land te worden
gejaagd, terwijl de geldschieter niet de
minste risico heeft, omdat deze niet
alleen het hypothecair verbonden goed
kan aantasten, maar het te kort komende
op de andere goederen kan verhalen.
Maar ook nog andere redenen kunnen
gelden, dat nodelooze willekeur van Hy
potheekhouders oorzaak zijn dat maat
schappelijk zwakstaande personen op de
grofste onkosten worden gejaagd.
Prof. Moltzer wil de opzegbare hypo
theekschuld veranderen in een onopzegbare
grondrente.
Stel, een boer hetft f 1000
hij verschaft zich deze som door het
sluiten van een vaste jaarlijks te betalen
grondrente van b. v. f 40, op een daar
toe aan te wijzen hectare land. Deze
schuld kan niet worden afgelost dan met
goedvinden van beide partijen.
Maar niemand zal op die wijze aan
den boer geld willen geven, tenzij dat
de rente veel hooger is dan de tegen
woordig voor een goed hypotheek ge
vraagd wordt.
5. Verder waren nog ter verbetering
aanbevolen:Zakelijk pachtreeht,
Naastingsrecht, Wijziging
van het erfrecht, enz. enz.
Doch aan al die wijzigingen in onze
rechtsverhoudingen zijn wel voordeeien
maar ook zeer groote bezwaren ver
bonden.
Het middel dat spr. aan de hand wil
doen, heeft hij reeds in de Tweede Ka
mer besproken. Dat middel isEen
Staatshypotheekbank.
Een Staatshypotheekbank, mits goed in
gericht, zou hen, die geld moeten leenen,
zeer goedkoop kunnen hel
pen.
Wanneer een eigengeërfde boer tegen
woordig, b. v. om zijne kinderen te hel
pen, geld moet opnemen, dan is hij genood
zaakt, meestal zijn toevlucht (e nemen
tot geldschieters of hypotheekbanken die
hem dat geld niet anders dan op hypo
thecair onderpand willen geven en dan
moet hij daarvoor meestal 4 4 o/0
betalen, wanneer het sommen boven de
f 15000 bedraagt, maar wanneer de
kleine landbouwer of tuinbouwer geld
noodig heeft, b. v. sommen van 2000 a
3000 gld. dan moet die man stellig
minstens 472 °/o betalen,
Hierbij komt voor den eersten geld-
opnemer een bedrag van 1/k °/0, voor
den laatsten 1/2 °/0 kosten per jaar, zoo
dat de een 4'/4 a 4l/2 °/0 en de ander 5 °/0
rente voor het opgenomen geld moet be
talen.
En de crediet-instellingen, de hypot
heekbanken, die rekenen moeten met de
verkoop van hare pandbrieven, kunnen
het geld misschien iets maar toch wei
nig minder geven.
Maar een Staatshypotheekbank zou dat
zeker wel kunnen doen.
Wanneer wij den stand der Neder
landsche Staatspapieren nagaan en wij
nemen b. v. de 2,/2 pets., die tegen
woordig op een koers van 83 staan en
tegen dien koers niet meer dan 3 °/0
rente geven, dan neemt spr. aan, dat een
eventueel op te richten staatshypotheek
bank minstens denzelfden koers voor hare
pandbrieven kan maken ja, dat de pand
brieven weldra evenals de consols der
Engelsche Staatsschuld bijna den pari-
koers zouden bereiken. En dan zou die
bank het aangevraagde geld den eigen
geërfden boer, den kleinen land- en
tuinbouwer kunnen verstrekken voor 3
zonder eenige opofferingen, want spr
erfden boer tegen 3 0 geld verschaft, niet, hoe men dat vermeent
dan zou hij b v. voor een hypotheek bereiken door de inrichting
van f 40,000 een som van f 1200 moe- hypotheekbank,
ten betalen, terwijl hij nu f 1800 rente Zeker, er
moet geven; en een kleine landbouwer velen „duur"
te kunnen
der Staats-
wordt tegenwoordig door
geld gebruikt, maar ook
zou een som van f 60 betalen in plaats zal men moeten erkennen, dat de tegen-
eigengeërf-
van als thans, f 100 per jaar. Zou dat
bijzondere steun wezen in deze
dagen; zou daarmede niet voor een groot
deel de quaestie voor onzen
den boerenstand zijn opgelost
Goedkoop geld, ziedaar
een redmiddel voor den n ij
veren boerenstand, ziedaar het
middel dat de Staat kan aanwenden om
dien stand in den strijd om het bestaan
het hoofd boven water te doen houden.
Wanneer door dezen maatregel de ei
gengeërfde boer weder in de gelegenheid
komt om met eenig voordeel zijn land te
exploiteeren, dan zal hij daarvan gebruik
maken om weer meer dan tot dusver te
laten verdienen. Dan zal de stedeling niet
meer klagen over het verhuizen van vele
arbeiders ten platten lande naar de stad,
maar dan zal in tegendeel eene verhui
zing uit de steden naar het platteland
plaats hebben, en dan zal het blijken een
wiar woord te zijn dat de boer ook als
werkgever in deze bewogen tijden een
steunpilaar derMaatschappij
is.
Ten opzichte van Spr.'s ideaal beroept
deze zich nog op het advies, uitgebracht
aan de Staats Ct van 7 Jan. '92.
„De Commissie stelde zich voor, dat
tot ondersteuning van den eigengeërfden
boerenstand nog het meest zal kunnen
worden gedaan, door de eigenaars in ge
legenheid te stellen, steeds tegen lage
rente zich kapitaal te verschaffen. De
commissie is van oordeel, dat er alleszins
reden is om aan te dringen op de op
richting van een Staatshypotheekbank,
die tegen lage rente hypothecair crediet
zou verschaffen."
Zeer bepaald zal echter op den voor
grond moeten staan, dat het doel van
de Staatsbank wel moet zijn goed
koop maar niet gemakkei ij k cre
diet.
En juist in de tijden van voorbijgaan-
den bloei of prijsverheffing zou de
staatsbank regulariseerend op
treden en door voorzichtige op de con
tinuïteit van het bedrijf gerichte taxatie
en het eischen van ruime overwaarde,
de misbruiken van crediet, die vroeger
tot zooveel rampen hebben aanleiding
gegeven, voorkomen.
Bovendien zou de werkkring van een
staatsbank zich ook uitstrekken tot tal
van plaatsen, die te ver afgelegen zijn,
en tot tal van personen, die te weinig
kapitaal behoeven, om in aanmerking te
komen voor de bemoeiing van particu
liere banken.
De Commissie meent alzoo, dat een
staatshypotheekbank zou voorzien in een
werkelijke behoefte, een steun zou kun
nen zijn voor de landbouwtr-eigenaars
en een krachtig middel om de instabili
teit van het bezit, dat onvermijdelijk ge
volg is van lichtvaardig crediet, in de
toekomst te verminderen.
Spr herinnert aan het antwoord van
den Min. v. Waterstaat, die in de kamer
zitting o.a tot spr. zeide
„Mocht het georganiseerd Landbouw-
Comité het bestaan van een Staatshypo
theekbank wonschelijk achten, dan zou
mij dit kunnen leiden tot nader overleg
met mijn ambtgenoot van Financiën."
Ook beroept spr. zich nog op de in
stemming van twee der voornaamste
persorganen
Het Vaderland en Het Handelsblad.
Spr. besloot zijne keurige en van over
tuiging blijk gevende rede ongeveer ldus:
Het door mij u aan de hand gedane
denkbeeld, is een wel overwogen, dat met
zeldzame eenstemmigheid is uitgebracht
dooi mannen in wie de Regeering ver
trouwen stelde en hen da rom tot een
commissie tezamen riep, om haar van
advies te dienen.
De Regeering heeft overweging toe
gezegd en ons naar den eerlang op te
richten Landbouwraad verwezen.
Eindelijk zullen wij dan een College
krijgen dat een officieel karakter krijgt
en dat bij voorduring de regeering van
verstrekt
bank zal
onkosten
is
er zeker van, dat de koers dier pand-
zou zijn, dan
brieven wel zooveel hooger
de staatseffecten, dat de opbrengst ruim
schoots de exploitatiekosten zou dekken.
Wanneer spr. in aanmerking neemt,
dat de in '81 opgerichte Rijkspostspaar
bank, die slechts een rente uitkeert van
2.65 dus nog niet recht 23/4°/0 het boek
jaar sloot met een inleg van f 26,000,000,
dan acht spr. het, dat zijn stelling alles
zins waarschijnlijk is en gegronde reden
heeft om als juist erkend te worden.
Waarom worden jaarlijks een aantal
millioenen dier rijkspostspaarbank ge
bruikt om de prolongatie-ren te voor de
eigenaars van effecten laag te houden, en
waarom mag geen deel besteed worden
ten bate van den eigengeërfdeu boeren
stand Zijn dan effecten zooveel zeker
der onderpand dan de grond, dan de
bodem, die allen moet voeden
Volgens spr. 's inzage neen En toch
verlangt men van effecten slechts 20 °/0
overwaarde, terwijl men, wanneer men
land tot onderpand heeft, en terecht,
40 0/o overwaarde verlangt.
Wanneer nu de staat den eigenge-
woordige geld-inrichtingen groote on
kosten hebben. Spr gelooft daarom niet
dat het geld zooveel goedkooper kan
worden. De Staatshypotheek-
toch ook hare onvermijdelijke
hebben.
Spr. wijst op een verkooping, toevallig
heden gehouden. Het is een plaats van
27 Hectaren, verkocht nu voor f 1500.
en waarop indertijd f 10.000 hypo
theek was gegeven.
Spr. zegt, als nu de staat wordt hy
potheekhouder, is aan hem ten zeerste
voorzichtigheid aanbevolen, met het oog
op die schommelingen in de waarde van
den grond
Daarom vraagt spr. hoe moet de staat
helpen diegenen die er nu reeds te
diep in zitten Een waarheid toch is het,
dat van de 10 boeren 7 reeds nu veel
te veel hypothecaire schuld hebben, om
nog door een staatshypotheekbank gehol
pen te kunnen worden.
De heer J. Zijp Kz verklaart, dat
gelijk hij zich de inrichting dier staats
hypotheekbank denkt, de Staat geen amb
tenaren noodig heeft. Spr wijst op de
kort geleden plaats gehad hebbende per-
aequatie, waarbij de Minister verklaarde
dat die Commisiën, welke in het alge
meen haar taak goed begrepen en uit
gevoerd hadden, door den staat bij de
oprichting der staatshypotheekbank moes
ten worden geraadpleegd. Om zich voor
schade te hoeden heeft de Staat slechts
die registers van taxatie te raadplegen en
ook zou spr. willen, dan het te verstrekken
hypotheek niet boven 60 °/0 dier taxatie
mag gaan en alleen verstrekt worden aan
personen, die den grond zelf exploi
teeren en alleen op diens persoonlijke
aanvrage. Geen tusschenpersonen.
De Staat zou van dat stelsel dan ook
nimmer moeten afgaan.
Als de landbouw-eigenaar goedkoop
geld kan krijgen, zal ook zijn bestaan
verbeterennaarmate de rente vermin
dert zal het land in waarde rijzen.
Verder verwacht spr. ook, dat als
zoo'n machtige concurrent als de Staat,
geld geeft, uit den aard der zaak de
pandbrieven der hypotheekbanken zoo
zullen rijzen, dat ook die taciliteiten
kunnen geven aan de houders dier hypo
theken.
Op die wijze wordt het mogelijk dat
hij, die nu reeds zwaar zit, ten eerste
veel minder gevaar loopt dat zijn hypo
theek opgezegd wordt, en ten andere
dat het hem mogeljjk gemaakt wordt,
zijn rente te betalen.
Spr. wijst er op, dat de enquête der
Staats-Commissie ook aan het licht heeft
gebracht, dat goddank, nog lang niet al
het land voor 100 °/0 der waarde is ver-
hyhotheekt. Het is wel erg, maar toch
nog niet zoo erg.
Maar het spreekt toch van zelf, dat
als bijv. een eigengeërfde boer met 6
kinderen, deze de wereld in moet helpen,"
tegenwoordig hij zich zoekt te redden
door de jongens maar te laten leeren,
studeeren, niet vragende of zij daartoe
geschikt zijn, terwijl ze als landbouwers
in bezit van flinke ontwikkeling juist in
hun element zouden zijn.
Kan zoo'n vader goedkoop geld krijgen,
dan zet hij zijn kinderen in zijn stand
en dan hebben die jongere boeren een
grooten voorsprong boven het kapitaal,
want zij hebben „ervaring en verstand
van hun vak."
En die eigenschappen missen juist de
eigenaars-kapitalisten.
Maar spr. heeft er ook op gewezen,
dat men de Staatshypotheekbank niet be
schouwen moet als een panacé, maar dat de
oprichting eern-r Staatshypotheekbank ge
paard moet gaan met de verbetering der
pacht-contracten.
Spr. heeft het door hem aanbevolen mid
del jpist ter tafel gebracht, omdat het
naar zijne meening beter dan de andere
middelen en het gemakkelijkst en het
zekerst is te bereiken. Zij winnen daarme
de den eigengeërtden boerenstand. Kan
advies in zake landbouwaangelegenheden de landbouwer daardoor goedkoop geld
zal dienen. Dat College zal door leden
der groote Provinciale Landbouw-Maat-
schappijen worden benoemd.
Van harte hoopt spr. dat dit College
veel voorstanders van zijn denkbeeld mag
tellen. Want al zal de staatshypotheek
bank als met een tooverslag alle bezwa
ren niet oplossen, al zal ook vooral ver
betering van onze pacht-contracten noodig
zijn, toch zal zij naar mijne overtuiging
blijken een weldaad voor den eigen-ge-
erfden boerenstand te zijn, vooral den
kleinen land- en tuinbouwer ten goede
komen.
Daarom landbouwers en gij allen, die
het belang van den landbouwenden stand
ter harte gaat, vereenigt u allen als één
man met ons, om te trachten met ver
eende krachten het denkbeeld te ver
wezenlijken, dat de Staats-Commissie in
der tijd heeft aangewezen als het eenige
bereikbare en meest practische denkbeeld
om den Nederlandschen Landbouw op
te heffen uit zijn verval.
Aan het na de pauze gehouden
IE 13 A. T werd deelgenomen door
de heeren Jb. Zijp Hz. v. Wieringer-
waard en W. Kloeke v. Schagen.
De heer Jb. Zijp Hz. verklaart zich
wel overtuigd, dat de heer J. Zijp Kz.
alles wil doen om de belaogen van den
landbouw te bevorderen, doch hij begrijpt
krijgen, dan zal hij ook beter bestand
zijn tegen de daling der producten.
De heer W Kloeke nu het woord
verkregen hebbende, dankte den Voorz.,
daarvoor dat deze ook hem, als gast der
vergadering, gelegenheid gaf deel te nemen
aan de debatten en „u mijnheer Zijp, voor
de ridderlijkheid, waarmee gij de gelegen
heid hebt geopend voor een ieder om
met u van gedachten te wisselen over
eene ernstige kwestie van den dag.
Wezenlijk, we beleven droeve tijden, maar
teekenen van een ernstig streven naar
beterschap zijn onmiskenbaar waar te
nemen. Eenige jaren geleden nog waren
de meeste onzer leden van de Tweede
Kamer niet bereid om met de kiezers
van gedachten te wisselen wie ons wil
kennen, was dan meestal het hooghartige
antwoord, die moet maar nagaan wat we
in de Kamer spreken. Thans zijn we zoo
ver, dat overleg met de kiezers niet
zeldzaam is en beleven we heden avond
't verblijdend verschijnsel, dat een afge
vaardigde zonder eenige schroomvalligheid
zijne denkbeelden komt toelichten buiten
zijn district.
Met groote belangstelling heb ik zijne
woorden gevolgd. De maatschappij is ziek,
heeft de geachte spreker gezegd en wie
zou dat niet met hem eens zijn. Groot
is intusschen het aantal geneesheeren en