Uit en voor de Pers.
meischepper, wiens handvat met geweld
van het blad was afgeworpen, zes lepeltjes,
waarran een doorgebroken, het met figuren
versierde gipsen of steenen deksel van een
zilveren bonbonniere; al deze voorwerpen
behalve het laatste, bleken van Christoffel-
zilver te zijn en werden waarschijnlijk daar
om, evenals het deksel der bonbonniere
achtergelaten.
De politie, die deze voorwerpen ontdek
te, moet de sporen hebben nagegaan van
minstens twee personen, die in dat bosahje
zonden hebben buis gehouden. Deze vondst
schijnt das te bewijzen, dat de daders wel
licht over de grenzen thuia bchooren.
Het is te betrenren, dat men niet de
hand op deze sluwe dieven heeft kunnen
'.eggen, die talrijke zilveren voorwerpen van
een belangrijke waarde hebben medegeno
men en na een bedaard onderzoek, alles wat
voor hen geen bizon de re waarde had, heb
ben achtergelaten. Ware de politie te
Yalkenswaird vroeger gewaarschnwd geweest
dan zou men misschien wel de gelegen
heid gehad hebben, den dader in te reke
nen.
Te Netersel (N.-B.) is een
geval van hevige pokken voorgekomen bij
iemand, die uit Tilburg teruggekeerd was,
waar hij eenigen tijd vertoefd had.
De Commissie, doorder e-
geeriog benoemd tot onderzoek van de
plannen voor de droogmaking der Zuider
zee, bezocht Dinsdag Marken en Yolendam
Deze soort van windhoos hield niet lang tegenover plaats nam.
aan en werd gevolgd door een weldadigen Kort daarna komt een
regen, die vooral des avonds na elven en snaawt den boven deu
een groot gedeelte van den nacht vrij over- passagier toe:
vloedig viel. „Die mand er uit, die moet
Te Oldenhave, gem. Ruinen, zijn eer- gagewagen, weet je dat niet.'
gister drie koeien van den landbouwer K T.
condacteur en
mand zittende
in
den ba-
Van laatstgenoemd
Hoorn.
dorp vertrok zij naar
In vele plaatsen des linds
is deze week eindelijk regen gevalleD, en
hier en daar ging dit vergezeld van een
hevig onweer.
Te NUNSPEET hield het ongeveer twee
aren lang aan, en de regen viel daar z66
overvloedig dat in vele koestallen het vee
tot den buik in hel water viel.
In Noord-Brabant woedden Maandag
Dindag en Woensdag zware onweders waar
bij de regen bij stroouieii neerviel. Te Oor
schot sloeg de bliksem in een woonhuis;
de brand, die daardoor ontstond, was spoe
dig gebluscht.
Te Borne sloeg Dinsdag de bliksem in een
hnis, door drie arbeidersgezinnen bewoond.
Het bnis brandde geheel af. De inboedel
(slechts één der bewoners wat tegen brand
schade verzekerd) werden grootendeels ge
red. Ook sloeg de bliksem in de woning
van den winkelier A. Doeschot, tonder
echter veel schade aan te richten.
Na een droogte van 9 weken viel woens
dag namiddag te Maastricht eene flinke
donderbui, vergezeld van regen.
Ook boven onze stad ontlastten zich
Woensdag-avond regenwolken, nadat in den
namiddag eene windhoos was waargenomen.
Omtrent deze windhoos, die ook in andere
plaatsen waargenomen werd, meldt men
uit den Haag:
Eergisteren avond, kwartier na zeven nur
kwam er, na een warmen dag, eene hevige
windvlaag uit het westen opzetten, waarvan
op dat oogenblik de druk zéé zwaar was,
dat geheele boomtakken in eenen oogwenk
afbraken. Te Scheveniugen verduisterde de
door den wind verstoven zandmassa als het
ware den dag.
in de weide door den bliksem doodgesla
gen.
Te Latten sloeg de bliksem in de schuur
van de erven Plomp, die in den polder
naast eeD boerenwoning stond. Dmk zij
de brandspuit, die zoo spoedig mogelijk
werd aangevoerd mocht het gelukken de
woning te behouden doch de schaar is in
ssch gelegd.
Ook is de bliksem nog geslagen in het
bosch van den heer C. Piek, doch door de
hulp van den geweldigen regen was meu
den brand spoedig meester.
Te Hardenberg werd de koren- en olie
molen, die op den Brink in de onmiddel
lijke nabijheid der stad st .at, getroffen, ge
lukkig zonder dat de molen afbrandde. De
eigenaar Nijzink en zijn zoon, waren nog
werkzaam op den molen, doch zijn er ge
lukkig met den schrik afgekomen.
Bij dea tol tnsschen Wierden en Amelo
is de bliksem ic een boom geslagen, ter
wijl op de Piksen een boerenhuis van de
h.h. Poulie en Smelt door het onweder ia
verbrand. Het hnis was bewoond door J. H.
Braakman. Yan dezen is de inboedel, die
niet verzekerd was, geheel verbrand; ook
zijn nog 4 varkens en 2 kalveren verbrand.
Bij het redden van enkele goederen hebben
de bewoners nog hevige brandwonden op-
geloopen. Het hais was verzekerd.
Tijdens het onweder circa 6!/« unr zijn
te Wierden 2 meteoren gevallen, beide in
de onmiddelijke nabijheid der RrK. kerk.
Te Euschede sloeg de bliksem in bet
dak van een hnis van twee woningen aan
den Kortendijk, toebehoorende aao den tim
merman P. Door het spoedig optreden dei
buren was men den brand dadelijk mees
ter, zoodat alleen het dak gedeeltelijk ver-
braad is.
Uit Wierden wordt van 17 dezer ge
meld:
In geen jaren werd zoo een zwaar on
weer waargenomen als gisterenavond. On
ophoudelijk was het vuur aan den lucht
en viel de regen bij stroomen neer, eene
welkome verkwikking na eene langdurig
droogte.
Aangaande het treurig ougeval te (Fr.)
meldt men nog het volgende:
De veehonder H J. Koopman» zat in 't
land onder de koe te melken, maar besloot
wegens den toenemenden donder en bliksem
in huis te gaan. Hij begaf zich in de
kamer, waar de geheele huishouding
tegenwoordig was: zijn vrouw, zes kinderen
en een naaister. Hij plaatste zich in een
hoek bij de tafel, terwijl zijn vrouw naast
hem zat en zijn zevenjarig zoontje voor
hem stond, mei de rechterhand leunende
op de knie zijns vaders. Onverwachts zag
men een bliksemstraal in het vertrek, welke
den man am het hoofd trof, waardoor hij
in een oogwenk tijds een lijk was.
Er ie een ruit van de glazen gebroken
terwijl vijf steentjes van den muur zijn
gescheurd. Opmerklijk is het, dat de acht
andere personen geheel ongedeerd zijn ge
bleven.
D: verkeerd aangesprokene, vertoornd
door den onbeschoften toon en hoading
van den man, zegt heel kalm, »uou, dan
de Franke, en zich met inspanning van alle
krachten, tot een onbevangen toon dwingende,
ging hij voort„Ujj kent baar misschien
zij heet Gisela lieim."
„Wat? De kleine Sella Schreiner's
Sslla r
Franke kneep bij duze woorden de handen
dicht, zoodat de nagels in het vleescb
drongen en seide bedaard „Dezeltde."
„En baar portret wenscht gij
„Niet ik, maar iemand, die ongenoemd
wil blijven.*
„Wat zon die iemand daarvoor wel over
hebben
„Wat verlangt gij?"
De schilder begon een hooge borst te
zetten. „Bij mijnen naam, vooral wat betreft
bet portret schilderen," hij bid af en toe
bij een eenvoudig burgerman, bij wien bij diep
in bet krijt zal, met diens beeltenis de
rekening vereffend, „zult gij bet matig
vindon, wanneer ik, hm, laten wij zeggen,
f 600.— verlang. Wat?*
„Goed. Maar daarbij komt eeDe voor
waarde, die onverminderd moet worden na
geleefd. Het portret mag niet uit bet geheu
gen, noch naar een schets geschilderd wor
den, doch eenig en alleen naar de natuur.*
„Dat spreekt van zelf!* wilde de schilder
nitroepen, maar eensklaps daalde zijn blijd
schap tot bet vriespunt. „Lieve hemel!*
stamelde hij. „Waar de kleine soo een,
twee, drie van daan te halen En hg
wierp zich op een stoel, begon op zijn
nagels te bijten en dacht Da.
„Is zij er dan met Sehreiner van door?*
Franke wachtte met hevig kloppen van zijn
hart op het antwoord en bij gevoelde zich
eenigermate verlicht, toen Martin bet hoofd
schndde en zeide
„Neen. Zij heeft hem reeds twee jaar
geleden verlaten.*
„En waar is zij nn
„Dat is het jnist.* riep Martin verdrietig
uit. „Dat ik haar adres Diet weet. En bij
de politie navraag te doen, baat ook niets;
dat beeft Sehreiner ook reeds tevergeefs ge
daan. Maar wacht eens. Daar begiDt mg
iets in de gedachte te komen. Indertijd, na
die fatale geschiedenis toen Sehreiner
werd overvallen, werd het arme kind
een hoek van het atelier bewusteloos ge
vonden. En ik geloof, dat een buurvrouw,
een oude naaister, haar tot zich beeft ge
nomen.*
Rudolf sprong op. „No, dan gaan wij tot
haar.*
„Halt, mijn waarde. Dat is niet zoo ge
makkelijk. De oude heks is kort daarna
verhuisd wie weet waarbeen, en ik
ken haar Daam ook niet*
„Die is toch wel uit te vinden bij den
huismeester.*
WORDT VERVOLGD.
Wraak van een wielrijder
Een Amsterdammer, wielrijder vaD buis
uit, heeft in het belang van zijn sportge—
nooten een inhalig boertje niet onaardig te
pakken gehad. Toen hij nog candidaat-arts
was, maakte hij, ongeveer twee maanden ge-
ledeu, van Wageningen uit een tochtje naar
een aan den Rijn gelegen dorp.
Dicht in de nabijheid daarvan brak er iets
aan zijn wiel, waarvoor hij de hulp van
den dorpssmid noodig bad. Het was Zon
dag en de man vroeg voor het karrewei,
dat in Amsterdam misschien met twee gul
den zou zijn betaald, 12 gulden als betaling
vooruit. Toen de aanstaande dokter hem
op het belachelijke wees van dien eisch
zeide hij, hebzuchtig lachende: ,Nou, goa,
den woar ge wult." Daar er geen anderen
raad was, betaalde de spoitinan den vrek
kige)) boer ec ging zijns weegs.
Sinds veertien dagen is onze sportman
echter ter vervanging van den aldaar over
leden dokter in het bovenbedoelde dorp als
arts gevestigd. En wat gebeurt er nu?
man, w
moet u de mand er maar uithalen....
De ander nn nog birscher worJend, vaart
woedend uit en vertelt, dat hij aan het
boofdtsation mee moet naar den stationchef,
alwaar hij zal verbaliseeren.
Nog blijft de omgeving, in tegenstelling
met den prikkelbaren ambtenaar, kalm en
weldra ga3t het portier dicht,
A»n het hoofdstation echter kwam de
ontknooping.
Toen de condnctenr aan het portier ver
scheen en ep hoeren toon den eerst aan
gesprokene beval, hem te volgen, weigerde
dezes al lachend, zeggende, dat hij geen
recht had op den mand.
De condnctenr begrijpt er niets v3n,
maar rraagt eindelijk, van wien de mand is.
Het boertje, dat er tegenover zit, zegt
heel leuk ro, die »ben' is van mieu."
,Maar," valt de 'oeamte steeds driftiger
uit, ^waarom heb je dat dan niet dadelijk
gezegd hè?"
Heel bedaard antwoord de man: rmaar
man, je hebt mien toch niks 'evraagd, wei?'
De condactenr moest toen heel bedaard
de passagiers laten vertrekken, zonder zijn
door eigen onhandigheid verstoord ge
moed te kunnen koelen.
De Liberale Unie zal hare
gewone algemeene vergadering houden op
Zaterdag 10 Jnni 1893, des vooriniddags
te 10unr, in het gebouw »Eensgezind-
heid,', Spui te AMSTERDAM.
Op de Agenda komen o.a voor verkie
zing van vier leden van het Bestuur, in
plaats van de aftredende, niet herkiesbare
leden, de HH: Mrs. S. J. Fockema Andreae,
R. Macalester I<oup, E. E. van Raalte en
R. van de Werk. Bespreking van de vraag:
aWelke hervormingen op sociaal gebied
oehooren, uit het oogpunt der liberale po
litiek, het eerst aan de orde te komen?" De
grondslag voor du bespreking dezer vraag
dient naar de bedooling van het bestuur
te vormen de navolgende paragraaf van
het verkiezingsmanifest der Liberale Unie
van 1891:
»Met betrekking tot het arbeiders
vraagstuk hebben wij in hoofdzaak
slechts te herhalen, wat daaromtrent iD ons
programma van 1887 werd gezegd. Onze
wenschen te dezen luideD
dat maatregelen worden verordend ter
bevordering van veiligheid en gezondheid
in fabrieken en werkplaatsen;
dat aan iederen arbeider een wekelijksche
rustdag worde gewaarborgd;
dat de verzekering van den werkman
tegen ongelukken worde geregeld en aan
voorzieniugen bij ziekte, ouderdom en
overlijden krachtig de baud geslagen worde;
dat het vakonderwijs, met name het am-
bachts-, fabrieks- en landbouwonderwijs,
ran overheidswege op afdoende wijze wor
de gesteund
dat het arbeidscontract bij de wet wor
de geregeld en de naleving daarvan beter
worde verzekerd door eeD» ook buitendien
hoog noodige vereenvoudiging van ons pro
cesrecht
dat tot vertegenwoordiging der arbeids-
belangen adviseerende arbeidskamers wor
den georganiseerd.
En bovenal worde leerplicht ingevoerd,
waaraan thans, na beëindiging van den
schoolstrijd, geeu beletsel meer in den
weg staal."
l>e Kieswet. Door de
Regeering is de Memorie van Antwoord
op het voorloopig verslag, omtrent kies
rechthervorming ingediend.
De bewering, als zou Tak's voorstel
tot uitbreiding van het kiesrecht in strijd
zijn met de grondwet, wordt in de
Mem. aldus weerlegd
Wat is 't kenteeken Is dat het niet-
bedeeld zijn Geenszins. Art. 4 zegt
het voorzien in eigen onderhoud eu dat
feit.
van het gezin. Dit is een stellig
Zaterdag 1.1. tegenjden avond, wordt er aan ^an jen „positieven eisch der grondwet'
is daardoor volkomen recht gedaan
zijn woning gebeld, voorloopig nog alleen
door hem en een oude werkster bewoond,
en staat, met het zweet op 't gelaat, voor
den dokter de smid, die hem zco ruim had
laten betalen.
De man vroeg dringend, onmiddellijke
hulp, daar zijn vrouw in 't vooruitzicht was
het gezin te vermeerderen.
Wordt nu echter dit voorschrift materi
eel ondermijnd door de bepaling, dat het
bewijs van dat kenteeken bestaat in het
zich niet-voordoen van dezelfde omstan
digheden (het bedeeld zijn) waarin vol
gens de grondwet de kiesbevoegdheid
niet mag worden uitgeoefend Ook dit
Jawel, antwoordt de arts, „maar dat ontkent de minister ten stelligste. „Voor
kost honderd pop en op eenige tegeukan- ZOoverre de toepassing der voorgestelde
ting zegt hij op dezelfde maDier als de
smid het hem had toegevoegd; „Noo, goat
den woar ge walt."
Dat kon de boer niet, want daD zon hij
nog eenige uren moeten rijden, en dat was
niet geraden, zoodat hij onder den
drang van het oogenblik, toestemde.
De arts gaf hem een groot nur daarna
behalve een flinken, lnid kraaienden jon
gen ook nog de verzekering, dat hij
gewone tarief zou volgen, maar
hem aanraadde in 't vervolg geen misbru
te maken van den nood of een ODgeluk
van andereD, voornamelijk niet bij wielrij
ders, die zeer dikwijls geplukt worden.
De les heeft bij den hoer goed gepakt
en was zeer verdiend.
Een onbeschoft
door boertjes op zijn nummer geztt. In
den trein van een der hoofdstations, kwam
op een
wetsbepalingen in dezen het bezit van
het kenmerk met niet-uitsluiting wegens
bedeeling doet samenvallen, is zulks het
gevolg der omstandigheid, dan is een
juiste inschrijving van den voor kiesbe
voegdheid gevorderden welstand, tot aan
de grens der bedeeling moet voeren.
Maar de gedachtengang welke daartoe
I leidde, raakt die uitsluiting niet.* Het
,e.1 genieten van onderstand door instellingen
dat hij Tan weldadigheid of gemeentebesturen is
lisbruik ,je eenige vooronderstelling van geldelijke
afhankelijkheid, welke de wet in deze
kan aannemen. Alleen die onderstand is
waarneembaar feit, waarvan het
„het afdalen in het bijzondere leven en
de onderlinge vermogensverhoudingen
der verschillende ingezetenen." De wet
moet menigmaal, om een vast en bruik
baar richtsnoer voor de praktijk te zjjn,
van regeling van het bijzondere afzien
en zich vasthechten aan enkele bewijs
krachtige feiten. Steunt niet, om slechts
één uit honderdeu voorbeelden te noemen,
de regeling van de meerderjarigheid op
een fictie? Materieel is zij die geestes
toestand van iemand, waarin hij tot het
vormen van een zelfstandig oordeel
over rechtsbelangen in staat is. De wet
snijdt echter alle onderzoek naar de
concrete aanwezigheid van dien toestand
af door haar te presumeeren bij men-
schen van een zekeren leeftijd. Fictie
dus. Zal iemand de noodzakelijkheid dier
fictie betwisten Zoo ook heeft, bij de
regeling van zulk een netelige zaak als
de kiesbevoegdheid de wetgever te zoe
ken naar grondslagen voor het kiesrecht,
die los zijn van subjectieve schatting en
waardeering. De grondwet kan toch
alleen het redelijke, het practisch uit
voerbare gewild hebben. En dan kan be
zwaarlijk een ander feit als bewijs van
het aangewezen kenteeken van maat-
schappelijken welstand, worden aange
nomen dan dat hetwelk de grondwet ge
bruikt om zekere personen uit te sluiten.
Er bestaat in dit opzicht tusschen wet
en grondwet overeenstemming in woor
den met volkomen tegenstelling van
hunne beteekenis in rechten.
Uit het voorloopig verslag leidt de
minister af. dat het grondwettig bezwaar
tegen het voorgestelde bewijsmiddel om
trent het bezit van welstand voor velen,
met name voor den heer Levy, zou ver
vallen, wanneer naast het niet-genieten
van onderstand nog een ander bewijs van
de aanwezigheid van dat kenteeken werd
geplaatst. De minister heeft hieraan op
zeer eenvoudige wijze kunnen voldoen.
Yolgens het wetsontwerp op de uitoefe
ning van het kiesrecht zijn de bevolkings
registers aangewezen als grondslag voor
de plaatsing van kiezers op de kiezers
lijst eener bepaalde gemeente. Dit voor
schrift had intusschen een ruimere strek
king dan de regeling van de repartitie
der kiezers over de gemeenten. Het ont
hield door wering van de kiezerslijsten,
indirect dus, kiesbevoegdheid aan hen,
die niet tot de zoogenaamde „gezetenen"
gemeente behooren. Want een voortge
zette werkelijke woonplaats van drie maan
den is noodig om op de bevolkingsregis
ters te blijven of te worden geplaatst.
Bij vertrek, zonder vestiging binnen drie
maanden in eene andere gemeente van
minstens drie maanden is noodig om op
de bevolkensregisters weer te worden ge
plaatst. Dientengevolge kan wat het Voor
loopig verslag het zwervende deel der
bevolking noemt het kiesrecht niet deel
achtig worden. In het „gezeten zijn"
blijkende uit het voorkomen op de be
volkingsregisters)ligt dus nog een ander
grondslag der kiesbevoegdheid naast dien
welken het ontwerp met name noemde.
Dit vloeide echter alleen uit het verband
der bepalingen voort.
De minister heeft thans dien grond
slag met zooveel woorden in het ontwerp
tot regeling Her kiesbevoegdheid opgeno
men en van het voorkomen op de bevol-
kiugs-registers de kiesbevoegdheid uit
drukkelijk afhankelijk gesteld, door dit,
met het niet-bedeeld zijn, als bewijs van
't bezit van het kenteeken van maatschap-
pelijken welstand aan te merken. Daar
mee is ook aan het grondwettelijk be
zwaar tegen de oorspronkelijke regeling
van het kenteeken van maatschappelijken
welstand de spits afgebroken en kan de
kieswet thans door iedereen, zonder ge
moedsbezwaar, uitsluitend naar haar in
nerlijke waarde worden beoordeeld.
Voorts is uit het ontwerp tot regeling
der kiesbevoegdheid de bepaling gelicht,
dat vorm en inrichting van de aanvraag
om op de kiezerlijst te worden geplaatst,
bij algemeenen maatregel van bestuur
wordt vastgesteld. De wet zelf zal thans
een en ander bepalen. Twee formulieren
zijn daartoe aan het tweede wetsontwerp,
regelende de uitoefening van het kies
recht, vastgehecht. Het eene formulier be
vat het model waarop de aanvraag moet
worden geschreven, terwijl het andere
aanwijst hetgeen de aanvrager moet neer
schrijven. Dit is van vrij eenvoudigen
aard, doch sluit een zelfstandige wilsbe-
paling niet uit. Behalve naam en voor
naam moet de aanvrager nl. zelf opge
ven zijn ouderdom, woonplaats en plaats
van geboorte en voorts de aanvrage dag-
teekenen en met zijn handteekening voor
zien.
Uitdrukkelijk wordt in de Memorie
van Antwoord gezegd, dat de aanvrage
niet als tch> ij f proef moet worden be
schouwd. Zij zal moeten worden gedaan
„met leesbare letterteekens, welke den
inhoud begrijpelijk maken voor het ge
meentebestuur, dat de aanvraag ontvangt
Maar op de schoonheid van schrift en
de juistheid der spelling zal niet
aangebracht, doordat de uitsluiting van
in gebreke gebleven belastingschuldigen,
voorzoover huune aanslagen niet oninbaar
waren verklaard of hun de belasting niet
was kwijtgescholden, is vervallen. De
minister is daartoe echter niet overgegaan
wegens de tegen die uitsluiting aange
voerde grondwettige bezwaren, maar om
dat hij, in overeenstemming met den
wensch der Kamer, de grondslagen der
kiesbevoegdheid zooveel mogelijk door
de wet zelve wenschte te regelen. De on
inbaarverklaring en de kwijtschelding
der belasting nu eigenen zich niet voor
wettelijke regeling, en ofschoon de be
staande administratieve voorschriften van
dien aard zijn, dat willekeur in dezen ge
acht moet worden te zijn uitgesloten,
blijft men daarbij toch altijd eenigszins
afhankelijk van de inzichten van het uit
voerend gezag. Wil men dus alle inmen
ging »an het uitvoerend gezag bij de tee-
kening van het kiesrecht onmogelijk ma
ken, dan blijft slechts over de geheele
uitstuiting te doen vervallen.
Mede is nu ook aan de voorschriften
betreffende de bevolkingregisters kracht
van wet gegeven. Tot daaromtrent nader
bij de wet zal worden voorzien, blijven
de Koninklijke Besluiten die deze mate
rie regelen onveranderd van kracht. De
minister stelde inmiddels reeds dadelijk
een wijziging daarvan in het voor
uitzicht teneinde die registers voor het
publiek toegankelijk te maken en tegen
de plaatsing daarop een reclame-recht
te openen. Een en ander is noodig ee-
worden, nu het voorkomen op de bevol
kingsregisters door de wet met name als
voorwaarde der kiesbevoegdheid is ge
steld.
Yan de wijzigingen die het wetsont
werp tot regeling van de uitoefening van
het kiesrecht heeft ondergaan verdienen
de volgende hier vermelding. Opdat het
publiek controle op de kiezerslijsten zou
kunnen uitoefenen, was bepaald, dat de
opgaven welke het gemeentebestuur ten
behoeve der kiezerslijst jaarlijks ontving
omtrent genoten onderstand, ontzegging
van kiesrecht enz. voor het publiek ter
visie zouden liggen. Van de ingeleverde
aanvragen om op de kiezerslijst te wor
den geplaatst was dit niet voorgeschre
ven. Op verzoek der Kamer heeft de
minister de ter-visie-legging ook hiervan
„aanvankelijk ter vereenvoudiging ach-
een
stellig bewijs kan worden geleverd, zegt
de minister. Men moge die onderstelling
ambtenaar) een fictie noemen zij is niet te ontgaan.
De wetgever kan het onoverzienbaar
I aantal gevallen, waarin geldelijke afhan-
der tusschenstations een boertje in kelijkheid in werkelijkheid bestaat, zelfs
derde klasse wagen en schoof een mand niet bij benadering opsommen. De waar
met visch onder de bank, waarna hij daar heid te willen dienen beteekent hier
- - meer
te letten zijn, dan bij elke aanvraag of
opgaaf, welke de ingezetenen geroepen
worden aan de overheid te doen."
De aanvraag wordt gesteld ten over
staan van een door het gemeentebestuur
aangewezen ambtenaar in een door den
gemeenteraad aan te wijzen locaal, dat
voor het publiek toegankelijk moet zijn.
Zij wordt tegen ontvangst-bewijs inge
leverd. Aan een algemeenen maatregel
van bestuur is alleen overgelaten te
regelen de inrichting van het locaal en
de orde der inlevering.
Een tweede belangrijke wijziging ia
terwege gelaten," opgenomen „ter verze
kering van ieders recht."
Een alphabetische volgorde van den
candidaten bij plaatsing op de candida-
tenlijst en op het stembiljet heeft de
minister met de Kamer verkieselijk ge
acht boven een volgorde naar het tijd
stip waarop de voordrachten der candi
daten worden ingeleverd, zooals oorspron
kelijk was bepaald.
Yan meer beteekenis is een nieuw
artikel, dat de tegenwoordige kiezers
ontheft van het doen eener aanvraag om
op de kiezerslijst te worden geplaatst. Zij,
die bij het in werking treden der wet
op de bestaande kiezeislijsten voorkomen
zullen ambtshalve op de nienwe lijsten
worden overgebracht. De bepaling heeft
intusschen geenszins ten doel het kiesrecht
van de tegenwoordige kiezers tot een
verkregen recht te maken. Yoldoen zij
uit anderen hoofde niet aan de gestelde
voorwaarden van kiesbevoegdheid, dan
worden zij niet overgebracht. En wor
den zij door verhuizing als anderszins
mettertijd daarvan afgevoerd, dan zullen
zij voor het herkrijgen van kiesrecht, in
den gewonen vorm de aanvraag moeten
doen. De minister heeft dit artikel er in
opgenomen om' de werkzaamheden, wel
ke aan het samenstellen der kiezerslijsten
na de :nvoering der nieuwe kieswet ver
bonden zullen zijn zooveel mogelijk te
verlichten. Ook aan verschillende prac-
tische bezwaren wordt daardoor tegemoet
gekomen, voegt de minister er aan toe.
In het derde wetsontwerp eindelijk
heeft de minister getracht door een klei
ne wijziging het bezwaar te ondervangen,
dat uit de voorgeschreven vermelding op
de lijst der hoogstaangeslagenen van het
bedrag, waarvoor men in elke belasting
afzonderlijk is aangeslagen, voortvloeide
met betrekking tot de aanslagen in de
vermogensbelasting, waarvan de wet, wel
ke de belasting regelt, de geheimhouding
heeft aangenomen. Reeds bij de beraad
slaging over de staatsbegrooting voor 1893
heeft de minister in de Eerste Kamer
zijn geneigdheid aan den dag gelegd om
aan die bezwaren tegemoet te komen doch
daarbij er tevens op gewezen, dat het re
clame-recht tegen de lijst der hoogstaan-
geslagen moest behouden blijven, zoodat
uit de lijst de vermelding van het be
drag der aangeslagen niet geheel kan
vervallen. Het gezag en de positie der
Eerste Kamer zou anders moreele scha
de lijden.
In het reclame-recht brengt het ont
werp dan ook geen verandering, doch
naast den naam van eiken hoogstaange-
slagene zal uu alleen het gezamenlijk be
drag van zijn aanslagen in de directe
belastingen worden vermeld. Door
die bepaling i8 toch aan de
uitoefening van het reclamerecht aanmer
kelijk afbreuk gedaan. Intusschen, de
minister deelt mede, dat van 1850—1892
tegen de lijsten der hoogstaangeslagenen
in het geheel slechts 705 reclames
zijn ingediend, waaronder niet meer dan
19 die niet of niet uitsluitend den re-
la mant betroffen. Waar de publieke con
trole van derden zich zoo weinig heeft
doen gelden, is het begrijpelijk, dat de
minister het reclamerecht voor een deel
heeft opgeofferd aan het uu eeumaal