Zondag 23 Juli 1833. 37ste Jaargang Ho. 2745. t. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a te r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Binnenlandsch Nieuws. FEU f L L E T O N. CHAGER AUeieei Nieivi-, AdTerlBitic- Liillnvll! Uitgever, J. WINKEL. Bureau: ICIIAC1M, liaan, II, 4. Deuitsl»g der verkiezing voor leden van den raad der gemeente ANNA PAULOWNA, is als volgt Aantd kiezers 233. Uitgebracht 67 stemmen. Herkozeo zijn de heeren D. Schenk Az. 61, C. Waiboer At. 47 en J. A. Zur Muhlen 46 stemmen. Verder waren uitgebracht op de heeren L. Metselaar 17. D. Rezelman Cz. 16, P. Huiberts 6, D. Geerligs 2 en voorts nog op 5 personen, ieder 1 stem. Te HARENCARSPEL werden tot leden van den raad herkozen, de heeren Jb. Swan met 71, C. Groot met 64 en J. Schoort met 49 stemmen. Nog waren uitgebracht op da heeren W. de Jong 17, H. Kooij 7 en P. Dek ker 5 stemmen. Uitslag van de verkiezing van 3 leden voor den Gemeenteraad te CALLANTSOOG. Uitgebracht, 18 geldige stemmen. Gekozen, de heeren: P. J. Zipp met 17 stemmen. W. Govers *13 J. Vos 12 Voorts verkregen de heeren: 4 st. A. Vader 3 Adr. Vader 2 J. Zander 2 P. Nieuw land 1 T e ZUIDSCHARWOUDE zijn met volstrekte meerderheid van stemmen herbe noemd, de heeren: J. Boon en K. Zeeman, terwijl herstemming moet plaats hebben tusschen de heeren K. de Boer en C. Berk houwer, hebbende P. Berkhouwer als Lid van den Raad bedankt. Te NOORB-SCHARWOUDE zijn uitgebracht 83 stemmen, waarvan 3 van onwaarde zijn verklaard, dos 80 geldige stemmen. Uitgebracht op de aftredeude Le den, de heeren: A. Slotemaker 68 eD C. Opperdoes 69. Te OUDCARSPEL zijn met a 1- gemeene stemmen, 71, herbenoemd tot Le den van den Raad, de heeren: C. Eccen Pz. en F. de Boer Pz Tot leden van den ge meenteraad te HEER—HUGOWAARD zijn gekozen, de heeren: 1^ 12 Roman van Curt Hoffmeister. (Vertalingsrecht verzekerd.) XI „Dat men in ons land er toe mocht kun nen besluiten, de duels af te schaffen, even als men de speelbanken afgeschaft heeft," zeide Felicitas tot Wolfgang. „Niemand heeft het recht, een ander te dooden.* „Er zijn omstandigheden, in welke men niet andera handelen kan," antwoordde Wolfgang een weinig verlegen, terwijl hij dacht aan de rol, welke bij morgen moest ipelen. „O, bedenk toch eens," antwoordde Feli citas, „wat het zeggan wil, een bestaan weg te nemen, hetwelk men niet weder vergoe den kan, hoe vreeselijk is het, in een oogenblik een medemensch weg te rukken van alle nauwe en door liefde verbonden be trekkingen. O! had ik zulk een daad be gaan, ik zon geen oogenblik meer raat heb ben." Wolfgang was nadenkend geworden. „Er kannen zich toch gevallen voordoen," antwoordde bij „in welke men de maatschappij een weldaad bewijst, wanneer men zijn tegen stander in een duel doodt. Aangenomen, dat bij een dier schurken was, die dagelijks mis daden begaan, zonder dat de wet hen be reiken kan." „Dan moet men hen overlaten aan de wraak van God, welke hen vroeg of laat zeker bereikt; want ik geloof tast aan een* goddelijke gerechtigheid op aarde, al is die voor ons niet altjjd duidelijk." Maar laat mij eens bet getal veronder stellen,antwoordde Woltgaug, „dat mijn tegenstander een bekend geoefend schutter is en het goed recht toch aan mijne zijde is. Bleef mij dan om mijn leven te redden, wel een andere keuze, dan dat van mijn vijand op te offeren?" „WaDneer een man geen zelfbeheersching genoeg bezit, een duel te weigeren," ant woordde Felicitas, „dan meet bjj bij deze zwakheid nog niet «en groote misdaad voe gen, door den tegenstander het leven te be- J. Winkel aitr. lid met 112 st. en D. Appel met 111 st., van de 204 uitgebrach te stemmen. De heer K. Bakker bekwam 96 en de heer K. Raat, aftr. lid, 72 stem men. De kerkeraad der Herv. gemeente te HEER-HUGOWAARD heeft toezegging van beroep gedaan aan den heer T. Tjammens candidaat tot den heiligen dienst te Leiden. Aangenomen het beroep naar de Ned. Herv. Gemeente te BENNING- BROEK door Ds. H. v. d. Hoeven pred. de Noordschermer De oogst der bloembollen in de omstreken van HAARLEM is we der sfgeloopen. Over het algemeen is het gewas aeer bevredigend, hetgeen den kweekar dan ook tot tevredenheid zou stemmen, indien niet door verschillende omstandigheden de prij zen lager waren dan in vorige jaren. De handel is nog flauw, wijl bij vele handelaars de vrees voor sluiting van de grenzen bij oventueele cholera hen tot voorzichtigheid schijnt te manen, om zich te bepalen tot het ioopeu van niet meer dan zij strikt noodzakelijk behoeven. Door vrouwen en kinderen wordt met het schoonmaken der bollen menig stui vertje verdiend. T e ONSTWEDDE had de 17-ja- rige dochter van den veehouder L. verkee ring aangeknoopt met den zoon van den heer P. De familie L. was daar zeer tegen; zij bond het meisje in de schuur en ging haar afranselen op de meest ergerlijke manier, zoodat zij luide kermde en om hulp riep. De buren kwamen toeschieten, bombardeer den de boederij met keisteenen, zoodat geen ruit heel bleef en zelfs de meubels er erg gehavend werden. De familie van het meisje kreeg nu slaag. T e WEZEP (Oldenbroek) heeft zich hlijkens bacteriologisch onderzoek, een geval van Aziatische cholera voorgedaan. Dr. Halbertsma schrijft in het jongste nummer van het Weekblad voor Geneeskunde, dat naar de meeuiDg van prof. Koch en dr. Pfuhl, ROTTERDAM door hare rivier-waterleiding steeds aan ge vaar van cholera bloot staat (geheel in over eenstemming met vroegere rapporten der Rotterdamsche Gezondheidscommissie) en nemen, om zijn eigen te redden. Ware ik een man, dan zou mij de moed tot een keu ze niet ontbreken." Wolfgang keek de schoone pleitster met bewondering aaD. „Welaan", zeide hij, „mocht ik ooit een duel moeten modemaken, dan beloof ik n, mij uwe les te zullen her inneren en onder geenorlei omstandigheid mijn tegenpartij neer te schieten." De avond verliep voor den baron aan Fa- licita's zijde als in een gelukkigen droom. Hij wierp de gedachten aan den volgenden morgen van zich en bleef, tot nagenoeg alle gasten zich verwijderd hadden. Herhaaldelijk dacht hij aan Melanie Rettberg. Voor het geval hij bij bet duel sneuvelde, waB er voor haar gezorgd; toch moest zij zoo spoedig mogelijk ontrukt worden asn de gevaarlij ke invioedon, aan welke zij nu bloot stond. Een onoverwinbare schroom, om dit onder werp in Felicita's tegenwoordigheid aan te roeren, verzegelde hem den mond. Hg nam zich daarom voor, na zijn terugkomst in bet hoiel zijn verzoek aan de moederljjke vrien din schriftelijk deze toe te zenden. Eindelijk verliet bij bet huis, in hetwelk hij den echoonsten avond van zijn leven had doorgebracht. Toeo hij op straat kwam en de herinnering aan het duel, hatwelk hem over eenige aren wachtte, zich weder aan hem rpdrong, was het hem alsof een ijskou de wind bem tegenwoei. XII. Op het bestemde unr reed Maitland's rij tuig voor het hotel voor. Wolfgang stond reeds voor de deur. Met de veerkracht der jeugd sprong hij in het fraaie rijtuig en riep zijn vrieod een goeden morgen toe op een toon, alsof bij ter bruiloft ging. Vrees kende bij niet. Na eeD vrij lange rit hield bet rijtuig eindelijk bij een open plek in het GroeDe- woud stil. Maitland en Wollgang stegen uit en drongen dieper het bosch in. Na weinige schreden had men de afgesproken plaats be reikt. Bet was de plaats der samenkomst. „Ik wil wel vijf tegeD een wedden," zeide Maitland, tevergeefs Daar eenig menschelijk wezen omziende, „dat bij niet komt, en iD dat geval zou ik waarlijk wel lost hebben, hem een bezoek te brengen en hem af te ranselen, omdat ik zijnentwege zoo vroeg heb (roeten opstaan." Doch luister I Op gerirgeu afstand deed dat het vroeger of later wel genoodzaakt zou zijn, eene grondwaterleiding tot stand te brengen. Naar aanleiding van het gerucht, dat enkele bewoners uit de onteigende huizen in den van Doornsgang en de Akkerstraat in Klarendal nabij ARNHEM, thans op straat hun verblijf hebben opgeslagen, be gaven wij ons Dinsdagmiddag naar deze bnurt om persoonlijk den toestand dier gezinnen gade te slaan. Toen de huizen pas ontruimd wareD, was het grootste ge deelte der bewoners verplicht den eersten tijd buiten door te brengen, daar de voor hen geschikte woningen van f 1 weekhuur, naar hun zeggen, bijna niet te krijgen waren. Thans is het aantal daklooze gezin nen tot 5 verminderd; het zal echter spoe dig weder vermeerderd worden, doordat en kele nog bewoonde hnizen deze week zul len worden ontruimd en daarvan de bewo ners slechts voor een deel een ander huis je hebben gevonden. Een van deze vijf gezinnen heeft als woonplaats een klein varkenshok gekozen, waar thans 8 personeD, man en vrouw en 6 kinderen, 's nachts in moeten slapen. Deze zijn tenmisste Dog ten deele tegen het hemelwater beschut. Een man eo vrouw en een kind bewonen een hut, waarvan dat niet eens gezegd kan worden. Een oude deur, waaruit een paar planken ont breken, op eenigen afstand van een huis geplaatst, hierover een zeil geslagen, waar de lappen bij nederhangen, ziedaar hun verblijf. De menschen slapen op doorge weekt stroo en dekken zich met door vocht bijna geheel verteerde dekens. Wind en regen komen ongehinderd binnen, en van een kookplaats ot iets dergelijks is geen spoor te ontdekken. De buurman slaapt met zijvrouw en drie kinderen in een huifkarretje, waarin hij hoogstwaarschijnlijk niet rechtuit kan liggen. Het primitiefste is een talrijk gezin ingericht, dat sliep onder schuin tegen een muur geplaatste rietmatten, die oud en versleten waren. De vijfde familie had nog het beste ver blijf van allen: onder een afdak naast een varkenshok, door een paar doeken aan de straatzijde en van achteren halverwege door een muur beschermd tegen den wind. De regen kon evenwel nog vrij binnenkomen en de grond was er een modderpoel. Zie daar onze bevinding. Wij deelen ze zonder verdere commentaar mede. Nu kan althans onbekendheid met den toestand zich juist het geruiseh hooren van een rij tuig, dat plotseling stil hield. Onmiddellijk daarna betraden de ritmeester von Kossatz en mijnheer von Quinna de afgesproken plaats. Een onbekend heer volgde hen. „De lni hebben een wondarts medege bracht, hetgeen aan de zaak een zeer ernstig aanzien moet geven," fluisterde Maitland den baron toe„geef acht, de comedio zal dadelijk beginnen." Maitland en Kossatz kwamen naar elkan der toe en wisselden de gebruikelijke beleefd heidsbetuigingen. „Mijn vriend is door mijnhoer de baron von Sturen bepaald zwaar beleedigd gewor den," begon de ritmeester, „intusscben heeft hij erkend, dat zijn bonding tegenover den baron, wien bij verkeerd blijkt beoordeeld te hebben, aaD dezen aanleiding gaf tot diens heftige uiting wanneer dus uw vriend met een paar woorden zijn leedwezen er over wil betuigen, de bedreiging met de rijzweep uitgestooten te hebben, dan is de zaak afgedaan en scheiden wij in vrede." „Gij schijnt n in een groote dwaling te bevinden, mijnbeer de ritmeester,"antwoordde Maitland. „Mijn vriend, de baron von Sta ren, zou op de aangeboden pogiDg tot ver zoening met genoegen ingaan, wanneer bet bem werkelijk speet, mijnheer von Quinna met de rijzweep bedreigd te hebben. Maar het doet bem echter volstrekt geen leed, inte gendeel, bij zon zijne bedreiging liever tot werkelijkheid maken, bad hij niet in n, mijnheer de ritmeester, den mau gevonden, die instaat voor de rechtmatige aanspraak op het recht tot voldoening, van hetwelk doer mijnbeer von Quinna wordt gebruik gemaakt. Gij zult dus inzien, dat mijn vriend geen verontschuldiging van welken aard ook, heeft te maken." „Zeer goed, mijnbeer," zeide de ritmeester teleurgesteld en bij trok zich terug, om met Quiona te spreken, die, terwijl Kossatz en Maitland elkaar hunne meening zeiden, angstige blikken bad geworpen naar de zijde van welke zg uit het bosch te voorschijn waren gekomen. Maitland bad dit zeer goed opgemerkt. Hg wachtte eenige minuten, maar toen ket gefluister tusschen Qninna en rijn secondant te lang dunide, ging hij naar Kossatz toe en zeide: „Mijnbeer de ritmeester, wij niet worden voorgewend, indien daarin geen verbetering wordt gebracht. Gebia Een ontmoeting tusschen Van 't Liadenbont en Yau Deth Uit NIJMEGEN wordt van 12 dezer san de Telefoon geschreven Alhier bevond zich heden in de wacht kamer van het spoorwegstation, de heei Van Deth, sprekende met eenige heeren. Onderwijl kwam toevallig de heer Van 't Lindenhout in gezelschap van den heer Koper door de wachtkamer, voornemens naar het hnn wachtende rijtuig te gaan. Den heer Van Deth ziet men verblee- ken, maar een paar seconden slechts en hij snelt hen na, wenschende met zijn ge spierde vnist den weesvader te weerhouden en in het openbaar sf te vragen, of hij vol hield hem niet te kennen. Beide heeren vlogen meer dan dat zij liepen in het rij tuig en terwijl nog een been buiten het rijtuig hing, hoorde men in het rijtuig gillen: „koetsier voort! voort! voort!* De heer Van Deth, die een man van buitengewone, herculische kracht is, sou wellicht op minder aangename wijze „de oude kennismaking hebben hernieuwd." Deventer van Be Op r o er- kraaier, J. W. Kramer, gelijk men weet door de AMSTERDAMSCHE rechtbank veroordeeld wegens het verspreiden van het artikel over de dure poppen,* stond des wege d.d. voor het hof alhier terecht en deelde mede, dat niet hij, maar eene zekere J. Dondorp de schrijver van dat artikel was en dat hij alleen zijn naam daartoe geleend had. Van de publieke tribune ging toen de roep „lafaard!" op. Het requisi toir van den procureur-generaal leidde ver volgans tot een bevel van invrijheidstelliug. De oorzaak van Kramer's bekentenis schijnt te schuilen in de omstandigheden, dat ee nige zijner vrienden beloofd h»dden zijn gezin tijdens zijne hechtenis te zullen ver zorgen, doch zij schijnen deze belofte niet gehouden te hebben. Donsdorp is een tapper en slijter op de Prinsengracht en zou aan Kramer beloofd hebben, dat hij, gedurende zijn eventueele gevangenisstraf diens gezin zou onderhou den. Meu deelt rnsde, dat indien Kra mer hen niet zou verklapt hebben, diens vrouw het wel zou hebben gedaan, omdat zij de lijdende partij was, nu Donsdorp zijn belofte niet nakwam. Donderdag werd Kramer op de Brouwersgracht bij de Vette brug onder den uitroep: „Lafaard, die je wachten met ongeduld, dat het onvermijdelijke zonder langer talmen gebeure, temeer daar uw vriend, naar het schijnt, zeer bezorgd is, dat wij in ons voornemen gestoord, misschien wel door eon politie-bcambte las tig gevallen kunnen worden. Zou zijn vrees niet ongegrond zijn, dan doen wij goed, zoo snel mogelijk af te maken." De ritmeester wendde zich tot Quinna. „De zaak moet doorgaan," hoorde men hem tot dezen zeggen. Daarna trad hij naar voren, om met Maitland de noodige maat regelen te nemen. De plaats werd gekozen, en de stand plaats voor elk der duellisten nauwkeurig bepaald. Terwijl Wolfgang met over elkaar geslagen armen zeer onverschillig heen en weder liep, was mijnheer von Quinna in druk gesprek mat den arts. Hij deed onder zoek naar de verschillende uitwerkingen der „blanwe boonen", en vroeg op een toon, sis had men hier niet met zijn duel te doen, of een direct op het hart gerichte kogel wel op een pantserhemd en een daarboven zich bevindende dikke lederen portefeuille zon kannen terugkaatsen. De arts, die zijn held kende, bad er bijzonder genoegen in de zaak als verduiveld gevaarlijk voor te stellen en noemde verscheidene gevallen, waarbij de kogel door pantserhemd en porte feuille gedrongen was, zoodat Quinna beurtelings bleek eD rood werd. Wolfgang, ':e van tijd tot tijd een blik wierp op zijn egenstander, kon slechts met moeite zijn lachen bedwingen, toen hij bem daar zag staan met gebogen knieën, hooge schouders en slap neerhangende armen. Hij verwachtte elk oogenblik, dat de vreesachtige zich nit de voeten zou maken, en wellicht was het ook alleen de tegenwoordigheid van den arts, welke hem zulks belette. Eindelijk waren alle rnaatreggelen geno men en Maitland bracht zijn vriend naar de voor hem bestemde plek. „Ontzie den kerel niet, baron zeide bij. „Ik ben niet van plan op bem te schieten", ant woordde Woltgang en omdat Maitland bem verbaasd aankeek, voegde hij er aan toe: „Vraag mij niet waarom ik van mesning veraoderd ben." Mijnbeer von QuinDa had insgelijks zijd plaats ingenomen en ontving van den rit meester Dog eenige aanwijzingen. De secondanten trokken zich terug. bent" door eenige personen aangevallen en op vuistslagen onthaald. Hij vond er gens een onderkomen op den Haarlemmer dijk. Naar men mededeelt, moet het geval KramerDonsdorp der politie nog eenige draden in handen hebben gegeven naar de herkomst van de onlaDgs in beslag geno men valsche postzegels. De nieuw benoem de gouver neur-generaal van Ned. Indië, de heer jhr. C. H. A. van der Wijck, is een man van groote werkkracht en begaafdheden, en doorkneed in Indische toestanden. In Indië geboren, werd hij voor zijne opvoeding naar Nederland gezonden. Te Delft, waar hij studeerde voor Iudisch ambtenaar, was hij reeds om zijne vlugheid van geest zeer gezien. In 1858 of 1859 als O. I. ambtenaar uitgezonden, doorliep hij de gansche amb telijke carrière, en steeds vervulde hij da hem opgedragen taak met onderscheiding; o. a. was de heer Van der Wijck resident van Tegal en Soerabaje. Later werd hij be noemd tot lid van den Raad van Neder- landsch Indië en ten slotte vervulde hij er den zetel van vice-president. Na ongeveer 33 jaar in den Indischen dienst te hebben doorgebracht, werd hij in 1892 op zijn verzoek gepensionneerd en, maakte hij de terugreis naar Nederland om echter reeds in den aanvang van dat jaar weder naar Indië terug te keeren thans in particuliere betrekking, name lijk als commissaris der Pakketmaatschap- pij. De feesten, die ia het be gin van Augustus door het „Ned. Gym- nastiekverbond," ter gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan, zullen gegeven worden, beloven inderdaad veel. In aansluiting van het programma der feestelijkheden dat wij reeds vroeger mededeelden, kan gezegd worden dat uit het buitenland zeer veel bewijzen van belangstelling komen. De Duitsche, Eransche en Belgische Bonden zullen plaats hebben, terwijl ook uit ande re landen, met name Engeland en Italië afgevaardigden naar de feesten kunnen wor den verwacht. Tot dusverre weet men van de komst van pl. m. 120 vreemdelingen, doch hun aantal zal nog grooter worden. In hel geheel wordt gerekend dat 1000 turners aan de staafoefeningen zullen deelnemeo. De „vereeniging tot bevordering van het Er was bepaald geworden, dat beid9 du ellisten tegelijk zouden vuren. „Een twee drie!" teldo Maitland overluid. Beide schoten knalden onmiddellijk na el kander. De baron schoot opzettelijk in de lucht; daarentegen had Quinna, tot verbazing van alle aanwezigen, zijn tegenpartij getroffen, waaneer men een schampschot aan den schou der aldus kan noemen, zijn succes onbewust was hij evenwel in het oogenblik, in hetwelk hij het schot van den baron hoorde vallen, op den grond neergevallen. Eerst toen Kos satz en den arts hem naderden en hem zei don dat zijn tegenpartij in de lacht gescho ten had, stond hij op en gaf hij voor dat bij over iets gestruikeld was. „Gestruikeld!" duwde do ritmeester hem nijdig toe. „Hos voor den duivel kwaamt gij er toe, n te bewegen? Daar uw vriend in de lucht vuurde," zeide hij nu tot Mait land, „zoo kunnen wij natuurlijk geen twee de scbot vorderen." Toen Maitland wilde antwoorden kwamen er juist een politie-commissaris en twes agenten uit het woud te voorschijn. Acht" zeide Maitlaud tot den ritmeester, „dat zijn zeker de heeren, die uw vrieod verwachtte; hij had op deze aangename vermeerdering van ons gezelschap blijkbaar iets vroeger gerekemd* De politie-commissaris schreef nu de na men der duellisten en huane secon danten en van den doctor op; daarna ging el ke partij haars weegs. Het aanbod van den arts, hem de wond te verbinden, sloeg Wolf gang af; terwijl hij met zijn vriend terug reed naar de stad werd er geen onkel woord gewisseld over deze zaak; eerst toen zij het einddoel hunner reis naderden, zeide Maitland: „gij hebt den schurk ongedeerd la ten heengaan," ik vraag niet waarom want i dat hebt gij mij verboden," „Het geschiedde tengevolge eener belofte, welke ik iemand gaf," antwoordde Wolfgang. „Natuurlijk een dame," raadde Maitland. „Nu, ik wil niet nieuwsgierig zijn," voegde hij er lachend aan toe, terwijl het rijtuig stil hield. „Hier woont de wondarts. Mijn rijtuig zal op u wachten. Ik ga te voet naar mijn hui», om de ontbeerde slaap in te halen." Beiden namen afscbein. "WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1893 | | pagina 1