Ondank.
Gemengd Nieuws.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Van dit en van dat en van alles wat.
De Haagsclie Bruggenian.
R.
In Autwoord.
den van den eenen of anderen handigen
bespeler van het klavier der volkscon-
csientie, van de geestelijkheid, van den
volksredenaar, die er geen bezwaar in
ziet, hun een gouden toekomst te beloven
of, zooals in Noord-Amerika werkelijk
het geval is, van den kapitalist. Om
een overheersching van dezen aard te
voorkomen, schrijft de Grondwet voor,
dat de kieswet der kenteekenen van ge
schiktheid en maatschappelijken welstand
moet bepalen, waarvan iemand er althans
één moet bezitten om kiezer te kunnen
zijn. Men kan dus volgens de Grondwet
met de uitbreiding' der kiesbevoegdheid
zoover gaan en men behoort mijns
inziens thans ook zoo ver te gaan
als er eenig kenteeken van geschiktheid
of maatschappelijken welstand te vinden is.
„Op dit punt stem ik geheel in met den
heer van Routendie den 28 Januari 1.1.
in de Tweede Kamer zich verklaarde
„tegen te groote uitbreiding van het
kiesrecht, namelijk de uitbreiding daarvan
tot die klassen, waar de finantieele af
hankelijkheid zoo groot wordt, dit langs
een achterdeur de macht van het kapitaal
wederom binnensluipt. Waar nu precies
de grens ligt" zeide de heer Yan
Houten verder „is eene quaestie van
zoeken, maar theorie en ervaring beide
leeren, dat het verleenen van het kies
recht aan de laagste volksklassen gelijk
staat met het ten troon verheffen van de
macht van het kapitaal."
„Gij ziet dus, zoo vervolgde spr. „dat
het mijne meening is, dat invoering van
Algemeen Stemrecht is buitengesloten,
zoolang de grondwet de teekenen van
geschiktheid en welstand voorschrijft.
Wie toch Algem. Stemrecht verlangt,
moet aandringen op wijziging der grond
wet."
Op diezelfde openbare vergadering tra
den de heerenP. L. Tak, v. Bussum,
N. A. Calisch en Fortuijn van Amsterdam,
met den heer v. d. Kaay in debat.
In zijne repliek verklaarde de heer
Mr. W. v. d. Kaay ten slotte
„En nu nog Algemeen Kiesrecht. Spr.
wil klaren wijn schenken. Yoor algemeen
kiesrecht is spr. niet, maar sluit zich aan
bij den heer Van Routendie nu ook
al conservatief genoemd wordt, dat we
moeten uitbreiden het kiesrecht, zoolang
er nog te vinden is, eenig kenteeken
van welstand en geschiktheid."
Nergens in zijne rede, noch in zijn re
pliek, heeft de heer v. d. Kaay be
toogd dat het program der liberale
Uuie, of het program van onzen Bond,
hem te ver ging. Dat de heer V. d.
Kaay zich herhaaldelijk en sterk tegen
algemeen. Kiesrecht kantte, wel, dat
was ook geheel is onzen geest. Maar ook
die kwestie was niet aan de <jrde. Het
gold hier de vraag of de heer V. d. Kaay
zich kon neerleggen bij ons program;
in ander opzicht zou zijn optreden hier
slot noch zin gehad hebben. Dat de heer
v. d. y zich er bij neerlegde
werd bewezen door zijn optreden in de
ze vergadering, alsmede dat hij zich later
de candidatuur van den Bond liet wel
gevallen.
Nu is er zeker door ons niet gezegd:
wij willen dat onze afgevaardigde zal
meegaan met eene uitbreiding tot aan
die of die klasse van menschen.
Dat zou ook dwaasheid geweest zijn!
De politieke vooruitzichten waren toen
dusdanig, dat wij kans hadden op een
Liberaal Ministerie en van een Liberaal
Ministerie mocht men zeker wel
als eene stilzwijgende conditie
aannemen, dat het ook met een op Li-
herale-beginselen opgebouwd wetsont
werp voor den dag zou komen!
Wij stelden vertrouwen in de Libera
len rechtschapenheid en kregen in die
dagen juist het land aan de Radicalen,
die in hun propaganda hun kracht zoch
ten met te stoffen op de onvertrouwbaar-
heid der beloften van Liberale Afgevaar
digden in dagen vóór en bij de stembus.
Dat de heer V. d. Kaay niet zou meegaan
met een wetvoorstel tot Kiesrechtuitbrei
ding, door Radicalen voor te dragen, dat
spreekt van zelf maar dat hij om
welke redenen is voor ons een geheim
in strijd met de geschiedenis der ver
kiezingsdagen van 1891, het Wetsvoorstel
van ons Ministerie zoekt om te werpen,
dat kan niet anders dan een teleurstel
ling zijn voor het grootste deel der kie
zers van zijn district.
En dat de tegenstand van Mr W.
V. d. Kaay voor Tak's Wetsontwerp
de gevaarlijkste is, wordt erkend
door allen, die de kamerdebatten
nauwkeurig volgden. Het Vader/and o.a.
noemde den aanval van Mr. v. d. Kaay zoo
„formidable als mogelijk is."
Ofschoon het ons inderdaad leed doet,
omdat wij volgaarne de groote rechtsge
leerde en politieke bekwaamheden van
ouzen Afgevaardigde huldigen, in deze
kwestie mogen we niet anders dan de
tot heden door hem gevolgde) gedrags
lijn afkeuren.
En dan nu zijn amendement, (zie ons
vorig no.) Volkomen ad rem is te dien
opzichte hetgeen de Roornsche-Ct daarover
zegt:
„De heer van der Kaay stelt nu, met
de "heeren van Houten en de Beaufort,
voor, om een der evengemelde kentee
kenen van maatschappelijken welstand, die
hij dan tevens als kenteekenen van ge
schiktheid betitelt, aan alle kiezers bij
de wet voor te schrijven. Wat zal daar
van het gevolg zijn? De meeste werklie-
lieden zijn niet in directe belasting (grond
belasting, bedrijfsbelasting, personeel) aan
geslagen en, voor zoover zij in het per
soneel wel zijn aangeslagen, zijn zij
althans in groote gemeenten niet in
staat den aanslag te voldoen. Examen
hebben de werklieden niet afgelegd en
spaarbankboekjes met ten minste f 50
inschrijving bezitten zij niet. liet gros
der kiezers zou dus moeten komen uit
de 4de categorie: zij die gedurende een
jaar een huis bewonen van tenminste f 1
werkelijke huurwaarde per week in
gemeenten van beneden 10.000 zielen
en f 1.25, in gemee. ten van 10.000 tot
20.000 zielen.
„W ie met het leven in kleine gemeen
ten op het platteland bekend is, weet,
dat de werkelijke huur der woning in de
meeste gevalhn beneden fl. 'en 1,25
blijft en dat dus met de grens,
door deze voorstan ders eener uit
breiding zoover de grondwet toelaat, ge
steld, de meeste werklieden van de kie
zerslijsten zijn geweerd.
„Maar er is meer.
„Om toch vooral te waken tegen te
gemakkelijke plaatsing op de kiezerslijs-
van ten hen die tot den arbeidersstand be-
hooren, willen deze vurige voorstanders
eener belangrijke uitbreiding van het
kiesrecht dat genen die belasting betalen,
zonder aanvrage door het gemeente
bestuur op de kiezerslijsten zullen wor
den geplaatst, maar dat de anderen, dat
zijn de werklieden, ieder jaar opnieuw
bij het gemeentebestuur moeten aanvra
gen, om op de kiezerslijsten geplaatst te
worden. Wat daarvan in de practijk te
recht komt, kan men zich vo rstellen.
„Dat zijn nu de menschen, die steeds
den mond vol hebben van „gelijkheid
voor de wet" en gelijk recht voor allen"
„Zóó treedt de afgevaardigde voor
Alkmaar op, de in 1891 zoo hoog opgaf
van zijn liefde voor het volkdie er
aan herinnerde, dat ook hij was een
kind uit het volk
Met de Beaufort, die in 1891 in de
Tweede Kamer verklaarde, dat alle werk
lieden het kiesrecht niet behoefden te
hebben, omdat voor hun belangen wel
zou worden gezorgd en met van Houten,
wiens reaktionaire denkbeelden ieders
ergernis (behalve die van het conservatie
ve Dagblad voor Zuidholland) hebben
opgewekt stelt de afgevaardigde van Alk
maar thans amendementen voor ter be-
pwking van de uitbreiding, door de re
geering voorgesteld.
„Thans zegt hij, dat de leuze in 1891
bij de stembus gebruikt, niet heel veel
zegtdat het een leuze is die misver
stand kan kweeken en die eene bedrie-
gelijke leuze kan worden.
Waarom dit dan niet in 1891 vóór
de verkiezing gezegd
„Onder betuiging van vriendschap voor
deze regeering stelt hij een amendement
voor, dat lijnrecht in strijd is met de
beginselen door de regeering in
de kieswet neergelegd, wel wetende dat
indien zijn amendement met behulp
der conservatieven onder de liberale en
katholieke kamerleden wordt aangeno
men, het ministerie moet aftreden of
de tweede kamer wordt ontbonden.
»Wij hopen, dat het laatste zal ge
schieden en dat de kiezers van Alkmaar
dan op de meest ondubbelzinnige wijze
zullen toonen, dat ontrouw aan bij de
stembus afgelegde verklaringen, bij hen
geen verschooning vindt."
De Echo zegt er het volgende van
„Zie daar nu de plutocratie in zijn al-
lereenvoudigsten vormToon mij een
handvol rijksdaalders, zeggen de h.h.
v d. KaayVan Houten en Beauforthet
doet er niet toe hoe ge er aangekomen zijt,
of gij ze gekregen hebt, of gij ze eerlijk
hebt verdiend, of bij elkaar gebede ld, of
gij ze gestolen hebt zelfs, het maakt
niet uit, als er; goed geteid, maar 50
gulden is, dan zijt gij mijn man en moogt
gij mee kiezen, zoo goed als wij zelf.
Hoevelen er wel voor dit amende
ment zullen stemmen
Hopen wij, dat de geld-god niet ve
len van de honderd heeren op het Bin
nenhof zóó in zijn klauwen houdt geklemd,
en dat slechts de voorstellers aan dit
amendement hun stem geven. Drie van
de honderd, het is al erg genoeg.
In het noordenvanFrank-
rijk heeft Donderdag eenjvreeselijke storm
gewoed. Rijssel is er gelukkig afgeko
men daar de bui over de stad heen
dreef. Op andere plaatsen is het nood
weer echter losgebarsten en heeft veel
schade en ongelukken veroorzaakt.
Te Duinkerken begon de storm om
elf uur. Meer dan een uur lang stortre
gende het en waren de bliksem en de
donder niet van de lucht. Te Capelli in
de nabijheid van Duinkerken werd een
vrouw door den bliksem gedood. Haar
dochter, die in haar nabijheid stond,
bleef tien minuten bewusteloos.
Te Bassie sloeg de bliksem in de
goederenloods van het station, doch
richte geen schade aan. Te Anas wer
den alle telephoon- en telegraafdraden ver
nield. Te Neuville Saint-Vaar werd een
schuur door den bliksem getroffen. Het
vuur deelde zich over een afstand van
140 meter aan 8 schuren mede. In een
oogwenk stonden deze 8 schuren in
brand. Alles werd vernield, terwijl tal-
looze koeien en schapen in de vlammen
omkwamen. De schade wordt op 45000
francs geschat. Te Souchen werd een
vrouw binnenshuis getroffen en gedeel
telijk verlamd. Fen begin van brand,
dat ontstond, zerd spcedig gebluscht.
Te Doullens werden twee mannen In
het open veld en twee mannen en een
vrouw in nabijheid van het station
door den bliksem getroffen.
Te Parijs werd in de Rue d 'Allemag-
ne een winkel getroffen en geraakte
dientengevolge in brand. Een vrouw, die
met een kind op haar arm juist op dit
oogenblik het huis voorbij liep, werd
eveneens getroffen en beiden werd ge
dood.
Met vereende krachten.
Te Kiezeningken, in Oost-Pruisen,
kon men onlangs een aardig voorval
uit het leven der vogels zien. Onder de
dakpannen van een huis had een paar
musschen een nest gebouwd. Dezer
dagen nu kwam papa-musch, die zijn
jongen eten bracht, in eenige draden te
recht, die onder het nest hingen en geraak
te hij met zijn kop in een strik verward.
In doodangst spartelde het diertje en
riep om hulp. In een oogwenk vlogen
tien kameraads toe, om hem bij te
staan. Dit gelukte echter niet. Toen
fladderden enkele helpers onder hem, til
den hem op en brachten hem op de
dakpannen, waar liij tenminste vasten
grond onder zich had. Daarop werd net
zoolang op de touwtjes losgepikt en ge
hakt, tot ze kapot gingen en de ge
vangene bevrijd was.
De Joodsche kolonie door
baron Edmond von Rothsc'nild gesticht,
gaat goed vooruit, zoo goed zelfs dat de
oprichter een tweede stuk grond gekocht
heeft, om de welvarende kolonie uit te
breiden of een tweede ie stiohteD. De ko
lonisten spreken in plaats van het Jood-
sche-Duitsch, uitsluitend Hebreeuwsch, zij
houden zich bezig met het verbouwen van
wijn nooit verzuimt een reiziger, die het
zij voor zaken, hetzij voor genoegen de ko
lonie bezoekt den uilstekenden wijn, dien
zij maken, te drinken. Earon von Roth-
schild heeft nu aan de Turksche regeering
verlof gevraagd te Ilaïfa een glasblazerij
te mogen oprichten; hij heeft tevens 20,000
frs. geschonken voor het bouwen van een
toevluchtsoord voor veriatenen en hulpbe
hoevenden van alle godsdienstige gezind
heden.
Hetvreemdstevan de vele
zonderlinge voorvallen in verbaua met het
verongelukken der Victoria is dat, het
welk thans vermeld wordt. Nadat hei schip
gezonken was, vond men twee artikelen
uit den hut van admiraal Tryon drijvende.
Een daarvan was de verrekijker de ander
de berichtendoos van den admiraal. Deze
doos is van bijzonderen vorm. Daar de.
seinen die deze doos bevat, niet in handen
van den vijand mogen vallen, is de doos
volgens bizondere voorschriften met lood
zwaar gemaakt en is de bodem doorboord,
zoodat zij in 't water zou moeten zinken.
Maar wat gebeurde? Het groote schip
waaraan al het vernuft der wetenschap was
ten koste gelegd, om het drijvende te hou
den, zouk als een steen. En de doos die
als 't ware gemaakt was om te zinken, dreef
en ligt nu in het ministerie van marine
te Londen als tastbaar bewijs van de feil
baarheid van twee verschillende ontwer
pers.
Te Antwerpen kwam Do n-
derdag de Harwichboot tNorwich aan, die
o. a. twee koningstijgers aan boord had,
welke vooi den dierentuin bestemd waren.
Toen men de luiken opende, om de dieren
in huD hokken naar boven te brengen, be
merkte men met schrik, dat een der tij
gers ontsnapt was. Met de grootste voor
zichtigheid zocht men in het ruim, en
daar zag men het monster kalm tusschen
eenige kisten liggeD. Men dacht er eerst
over hem neer te schieten, maar bij nader
inzien vond men het beter, de luiken te
sluiten en een boodschap naar den dieren
tuin te zenden. Al spoedig kwamen een
aantal oppassers met een groote val waar
in men een stuk vleesch neerlegde, en door
den reuk aangelokt, liep de tijger er dade
lijk in. Maar nu bleek bet, dat de deur
niet wilde sluiten, zoodat men het met eeu
ander toestel moest beproeven. Eindelijk
gelukte het, den tijger op te sluiten, in
een box, zooals voor het vervoer van paar
den over zee wordt gebruikt. Dit alles
duurde van 's morgens tot 's middag twee
uur; al dien tijd stond een groote menigte
op den wal, benieuwd naar den afloop van
deze^eigenaardige jacht.
Schagen, 19 Augustus 1893.
D o n d e rdag j. 1. v i e 1 d e h e e r B.
te Alkmaar alhier, door de buitengewoons
hitte tijdens onze markt bewusteloos op den
grond. Gelukkig kwam hij vrij spoedig
weer bij.
Tot ontvanger der Regis-
stratie en Domeinen alhier, is benoemd
de heer F. de Langeontvanger te Gen
nep.
Hola Bruggeman, haal open
Reeds te lang, ligt onze schuit
Voor uw dichte brug te wachten.
Slaapt ge Bruggeman, er uit
Wat toch toeft ge, wat toch draalt ge,
Is ons bootje soms te min
Of zijn onze varensgasten
d' Oorzaak van uw aarzeling
„Kloeke mannen, flinke borsten,
Bij mij schuilt het wachten niet,
t' Zijn de Kaay-en Havenmeester
Die den dcorgang u verbiedt.
t'Reglement, door hen ontworpen,
Eischt er veertig inhoudsmaat
Yoor ge aan gene zij moogt ank'ren;
Dat 's de reden, kameraad
Meet uw boot geen veertig tonnen,
Dan eischt het in uw journaal
Hoofdelijk voor uwe mannen
„Honderd gulden nominaal";
Een te goed van vijftig gulden
Bij den schipper van uw schuit,
Is ook een voldoende reden
Dat ik u de brug ontsluit.
"Wilt ge aan mij eem briefje schrijven,
Of eerst een examen doen,
Hebt ge nooit een fooi ontvangen,
Zijt ge een schipper van fatsoen,
Dan mag ik u doorgang geven,
't ls de eisch, die 't drietal stelt;
Zeker, zijn het zwarigheden,
Die men maar niet lichtjes telt.
Watnoemt ge ze malligheden
Noemt ze blinde klippen, man
Waar men hoopt, dat straks het bootje
Onverwacht op stooten kan.
'k Zal nog eens den Kaayman spreken,
Bij hot drietal van gewicht;
Mooglijk dat men voor uw willen
En uw wenschen dan nog zwicht.
IJSrGKBZaiETIOEJSr.
Ingezonden stukken blijven voor verant
woording van den inzender.
De (Jopie van een ingezonden stuk, hetzij
het geplaatst wordt of niet, wordt in geen
geval teruggegeven.
Mijnheer de Redacteur.
Tegen de uitdrukking, door u in uw
blad van Donderdag 17 Aug. jl. gebe
zigd, dat de kiezers van het district
Alkmaar door hunnen afgevaardigde in
zake de kieswet-ontwerpen, misleid en
bij den neus genomen worden, moet ik
ten sterkste protesteeren.
Dat is niet waar.
Dat u en velen in ons district, geen
vrede kunnen hebben met Mr. v. d.
Kaay's optreden en met de door hem in
vereeniging met anderen ingediende amen
dementen, dat is uw zaak en dat u dien
ten gevolge in 't krijt treedt, uw recht.
Maar men mag 't niet doen voorkomen,
alsof Mr. van der Kaay ooit iets anders
heeft doen verwachten, dan door hem in
zijne amendementen belichaamd is. Mr.
van der Kaay is altijd voorstander ge
weest van een uitbreiding der kiesbe
voegdheid, zoover als de grondwet toe
laat, maar bekend was ook zijn gevoelen
dat de grondwet positieve bewijzen van
welstand en geschiktheid eischt en dat hy
dus onmogelijk zich zou kunnen neerleg
gen bij de ontwerpen, zooals deze door
den Minister der Kamer werden aange
boden. En wat de Hr. van der Kaay c.
s. als positief kenteeken verlangt is zoo
gering, dat het waarlijk niet gezegd kan
worden, ook maar iets van zijn bekend
gevoelen te hebben prijs gegeven.
De oorzaak Yan het misverstand is 't
in 1891 opgestelde program, waarin de
uitdrukking: „uitbreiding der kiesbevoegd
heid zoover als de grondwet toelaat," ge
handhaafd bleef, niettegenstaande 't open
baar was, dat de een er dit en de ander
er iets anders onder verstondterwijl de
toelichting van hetgeen men er onder te
verstaan had van wege den Bond ach
terwege bleef. Maar juist de candidaat-
stelling van Mr. van der Kaay in 1891,
met groote meerderheid tegenover den
heer Gerritsen, is wel 't beste bewijs,
dat de meerderheid van de leden der
verbonden kiesvereenigingen geen uit
breiding wenschte, als door de minder
heid, die in den heer Gerritsen haar can-
didaat had gevonden, werd begeerd. Er
is alle reden om aan te nemen, dat de
Hr. van der Kaay optredende zooals hij
deed, handelt in den geest van de meer
derheid zijner kiezers.
U dankzeggende voor de plaatsing heb
ik de eer met de meeste achting te zijn
Uw dw. Dnr.
A. W. V. Kluy ve.
Mijnheer A. W. van Kluyve.
Toen ik Uw bovenstaand ingezonden
stuk ontving, had ik het tweede gedeelte
mijner beschouwing over den heer Mr.
W. van der Kaay's houding in zake de
kieswet, reeds ter zetting gegeven.
U zal mij wel willen toestaan, U daar
naar te verwijzen ten opzichte van het
antwoord op de vraag of wij in '91 zijn
misleid, ja dan neen
U zal, na lezing, zeker wel willen toe
geven, dat onze bewering geenszins op
lossen grond berust. Immers uitgesproken
beloften hebben hare beteekenis, maar
niet minder „achterwege gelaten protest."
Is het waar, wat beweert, dat an
deren met U de wetenschap bezaten, dat
de heer v. d. Kaay ons program niet
onderschreef, dan vragen wij was het
dan niet hun plicht geweest in die dagen
openlijk uit te komen voor het misver
stand, van welks bestaan zij blijkens uwe
verklaring bewustzijn hadden Waarom
deden zij dat dan niet? Was dat ver
zwijgen wellicht eene politieke slimheid?
Slim en oprecht zijn er twee, dunkt mij.
Ik herinner mij zeer goed, dat na
de verkiezing wel hier en daar werd ge
rept van dat misverstand, doch dat was
mosterd na den maaltijd.
U beweert, „dat juist de candidaatstal-
ling van den heer v. d. Kaay in '91,
met groote meerderheid tegenover den
heer Gerritsen, wel 't beste bewijs is, dat
de meerderheid van de leden der verbon
den kiesvereenigingen geen uitbreiding
wenschte, als door de minderheiddie in
den heer Gerritsen haar candidaat had
gevonden, werd begeerd"
Maar, mijnheer van Klwyvedeze uwe
bewering is totaal bezijden de werkelijk
heid.
Wil U weten waarom bij de eind
stemming voor candidaten, de candidatuur
Gerritsen werd prijs gegeven?
Niet ter zake der kiesrechtuitbreiding,
maarOpmakende uit den heer van der
Kaay's optreden alhier, dat hij zich ver-
eenigde met het manifest der Unie en
met ons program, en lettende op de
in onze oogen verkeerde houding der Ra
dicalen in hun samengaan met anti-Li
beralen, omdat de persoon van den heer
Gerritsenals radicaal, niet meer de
gewenschte persoon was.
De motie van de kiesrechtuitbrei
ding gelijk de kiesveneeniging Schagen
die stelde, werd juist door de meerder
heid van den Bond gemaakt tot onder
deel van het Bondsprogram. Dat is een
feit. U behoeft mjj evenwel niet te geloo-
ven. Do notulen der Bondsvergaderingen
moeten U dat uitwijzen.
Persoonlijk woonde ik als afgevaar
digde van Schagen die Bondsvergadering
bij en op die vergadering verkreeg Scha-
gen's motie juist de meerderheid.
De mede-afgevaardigden en de toen
malige bestuursleden van den Bond zul
len zoo noodig de waarheid mijner be
wijsvoering wel willen staven.
Gaarne Hoogachtend, Uw Dienstwillige,
Jan Winkel.
Een Fabel.
In zeker ver land leefde eens een man,
uitstekend boven velen in verstand en deugd
De betrekking, die hg bekleedde, was de'
hoogste en voornaamste: de opvoeding en
het onderwfjs der jeugd waren hem opgedra
gen. Z|j, die de beteekenis van zulk een ambt
in den grond beseffenzij, die weten hoeveel
moeite en zorg het meebrengt, zij zijn het
hierover eens, niet alleen dat van het onder
wijs het heil van den staat direct afhankelijk
is, maar ook dat hg', aan wien de zorg voor
het onderwijs is toevertrouwd, het hoogste,
maar ook het moeielijkste ambt in den lande
vervult.
En hij kweet zich van zijn taak op voor
beeldige wijze.
Wij, alledaagsche menschen, wanneer wij
begrijpen, dat wij nuttig zijn voor 't een of
ander; wanneer wij 't besef hebben, dat bjj 't
al of niet doen van onzen plicht veel staat
of valt - wij zijn vaak hoogmoedig en ijdel
Niet alzoo hij, wiens naam Diet genoemd
behoeft te worden. In allen eenvoud leefde
hij, en streefde hij naar datgene, wat hem
nuttig en goed voor 't onderwijs en voor den
staat ssheen. Yele hervormingen bracht hy
tot stand; hervormingen, die verbeteringen
zijn gebleken te zgn. Er waren er wel in
dat land, die zich 't onderwgs herinnerden,
zooals dat ten tgde van zijn voorganger was.
Juist zy waren het, die 't best getuigenis
konden afleggen van den ijvor, van de moei
te, van den helderzienden blik, van de nauw
gezette plichtsbetrachting, die zoozeer den
eenvoudigen paedagoog in al zgn handelin
gen kenmerkten!
Had hg bg 't tot stand brengen van die
hervormingen met weinig bezwaren te kam
pen gehad, ondervond hg daarbg van velen
hulp en steun
Gg allen, die hem, dien ik bedoel, van
naby hebt gekend, die met hem hebt omge
gaan, die voor een goed deel door hem zyt
gevormd, die aan hem, en aan hem alleen
hebt te danken wat gg zgt, wat gy thans
zijt - gg kunt daarover 't beste oordeelen
En in den raad van het land zeteide'n en
kelen, en ook daar buiten waren er, die de
bedoelingen, de waarlijk goede bedoelingen
van den opvoeder hunner kinderen misvat
ten en dwarsboomden. Ongelukkige men
schen Zg doen ons denken aan de landlieden,
die bg een aanhoudende droogte al hun
landeryen voor lagen prys verkochten, mee-
nende dat geen milde regen meer de verdorde
weiden zou verkwikken! Een bekend dich
ter uit de oudheid zegt van dezulken het en
kele woord: „Die stommerik ken - Deze,
omdat zg mistrouwen, wat aan vaste wetten
is gebondengene, omdat zy zich in hun
waanwysheid bemoeien met iets wat voor
hun klein verstand veel, oneindig veel te
hoog gaat; beide, omdat zg 't wagen iets,
wat in alle opzichten zoo ver boven heu
staat, met hun profane vingeren te bezoe
delen.
In het verre land, waar dit wordt verteld,
waren de aangelegenheden betreffende 't on
derwgs onderworpen aan 't toezicht van een
commissie. Dit lichaam was steeds gewoon
geweest het onderwgs ganschelgk naar eigen
believen te regelen, of liever, enkele leden er
van spanden zich daartoe erg in. Men zegt
in dat land wel eens van iemand, die zich
inlaat met iets, waarvan hg niet veel ver
stand heeft: „Hg weet er net zooveel van
al3 de poes I" Ditzelfde nu kon van som
mige leden dier commissie worden beweerd
wanneer ze woorden vuil maakten over za"
ken 't onderwgs betreffende. Die commissie'
had nog iets eigenaardigs, ze was gewend'
om laten wy on§ eens van die platte, maar
sprekende uitdrukking bedienen, „gesmeerd"
te worden. Deze beide gewoonten nu strook
ten gansch niet met den aard van hem wiens
naam ik nog steeds verzwyg. Dat "t wèl kon
gaan, wanneer een leek iemand van 't vak
de wet stelde, dat was iets, wat hg zich maar
niet kon voorstellen. Wat nu het „honig om
den mond smeren betrof", zooals de uitdruk
king daar volledig luidt, en welk gebruik een ei
genaardigheid van 't land schynt te zgn, 't
welk eerbiedigende, men 't zich gemakkelyk
kan maken dat verafschuwde hg diep, dat
rekende hg zich zgner onwaardig. Had hy
iets te zeggen of aan te merken, dan zei hy dat
zoo maar rechtuit. Hg kon—in overdrachtelg-
ken zin gesproken ook geen onderscheid ma
ken tusschen grooten en kleinen. Slechts
naar karakter en gedrag beoordeelde hy ie
mand, en dan kon 't wel eens gebeuren dat
hg sommigen, die wg zeer respecteerden, o
zoo weinig achtte! Anderen daarentegen, die
wg links lieten liggen, ja, waarvoor wo bjj
wijlen den neus optrokken, stonden by hem
hoog aangeschreven.
In dat verre land leefde hg, wien ik niet
wil noemen, tal van jaren, 't goede en schoone
betrachtende, 't kwade en onware bestrydende.
Daarvoor bracht hg tyd en moeite ten offer
daarvoor oogstte hg luttel dank, maar veel
haat en ondank 1
Toch zgn er in dat verre, verre land, die
zich zgner steeds met dankbaarheid zullen
herinneren, in wie hg ten alle tgde oprechte
vrienden zal vinden!
j Schagen, 15 Aug.'93. Sigmatax.