In Antwoord.' Burgerlijke Stand. Gemeente Schagen. Gemeente Zijpe. Marktberichten. ii van President en Secretaris, ontstaan door het vertrek van den heer ff. Kloeke en het bedanken van den heer Ter Linden. Tot voorzitter werd gekozen de heer Dr. Melchior en tot secretaris de heer J.P. Wage- naar. Bij de Algem. besprekingen werd er door eenige leden op gewezen, dat van de inrichting >n den laatsten tijd gebruik wordt gemaakt door personen zonder lid te zijn. In het bijzonder werd de aandacht gevestigd op eenige heeren van Schagerbrug, die tot heden in gebreke bleven, zich als lid voor te dragen. Ernstig werd dan ook de zaak bespro- kon, om aan dezen toestand een einde te maken, zoowel met het oog op de aangematigde vrijheid, als op de finan- cieele belangen der vereeniging. Ter einde de controle aan de Wiel uit I/te breiden, werd voorgesteld en met al- U g-cniCt-ne stemmen aangenomen, om het Eestuur aan te vullen met een tweetal Commissarissen. Als zoodanig werden ver kozen, de heeren van Stam en J. Bruge- mandie zich die keuze lieten welgeval len. Mede werd besloten het reglement te herzien en dan aan elk der leden een gedrukt expl. ter hand te stellen. Een woorstel tot vermindering der Contrubutie en een tot enkele verbeteringen a.nhet basin en de tent werd tot de behande ling van dit gewijzigde reglement aan gehouden. De vereeniging mocht zich vooral dit jaar in een bijzondere belangstelling ver heugen, redenen waarom enkele leden reeds nu opmerkten, het tienjarig bestaan in 1894 met een wateren sportfeestte gedenken; ook hierover denkt men in het voorjaar van gedachte te wisselen. erslag der vergadering van den RAAD der gemeente SCHA- j GEN, gehouden op Woensdag 23 Aug. 1893, des morgens ten 10 ure. Afwezig de heer Kooij. Vacature de heer Plomp. Waarnemend voorzitter de heer W. A. Hazeu. Na opening der vergadering en lezing en goedkeuring der notulrn, werd inge volge rapport der commissie van onder zoek, de gemeenterekening dienst 1892, vastgesteld en goedgekeurd. Door de Commissie, benoemd tot het onderzoek der geloofsbrieven der nieuw benoemde raadsleden, werd tot toelating geadviseerd en besloot de Raad met al- gemeene stemmen de herbenoemde le den, de heeren: C. Asjes, Jh. Hopman, en WRoggeveen Czalsmede de heer C. A. Hoogschagen, vacature de heer Kooy, tot zijn college toe te laten. Werd np mededeeling gedaan van de voordracht, door de Plaatselijke School commissie, ter vervanging der vacature van den heer Plompden raad aangebo den. Op deze alphabetische voordracht wa ren geplaatst de heeren Ph. de Heer Verhoef en J. Winkel, welke laatste met 8 stemmen werd verkozen. Op den heer Ph. de Heer werd eene stem uitgebracht. Bij de nu volgende rondvraag werd door den heer Jb. Stammes gevraagd of er reeds ter zake der herstellingen aan de oude gele brandspuit antwoord was ingekomen van den fabrikant, den heer Beider. Voorn, de heer W. A. Hazeu, antwoor- de van den heer Beider reeds antwoord te hebben ontvangennog steeds was van de andere fabriekanten, die om in lichtingen waren gevraagd, geen bericht ingekomen. De behandeling werd dus tot een volgende vergadering verdaagd. Hierna ging de Raad in comité ter behandeling van reclames op den H. Om- slag. Na heropening mets meer ter bespre king zich voordoende, sloot deVoorz. de vergadering. HTGKEZOHSTDIEISr. Ingezonden stukken zijn v. rekening v. d. inzender. Mijnheer de Redacteur 't Was ongetwijfeld een gelukkige ge dachte van u, om in 't vervolg uwer beschouwingen over het optreden van on zen afgevaardigde de woorden in te lasschen, die door den Heer van der Kaag, in de openbare samenkomst van April '91 alhier in zake het kiesrecht werden gesproken. Immers die woorden ontdek- 4 ken èn de bron waaruit ik en anderen onze kennis van Mr. van der Kaay'% zienswij ze putten, èn maken duidelijk waarom men van dezen geen onvoorwaardelijke instemming met de aangeboden wetsont werpen kon verwachten. Die wetsontwer pen behoorden toen nog tot 't onbekende; 't is zelfs niet te denken, dat zij toen reeds in 't brein van hun ontwerper waren ge boren. Maar als men de lezing van Mr. cvan der Kaag heeft aangehoord of gelezen dan begrijp ik mij niet hoe men niet, zoodra de ontwerpen bekend waren, ter stond inzag, dat Mr. van der Kaag, die zoo spreekt, met die ontwerpen niet me de kon gaan. 't Tegendeel is waar. Stel eens dat Mr. van der Kaay, wat de hoofdbeginselen betreft, er mede instem de, zou men dan niet de gevolgtrekking -moeten maken, dat deze wel zeer van zienswijze veranderd was? En wat de uitdrukking betreft op^ t program van den Bond in 1891: Uit breiding der kiesbevoegdheid, zoover als mogelijk is binnen de grenzen der grond wet" is er niet gezegd, niet na maar voor de verkiezing (natuurlijk)wat Schagen er onder verstaat, kan ons niets schelenwij hebben met Schagen s in- I tcrpretatie niets te makenonze kies vereeniging is gevraagd, stem je met die uitdrukking in en wij antwoorden in haar naam bevestigend. Ja, mag ik zelfs niet beweren dat er onder de le den der Kiesvereeniging Schagen waren, die 't openlijk uitspraken, dat zij zich om de beschouwingen der meerderheid in den avond van 23 Maart '91 niet hadden te bekommerendat zij enkel met de formuleering te maken hadden dat men dan maar duidelijker in zijne omschrijving had moeten zijn en dat zij 't zich niet konden begrijpen, dat ik (met nog een ander) om die reden uit de kiesvereeniging trad Neen, indien men zich over iets ver wonderen moet, dan is 't hierover, dat, bij gelegenheid van Mr. van der Kaag's lezing, niet iemand uit de kiesvereeniging Schagen den geacliten lezer de vraag deed: „Zijn naar uw oordeel, de door de grond wet geëischte kenteekenen reeds dan aan wezig, wanneer iemand zijn stembiljet zelf kan invullen en, door niet tot de bedeelden te behooren, van zijn welstand getuigt? Zoo toch denken er velen in onze kiosverëeeniging over. Immers Mr. van der Kaag was uitgenoodigd om het program der kiesvereeniging be bespre ken. Wat lag meer voor de hand dan dat zij, die bij de uitbreiding zoover wilden gaan, de gelegenheid aangrepen om zich te vergewissen, of zij in deze op Mr. van der Kaag konden rekenen? U dankzeggend voor de plaatsing heb ik de eer met de meeste achting te zijn, Uw Dienstw. dienaar, A. W. van Kluyve. Mijnheer A. W. van Kluyve. Waarom zou ik niet de woorden van Mr. V d. Kaay ingelascht hebben in mijn beschouwing? 't Is mij toch te doen om de waarheid en niet om door een gauwigheidje de meening onzer Lezers aan onze zijde te behouden of er naar over te halen. In onze oogen hebben Mr. v. d. K a a y's woorden juist in verband met al wat in die dagen van Liberale zijde heinde en ver werd betoogd, eene geheele ande re beteekenis dan in uwe oogen. Het aangeven van kenteekenen was toch het allerminst aan de orde. Het liep alleen over: Uitbreiding binnen de grenzen der Grondwet", en dat de heer Mr. W. v. d. Kaag toen reeds sprak van „zoolang er nog eenig kenteeken is te vinden" kon toen geen andere beteeke nis hebben dan de mede door ZEd. ge bezigde woorden: „bij eerlijke uitlegging der grondwet." Men praat er altijd van „menschen en zaken te moeten beschouwen in de lijst van hun tijd," welnu, waarom moet die les dan ten opzichte van den heer v. d. Kaag verwaarloosd worden? Neen, o. i. kan het optreden van den heer v. d. Kaay niet anders dan in verband tot de geschiedenis dier dagen beschouwd worden. Maar dan lag het ook als eene stilzwjjgende conditie voor de hand, dat hij zich vereenigde met het manifest der Liberale Unie óns program, te meer daar de heer v. d. Kaay nergens en door niets te kennen gaf, dat dit hem te ver ging. Dat men het mij anders aantoone! Integendeel beriep de heer v. d. Kaay zich in zijn repliek aan de hh. Tak c. s. juist op de „goede voornemens" bij de Liberale partij. Welke ontwerpen evenwel het komend Ministerie zou indienen, dat was voor ons een geheim, maar niet minder voor Mr. v, d. Kaay, en ik begrijp niet, hoe men er toe kan komen om ons deze onbekendheid toe te deelen als een ver zuim onzer zijds. Wij, en evenmin de heer v. d. K., konden zelfs met geene mogelijkheid gissen, wie er ministers zouden worden. Bovendien, het formu- leeren van een kieswetontwerp behoorde toch zeker niet aan ons. Wat we wel wisten en wat Mr. v d. Kaag ook wist, is ditd a t d o o r d e Liberale Candidate n-A fgevaar- digden in diedagenluidewerd betoogd, dat de Radicalen maar moesten ophouden met de Li- beralenhunnetekortkomin gen van vroegerteverwijten,want nu had de Liberale Partij veel g e- 1 e e r d, ze was gedeemoedigd en ze zou nu gelouterd uit den strijd komen, en als ze weer aan 't roer kwam, dan zou ze dat ook t o o n e n en als bewijs werd dan weer opnieuw verwezen naar het Manifest der Liberale Unie. Waarom dus wij, de meerderheid der Schager Kiesvereeniging en ook de meer derheid van den Bond, den heer Mr. W. v. d. Kaag op den avond van zijn optre den alhier, nog eens op den man af had den moe'en vragen of ZEd. nu wel goed en vast wist wat wij wilden en of wij ons nu heusch niet in ZEd 's woorden ver gisten is en blijft ons nog een raad sel. Als Mr. van der Kaag dit „fijnge- voelde onderscheid" kende, en bemerkte dat men hem zeker niet goed begrepen Want anders hadden er nadere inlichtingen gevraagd moeten worden dan was het juist zijn plicht geweest wat duidelijker op het doel af te gaan en dat misverstand weg te nemen. Wat U schrijft van die leden onzer Kiesvereeniging, die het niet met ons eens waren, ja, wat die gedacht heb ben, was niet bekend. De eenigsten die zich tegen de motie van Schagen ver zetten, waren Gij en een ander. Dat de overigen zich niet verzetten, mag toch geacht worden te zijn als een be wijs, dat zij zich hielden aan den gewo nen regelde minderheid onderwerpt zich aan de meerderheid. 't Zou wat moois worden, als in elke Kiesvereeniging ua eenig besluit, de minderheid zich niet hield aan dien re gel en omdat ze haar zin niet kon krijgen er maar uitliep. Dan konden we de kiesvereenigingen wel dadelijk op doeken. Dat uitloopen is ons inziens juist eene miskenning van het doel waarom men eene vereeniging vormt. Terecht heeft men U dan ook inder tijd betoogd of geantwoord, dat uw uit treden ontijdig, overbodig was. Maar dat de meerderheid onzer kies vereeniging zich nu. aan UW0 zijde zou scharen Dat is beslist tegen te spreken en wel door het feit, dat nu een 4 a 5 weken geledeo, op voorstel van den heer C. J. Plomp, nog door heel onzen Bond de motie werd aangenomen, waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken, dat Tak's wet zoo mogelijk onveranderd zou worden aangenomen. Wellicht is het in het belang van het Vaderland, dat in deze dagen, nu de Kamer op reces is, door alle Li berale Kiesvereenigingen in ons land worde samengewerkt om te verkrijgen eene petitie waaruit de Kamerleden kunnen zien, dat de meerderheid der Liberale Partij Minister lak onbeperkt wenscht te steunen. Zou het niet mede liggen op den weg van onzen Bond, nu eene verga dering uit te schrijven, welke eene mo tie zal behandelen, waaruit de lieer v. d.. Kaay zwart op wit kan te weten komen, dat de meerderheid der kiezers van het noordelijk deel van zijn district, zijne houding in zake de kies wet afkeurt Mij dunkt het wordt tijd, dat dit misverstand uit den weg ruimen. Gaarne Hoogachtend, Uw Dienstwillige JAN WINKEL we Mijnheer de Redacteur „Boontje komt om zijn loontje dacht ik, bij 't lezen van den strijd, die thans in ons district wordt gevoerd naar aan leiding van Mr. W. v. d. Kaag's hard nekkig verzet tegen de kiesrecht-uitbrei ding, zooals die door het liberaal kabinet is voorgesteld. Toen wij, vooruitstrevenden in dit district, in 1891 de candidatuur van den heer C. V. Gerritsen, proclameerden en dit bij alle werkelijk liberalen ingang vond, wijl de rondborstige verklaringen van dien candidaat, gevoegd bij zijn werkzaam verleden, vertrouwen inboe zemde, toen hebben de bewonderaars van den persoon des heeren v. d. Kaag geen middel onbeproefd gelaten, om onzen candidaat te bestrijden. Wij wensch- ten een man als vertegenwoordiger, die blijk gegeven had, van niet alleen met de nooden en behoeften des volks bekend te zijn, maar die ook door zijn jarenlange leven en werken te midden eener plat telands-bevolking vertrouwd was met de toestanden van den boerenstand. Wie zich zijne redevoeringen in ons district over landbouw-aangelegenheden gehouden herinnert, weet met hoeveel kennis van zaken hij den vinger legde op wonde- plekken onzer wetgeving; die zal zich ook herinneren, dat deze vertrouwbare hervormingsgezinde als voornaamsten eiscli stelde de uitbreiding van het kies recht. zoover de grondwet dit toelaat, om dan, wanneer alle klassen der be volking hare vertegenwoordiger hadden, tot ingrijpende hervormingen in 't belang der volksklassen en van den boerenstand over te gaan. Zóó iemand heeft men niet gewild. Door elkander schrik aan te jagen met den naam „radicaal" door kwaad te spreken van onzen candidaat in particu liere gesprekken en in kringen, waar men geen tegenspraak behoefde te duch ten door insinuatiën tegen zijn persoon te plaatsen in couranten, die de candida tuur van den heer v. d. Kaag, met hand en tand verdedigden, door deze en tal van futiele bestrijdingen wist men den heer Gerritsen als kandidaat op zijde te zetten en den heer v. d. Kaay op 't kus sen te houden. De liberale partij moest, aldus luidde de redeneering, wanneer zij de meerderheid erlangde en de zoolang gewenschte hervormingen ging tot stand brengen, ook door ons district gesteund worden en daarvoor was het noodig ie mand af te vaardigen, die tot de libera le partij behoorde. W ie er zóó over dach ten kregen hun zin, en terwijl de radi caal Gerritsen voor een ander district zit ting hebbende, met alle macht de libe rale regeering steunt, om het belangrijk ste punt van het liberale program in waarlijk liberalen geest tot uitvoering te brengen, heeft de liberaal v. d. Kaag den strijd tegen de voorgestelde kieswet aangebonden en tracht op die wijze het liberale ministerie ten val te brengen. Wij krijgen op dit oogenblik weder om te aanschouwen, wat de heer Gerrit sen in 1891 aan de hand onzer parlemen taire geschiedenis zoo duidelijk heeft in 't licht gesteld, t.w.: dat de hoognoodige hervormingen gedurende het tijdperk 1867 1887 achterwege bleven, omdat de liberale partij, niettegenstaande zij de meerderheid had in de 2de kamer wegens de conservatieve elementen, die zij in haar midden duldde, onmachtig was ze tot stand le brengen. Als de heer Ger ritsen er op wees, dat op grond dezer ervaring in het belang van land en volk geen vertrouwen mocht worden gesteld in kandidaten, die niet zonder omwegen en zonder draaierijen verklaarden, hoe zij over ingrijpende hervormingen dachten, dan werd hij als een vijand der libera len uitgekreten en zijn candidatuur naar aanleiding van die uitlatingen bestreden. Het had er in die dagen veel van of onbekendheid met de belangen van ons district en verandering van inzicht daar omtrent tot aanbeveling strekten van den te stellen kandidaat. Of was het niet de heer Jb. Zijp van Wieringerwaard, die in de vergadering van den Bond van plaatselijke liberale kiesvereenigingen, 10 Mei 1891 te Schagen gehouden, de candidatuur - v. d. Kaag warm verdedig de en daarvoor volgens uw blad van 14 Mei 1891 o a. aanvoerde: „Er bestond in de laatste jaren met den heer v. d. Kaag wel eenig verschil omtrent de wik- en weegloonheffing, doch na de verklaring dienaangande door den heer v. d. Kaag te Schagen afgelegd, heeft Spr. in dezen weer vertrouwen in hem. Was de heer v d. Kaag vroeger meer de pleitbezor ger voor Alkmaar, hij bleef buiten de kwestie of de wik- en weegloonen te hoog waren en stelde zich op het stand punt, dat aan de wijze van heffing niet te veranderen was. Spreker gelooft, dat de heer v. d. Kaag verkeerd was ingelicht, maar nu door bespreking en briefwisseling tot een an dere conclusie was gekomen, en Spr. stelt zich voor, dat als de uitzonderings wet maar aan de orde komt, de heer v. d. Kaag zal stemmen voor de gelei delijke verlaging der wik- en weegloo nen." N. B. Van een afgevaardigde, die ge durende 16 jaren zitting heeft voor 't zelfde district en die in dien tijd her haalde malen aan de discussie over dat onderwerp in de Tweede Kamer deel neemt, wordt na een tijdperk van 16 jaren gezegd dat er verschil bestond tusschen hem en zijn committenten over een vraagstuk, dat dezen na aan 't har te ligt en dit hieraan wordt toegeschre ven, dat de afgevaardigde ver keerd was ingelicht! En dit moet dan strekken ter aanbeveling zijner candidatuurNiemand scheen te meenen, dat de afgevaardigde zich dan in die 16 jaren maar goed op de hoogte had moeten stellen. In de vergadering der vrijzinnige kiesvereeniging te Wierin gerwaard, den 26sten Mei 1891 gehou den, heeft dezelfde heer Zijpvoorzitter dier vereeniging, volgens het verslag in de Alkmaarsche Courant, datzelfde ar gument nog eens met groot succes (de heer v. d. Kaay werd daar met 22 van de 25 stemmen gecandideerd) aangevoerd. „Hij (de heer Zijphield zich overtuigd, dat nu de heer v. d. Kaag mogelijk be ter op de hoogte gekomen zijnde met den aard van het marktwezen, bij eene volgende behandeling van de uitzonde ringswetten stelling voor de belangen van den landbouwenden stand zal optre den." Nog eens heeft het er niet veel van of onbekendheid met de belangen, die men van iemand wenscht, dat hij ook zal vertegenwoordigen, in ors district tot aanbeveling eener candidatuur strekt? Ik wil recht doen mijnheer de Re dacteur, en daarom vermelden, dat die aanbeveling niet weersproken bleef. Vol gens uw verslag was het de heer Backx, die krachtig protesteerde. Hij beaamde, „dat een afgevaardigde tot een ander inzicht kan komen, maar met den heer v. d. Kaag was dat alleen, omdat hij wist, dat anders zijn baantje gevaar liep." Toen wij in 1888 hier mr. Levy candi daat stelden, begon v. d. Kaay notitie te nemen van de kiezers. Vroeger maak te hij zich ten dize aan nonchalance schuldig." Dat protest mocht niet baten, en zoo kreeg men dan de afgevaardigde die thans door l)s. v. K/ugve wordt in bescherming genomen. „Men mag het niet doen voorkomen, alsot Mr. v. d. Kaag ooit iets anders heeft doen verwachten, dan door hem in zijne amendementen belichaamd is," al dus schrijft Ds. v. Klugve in uw blad van 20 Aug. 1. 1. Weet deze voorlichter van het publiek dan niet, dat de heer v. d. Kaag in 1883 een brochure publiceerde, waarin hij op bladz. 28 verklaarde, dat in de kieswet niet langer de kiesbevoegdheid afhanke lijk moest worden gesteld van het be talen van zeker bedrag in 's Rijks directe belastingen? En weet hij dan niet, dat art. 4 van het voorgestelde amendement letterlijk luidt„Deze wet acht het bezit van het in 't vorig arlikel genoemde kenteeken (van geschiktheid en maatschappelijken welstand) aanwezig bij hem, die over het laatstverloopen jaar in de grondbelasting tot een bedrag van ten minste één gul den of in eenige andere directe rijksbe lasting, uitgezonderd het recht van patent, is aangeslagen Door het recht van pa tent uit te sluiten, schiet nog het per soneel en de Vermogensbelasting als di recte Rijksbelastingen over. Men ga nu maar eens na hoeveel ar beiders in de steden en op het platteland in die belastingen zijn aangeslagen, en oordeele dan over deze woorden van den heer v. Klnyveen wat de heer v. d. Kaag c. s. als positief kenteeken verlangt is zoo gering, dat het waarlijk niet ge zegd kan worden, ook nuar iets van zijn bekend gevoelen te hebben prijs gegeven." Maar wellicht zoekt de beer v. Klugve „het geringe" van het door den heer v. d. Kaag verlangde positieve kenteeken in de andere bepalingen van het amen dement. Deze zijn het afleggen van een examen voor de benoeming tot een ambt, het in eigendom bezitten van f 100. inschrijving op het Grootboek of f 50.op een spaarbank, of het bewo nen gedurende minstens één jaar van een woning, waarvan de werkelijke huur tenminste bedraagt f 1.25 per week in Alkmaar en van f 1.per week in alle overige gemeenten van ons district. Is dat zóó, noemt de heer v. Klugve dat een ge iuge eisch, dan zou ik hem dea raad willen geven, zich eens wat beter op de hoogte te stellen van den toestand, waarin onze arbeidende bevol king in de stad en ten platten lande verkeert. Dan toch zal hij ervaren, dat arbeiders met een inschrijving op het Grootboek of op een spaarbank zeer dun gezaaid zijn en dat de loonen van vele arbeiders te laag zijn, om daarvan eene woning van f 1.25 of f 1.per week te kunnen huren, llij zal dan tot de overtuiging komen, dat bij aanneming van het amendement v. d. Kaag c. s. de kiesbevoegdheid wel tot maar niet tot en met de arbeidende klasse is uitgebreid. Indien het waar is, wat de heer v. Klugve schrijft, „dat de candidaatstelling van mr. v. d, Kaag in 1891 met groote meerderheid tegenover den heer Gerrit sen, wel is waar het beste bewijs is, dat de meerderheid der verbonden kiesver- eenigen geen uitbreiding wenschte als door de minderheid, die in den heer Gerritsen haar candiaat had gevonden, werd begeerd," dan blijkt tevens uit de houding, die de heer Gerritsen thans inneemt tegenover de vooruitstre vende kiesrecht-ontwerpen van het li berale ministerie, dat evenals in vele andere kiesdistricten ook in het zich noemende liberale district Alkmaar, de behoudende elementen hebben gezegevierd. Of zij die zegen behaalden door over de kardinale kwesties van het program te zwijgen of door er omheen te praten door u een politieke slimheid genoemd kan ons niet meer helpen, maar wel rijst nu de m.i. zeer gewichtige vraag: Is de tijd gekomen, om de conservatieve elementen uit te werpen, ja of neen? Ziet men geen kans ze uit het libe rale kamp te verdrijven, moet dan de trouw aan vooruitstrevende beginselen niet gebieden, het kamp te verlaten en onder een ander vaandel den strijd voor de groote, ons wachtende hervormingen te voeren? Wie ontkennend antwoordt bedenke dat „boontje komt om zijn loontje," J. Huizinga. H.-H.-Waard, 21 Aug. 1893. Ingeschreven van 1922 Aug. 1893. Geboren Cornelis z. v. Jan Groet en van Gerritje Peper. Cornelis Coenraad, z. v. Pieter Wit en van Sophia Lamberta Carsten. Ondertrouwd Gerrit Metselaar j. m.oud 31 jaar, en Aaltje Bakker j.d. oud 22 jr, beiden wonende te Schagen. Getrouwd Geene. Overleden Theresia, Margaretha, Maria, Merz, oud 2 md. Ingeschreven van 11 18 Aug. 1893. Geboren Johan, z. v. Jan Pool en Geertrui van Megchelen. Klaas z. v. Arie Nieuwland en Aaltje Koning. Ondertrouwd Geene. Getrouwd; Jan Hendrik tar Burg jm. Metselaar, 27 jaar. te Anna Paulowna, en Maartje Muntjewerf, jd. zonder beroep 23 j. te Zijpe. OverledenGerrit Heman, 38 jr. wedn. van Hendrica van Amersfoort. u oom, 19 Aug, 1893. Aangevoerd. H. L. Rogge 1 10 Tarwe 8 Garst 12 Haver i WittoErwten Groene dito Grauwe dito Vale dito Bruine boonen Geelebooneu Wiiteboonen Paardenb. a 6.— a 4.25 a 3.- a 8.50 a 9.50 a 12.— a 7— a 6.a 7.— 5.— 4.— 10.— 12 14.50 14.50 9.50 a Karweizaad 9 16.50 a Mosterdzaad y 20.- a 18 Paarden s 65.- a 150. 2 Koeien „150.— a 210. 3 Kalveren 9 8.- a 15. 46 Schapen 9 10.— a 12. Lammeren 9 a 24 Varkens 9 12.— a 24. Zeugen D a 87 Biggen 9 6.— a 12. Kip-Eieren per 100 V 3.50 a 900 koppen boter 70 a 75 cents per kop Al I k na a a r 19 Aug. 3 Paarden 24 Koeien Ezel vette Kalveren 20 nucht dito 169 magere Schapen lammeren 52 magere Varkens 136 Biggen 4 Bokken en Geiten Kleine Bokjes Boter per P. Kipeieren per 100 Eendeieren 1893. Aangevoerd: f 70.— a 150.— 40.— a 170.— -.— a a 6.— a 8.- a lö!— a 7— a —.70 a —.70 a -.80 3.50 a a 18.— 16.— 20.— 10.5o 4.— 4.—

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1893 | | pagina 3