In Antwoord.'
Burgerlijke Stand.
Gemeente Schagen.
Gemeente Zijpe.
Marktberichten.
ii
van President en Secretaris, ontstaan door
het vertrek van den heer ff. Kloeke en
het bedanken van den heer Ter Linden.
Tot voorzitter werd gekozen de heer Dr.
Melchior en tot secretaris de heer J.P. Wage-
naar. Bij de Algem. besprekingen werd er
door eenige leden op gewezen, dat van de
inrichting >n den laatsten tijd gebruik
wordt gemaakt door personen zonder lid
te zijn.
In het bijzonder werd de aandacht
gevestigd op eenige heeren van
Schagerbrug, die tot heden in gebreke
bleven, zich als lid voor te dragen.
Ernstig werd dan ook de zaak bespro-
kon, om aan dezen toestand een einde
te maken, zoowel met het oog op de
aangematigde vrijheid, als op de finan-
cieele belangen der vereeniging.
Ter einde de controle aan de Wiel uit
I/te breiden, werd voorgesteld en met al-
U g-cniCt-ne stemmen aangenomen, om het
Eestuur aan te vullen met een tweetal
Commissarissen. Als zoodanig werden ver
kozen, de heeren van Stam en J. Bruge-
mandie zich die keuze lieten welgeval
len.
Mede werd besloten het reglement te
herzien en dan aan elk der leden een
gedrukt expl. ter hand te stellen. Een
woorstel tot vermindering der Contrubutie
en een tot enkele verbeteringen a.nhet
basin en de tent werd tot de behande
ling van dit gewijzigde reglement aan
gehouden.
De vereeniging mocht zich vooral dit
jaar in een bijzondere belangstelling ver
heugen, redenen waarom enkele leden
reeds nu opmerkten, het tienjarig bestaan
in 1894 met een wateren sportfeestte
gedenken; ook hierover denkt men in het
voorjaar van gedachte te wisselen.
erslag der vergadering
van den RAAD der gemeente SCHA-
j GEN, gehouden op Woensdag 23 Aug.
1893, des morgens ten 10 ure.
Afwezig de heer Kooij. Vacature de
heer Plomp. Waarnemend voorzitter de
heer W. A. Hazeu.
Na opening der vergadering en lezing
en goedkeuring der notulrn, werd inge
volge rapport der commissie van onder
zoek, de gemeenterekening dienst 1892,
vastgesteld en goedgekeurd.
Door de Commissie, benoemd tot het
onderzoek der geloofsbrieven der nieuw
benoemde raadsleden, werd tot toelating
geadviseerd en besloot de Raad met al-
gemeene stemmen de herbenoemde le
den, de heeren: C. Asjes, Jh. Hopman, en
WRoggeveen Czalsmede de heer C. A.
Hoogschagen, vacature de heer Kooy, tot
zijn college toe te laten.
Werd np mededeeling gedaan van de
voordracht, door de Plaatselijke School
commissie, ter vervanging der vacature
van den heer Plompden raad aangebo
den.
Op deze alphabetische voordracht wa
ren geplaatst de heeren Ph. de Heer
Verhoef en J. Winkel, welke laatste met
8 stemmen werd verkozen. Op den heer
Ph. de Heer werd eene stem uitgebracht.
Bij de nu volgende rondvraag werd
door den heer Jb. Stammes gevraagd of
er reeds ter zake der herstellingen aan
de oude gele brandspuit antwoord was
ingekomen van den fabrikant, den heer
Beider.
Voorn, de heer W. A. Hazeu, antwoor-
de van den heer Beider reeds antwoord
te hebben ontvangennog steeds was
van de andere fabriekanten, die om in
lichtingen waren gevraagd, geen bericht
ingekomen. De behandeling werd dus
tot een volgende vergadering verdaagd.
Hierna ging de Raad in comité ter
behandeling van reclames op den H. Om-
slag.
Na heropening mets meer ter bespre
king zich voordoende, sloot deVoorz. de
vergadering.
HTGKEZOHSTDIEISr.
Ingezonden stukken zijn v. rekening v. d. inzender.
Mijnheer de Redacteur
't Was ongetwijfeld een gelukkige ge
dachte van u, om in 't vervolg uwer
beschouwingen over het optreden van on
zen afgevaardigde de woorden in te
lasschen, die door den Heer van der Kaag,
in de openbare samenkomst van April
'91 alhier in zake het kiesrecht werden
gesproken. Immers die woorden ontdek-
4 ken èn de bron waaruit ik en anderen onze
kennis van Mr. van der Kaay'% zienswij
ze putten, èn maken duidelijk waarom
men van dezen geen onvoorwaardelijke
instemming met de aangeboden wetsont
werpen kon verwachten. Die wetsontwer
pen behoorden toen nog tot 't onbekende; 't
is zelfs niet te denken, dat zij toen reeds
in 't brein van hun ontwerper waren ge
boren. Maar als men de lezing van Mr.
cvan der Kaag heeft aangehoord of gelezen
dan begrijp ik mij niet hoe men niet,
zoodra de ontwerpen bekend waren, ter
stond inzag, dat Mr. van der Kaag, die
zoo spreekt, met die ontwerpen niet me
de kon gaan. 't Tegendeel is waar. Stel
eens dat Mr. van der Kaay, wat de
hoofdbeginselen betreft, er mede instem
de, zou men dan niet de gevolgtrekking
-moeten maken, dat deze wel zeer van
zienswijze veranderd was?
En wat de uitdrukking betreft op^ t
program van den Bond in 1891: Uit
breiding der kiesbevoegdheid, zoover als
mogelijk is binnen de grenzen der grond
wet" is er niet gezegd, niet na maar
voor de verkiezing (natuurlijk)wat
Schagen er onder verstaat, kan ons niets
schelenwij hebben met Schagen s in-
I tcrpretatie niets te makenonze kies
vereeniging is gevraagd, stem je met
die uitdrukking in en wij antwoorden
in haar naam bevestigend. Ja, mag ik
zelfs niet beweren dat er onder de le
den der Kiesvereeniging Schagen waren,
die 't openlijk uitspraken, dat zij zich
om de beschouwingen der meerderheid
in den avond van 23 Maart '91 niet
hadden te bekommerendat zij enkel
met de formuleering te maken hadden
dat men dan maar duidelijker in zijne
omschrijving had moeten zijn en dat
zij 't zich niet konden begrijpen, dat
ik (met nog een ander) om die reden
uit de kiesvereeniging trad
Neen, indien men zich over iets ver
wonderen moet, dan is 't hierover, dat,
bij gelegenheid van Mr. van der Kaag's
lezing, niet iemand uit de kiesvereeniging
Schagen den geacliten lezer de vraag deed:
„Zijn naar uw oordeel, de door de grond
wet geëischte kenteekenen reeds dan aan
wezig, wanneer iemand zijn stembiljet
zelf kan invullen en, door niet tot de
bedeelden te behooren, van zijn welstand
getuigt? Zoo toch denken er velen in
onze kiosverëeeniging over. Immers Mr.
van der Kaag was uitgenoodigd om het
program der kiesvereeniging be bespre
ken. Wat lag meer voor de hand dan
dat zij, die bij de uitbreiding zoover
wilden gaan, de gelegenheid aangrepen
om zich te vergewissen, of zij in deze
op Mr. van der Kaag konden rekenen?
U dankzeggend voor de plaatsing heb
ik de eer met de meeste achting te zijn,
Uw Dienstw. dienaar,
A. W. van Kluyve.
Mijnheer A. W. van Kluyve.
Waarom zou ik niet de woorden van
Mr. V d. Kaay ingelascht hebben in mijn
beschouwing? 't Is mij toch te doen om
de waarheid en niet om door een
gauwigheidje de meening onzer Lezers
aan onze zijde te behouden of er naar
over te halen.
In onze oogen hebben Mr. v. d. K a a y's
woorden juist in verband met al wat in
die dagen van Liberale zijde heinde en
ver werd betoogd, eene geheele ande
re beteekenis dan in uwe oogen.
Het aangeven van kenteekenen
was toch het allerminst aan de orde. Het
liep alleen over: Uitbreiding binnen de
grenzen der Grondwet", en dat de heer
Mr. W. v. d. Kaag toen reeds sprak van
„zoolang er nog eenig kenteeken is te
vinden" kon toen geen andere beteeke
nis hebben dan de mede door ZEd. ge
bezigde woorden: „bij eerlijke uitlegging
der grondwet."
Men praat er altijd van „menschen en
zaken te moeten beschouwen in de lijst
van hun tijd," welnu, waarom moet
die les dan ten opzichte van den heer
v. d. Kaag verwaarloosd worden? Neen,
o. i. kan het optreden van den heer v.
d. Kaay niet anders dan in verband tot
de geschiedenis dier dagen beschouwd
worden. Maar dan lag het ook als eene
stilzwjjgende conditie voor de hand, dat
hij zich vereenigde met het manifest der
Liberale Unie óns program, te meer
daar de heer v. d. Kaay nergens en door
niets te kennen gaf, dat dit hem te ver
ging. Dat men het mij anders aantoone!
Integendeel beriep de heer v. d. Kaay
zich in zijn repliek aan de hh. Tak c. s.
juist op de „goede voornemens"
bij de Liberale partij.
Welke ontwerpen evenwel het komend
Ministerie zou indienen, dat was voor
ons een geheim, maar niet minder voor
Mr. v, d. Kaay, en ik begrijp niet, hoe
men er toe kan komen om ons deze
onbekendheid toe te deelen als een ver
zuim onzer zijds. Wij, en evenmin de
heer v. d. K., konden zelfs met geene
mogelijkheid gissen, wie er ministers
zouden worden. Bovendien, het formu-
leeren van een kieswetontwerp behoorde
toch zeker niet aan ons.
Wat we wel wisten en wat Mr. v d.
Kaag ook wist, is ditd a t d o o r d e
Liberale Candidate n-A fgevaar-
digden in diedagenluidewerd
betoogd, dat de Radicalen maar
moesten ophouden met de Li-
beralenhunnetekortkomin gen
van vroegerteverwijten,want
nu had de Liberale Partij veel g e-
1 e e r d, ze was gedeemoedigd en
ze zou nu gelouterd uit den strijd
komen, en als ze weer aan 't roer kwam,
dan zou ze dat ook t o o n e n en als
bewijs werd dan weer opnieuw verwezen
naar het Manifest der Liberale Unie.
Waarom dus wij, de meerderheid der
Schager Kiesvereeniging en ook de meer
derheid van den Bond, den heer Mr. W.
v. d. Kaag op den avond van zijn optre
den alhier, nog eens op den man af had
den moe'en vragen of ZEd. nu wel
goed en vast wist wat wij wilden en of wij
ons nu heusch niet in ZEd 's woorden ver
gisten is en blijft ons nog een raad
sel.
Als Mr. van der Kaag dit „fijnge-
voelde onderscheid" kende, en bemerkte
dat men hem zeker niet goed begrepen
Want anders hadden er nadere
inlichtingen gevraagd moeten worden
dan was het juist zijn plicht geweest
wat duidelijker op het doel af te gaan
en dat misverstand weg te nemen.
Wat U schrijft van die leden onzer
Kiesvereeniging, die het niet met ons
eens waren, ja, wat die gedacht heb
ben, was niet bekend. De eenigsten
die zich tegen de motie van Schagen ver
zetten, waren Gij en een ander.
Dat de overigen zich niet verzetten, mag
toch geacht worden te zijn als een be
wijs, dat zij zich hielden aan den gewo
nen regelde minderheid onderwerpt zich
aan de meerderheid.
't Zou wat moois worden, als in elke
Kiesvereeniging ua eenig besluit, de
minderheid zich niet hield aan dien re
gel en omdat ze haar zin niet kon
krijgen er maar uitliep. Dan konden
we de kiesvereenigingen wel dadelijk op
doeken. Dat uitloopen is ons inziens juist
eene miskenning van het doel waarom
men eene vereeniging vormt.
Terecht heeft men U dan ook inder
tijd betoogd of geantwoord, dat uw uit
treden ontijdig, overbodig was.
Maar dat de meerderheid onzer kies
vereeniging zich nu. aan UW0 zijde zou
scharen
Dat is beslist tegen te spreken en wel
door het feit, dat nu een 4 a 5 weken
geledeo, op voorstel van den heer C. J.
Plomp, nog door heel onzen Bond
de motie werd aangenomen, waarin de
wenschelijkheid werd uitgesproken, dat
Tak's wet zoo mogelijk onveranderd zou
worden aangenomen.
Wellicht is het in het belang van
het Vaderland, dat in deze dagen, nu
de Kamer op reces is, door alle Li
berale Kiesvereenigingen in ons land
worde samengewerkt om te verkrijgen
eene petitie waaruit de Kamerleden
kunnen zien, dat de meerderheid der
Liberale Partij Minister lak onbeperkt
wenscht te steunen.
Zou het niet mede liggen op den
weg van onzen Bond, nu eene verga
dering uit te schrijven, welke eene mo
tie zal behandelen, waaruit de lieer
v. d.. Kaay zwart op wit kan te
weten komen, dat de meerderheid der
kiezers van het noordelijk deel van zijn
district, zijne houding in zake de kies
wet afkeurt
Mij dunkt het wordt tijd, dat
dit misverstand uit den weg ruimen.
Gaarne Hoogachtend,
Uw Dienstwillige
JAN WINKEL
we
Mijnheer de Redacteur
„Boontje komt om zijn loontje dacht
ik, bij 't lezen van den strijd, die thans
in ons district wordt gevoerd naar aan
leiding van Mr. W. v. d. Kaag's hard
nekkig verzet tegen de kiesrecht-uitbrei
ding, zooals die door het liberaal kabinet
is voorgesteld.
Toen wij, vooruitstrevenden in dit
district, in 1891 de candidatuur van den
heer C. V. Gerritsen, proclameerden en
dit bij alle werkelijk liberalen ingang
vond, wijl de rondborstige verklaringen
van dien candidaat, gevoegd bij zijn
werkzaam verleden, vertrouwen inboe
zemde, toen hebben de bewonderaars van
den persoon des heeren v. d. Kaag geen
middel onbeproefd gelaten, om onzen
candidaat te bestrijden. Wij wensch-
ten een man als vertegenwoordiger, die
blijk gegeven had, van niet alleen met
de nooden en behoeften des volks bekend
te zijn, maar die ook door zijn jarenlange
leven en werken te midden eener plat
telands-bevolking vertrouwd was met de
toestanden van den boerenstand. Wie
zich zijne redevoeringen in ons district
over landbouw-aangelegenheden gehouden
herinnert, weet met hoeveel kennis van
zaken hij den vinger legde op wonde-
plekken onzer wetgeving; die zal zich
ook herinneren, dat deze vertrouwbare
hervormingsgezinde als voornaamsten
eiscli stelde de uitbreiding van het kies
recht. zoover de grondwet dit toelaat,
om dan, wanneer alle klassen der be
volking hare vertegenwoordiger hadden,
tot ingrijpende hervormingen in 't belang
der volksklassen en van den boerenstand
over te gaan.
Zóó iemand heeft men niet gewild.
Door elkander schrik aan te jagen met
den naam „radicaal" door kwaad te
spreken van onzen candidaat in particu
liere gesprekken en in kringen, waar
men geen tegenspraak behoefde te duch
ten door insinuatiën tegen zijn persoon
te plaatsen in couranten, die de candida
tuur van den heer v. d. Kaag, met hand
en tand verdedigden, door deze en tal
van futiele bestrijdingen wist men den
heer Gerritsen als kandidaat op zijde te
zetten en den heer v. d. Kaay op 't kus
sen te houden. De liberale partij moest,
aldus luidde de redeneering, wanneer zij
de meerderheid erlangde en de zoolang
gewenschte hervormingen ging tot stand
brengen, ook door ons district gesteund
worden en daarvoor was het noodig ie
mand af te vaardigen, die tot de libera
le partij behoorde. W ie er zóó over dach
ten kregen hun zin, en terwijl de radi
caal Gerritsen voor een ander district zit
ting hebbende, met alle macht de libe
rale regeering steunt, om het belangrijk
ste punt van het liberale program in
waarlijk liberalen geest tot uitvoering
te brengen, heeft de liberaal v. d. Kaag
den strijd tegen de voorgestelde kieswet
aangebonden en tracht op die wijze het
liberale ministerie ten val te brengen.
Wij krijgen op dit oogenblik weder
om te aanschouwen, wat de heer Gerrit
sen in 1891 aan de hand onzer parlemen
taire geschiedenis zoo duidelijk heeft in
't licht gesteld, t.w.: dat de hoognoodige
hervormingen gedurende het tijdperk 1867
1887 achterwege bleven, omdat de
liberale partij, niettegenstaande zij de
meerderheid had in de 2de kamer wegens
de conservatieve elementen, die zij in
haar midden duldde, onmachtig was ze
tot stand le brengen. Als de heer Ger
ritsen er op wees, dat op grond dezer
ervaring in het belang van land en volk
geen vertrouwen mocht worden gesteld
in kandidaten, die niet zonder omwegen
en zonder draaierijen verklaarden, hoe
zij over ingrijpende hervormingen dachten,
dan werd hij als een vijand der libera
len uitgekreten en zijn candidatuur naar
aanleiding van die uitlatingen bestreden.
Het had er in die dagen veel van of
onbekendheid met de belangen van ons
district en verandering van inzicht daar
omtrent tot aanbeveling strekten van den
te stellen kandidaat. Of was het niet de
heer Jb. Zijp van Wieringerwaard, die
in de vergadering van den Bond van
plaatselijke liberale kiesvereenigingen,
10 Mei 1891 te Schagen gehouden, de
candidatuur - v. d. Kaag warm verdedig
de en daarvoor volgens uw blad van 14
Mei 1891 o a. aanvoerde: „Er bestond in
de laatste jaren met den heer v. d. Kaag
wel eenig verschil omtrent de wik- en
weegloonheffing, doch na de verklaring
dienaangande door den heer v. d. Kaag
te Schagen afgelegd, heeft Spr. in dezen
weer vertrouwen in hem. Was de heer
v d. Kaag vroeger meer de pleitbezor
ger voor Alkmaar, hij bleef buiten de
kwestie of de wik- en weegloonen te
hoog waren en stelde zich op het stand
punt, dat aan de wijze van heffing
niet te veranderen was.
Spreker gelooft, dat de heer v. d. Kaag
verkeerd was ingelicht, maar nu door
bespreking en briefwisseling tot een an
dere conclusie was gekomen, en Spr.
stelt zich voor, dat als de uitzonderings
wet maar aan de orde komt, de heer
v. d. Kaag zal stemmen voor de gelei
delijke verlaging der wik- en weegloo
nen."
N. B. Van een afgevaardigde, die ge
durende 16 jaren zitting heeft voor 't
zelfde district en die in dien tijd her
haalde malen aan de discussie over dat
onderwerp in de Tweede Kamer deel
neemt, wordt na een tijdperk van 16
jaren gezegd dat er verschil bestond
tusschen hem en zijn committenten over
een vraagstuk, dat dezen na aan 't har
te ligt en dit hieraan wordt toegeschre
ven, dat de afgevaardigde ver
keerd was ingelicht! En dit moet
dan strekken ter aanbeveling zijner
candidatuurNiemand scheen te meenen,
dat de afgevaardigde zich dan in die
16 jaren maar goed op de hoogte had
moeten stellen. In de vergadering der
vrijzinnige kiesvereeniging te Wierin
gerwaard, den 26sten Mei 1891 gehou
den, heeft dezelfde heer Zijpvoorzitter
dier vereeniging, volgens het verslag in
de Alkmaarsche Courant, datzelfde ar
gument nog eens met groot succes (de
heer v. d. Kaay werd daar met 22 van
de 25 stemmen gecandideerd) aangevoerd.
„Hij (de heer Zijphield zich overtuigd,
dat nu de heer v. d. Kaag mogelijk be
ter op de hoogte gekomen zijnde met
den aard van het marktwezen, bij eene
volgende behandeling van de uitzonde
ringswetten stelling voor de belangen
van den landbouwenden stand zal optre
den."
Nog eens heeft het er niet veel van
of onbekendheid met de belangen, die
men van iemand wenscht, dat hij ook
zal vertegenwoordigen, in ors district
tot aanbeveling eener candidatuur strekt?
Ik wil recht doen mijnheer de Re
dacteur, en daarom vermelden, dat die
aanbeveling niet weersproken bleef. Vol
gens uw verslag was het de heer Backx,
die krachtig protesteerde. Hij beaamde,
„dat een afgevaardigde tot een ander
inzicht kan komen, maar met den heer
v. d. Kaag was dat alleen, omdat hij
wist, dat anders zijn baantje gevaar liep."
Toen wij in 1888 hier mr. Levy candi
daat stelden, begon v. d. Kaay notitie
te nemen van de kiezers. Vroeger maak
te hij zich ten dize aan nonchalance
schuldig." Dat protest mocht niet baten,
en zoo kreeg men dan de afgevaardigde
die thans door l)s. v. K/ugve wordt in
bescherming genomen.
„Men mag het niet doen voorkomen,
alsot Mr. v. d. Kaag ooit iets anders
heeft doen verwachten, dan door hem in
zijne amendementen belichaamd is," al
dus schrijft Ds. v. Klugve in uw blad
van 20 Aug. 1. 1.
Weet deze voorlichter van het publiek
dan niet, dat de heer v. d. Kaag in 1883
een brochure publiceerde, waarin hij op
bladz. 28 verklaarde, dat in de kieswet
niet langer de kiesbevoegdheid afhanke
lijk moest worden gesteld van het be
talen van zeker bedrag in 's Rijks
directe belastingen?
En weet hij dan niet, dat art. 4 van
het voorgestelde amendement letterlijk
luidt„Deze wet acht het bezit van het
in 't vorig arlikel genoemde kenteeken
(van geschiktheid en maatschappelijken
welstand) aanwezig bij hem, die over het
laatstverloopen jaar in de grondbelasting
tot een bedrag van ten minste één gul
den of in eenige andere directe rijksbe
lasting, uitgezonderd het recht van patent,
is aangeslagen Door het recht van pa
tent uit te sluiten, schiet nog het per
soneel en de Vermogensbelasting als di
recte Rijksbelastingen over.
Men ga nu maar eens na hoeveel ar
beiders in de steden en op het platteland
in die belastingen zijn aangeslagen, en
oordeele dan over deze woorden van den
heer v. Klnyveen wat de heer v. d.
Kaag c. s. als positief kenteeken verlangt
is zoo gering, dat het waarlijk niet ge
zegd kan worden, ook nuar iets van zijn
bekend gevoelen te hebben prijs gegeven."
Maar wellicht zoekt de beer v. Klugve
„het geringe" van het door den heer
v. d. Kaag verlangde positieve kenteeken
in de andere bepalingen van het amen
dement. Deze zijn het afleggen van een
examen voor de benoeming tot een ambt,
het in eigendom bezitten van f 100.
inschrijving op het Grootboek of
f 50.op een spaarbank, of het bewo
nen gedurende minstens één jaar van een
woning, waarvan de werkelijke huur
tenminste bedraagt f 1.25 per week in
Alkmaar en van f 1.per week in alle
overige gemeenten van ons district.
Is dat zóó, noemt de heer v. Klugve
dat een ge iuge eisch, dan zou ik hem
dea raad willen geven, zich eens wat
beter op de hoogte te stellen van den
toestand, waarin onze arbeidende bevol
king in de stad en ten platten lande
verkeert. Dan toch zal hij ervaren, dat
arbeiders met een inschrijving op het
Grootboek of op een spaarbank zeer
dun gezaaid zijn en dat de loonen van
vele arbeiders te laag zijn, om daarvan
eene woning van f 1.25 of f 1.per
week te kunnen huren, llij zal dan tot
de overtuiging komen, dat bij aanneming
van het amendement v. d. Kaag c. s. de
kiesbevoegdheid wel tot maar niet
tot en met de arbeidende klasse is
uitgebreid.
Indien het waar is, wat de heer v.
Klugve schrijft, „dat de candidaatstelling
van mr. v. d, Kaag in 1891 met groote
meerderheid tegenover den heer Gerrit
sen, wel is waar het beste bewijs is, dat
de meerderheid der verbonden kiesver-
eenigen geen uitbreiding wenschte als
door de minderheid, die in den heer
Gerritsen haar candiaat had gevonden,
werd begeerd," dan blijkt tevens
uit de houding, die de heer Gerritsen
thans inneemt tegenover de vooruitstre
vende kiesrecht-ontwerpen van het li
berale ministerie, dat evenals in vele
andere kiesdistricten ook in het zich
noemende liberale district Alkmaar, de
behoudende elementen hebben gezegevierd.
Of zij die zegen behaalden door over de
kardinale kwesties van het program te
zwijgen of door er omheen te praten
door u een politieke slimheid genoemd
kan ons niet meer helpen, maar wel
rijst nu de m.i. zeer gewichtige vraag:
Is de tijd gekomen, om de conservatieve
elementen uit te werpen, ja of neen?
Ziet men geen kans ze uit het libe
rale kamp te verdrijven, moet dan de
trouw aan vooruitstrevende beginselen
niet gebieden, het kamp te verlaten en
onder een ander vaandel den strijd voor
de groote, ons wachtende hervormingen
te voeren?
Wie ontkennend antwoordt bedenke
dat „boontje komt om zijn loontje,"
J. Huizinga.
H.-H.-Waard, 21 Aug. 1893.
Ingeschreven van 1922 Aug. 1893.
Geboren Cornelis z. v. Jan Groet en
van Gerritje Peper. Cornelis Coenraad, z.
v. Pieter Wit en van Sophia Lamberta
Carsten.
Ondertrouwd Gerrit Metselaar j. m.oud
31 jaar, en Aaltje Bakker j.d. oud 22 jr,
beiden wonende te Schagen.
Getrouwd Geene.
Overleden Theresia, Margaretha, Maria,
Merz, oud 2 md.
Ingeschreven van 11 18 Aug. 1893.
Geboren Johan, z. v. Jan Pool en
Geertrui van Megchelen. Klaas z. v. Arie
Nieuwland en Aaltje Koning.
Ondertrouwd Geene.
Getrouwd; Jan Hendrik tar Burg jm.
Metselaar, 27 jaar. te Anna Paulowna, en
Maartje Muntjewerf, jd. zonder beroep 23 j.
te Zijpe.
OverledenGerrit Heman, 38 jr. wedn.
van Hendrica van Amersfoort.
u oom, 19 Aug, 1893. Aangevoerd.
H. L. Rogge
1
10 Tarwe
8 Garst
12 Haver
i WittoErwten
Groene dito
Grauwe dito
Vale dito
Bruine boonen
Geelebooneu
Wiiteboonen
Paardenb.
a
6.— a
4.25 a
3.- a
8.50 a
9.50 a
12.— a
7— a
6.a
7.—
5.—
4.—
10.—
12
14.50
14.50
9.50
a
Karweizaad
9
16.50
a
Mosterdzaad
y
20.-
a
18 Paarden
s
65.-
a
150.
2 Koeien
„150.—
a
210.
3 Kalveren
9
8.-
a
15.
46 Schapen
9
10.—
a
12.
Lammeren
9
a
24 Varkens
9
12.—
a
24.
Zeugen
D
a
87 Biggen
9
6.—
a
12.
Kip-Eieren per 100
V
3.50
a
900 koppen boter 70 a 75 cents per kop
Al I k na a a r 19 Aug.
3 Paarden
24 Koeien
Ezel
vette Kalveren
20 nucht dito
169 magere Schapen
lammeren
52 magere Varkens
136 Biggen
4 Bokken en Geiten
Kleine Bokjes
Boter per P.
Kipeieren per 100
Eendeieren
1893. Aangevoerd:
f 70.— a 150.—
40.— a 170.—
-.— a
a
6.— a
8.- a
lö!— a
7— a
—.70 a
—.70 a -.80
3.50 a
a
18.—
16.—
20.—
10.5o
4.—
4.—