De vegen Yan bet noodlot. B ij v o e g s e 1, behoorende bij de Srhager Courant van ZONDAG 22 OCTOBER 1893, l¥o. 2**1. Gemegd Nieuws. FEUILLETON. xxxx Het paard als slachtdier. Nog altijd wordt ten minste in onze provincie het paardenvleesch, zoo niet verafschuwd, da* toch in allen gevalle niet naai waarde geschat. De tijd Z3l ko- meD, dat het als voedingsmiddel eene zeer .voorname rol zal vervollen en gaarne wil len wi daartoe medewerken vandaar dat wij wederom de aandacht er op vestigen. Onder alle diereD, welke de mensch dienstbaar aan zich heeft gemaakt neemt het p ard de eerste plaats in, wegens de uitstek e diensten, die het bewijst. Hier ataal tegenover, dat het dier ellendig behan deld wordt. Zoolang het jong en frisch is, is de verzorging in den regel zeer goed, maar zoodra het een aantal jaren ond is, begint vaak de marteling, waarvoor een fatsoenlijk mensch zich moet schamen. Zijne krachten worden op de verschrikke lijkste wijze ten nntte gemaakt, zoolang het arme dier nog in staat is zijn afge beuld lichaam voort te slepen en het meest al ellendig voedsel te kauwen en te ver teren. Het is veelal overgeleverd aan eene klasse van meuschen, die gewis ten deele niet bij machte zijn om betere paarden te koopen, maar tevens naar het schijnt geen medelijden kennen en onbarmhartig met stok en zweep de laatste krachten van het dier verbruiken. Niemand bekom mert zich om den martelaar van den ar beid, ook, naar 't schijnt, de zich nutte loos noemende vereeniging tot bescherming der dieren niet. Ten laatste wordt het naar de slacht bank gebracht en op één lijn gesteld met het rund. Maar dan heeft men in 't al gemeen nog een afkeer van het dier, dat zoo lang zijne onschatbare diensten heeft be wezen. Wat het vlecsch betreft kan men zeg gen, dat het even gezond als smakelijk en voedzaam is, een oordeel, zegt een schrij ver, waarm ieder zal meegaan, die zijn vooroordeel omtrent paardenvleesch over wonnen heeft. Het bevat 15.40 pet. droge Roman van Curt Hoffmoister. (Vertalingsrecht verzekerd.) Melanie ontving Woligang in den tuin der villa; zij was verlegen en ontroerd. „Het doet mij zeer veel genoegen, u we der te zien," eeido de baron, hare band vat tende, „on hoe smartelijk ook het verlies van uw broed ;r u moest treffen, zoo wensch ik u toch geluk mot het bezit van dat gene, wat het levenslot u heeft beschoren." Beiden namen plaats op een paar tuin stoelen, welke in do onmiddellijke nabijheid van een boschje oranje-boomen stonden, en aan welke zijde de tuin door de zee begrensd werd. „Had ik in die zaken iets te zeggen ge had," antwoordde Melanie ernstig, „dan zou ik nooit langs digp weg aan een vermogen zijn gekomen, temeer daar ik gevoelde, dat mijn broeder en ik ons misdroegen jegens onzenwel- dooner, wien dit vermogen ontnomen werd." „Gij hadt beiden toch zeer deugdelijke aan spraken op het good." „Het is niet te doen geweest om het land goed alleen", antwoordde Melanie, „men is nog verder gaan; men vordert zelfs do op brengst van den Vilahof voor den tijd, dat zij iu 't bezit van uwe familie geweest is. Ik moest mij, omdat ik oumondig was, dit alles laten welgevallen. Sedert eenige dagen ben ik meerderjarig geworden, en bij den f\ /d mijns broeders, zijn ook diens rechten op mij overgegaan; nu heb ik bij bet gerecht de terugtrekking der aanklachtgeboden." „Maat wilde Wolfgang in het midden brengen. „Neen, geen maarl" viel zij in. „üw ge voel van recht, zegt u, dat ik goed gehan deld heb. En ik vraag u, heer baron, heb ik niet in vervlogen dagin, die ik mij nog steeds mot vreugde herinner, wijl zij mij aan uwe goedheden herinneren heb ik toen maals niet steeds gedaan, wat ik doen moest, zoo spoedig ik overtuigd was, dat het recht was!" „Zee- zeker," gaf Wolfgang lachend ten antwoo. 1. „En mijnheer de baron, nu vraag ik u, wat gij deen zoidt, wanneer gij nu in mijn plaats stondt? Z6g mij toch, wat uw hart u sou ingeven? stof, 74.50 pet water, 22.20 pet. eiwit en 15 pet. stikstof, dus meer voedingstof fen dan 't ruudvleesch. De eenigszins zoete smaak V3n gekookt vleesch schijnt te moeten worden toegeschreven aan de uit sluitende havervoediog van het dier en men gelooft, dat bij eene goede mesting deze smaak zal verdwijnen of ten minste verminderen. Van groot belang is het, dat het dier niet of slechts zeer weinig aan woekerdie- ren onderhevig is, die zoo dikwijls het rund- en varkensvleech ongenietbaar ma ken, zooals vinnen (cysticercus collulosae), trichinen en vooral de tuberculs oftering. De statistiek voor de laatstgenoemde ziekte vooral, is van zoo groot belang en zoo interressant, dat wij voornamelijk met het oog op de tegenwoordige vetweiders kwestie hier een staaltje uit 't buiten- iand geven. Te Berlijn werden van 1 A- pril 1890 tot 31 Maart 1891 in de ab- batoirs geslacht 124,593 koeien. \an deze waren 14.793 tuberculeus, dus ongeveer twaalf procent of 1 op de 8 1,2 Van deze tuberculeuse koeien werden door desbevoegden 1586 totaal afgekeurd, terwijl van de overige 13.207 sommige deelen werden vernietigd. Samen bedroeg dit niet minder dan 41.372 lichaamsdee- len. In de centrale paardeoslacbterij te Berlijn werden 8471 paarden geslacht in hetzelfde tijdsverloop, en geen enkel was tubercu leus. In geheel Pruisen werden volgens het statistiek-bureau van 1 April 1890 tot 31 Maart 1891 geslacht 482,621 koei en, waarvan 30.118 tuberculeus waren, dat is ongeveer 6ys pet. of 1 op de 16. In hetzelfde tijdstip werden in Pruisen 53.821 paarden geslacht en hiervan wa ren 40 tuberculeus, dat is 0,08 pet. of 1 op de 1332. Het groote verschil tusschen het aantal tuberculeuse gevallen bij runderen te Berlijn (12pct.) en in 't overige Pruisen (6 pet.) heeft zijn reden niet hierin, dat er een minder kwaliteit vee naar Berlijn gaat, maar in de daar zeer streng doorgevoerde vleesch- keuring. De slachtpaarden worden in Prui sen niet alleen na hel slachten, maar ook onmiddelijk vóór het slachten, alzoo levend, gekeurd en deze keuring is zoo streng mogelijk, zoodat het gevaar van ongezond paardenvleesch te krijgen daar feitelijk niet bestaal. „Nu," bekende Wolfgang na eenig aarze len, „ik zou waaarschijnlijk eveneens hande len als gij, en ik neem het aangebodene dankbaar aan. Zoo u uwe edelmoedige daad nu reeds voldoening en vreugde verschaft, dan zal die nog verhoogd worden, wanneer ik u de bekentenis doe, dat gij mij daardoor juist van de armoede gered hebt." „En daartoe had ik moeten medewerken!" riep Melaaie uit, in tranen uitbarstende, „ik, die aan u meer dan mijn leven heb te dan ken?" Wolfgang vatte haar hand en bracht die aan zijne lippen. „Gij hebt alles weder goed gemaakt, en ik weet niet, hoe ik u er voor danken zal. Maar zeg mij nu, boe het u gaat en' wat u is wedervaren, sedert wij elkaar niet meer gezien hebben?" Wanneer aardsche rijkdom waarlijk ge lukkig zou kunnen maken, dan ben ik het," antwoordde Melanie met een diepe zucht. „Maar ik durf u ter nauwernood vragen, hoe het met u gaat, want ik zie, dat gij lijden de zijt, mijnheer de baron." Noem mij zoo niet," verzocht Wolfgang. „Na alle gebeurtenissen, die onze wegen io elkaar strengelden, kunnen wij elkaar be schouwen als broeder en zuster, en wan neer gij mij het wilt toestaan, Melanie, dan zal ik voor u een broeder zijn in de plaats van bem, dien gij verloren hebt." „Gij zijt voor mij reeds een beteren broe der geweest", antwoordde Melanie. „Maar gij zegt mij niet, of gij ziek zijt, en toch vrses ik dit, want gij zjjt zeer veranderd. O, on getwijfeld zijn mijn broeder en ik daarvan de oorzaak, Wolfgang!" Zij sprak zijn naam aar zelend en zacht uit en bet bloed steeg baar maar de slapen, alsof zij hem gezegd had, dat zij hem liet had. „Neen, Melanie, de gedachte aan mijn vermogen beeft mij geen kommer berokkend, iets anders is het, dat mij ellendig heeft ge maakt." Hij zweeg hierover en vroeg nu: „Is het u bekend, dat Felicitas hier dichtbij vertoeft?" Melanie begreep bem. „Ja, ik weet bet, zij heeft mij uit Nizza geschreven. Ik zal haar bezoeken, en hoop haar te bewegen, mij de redenen mede te deelen, welke „Ik ken die beweegredenen reeds en zij zijn van dien aard,dat ik mijn laatste hoop vernietigd zag. Op mijne verbintenis met Fe licitas zou de vloek van baar moeder rus ten, aan wier levensgeluk mijn vader in zjjn jeugd zich vergrepen beeft,zonder dien misstap aan het echtaltaar te verzoenen." Melanie zonk in baar stoel terug en keek Wat wij meenen, dar hier ten lande nooit plaats heelt, is dat in Pruisen vele oude paarden vaak 4 tot 6 weken gemest wor den. De twijfelachtige lekkere smaak vau taai vleesch eener oude koe is onzen le zers bekend, terwijl met proeven van ou de paarden, welke gemest worden, gebleken is, dat het vleesch er van aan weekheid en sappigheid niets te wenschen overliet. Om si die redenen is het paard een uitmuntend slachtdier. Bij onze voorouders, uit de oud-germaanschen tijd was het paard, inderdaad het voornaamste slachtdier, welks vleesch met voorliefde, en vooral bij offer feesten gebruikt werd, totdat het Christen dom kwam, alie heidensche gebruiken ver wierp en ook het gebruik van paardenvleesch verviel. Alleen te Parijs ruimt men langzamer- haud het vooroordeel op, volgens het aantal aldaar geslachte paarden. Volgens opgave zijn er in 1891 geslachtte Lyon 5291 te Marseille 4188, te Lith 1800, te Rou- baix 1065, te Galais 549, te Berlijn (1890 - 91) 8471, in geheel Pruisen 53.281 en te Parijs 26.436 paarden, ezels en muil ezels. Het slachten der paarden heeft tevens dat groote voordeel nog, dat het gehalte der paarden er zeer door verbetert. Beringer zegt daarvan „Buitengewoon is de verbe tering van het paarden materiaal sinds de invoering van het paard als slachtdier te Parijs. De afgejakkerde, lamme, met won den bedekte oude paarden zijn in de laat ste 20 jaren meer en meer van de straten te Parijs verdwenen. Toch gelooven wij, dat onder de tegen woordige omstandigheden het gebruik vau paardenvleesch niet spoedig Z3l toenemen, dat het vooroordeel niet zal wijken. Dit licht aan de omstandigheid, dat o. i. alleen ou de, afgemartelde paarden naar de slacht bank gaan. Wel leest men vaak in de ad vertenties #een puik, joug paard geslacht maar het volk wantrouwt over het alge meen dergelijke mededeelingen. Om het paardenvleesch onder alle standen der maatschappij in te voeren, dient ie mand het initiatief te nemen om iu eene der voornaamste stralen eene groote slachterij op te zetten en alleen paarden te koopen, die goed bevleeschd zijn. Oude koeien gaat men mesten, waarom wordt hetzelfde niet gedaan met oude paar den, die in korten rijd Vetgemest kunnen den baron strak aan. „Is dat de hinderpaal? O, mij God!" riep zij met een verhelderd gelaat uit, als viel er een zware last van haar hart, „wanneer gij eens wist, welk eeu last uwe mededee- ling mij van het harte neemt! Ik heb een geheim bij mij gedragen, hetwelk ik met verzwijgen mag, maar waarvan de onthulling mij toescheen een wreedheid te zijn jegens Felicitas, want zij ontnam haar niet alleen het recht op de erfenis van haar vader, maar ook het recht op haar eigen vermogen, hetwelk zou vervallen aan hare tante. Felicitas is niet het kind dergenen, die zij tot nu voor haro ouders heeft gehouden. De vloek eener vrouw, die niet hare moeder is, kan haar levensgeluk onmogelijk in den weg staan." „Nog spreekt gij in raadselen, Melanie!" „Ik weet niet, of het u bekend ia," ver volgde Molanie, „dat het vermogen, hetwelk Feszner's echtgenoote van haar grootvader te wachten had, op Felicita's tante moest zijn overgegaan, wanneer Feszner's huwelijk kin derloos bleef. Deze hardvochtigheid van een grootvader, om de eigen schoondochter ten gnnste eener verre bloedverwante oudor ze kere omstandigheden te onterven, zal hare aanleiding gevonden hebben in de onmeedoo- gende veroordeeling van dien misstap, waar over gij zooeven spraakt. Feszner's vrouw schonk haar echtgenoot een dochtertje, het welk evenwel kort na de geboorte stierf. Om dien tijd bet was gedurende de oor log van 1870 bevond zich onder de gewon den, die op Villahof verpleegd werden, een fransch kapitein, Bourdin geheeten. Hij stierf in de armen zijner jonge gade, die uit Frank rijk hierheen gesneld was, en de ongelukkige weduwe werd ziek tengevolge der vermoei nissen van de reis en van gebrek, nadat zij aan een meisje het leven geschonken had. Feszner hoorde van deze treurige omstandig heden; hij wendde zich tot vrouw RölliDg, die do kapiteins weduwe en haar kind in bet berkenhuisjeverpleegde.en kocht deze dooreen aanzienlijk bedrag om, hem het levende kind der franijaise te brengen en daarvoor zijn dood kind naast de uitgeteerde vrouw te leg gen. Door dit bedrog verzekerde hij zich e* zjjn vrouw het genot van eeu aanzienlijk ka pitaal. Feszer's vrouw heeft nooit iets ver nomen van den dood van haar eigen kind en van de verwisseling met een vreemd kind en daarom heeft zij Felicitas voor haar ei gen dochter gehouden." Wolgang was sprakeloos van vertwijfeling en geleek op een marmeren beeld. Eindelijk stamelde bjj: „Zoo zou dus Felicitas j worden? Men meetie niet, dat de goed koopte van het vleesch de reden daarvoor is, want het paardenvleesch heeft meer waar ie dan rnndvleesch en zonindien het eene zeer vertrouwbare zaak was allengs in prijs stijgen, zoodat vrij booge prijzen besteed konden worden voor flinke paarden. Wellicht zal het nog lange jaren doren, voordat het algemeen gegeten wordt, maar die tijd zal komen en dan zal ieder bekennen, dat onze heidensche vooronders geen ongelijk hadden. L. C. Een mode 1-w erksmanwo— niug. Aan de zuidzijde van het tentoon stellingsterrein te Chicago staat een wit geschilderd, eenvoudig gebouwd huisje 28 Eng. voeten lang en 26 diep. Links is de deur, rechts de porei, de smalle veranda, waar men zomersavouds zit. De deur is dubbelde voorste gevlochten, laat wel frissche lucht, doch geen insecten door, de achterste, massieve, wordt bij koud weder gesloten. Poor de deur komt men in een 6 M. breede gang met rechts een deur, die toegang geeft tot de woon kamer en linfes een houten trap, waarme de men naar de eerste verdieping, tevens de bovenste gaat. Gelijkvloers bevat het huis een keuken met voorraadkamer en een leiding voor warm en koud water, een huiskamer met 3 vensters, schoorsteen en twee deuren, benevens een badkamer met'waterleiding.Keuken en badkamer,om te voldoen aan de hoogste eischen der gezond heidsleer. Boven vinden we twee slaapka mers, ieder met een privaat, met vensters in dé tegenover elkander liggende muren waardoor deluchtvervsrsching zoogoed mo gelijk is, en een derde kamertje dat, als zolder of zoo noodig als slaapkamer dienst kaa doen. Dit huisje is de model-arbeiderswoning van den staat New—York, gebouwd naar het ontwerp van Mr. Pratt, den secretaris van het genoemde Pratt instituut. Het denkbeeld van eeu dergelijke onderneming werd opgevat door Lucy Salmen, hoog- leerares aan Vassar College Haar ontwerp, dat als onpractisch veroordeeld was, werd omgewerkt door den voorzitter van de tentoonstellingscommissie van den Staat New—York, het Senaatslid Thatcher. Het huis zelf kost 1000 dollars, voor de in richting zijn 299 dollars 50 cent be steed het wordt bewoond door een arbei dersgezin, bestaande uit man, vrouw en „De doehter zijn van kapitein Alphonse Bourdin en diens gemalin Irima," vol- eindige Melanie. „Beiden rusten naast de andere slachtoffers van den oorlog op het dorpskerkhof." „En hoe zijt gij met deze verrassende bijzonderheden bekend geworden?" vroeg Wolfgang. „Een maand geleden is vronw Rolling ge storven," antwoordde Melanie. „Op haar sterfbed beelt zij den douiiné in mijne te genwoordigheid het geheim toevertrouwd. Uit de kleine nalatenschap van het franscbe echt paar eigende zij zich een medaillon toe, waarin het portret van mevrouw Bourdin, teneinde een aandenken aan de overledene te bezitten. Ik zal het u laten zien." Zij stond op en begaf zich in de vilia. De baron sprong van zjjn stoel op en liep met groote schreden heen en weder. Hij had zich vleugels toegewenscht, om tot Felici tas zich te kannen begeven. Eensklaps bleef hij staan. Hij stond voor bet oranjebosebje, achter hetwelk de tain terrasvormig zich in zee uitstrekte. Daidelijk zag Wolfgang de schaduw van een manspersoon, die zich in de riehtiDg der zee verwijderde. In dit oogenblik keerde Melanie terug. Zij bracht het medaillon mede en legde het in Wolfangs hand. Verzonken in het aanschou wen der photographie van Bourdin echtge- Doote, vergat Wolfgang het geheimzinnig verdwijnen van dien vreemden man. „O, Melanie,"riep hij eindelijk uit, „boe rijk, hoe onuitputtelijk rijk hebt gij mij heden ge maakt. Gij hebt mij van de armoede gered on nu hebt gij mij ook mijne geliefdeweergegeven. Gij zijt de engel van mijn leven, en ik sta beschaamd voor u, met ledige handen!" Tranen van ontroering stonden in MelaDie's oogen. Wolfgang wilde met den eersten trein naar Felicitas. Melanie verzocht hem evonwel, al les aan haar over te laten. Zij beloof de morgen vroeg, zelve naar Nizza te zullen gaan en hem dadelijk na haar terugkomst bericht te zullen zenden. Daarop scheidden beiden voor heden. Toen Rolling achter den baron de tuin poort toesloot, herinnerde deze zich weder de heimzinnige verdwijning. Hij vroeg Rol ling of deze misschien in den tuin was ge weest. „Neen," was het antwoord, „ik ben tot nu iu de villa met inpakken bezig en niet buiten geweest." „Hoe kan dan een ongenood persoon in dat deel van den tuin gekomen zijn?" vroeg de baron verder. vier kinderen met een inkomen van 500 dollars jaarlijks, die door den man al daar verdiend wordende vrouw draagt niets bij tot onderhoud van hst gezin. Het huisje is netjes, eenvoudig ingericht en voldoet geheel aan de gewone levensom- si-ndigheden van den Amerikaanschen ar beider. De ziel der onderneming.de leidende geest, die zorgt en alles regelt, is miss Davis, een jonge geleerde, leerares aan het Pratt instituut te Brooklyn. Zeer belangwekkend is de wijze, waarop het geldelijk gedeelte der onderneming ge regeld is. Het gezin verdient 500 dollars, werkelijk een laag loou voor een Ameri- kaansch werkman. Hiervan gaan 120 dol lars af voor huishnnr en 100 dollars voor kleeding, die miss Davis in persoon ge boekt heeft. Zij heeft berekend, dat het beste pak van vader twee jaren, de beste zomer en de beste winterjapon van moe der ieder 3 jaren, de kleeren der knapen met inbegrip vau een tweede broek een jaar durpn. Door deeling kreeg zij toen het bedrag per jaar, dat tezamen 102,78 bedroeg. Voor vuur en licht zijn 30 dol lars, voor buitengewone uitgaven 50 dol lars uitgetrokken. Er blijven nu 200 d. voor voeding over d.i. 54 1/s cant per dag. Miss Davis koopt iederen dag in den winkel het be- noodigde, berekeDt daarvan de voedings waarde naar de tabellen van Boit-Pet- tenkofer en teekent dit met den prijs op een lijstje aan, dat aan den wand gehangen wordt. Miss Davis berekent de te voeden 5 personen het jongste kind is een zui geling op 3,8 volwassenen. De prijs van eiken maaltijd, die steeds goede voe dingswaarde behoort te bezitten, wordt ge middeld op 541/, ct. gesteld, doch bedraagt wel eens wat minder. Zoo werd 51 08 cent gegeven voor het ontbijthavermeelpap, met melk, brood met bof er, koffie met melk en suikervoor het middagmaal gevulde runderborst, ge bakken aardappelen, brood voor het avond eten pap van maïsmeel met suiker brood en kaas. Op eeu dezer meru's ko men twee vleeschen voor. Alleen met de maaltijden wordt in werkelijkheid een proef genomen. De kleeren worden in het geheel niet gebruikt, het huis en de meubelen slechts gedeeltelijk. De maaltijden echter worden door het gezin genuttigd en iedere maand zullen „Van uit zee." „Met welke bedoeling zou iemand hier kuunan binnen sluipen „Het zou goed zijn, mijnheer de baron," antwoordde Rolling, terwijl een donkere blos zijn gelaat overtoog, „wanneer gij uw vriend waarschuwdet, voor ik hem naar zijn keel vlieg." „Mijn vriendriep de baron getroffen uit. „Bedoelt gij mijnheer Maitland „Ja, dien meen ik. Sedert mejuffrouw Rettberg hier is, verliest hij haar niet uit het oog, niettegenstaande zij hem niet beeft willen ontvangen. Hij moet zich in acht nemen, want anders zal ik hem zijn schur kerij betaald zetten Op aandrang van den baron vertelde Rolling, hoe arglistig Maitland, Rettberg's vertrek naar Amerika had verhinderd, om den knaap bij de hand te hebben, en zich diens zuster door bedreigingen i nscbikkelijk te maken, en hoe hij Rolling in de ge vangenis opzocht, om bem over te halen tot teruggave van die papieren, wier ver lies hem machteloos maakte tegenover Me lanie. Wolfgang ontstelde van den blik, welken hij nu door Rölling's eenvoudige mededeelin- geu in Maitland's karakter verkreeg. Toen hij thuis kwam, zocht hij Maitland dadelijk op. „Maitland," zoo sprak hij hem aan, ter wijl hij zich alle moeite gaf, kalm te schij nen, „gij vervolgt eene dame, die ons bei den zeer goed bekend is on sedert eenige dagen in deze plaats vet toeft. Ik wil over zekere dingen, die gebeurd zijn en mijn oordeel zeer ten uwen nadeele gewijzigd hebben, nog het zwijgen bewaren. Maar dit wil ik u toch zeggen, dat ik die dame als mijne zuster beschouw, en dat ik elk, die haar lastig valt, zal behandelen als iemand, die mij persoonlijk beleedigt." Terwijl de baron dit zeide, stond Maitland met over de borst gekruiste armen en op gericht hoofd voor hom. Zijne tanden waren op elkaar geklemd en zijne wenkbrauwen gefronst. „Gij zult u die taal tegenover mij be rouwen riep bij met bliksemende oogeu uit, „het is beter mij tot vrieud dan tot vjjand te hebben. Waag het niet, mij ooit in den weg te treden, want ik zou u als een verwelkt blad plat drukken!" Deze opheldering was kort en bondig en stond gelijk met een volslagen oorlogsver klaring. SLOT VOLGT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1893 | | pagina 5