De vegen Yan bet noodlot.
B ij v o e g s e 1, behoorende bij de
Srhager Courant
van ZONDAG 22 OCTOBER 1893,
l¥o. 2**1.
Gemegd Nieuws.
FEUILLETON.
xxxx
Het paard als slachtdier.
Nog altijd wordt ten minste in onze
provincie het paardenvleesch, zoo niet
verafschuwd, da* toch in allen gevalle
niet naai waarde geschat. De tijd Z3l ko-
meD, dat het als voedingsmiddel eene zeer
.voorname rol zal vervollen en gaarne wil
len wi daartoe medewerken vandaar dat
wij wederom de aandacht er op vestigen.
Onder alle diereD, welke de mensch
dienstbaar aan zich heeft gemaakt neemt
het p ard de eerste plaats in, wegens de
uitstek e diensten, die het bewijst. Hier
ataal tegenover, dat het dier ellendig behan
deld wordt. Zoolang het jong en frisch
is, is de verzorging in den regel zeer goed,
maar zoodra het een aantal jaren ond is,
begint vaak de marteling, waarvoor een
fatsoenlijk mensch zich moet schamen.
Zijne krachten worden op de verschrikke
lijkste wijze ten nntte gemaakt, zoolang
het arme dier nog in staat is zijn afge
beuld lichaam voort te slepen en het meest
al ellendig voedsel te kauwen en te ver
teren. Het is veelal overgeleverd aan eene
klasse van meuschen, die gewis ten deele
niet bij machte zijn om betere paarden te
koopen, maar tevens naar het schijnt geen
medelijden kennen en onbarmhartig
met stok en zweep de laatste krachten
van het dier verbruiken. Niemand bekom
mert zich om den martelaar van den ar
beid, ook, naar 't schijnt, de zich nutte
loos noemende vereeniging tot bescherming
der dieren niet.
Ten laatste wordt het naar de slacht
bank gebracht en op één lijn gesteld met
het rund. Maar dan heeft men in 't al
gemeen nog een afkeer van het dier, dat zoo
lang zijne onschatbare diensten heeft be
wezen.
Wat het vlecsch betreft kan men zeg
gen, dat het even gezond als smakelijk en
voedzaam is, een oordeel, zegt een schrij
ver, waarm ieder zal meegaan, die zijn
vooroordeel omtrent paardenvleesch over
wonnen heeft. Het bevat 15.40 pet. droge
Roman van Curt Hoffmoister.
(Vertalingsrecht verzekerd.)
Melanie ontving Woligang in den tuin der
villa; zij was verlegen en ontroerd.
„Het doet mij zeer veel genoegen, u we
der te zien," eeido de baron, hare band vat
tende, „on hoe smartelijk ook het verlies
van uw broed ;r u moest treffen, zoo wensch
ik u toch geluk mot het bezit van dat
gene, wat het levenslot u heeft beschoren."
Beiden namen plaats op een paar tuin
stoelen, welke in do onmiddellijke nabijheid
van een boschje oranje-boomen stonden, en
aan welke zijde de tuin door de zee begrensd
werd.
„Had ik in die zaken iets te zeggen ge
had," antwoordde Melanie ernstig, „dan zou
ik nooit langs digp weg aan een vermogen zijn
gekomen, temeer daar ik gevoelde, dat mijn
broeder en ik ons misdroegen jegens onzenwel-
dooner, wien dit vermogen ontnomen werd."
„Gij hadt beiden toch zeer deugdelijke aan
spraken op het good."
„Het is niet te doen geweest om het land
goed alleen", antwoordde Melanie, „men is
nog verder gaan; men vordert zelfs do op
brengst van den Vilahof voor den tijd, dat
zij iu 't bezit van uwe familie geweest is.
Ik moest mij, omdat ik oumondig was, dit
alles laten welgevallen. Sedert eenige dagen
ben ik meerderjarig geworden, en bij den
f\ /d mijns broeders, zijn ook diens rechten op
mij overgegaan; nu heb ik bij bet gerecht
de terugtrekking der aanklachtgeboden."
„Maat wilde Wolfgang in het midden
brengen.
„Neen, geen maarl" viel zij in. „üw ge
voel van recht, zegt u, dat ik goed gehan
deld heb. En ik vraag u, heer baron, heb
ik niet in vervlogen dagin, die ik mij nog
steeds mot vreugde herinner, wijl zij mij aan
uwe goedheden herinneren heb ik toen
maals niet steeds gedaan, wat ik doen moest,
zoo spoedig ik overtuigd was, dat het recht
was!"
„Zee- zeker," gaf Wolfgang lachend ten
antwoo. 1.
„En mijnheer de baron, nu vraag ik u,
wat gij deen zoidt, wanneer gij nu in mijn
plaats stondt? Z6g mij toch, wat uw hart u
sou ingeven?
stof, 74.50 pet water, 22.20 pet. eiwit
en 15 pet. stikstof, dus meer voedingstof
fen dan 't ruudvleesch. De eenigszins zoete
smaak V3n gekookt vleesch schijnt te
moeten worden toegeschreven aan de uit
sluitende havervoediog van het dier en
men gelooft, dat bij eene goede mesting
deze smaak zal verdwijnen of ten minste
verminderen.
Van groot belang is het, dat het dier
niet of slechts zeer weinig aan woekerdie-
ren onderhevig is, die zoo dikwijls het
rund- en varkensvleech ongenietbaar ma
ken, zooals vinnen (cysticercus collulosae),
trichinen en vooral de tuberculs oftering.
De statistiek voor de laatstgenoemde
ziekte vooral, is van zoo groot belang en
zoo interressant, dat wij voornamelijk met
het oog op de tegenwoordige vetweiders
kwestie hier een staaltje uit 't buiten-
iand geven. Te Berlijn werden van 1 A-
pril 1890 tot 31 Maart 1891 in de ab-
batoirs geslacht 124,593 koeien. \an deze
waren 14.793 tuberculeus, dus ongeveer
twaalf procent of 1 op de 8 1,2
Van deze tuberculeuse koeien werden
door desbevoegden 1586 totaal afgekeurd,
terwijl van de overige 13.207 sommige
deelen werden vernietigd. Samen bedroeg
dit niet minder dan 41.372 lichaamsdee-
len.
In de centrale paardeoslacbterij te Berlijn
werden 8471 paarden geslacht in hetzelfde
tijdsverloop, en geen enkel was tubercu
leus.
In geheel Pruisen werden volgens
het statistiek-bureau van 1 April 1890
tot 31 Maart 1891 geslacht 482,621 koei
en, waarvan 30.118 tuberculeus waren, dat
is ongeveer 6ys pet. of 1 op de 16.
In hetzelfde tijdstip werden in Pruisen
53.821 paarden geslacht en hiervan wa
ren 40 tuberculeus, dat is 0,08 pet. of 1
op de 1332.
Het groote verschil tusschen het aantal
tuberculeuse gevallen bij runderen te Berlijn
(12pct.) en in 't overige Pruisen (6 pet.)
heeft zijn reden niet hierin, dat er een
minder kwaliteit vee naar Berlijn gaat, maar
in de daar zeer streng doorgevoerde vleesch-
keuring. De slachtpaarden worden in Prui
sen niet alleen na hel slachten, maar ook
onmiddelijk vóór het slachten, alzoo levend,
gekeurd en deze keuring is zoo streng
mogelijk, zoodat het gevaar van ongezond
paardenvleesch te krijgen daar feitelijk niet
bestaal.
„Nu," bekende Wolfgang na eenig aarze
len, „ik zou waaarschijnlijk eveneens hande
len als gij, en ik neem het aangebodene
dankbaar aan. Zoo u uwe edelmoedige daad
nu reeds voldoening en vreugde verschaft,
dan zal die nog verhoogd worden, wanneer
ik u de bekentenis doe, dat gij mij daardoor
juist van de armoede gered hebt."
„En daartoe had ik moeten medewerken!"
riep Melaaie uit, in tranen uitbarstende, „ik,
die aan u meer dan mijn leven heb te dan
ken?"
Wolfgang vatte haar hand en bracht die
aan zijne lippen.
„Gij hebt alles weder goed gemaakt, en ik
weet niet, hoe ik u er voor danken zal.
Maar zeg mij nu, boe het u gaat en' wat u
is wedervaren, sedert wij elkaar niet meer
gezien hebben?"
Wanneer aardsche rijkdom waarlijk ge
lukkig zou kunnen maken, dan ben ik het,"
antwoordde Melanie met een diepe zucht.
„Maar ik durf u ter nauwernood vragen, hoe
het met u gaat, want ik zie, dat gij lijden
de zijt, mijnheer de baron."
Noem mij zoo niet," verzocht Wolfgang.
„Na alle gebeurtenissen, die onze wegen io
elkaar strengelden, kunnen wij elkaar be
schouwen als broeder en zuster, en wan
neer gij mij het wilt toestaan, Melanie, dan zal
ik voor u een broeder zijn in de plaats van
bem, dien gij verloren hebt."
„Gij zijt voor mij reeds een beteren broe
der geweest", antwoordde Melanie. „Maar gij
zegt mij niet, of gij ziek zijt, en toch vrses
ik dit, want gij zjjt zeer veranderd. O, on
getwijfeld zijn mijn broeder en ik daarvan de
oorzaak, Wolfgang!" Zij sprak zijn naam aar
zelend en zacht uit en bet bloed steeg baar
maar de slapen, alsof zij hem gezegd had, dat
zij hem liet had.
„Neen, Melanie, de gedachte aan mijn
vermogen beeft mij geen kommer berokkend,
iets anders is het, dat mij ellendig heeft ge
maakt." Hij zweeg hierover en vroeg nu:
„Is het u bekend, dat Felicitas hier dichtbij
vertoeft?"
Melanie begreep bem. „Ja, ik weet bet,
zij heeft mij uit Nizza geschreven. Ik zal
haar bezoeken, en hoop haar te bewegen,
mij de redenen mede te deelen, welke
„Ik ken die beweegredenen reeds en zij
zijn van dien aard,dat ik mijn laatste hoop
vernietigd zag. Op mijne verbintenis met Fe
licitas zou de vloek van baar moeder rus
ten, aan wier levensgeluk mijn vader in zjjn
jeugd zich vergrepen beeft,zonder dien misstap
aan het echtaltaar te verzoenen."
Melanie zonk in baar stoel terug en keek
Wat wij meenen, dar hier ten lande nooit
plaats heelt, is dat in Pruisen vele oude
paarden vaak 4 tot 6 weken gemest wor
den. De twijfelachtige lekkere smaak vau
taai vleesch eener oude koe is onzen le
zers bekend, terwijl met proeven van ou
de paarden, welke gemest worden, gebleken
is, dat het vleesch er van aan weekheid en
sappigheid niets te wenschen overliet.
Om si die redenen is het paard een
uitmuntend slachtdier. Bij onze voorouders,
uit de oud-germaanschen tijd was het paard,
inderdaad het voornaamste slachtdier, welks
vleesch met voorliefde, en vooral bij offer
feesten gebruikt werd, totdat het Christen
dom kwam, alie heidensche gebruiken ver
wierp en ook het gebruik van paardenvleesch
verviel.
Alleen te Parijs ruimt men langzamer-
haud het vooroordeel op, volgens het aantal
aldaar geslachte paarden. Volgens opgave
zijn er in 1891 geslachtte Lyon 5291
te Marseille 4188, te Lith 1800, te Rou-
baix 1065, te Galais 549, te Berlijn (1890
- 91) 8471, in geheel Pruisen 53.281 en
te Parijs 26.436 paarden, ezels en muil
ezels.
Het slachten der paarden heeft tevens
dat groote voordeel nog, dat het gehalte
der paarden er zeer door verbetert. Beringer
zegt daarvan „Buitengewoon is de verbe
tering van het paarden materiaal sinds de
invoering van het paard als slachtdier te
Parijs. De afgejakkerde, lamme, met won
den bedekte oude paarden zijn in de laat
ste 20 jaren meer en meer van de straten
te Parijs verdwenen.
Toch gelooven wij, dat onder de tegen
woordige omstandigheden het gebruik vau
paardenvleesch niet spoedig Z3l toenemen,
dat het vooroordeel niet zal wijken. Dit licht
aan de omstandigheid, dat o. i. alleen ou
de, afgemartelde paarden naar de slacht
bank gaan. Wel leest men vaak in de ad
vertenties #een puik, joug paard geslacht
maar het volk wantrouwt over het alge
meen dergelijke mededeelingen. Om het
paardenvleesch onder alle standen der
maatschappij in te voeren, dient ie
mand het initiatief te nemen om
iu eene der voornaamste stralen eene
groote slachterij op te zetten en alleen
paarden te koopen, die goed bevleeschd
zijn.
Oude koeien gaat men mesten, waarom
wordt hetzelfde niet gedaan met oude paar
den, die in korten rijd Vetgemest kunnen
den baron strak aan.
„Is dat de hinderpaal? O, mij God!" riep
zij met een verhelderd gelaat uit, als viel
er een zware last van haar hart, „wanneer
gij eens wist, welk eeu last uwe mededee-
ling mij van het harte neemt! Ik heb een
geheim bij mij gedragen, hetwelk ik met
verzwijgen mag, maar waarvan de onthulling
mij toescheen een wreedheid te zijn
jegens Felicitas, want zij ontnam haar niet
alleen het recht op de erfenis van haar vader,
maar ook het recht op haar eigen vermogen,
hetwelk zou vervallen aan hare tante.
Felicitas is niet het kind dergenen, die zij
tot nu voor haro ouders heeft gehouden. De
vloek eener vrouw, die niet hare moeder is,
kan haar levensgeluk onmogelijk in den weg
staan."
„Nog spreekt gij in raadselen, Melanie!"
„Ik weet niet, of het u bekend ia," ver
volgde Molanie, „dat het vermogen, hetwelk
Feszner's echtgenoote van haar grootvader
te wachten had, op Felicita's tante moest zijn
overgegaan, wanneer Feszner's huwelijk kin
derloos bleef. Deze hardvochtigheid van een
grootvader, om de eigen schoondochter ten
gnnste eener verre bloedverwante oudor ze
kere omstandigheden te onterven, zal hare
aanleiding gevonden hebben in de onmeedoo-
gende veroordeeling van dien misstap, waar
over gij zooeven spraakt. Feszner's vrouw
schonk haar echtgenoot een dochtertje, het
welk evenwel kort na de geboorte stierf.
Om dien tijd bet was gedurende de oor
log van 1870 bevond zich onder de gewon
den, die op Villahof verpleegd werden, een
fransch kapitein, Bourdin geheeten. Hij stierf
in de armen zijner jonge gade, die uit Frank
rijk hierheen gesneld was, en de ongelukkige
weduwe werd ziek tengevolge der vermoei
nissen van de reis en van gebrek, nadat
zij aan een meisje het leven geschonken had.
Feszner hoorde van deze treurige omstandig
heden; hij wendde zich tot vrouw RölliDg,
die do kapiteins weduwe en haar kind in bet
berkenhuisjeverpleegde.en kocht deze dooreen
aanzienlijk bedrag om, hem het levende kind
der franijaise te brengen en daarvoor zijn
dood kind naast de uitgeteerde vrouw te leg
gen. Door dit bedrog verzekerde hij zich e*
zjjn vrouw het genot van eeu aanzienlijk ka
pitaal. Feszer's vrouw heeft nooit iets ver
nomen van den dood van haar eigen kind en
van de verwisseling met een vreemd kind
en daarom heeft zij Felicitas voor haar ei
gen dochter gehouden."
Wolgang was sprakeloos van vertwijfeling
en geleek op een marmeren beeld. Eindelijk
stamelde bjj: „Zoo zou dus Felicitas j
worden? Men meetie niet, dat de goed
koopte van het vleesch de reden daarvoor
is, want het paardenvleesch heeft meer
waar ie dan rnndvleesch en zonindien
het eene zeer vertrouwbare zaak was
allengs in prijs stijgen, zoodat vrij booge
prijzen besteed konden worden voor flinke
paarden. Wellicht zal het nog lange jaren
doren, voordat het algemeen gegeten wordt,
maar die tijd zal komen en dan zal ieder
bekennen, dat onze heidensche vooronders
geen ongelijk hadden. L. C.
Een mode 1-w erksmanwo—
niug. Aan de zuidzijde van het tentoon
stellingsterrein te Chicago staat een wit
geschilderd, eenvoudig gebouwd huisje 28
Eng. voeten lang en 26 diep.
Links is de deur, rechts de porei, de
smalle veranda, waar men zomersavouds zit.
De deur is dubbelde voorste gevlochten,
laat wel frissche lucht, doch geen insecten
door, de achterste, massieve, wordt bij
koud weder gesloten. Poor de deur komt
men in een 6 M. breede gang met rechts
een deur, die toegang geeft tot de woon
kamer en linfes een houten trap, waarme
de men naar de eerste verdieping, tevens
de bovenste gaat. Gelijkvloers bevat
het huis een keuken met voorraadkamer
en een leiding voor warm en koud water,
een huiskamer met 3 vensters, schoorsteen
en twee deuren, benevens een badkamer
met'waterleiding.Keuken en badkamer,om te
voldoen aan de hoogste eischen der gezond
heidsleer. Boven vinden we twee slaapka
mers, ieder met een privaat, met vensters
in dé tegenover elkander liggende muren
waardoor deluchtvervsrsching zoogoed mo
gelijk is, en een derde kamertje dat, als
zolder of zoo noodig als slaapkamer dienst
kaa doen.
Dit huisje is de model-arbeiderswoning
van den staat New—York, gebouwd naar
het ontwerp van Mr. Pratt, den secretaris
van het genoemde Pratt instituut. Het
denkbeeld van eeu dergelijke onderneming
werd opgevat door Lucy Salmen, hoog-
leerares aan Vassar College Haar ontwerp,
dat als onpractisch veroordeeld was, werd
omgewerkt door den voorzitter van de
tentoonstellingscommissie van den Staat
New—York, het Senaatslid Thatcher. Het
huis zelf kost 1000 dollars, voor de in
richting zijn 299 dollars 50 cent be
steed het wordt bewoond door een arbei
dersgezin, bestaande uit man, vrouw en
„De doehter zijn van kapitein Alphonse
Bourdin en diens gemalin Irima," vol-
eindige Melanie. „Beiden rusten naast
de andere slachtoffers van den oorlog op
het dorpskerkhof."
„En hoe zijt gij met deze verrassende
bijzonderheden bekend geworden?" vroeg
Wolfgang.
„Een maand geleden is vronw Rolling ge
storven," antwoordde Melanie. „Op haar
sterfbed beelt zij den douiiné in mijne te
genwoordigheid het geheim toevertrouwd. Uit
de kleine nalatenschap van het franscbe echt
paar eigende zij zich een medaillon toe,
waarin het portret van mevrouw Bourdin,
teneinde een aandenken aan de overledene te
bezitten. Ik zal het u laten zien."
Zij stond op en begaf zich in de vilia.
De baron sprong van zjjn stoel op en liep
met groote schreden heen en weder. Hij had
zich vleugels toegewenscht, om tot Felici
tas zich te kannen begeven. Eensklaps bleef
hij staan. Hij stond voor bet oranjebosebje,
achter hetwelk de tain terrasvormig zich in
zee uitstrekte. Daidelijk zag Wolfgang de
schaduw van een manspersoon, die zich in
de riehtiDg der zee verwijderde.
In dit oogenblik keerde Melanie terug. Zij
bracht het medaillon mede en legde het in
Wolfangs hand. Verzonken in het aanschou
wen der photographie van Bourdin echtge-
Doote, vergat Wolfgang het geheimzinnig
verdwijnen van dien vreemden man.
„O, Melanie,"riep hij eindelijk uit, „boe rijk,
hoe onuitputtelijk rijk hebt gij mij heden ge
maakt. Gij hebt mij van de armoede gered on
nu hebt gij mij ook mijne geliefdeweergegeven.
Gij zijt de engel van mijn leven, en ik sta
beschaamd voor u, met ledige handen!"
Tranen van ontroering stonden in MelaDie's
oogen.
Wolfgang wilde met den eersten trein naar
Felicitas. Melanie verzocht hem evonwel, al
les aan haar over te laten. Zij beloof
de morgen vroeg, zelve naar Nizza te zullen
gaan en hem dadelijk na haar terugkomst
bericht te zullen zenden.
Daarop scheidden beiden voor heden.
Toen Rolling achter den baron de tuin
poort toesloot, herinnerde deze zich weder
de heimzinnige verdwijning. Hij vroeg Rol
ling of deze misschien in den tuin was ge
weest.
„Neen," was het antwoord, „ik ben tot
nu iu de villa met inpakken bezig en niet
buiten geweest."
„Hoe kan dan een ongenood persoon in dat
deel van den tuin gekomen zijn?" vroeg de
baron verder.
vier kinderen met een inkomen van 500
dollars jaarlijks, die door den man al
daar verdiend wordende vrouw draagt
niets bij tot onderhoud van hst gezin. Het
huisje is netjes, eenvoudig ingericht en
voldoet geheel aan de gewone levensom-
si-ndigheden van den Amerikaanschen ar
beider.
De ziel der onderneming.de leidende geest,
die zorgt en alles regelt, is miss Davis, een
jonge geleerde, leerares aan het Pratt
instituut te Brooklyn.
Zeer belangwekkend is de wijze, waarop
het geldelijk gedeelte der onderneming ge
regeld is. Het gezin verdient 500 dollars,
werkelijk een laag loou voor een Ameri-
kaansch werkman. Hiervan gaan 120 dol
lars af voor huishnnr en 100 dollars voor
kleeding, die miss Davis in persoon ge
boekt heeft. Zij heeft berekend, dat het
beste pak van vader twee jaren, de beste
zomer en de beste winterjapon van moe
der ieder 3 jaren, de kleeren der knapen
met inbegrip vau een tweede broek een
jaar durpn. Door deeling kreeg zij toen
het bedrag per jaar, dat tezamen 102,78
bedroeg. Voor vuur en licht zijn 30 dol
lars, voor buitengewone uitgaven 50 dol
lars uitgetrokken.
Er blijven nu 200 d. voor voeding
over d.i. 54 1/s cant per dag. Miss Davis
koopt iederen dag in den winkel het be-
noodigde, berekeDt daarvan de voedings
waarde naar de tabellen van Boit-Pet-
tenkofer en teekent dit met den prijs op
een lijstje aan, dat aan den wand gehangen
wordt. Miss Davis berekent de te voeden 5
personen het jongste kind is een zui
geling op 3,8 volwassenen. De prijs
van eiken maaltijd, die steeds goede voe
dingswaarde behoort te bezitten, wordt ge
middeld op 541/, ct. gesteld, doch bedraagt
wel eens wat minder.
Zoo werd 51 08 cent gegeven voor het
ontbijthavermeelpap, met melk, brood
met bof er, koffie met melk en suikervoor
het middagmaal gevulde runderborst, ge
bakken aardappelen, brood voor het avond
eten pap van maïsmeel met suiker
brood en kaas. Op eeu dezer meru's ko
men twee vleeschen voor. Alleen met de
maaltijden wordt in werkelijkheid een proef
genomen. De kleeren worden in het geheel
niet gebruikt, het huis en de meubelen
slechts gedeeltelijk.
De maaltijden echter worden door het
gezin genuttigd en iedere maand zullen
„Van uit zee."
„Met welke bedoeling zou iemand hier
kuunan binnen sluipen
„Het zou goed zijn, mijnheer de baron,"
antwoordde Rolling, terwijl een donkere
blos zijn gelaat overtoog, „wanneer gij uw
vriend waarschuwdet, voor ik hem naar
zijn keel vlieg."
„Mijn vriendriep de baron getroffen
uit. „Bedoelt gij mijnheer Maitland
„Ja, dien meen ik. Sedert mejuffrouw
Rettberg hier is, verliest hij haar niet uit
het oog, niettegenstaande zij hem niet beeft
willen ontvangen. Hij moet zich in acht
nemen, want anders zal ik hem zijn schur
kerij betaald zetten
Op aandrang van den baron vertelde
Rolling, hoe arglistig Maitland, Rettberg's
vertrek naar Amerika had verhinderd, om
den knaap bij de hand te hebben, en zich
diens zuster door bedreigingen i nscbikkelijk
te maken, en hoe hij Rolling in de ge
vangenis opzocht, om bem over te halen
tot teruggave van die papieren, wier ver
lies hem machteloos maakte tegenover Me
lanie.
Wolfgang ontstelde van den blik, welken
hij nu door Rölling's eenvoudige mededeelin-
geu in Maitland's karakter verkreeg. Toen
hij thuis kwam, zocht hij Maitland dadelijk
op.
„Maitland," zoo sprak hij hem aan, ter
wijl hij zich alle moeite gaf, kalm te schij
nen, „gij vervolgt eene dame, die ons bei
den zeer goed bekend is on sedert eenige
dagen in deze plaats vet toeft. Ik wil over
zekere dingen, die gebeurd zijn en mijn
oordeel zeer ten uwen nadeele gewijzigd
hebben, nog het zwijgen bewaren. Maar dit
wil ik u toch zeggen, dat ik die dame als
mijne zuster beschouw, en dat ik elk, die
haar lastig valt, zal behandelen als iemand,
die mij persoonlijk beleedigt."
Terwijl de baron dit zeide, stond Maitland
met over de borst gekruiste armen en op
gericht hoofd voor hom. Zijne tanden waren
op elkaar geklemd en zijne wenkbrauwen
gefronst.
„Gij zult u die taal tegenover mij be
rouwen riep bij met bliksemende oogeu
uit, „het is beter mij tot vrieud dan tot
vjjand te hebben. Waag het niet, mij ooit
in den weg te treden, want ik zou u als
een verwelkt blad plat drukken!"
Deze opheldering was kort en bondig en
stond gelijk met een volslagen oorlogsver
klaring. SLOT VOLGT.