Neerbosch. L a n (J b o u w. Gemengd Nieuws. Onlangs werd medegedeeld dat in de Neerbosch-commissie ernstige verdeeld heid is ontstaan omtrent het uittebren- gen rapport en dat hierin de reden moest worden gezocht waarom dit zoo buiten gewoon lang uitblijft. De mededeeling werd toen tegenge sproken. Thans echter wordt zij bevestigd door de Middelburgtche Courantwaarin wij het volgende lezen Naar wij uit goede bron vernemen, is door negen leden der Neerbosch-com- missie een vernietigend rapport omtrent den heer J. van 't Lindenhout opge maakt. „Het lange uitblijven van het eind rapport is waarschijnlijk aan bovenstaand feit toe te Schrijven. Yerder vernemen wij dateene gerechte- telijke vervolging van den heer Yan 't Lindenhout hoogstwaarschijnlijk niet zal uitblijven. „In verband met een en ander is wel opmerkelijk het feit, waarop de heer G. van Deth dezer dagen wees, dat die direc teur der weesinrichting te Neerbosch Za terdag, in deze week der geledente Nij megen in de zaal Concordia zal voorgaan in het „gebed en dankzegging" en tevens spreken zal over School en Huisgezin „Een ieder denke het zijne ervan." V ee voederen. Meer dan andere jaren is de voeder- vraag een dringende. Voor 'n gedeelte dezen zomer mislukt heeft men bij velen thans overvloedig voeder, al is 't ook niet met zin, in .den vorm van aardappelen. 01 eene sterk gedreven aardappelvoedering kan, hangt af van het bijgevoegde, waardoor we evenwicht krijgen in de voedingsstoffen. Wel terdege moet inen letten op 't verschil tussehen voedingsstof— en voedingsmidde len. Aardappelen, meel, groenten, vleesch zijn spijzen, voedingsmiddelen, maar in elk dezer stoffen zit niet dezelfde hoeveelheid voedsel. Van aardappelen zal men een groo- ter kwantum moeten nemen dan van boo- nen of vleesch, daar in aardappels weinig voedsel en veel water zit. Wel bestaat het grootste gedeelte vau vleesch eveneens nit water, maar de rest is ook beter. Het maakt dus wel verschil, met wat voedingsmiddel men voedert of zich voedt. Zijn er veel voedendende stoffen n.1. zulke die dienen tot onderhoud en opbouwing van het lichaam in het voedermiddel of de spijze aanwezig, dan mag men het ge rust onder de krachtvoeders rekenen. i3ij het voeder en onze spijzen dient men niet alleen te letten op het voedsel, de voedende best anddeelen, die erin zitten. Men dient ook te letten, hoe en in welke verbinding :vj* in die spijs aanwezig zijn. Witte boonen, daar zit veel voedsel in, maar ze liggen zwaar in de maag d. w. z. het duurt een geruimen tijd eer ze ver teerd zijn. 't Is als met den hond, die een been moet naar binnenwerken. Hij heefter lang werk mee en krijgt uiet veel. De men- schen zeggen dan wel, dat is nog eens kost; maar 't helpt het lichaam niet in die mate als vlec-sch, visch en dergelijke licht ver teerbare spijzen, waarin tevens nog al voe dende bvstanddeelen zitten. Men doet het best eene vergelijking te maken met de bemesting van het land. En dit is zoo kwaad niet. 't Is hoofdzaak het zelfde. Immers Let land ontvangt eveneens voedsel voor de planten, welke er op ge teeld zullen worden. Het land wordt be mest en bet dier wordt gemest. Een goed gemest dier heet een vet dier welnu een goed bemest stuk land noemt men ook wel een vet stukje. De planten ontvangen in onze meststoffen stikstof, phosphorzuur en kali en deze moeten ze alle hebben en nog wel in de juiste ver houding. Bijv. gaf men deu planten 3ll«en stikstof of een van de beide andere mest stoffen, de plant ging verloren. Ontbreekt een der genoemde stoffen, na een korten tijd sterft de plant. Geeft men alle drie de meststoffen en in onvoldoende mate,bet effect is eveneens onvoldoende en het geld van die meststoffen, welke genoegzaam aan gewend zijn, is ten deele weggeworpen. Als voorbeeld kon 't volgende dienen: Stelt men dat de grond bevat aan: Stikstof voor 1000 Kilo Koren. Phosphorzuur 2000 Kali3C00 dan zal de bodem geen 30C0 kilo koren op leveren, maar 1000 kilo en of er nu al meer phosphoizuur en kali aanwezig is, bet baat niet, beide meststoffen kunneu hun volledig effect niet deen. Yerhoogt men alleen nu de stikstof, dan reeds zal de opbrengst stijgen. Dit duide lijk beeld kunnen wij ook bij de voeding onzer dieren tot aanschouwing nemen. Ook ODze dieren behoeven voor hun groei verschillende stoffen evenals de plan ten. Geeft men nu een dier alleen aardappe len dan is de voeding onvolkomen, daar aardappelen voornamelijk uit zetmeel be stsan en weinig eiw:t bevatten. De aardappe len zullen geen effect vlaen, onverteerd gaan ze het lichaam verlaten. Men heeft de proef genomen.' Men gaf eens aan eenige gevangenen eenige dagen achtereen niets dan gekookte aardappelen en hunne uitwerpselen bevatten grocten- deels half verteerde aardappels. Het zetmeel was nog niet voor de heltt verteerd. Nu gaf men den gevangene ook tot bijvoegsel ees eiwitrijke spijs n.1. erwten en bij on derzoek bevond men no, dat het zetmeel voor het grootste gedeelte verteerd waa. Het te min eiwit veroorzaakte dus het niet verteren, het bijvoegen opnemen van het zetmeel der aardappels. Evenals bij de planten te weinig stik stof oorzaak was voor het niet opnemen van de andere mestoffen. Voegde men bij de aardappelen en erwten nog een weinig vet, dan had men nog een vollediger ver bruik van de voedingstoffen. Zie hier in 't koit aangegeven de be— standdeelen van goed voedsel nl. eiwit, zet meel en vet. Nog een voorbeeld. Eea veefokker voerde voor eenige dagen nog al aardappelen met boonen en toch hadden zijne beesten last an te dunne uitwerpse len. Op onzen raad gaf hii minder boonen en meer lijnkoeken en ne, het gebrek was hersteld. Het gebrek zat hem in te weinig vet. Nu dit in de lijnkoeken aangevoerd werd, was het in orde. Geef eene koe stroo en wel uitsluitend stroo en de helft wordt niet verteerd. Voert men nu lijnkoek toe (28 pCt. eiwit en 10 pCt. vet.) dan gaat er veel minder onverteerd verloren. Uit een en ander blijkt dus, dat het niet gelijk is wat men voedert, en evenals bij de bemesting dient men bij de voede ring erop te letten, wat een dier behoeft en in welke verhouding men het toedient. KI. Crt. r. Rolt. Visschen, die zich klee- den. Professor Weldon heeft onlangs in een verhandeling over krabben en hun ge woonten, verklaard, dat eenige soorten zich zorgvuldig kleedeu door stukjes zeegras op te zamelen, de einden daarvan te kauwen en op de schaal te plakken, zoodat ze er uitzien als een steen, met zeegras overdekt. Urenlang brengen ze met de meest® vol harding door, om die stukjes te doen kle ven, door hetzelfde stukje telkens weer te prol eeren, totdat zij slagen. Zij bebben fijo gevoel van symmetrie en leggen altijd een rood stukje op den eenen poot om geëven- redigd te zijn met het stukje op den ande ren, en een groen stukje tegen een ander groen stukje, ofschoon het bezwaarlijk te zeggen is, boe zij in de donkere poelen, waarin zij leven, rood van groen weten te onderscheiden. Als hun toilet eenmaal voltooid is, wordt het hoe ouder hoe beter, omdal het zeegras op hen groeit. Een andere soort, met de zelfde gewoonten en een bepaalden smaak voor opschik, werden in een vergadering van een zoölogisch genootschap ook beschre ven, als zich te kleedeu met helderkleurig zeegras, spons en dergelijke. Als men de krab van haar kleeding berooft, gaat zij zich dadelijk weder met zorg en overleg kleeden, wat niet alleen blijkt uit de keus van de kleedingartike- leD, maar ook in het schikken ervan door middel van haar scharen. De verloren overjas. Nooit heb ik het iemand verteld, hoe dicht ik op dien bewusten avond 't is juist een jaar geledeu bij den dood ge weest ben maar omdat ik mij nu met een gerust geweten elk woord, elke han deling, elke gedachte van toen kan voor den geest halen, schrijf ik de geschiede nis neer. Ter zake Mijn naam is Frederik Put man. Ik ben sedert tien jaren bureauchef en eerste boekhouder van den grooten houthandel, de firma W. Winston Co. en hoop het nog tientallen van jaren te blijven, of mij zoo mogelijk nog te ver beteren. De heer Winston is de vertegen woordiger der fiirma in de zaken, wat de bewerking van het ruwe materiaal be treft. De andere firmanten, twee in ge tal, zorgen voor den verkoop van het hout dat wij hem per scheepsgelegenheid toe zenden. Toen ik mij op een avond van den vo- rigen winter gereed maakte om het kan toor te sluiten, hoorde ik buiten in de krakende sneeuw voetstappen en een oo- genblik later vloog de deur open, alsof iemand haar een geweldigen stoot gege ven had. Hij die binnentrad, was een deftig heer, die in de eene haad een klei ne reiskoffer en over den anderen een plaid droeg. Ik was alleen, want voor een half uur was de heer Winston al naar huis gegaan, nadat hij de kast, waarinde boeken en papieren geborgen waren, geslo ten had en de sleutels als naar gewoonte bij zich had gestoken. Ik had mijn jas al aan, en de hand naar de lamp uitgestoken om die uit te draaien, wat ik natuurlijk nu niet deed. Goeden avond, mijnheer* zeide de vreemdeling, naar den kachel loopend. „Is Winston al weg?' Ik antwoordde bevestigend. „Hm, ik was er bang voor,' Hij haal de een klein fraai bewerkt horloge uit den zak. Ik zal wel niet meer gereed komen, de trein gaat over een kwartier.' „Kan ik u ook van dienst zijn was mijn vraag. „Och ik zou Winston wat geld komen brengen. Het was mijn plan een paar dagen hier te blijven, maar een telegram roept mij terug.' „Wie is u mijnheer „Anderson uit Andersonville.' „Nu lurken ik u, ofschoon ik n maar eens zag.' Hij wss een van onze beste klanten geweest. Was geweest, zeg ik om dat zijne betalingen in iet afgeloopen jaar niet als vij gewend waren, geloopen had den. Werkelijk was bij een greote som schuldig, en juist heden had YYinston mij verzocht hem eens aan te schrijven. Dezen brief had ik juist in den binnenzak van mijn jas gestoken om hem nog op de post te doen. „Ge kont mij het geld wel afgeven', zeide ik, „dan zal ik u quitantie geven." Hij scheen te weifelen, wat mij een beetje krenkte. „Hoe hoog bedraagt mijn rekening?" vroeg hij eindelijk, mij scherp aanziende. Ik kon het hem, omdat ik nauwelijks een half uur geleden de rekening had opge maakt, nauwkearig zeggen „Elf dnizend zevenhonderd en vijttig dollars en 23 cents." »Hm,' bromde hij, „dat is minder, dan ik dacht.' Hij ging van de kachel weg, kwam naar mij toe en zag mij, terwijl ik schreef, over den schonder. „Alles in orde, mijnheer Putman," zeide hij. „Ik herken u nu, ge zijt reeds lang bij Winston; ik zou u overal weer ken nen". Onder het spreken dezer woorden haalde hij uit een binnenzak een groote zwarte portefeuille, die er zeer rond en vol uitzag, legde elf hoopjes bankpapier en wat munt stukken op de tafel en vroeg mij het be drag na te tellen. Het was een kort en gemakkelijk wtrk, want ieder hoopje be vatte 100 tiendollarbiljetten. Spoedig was alles afgeloopen. Op dit oogenblik hoorden wij het sein, dat het spoedig vertrek van den trein aangaf. Anderson sprong naar zijn koffertje, een haastigen handdruk en hij was ver dwenen. Ik sloot de deur en telde nogmaals het geld. Daar ik het weer in orde vond, pakte ik het in een stuk krantenpapier en stak het in den zak van mijn overjas. Ik vond het niet prettig, zooveel geld bij mij te hebben, maar daar Winston's huis minstens een uur ver was, besloot ik de som tot den volgenden morgen bij mij te honden en dan op de bank af te geven. Ik trok mijn handschoenen aan, nam van een spijker achter de deur den kan toorsleutel en was gereed weg te gaan. Op dit oogenblik bemerkte ik op den vloer een stuk papier en toen ik het op nam, zag ik, dat het de quitantie was, die ik voor den heer Anderson geschreven had. Hij had ze bij zijn haastig vertrek la ten vallen. Ik stak ze in mijn zak om ze hem den volgenden dag op te zenden. Ook ik was dezen avond een beetje gehaast, omdat ik een afspraak had ge maakt met een jonge dame, die ik bio- nen eenige maanden mijne vrouw hoopte te noemen. Ik snelde naar mijn kamer, at en ijlde naar de Warners, de familie van mijn meisje. Ik trad de huiskamer binnen, nadat ik mijn overjas, waarin het geld was, aan den kleerhanger in de gang had opgehan gen. Snel verliepen de paar uurtjes, in de vertrouwelijke kout met mijn Carrie en het was voor mij spoedig tijd van schei den. Carrie, het opmerkzame kind, ging de gang in om jas en hoed voor mij te ha len, opdat ik mij in de warme kamer kleeden kon maar toen ze terug kwam, had zij alleen de hoed in de hand. „Maar Fred", zeide zij met een glim lachje „hoe kun je met dat bitter koude weer zonder jas de deur uitgaan?* „Zonder overjas? riep ik ontsteld. De gedachte aan het geld kwam plotseling bij mij op en belette mij het denken. In het volgend oogenblik stoimde ik als en waanzinnige de gang in. De jas was weg. Alle bezinning verliet mij. Ik greep in de lucht en pakte nog op het juiste oogenblik den kleerenstandaard om mij vast te houden, anders was ik te gen den grond geslagen. Carrie kwam mij na, bleek van ongerustheid. „Maar Fred, je bent ziek. Ik zal mama roepen en om den dokter sturen. Je bent zoo wit als een blad papier.' „Neen, neen Carrie,' weerde ik af, „kijk, het is nu al weer over.' En het was ook zoo. In eeus was ik sterk, twijfelachtig sterk geworden. En daar door was deze verandering veroorzaakt De gedachte aan de quitantie, die eveu- eezs in de jas zat. Audersou kon immers geen bewijs leveren, dat het geld betaald wasen was mijn woord niet even goed als het zijne Ik was dwsas genoeg te gelooven dat ik de beweriDg niets ontvan gen te hebben, vol kon houden ik voelde mij opeens tot alles in staat. „Ja werke lijk Carrie, het is nu veel beter. Het was in de kamer te warm, weet je. Dus een brutale dief is hier binnengedrongen en heeft mijn jas gestolen? We zullen hem maar laten loopen.' „Maar had je niets in de zakken vroeg Canie. Het is merkwaardig hoe achterdochtig de schuld, zelfs de vermoedelijke ons maakt. Ik dacht werkelijkCarrie heeft een ver moeden en reeds was ik van plan een ruw antwoord te geven, maar onderdrukte het nog tijdig en zeide in plaats daarvan een nieuwe leugen. „Niets van beteekenis. Een paar hand schoenen en enkele kleinigheden luci fers, zakdoek en dergelijke." „Ik ben er blij dat het niet erger is. Maar je kunt niet zoo dun gekleed naar huis gaan. wacht een oogenblik, ik zal een van papa's jassen halen." Zij bracht het kleedingsiuk. Ik trok bet aan en ging naar huis. Ncoit heb ik een verschrikkelijker nacht doorgebracht, en 's morgens moest ik op merkingen over mijn spookachtig uitzien .Maar zeg eens, mensclienkind" nep Wi'nston, „je he'ot zeker van nacht een le gioen geestej gezien W-t scheelt je toch „Ik had werkelijk een slechten nicn», antwoordde ik met een ziekelijk lachen. „Je had vandaag thuis moeten blijven. A propos, heb je Anderson nog geschre ven Die vraag deed mij van het hoofd tot de voeten beven. Ik most echter beves tigend geantwoord hebben, want mijD chef zeide Dan zullen we wel een der volgen de dagen iets van hem te hooren of te zien krijgen Onmiddellijk daarop begon hij weer „Maar man, je beeft als een juffershondje en transpireert als een graandrager. Je bent hard ziek. Kom, ganw in een rijtuig en naar hais.'" Toen ik thuis gekomen was, sloot ik de denr en liet mijn gedachten den vrijen loop. O, hos verschrikkelijk waren de uren, die ik zoo doorbracht. Het schemerde, de nacht brak aan, en ik kon geen troost vinden. Ik, lafaard, kwam tot 't besluit, dat nog één ding mij te doen stond mij te dooden. Wat moest er anders van mij worden De ontvangst van bet geld te loochenen, had ik toch niet volgehouden de eerste gedachte het te doeD, was opgekomen iu mijn hevigen schrik, in een radeloosheid, waarin alle deuktn ophoudt. Het verlies moest bekend worden en dan Dan was alles weg, wat ik van het leven gehoopt had, dan was ik een bedelaar, die er niet aan denken kon, Carrie de zijne te noemen. Ik maakte mijn toebereidselen schreef een korte verklaring aan Carrie, een an dere aan den heer Winston en een derde aan mijne arme moeder. Nadat dit geschied was, ging ik naar mijn schrijftafel en nam het moortuig er uit. Het was een kleine, eenvoudige revolver, maar goed genoeg voor mijn doel. Ik keek ze eens goed na, om zeker te zijn, dat het wapen niet wei gerde, en zette mij voor het haardvuur. Ik ke»k op de klok het was over el ven wanneer de wijzer middernacht aanwees, zou ik het wagen het tegen mijn slaap te plaatseD. Een kwartier ongeveer had ik in het vuur gestaard, toen er plotseling aan de dtur geklopt werd. Ik schrikte, en haastig het wapen verbergend, riep ik in de grootste verwarring„Niemand wordt toegelaten „Ook ik uiet, Fred Het was Carries stem. Een verlangen haar nog eenmaal te zieD, gaf mij de be- heersching over mij zelf terug. Kalm liet ik de verraderlijke blieven, die op de tafel lagen, in mijn zak glijden en opende de deur. „Maar Fred, ben je nog niet beter?" riep zij uit, tuen zij binnengetreden was en een blik op mijn gelaat had geworpen. „Neen, integendeel slimmer, maar Carrie, lieve hemel'* Bij dezen uitroep staarde ik ouafgebrokken op één punt; over haar arm hing mijn over jas. Met bevende handen greep ik de jas aan, tastte naar de bewuste zak, ging met de band ei in en haalde er het pakje uit dat ik verloren waande. Elf duizend zevenhonderd en vijftig dol lars, drieëntwintig cent, ongeschonden en wel. Naar hetgeen Carrie mij later vertelde, en naar den toestand van mijn kamer te oordeelen moet ik gelooven dat ik mij aangesteld heb als door den duivel bezeten. Een poosje later werd ik kalmer, geluk kig juist bijtijds om Carrie's hoofd voor een kennismaking met een stoel te behoeden, dien ik bij mijn waanzinnigen vreugde dans over mijn hoofde zwaaide. Hoe was de jas verdwenen, hoe weer ge vonden Het was zoo eenvoudig mogelijk. Waarom was aan het meest voor de hand liggende geval niet gedicht Het was een ver gissing van Carries vader geweest. Hij wilde zonder mij eerst te begroeten, zijn gewo ne avond wandeling doen, had mijne jas voor de zijne gehouden en was er mee uitgegaan, zonder te vermoeden, dat een klein vermogen in een der zakken verbor gen was. Ik zond den heer Audersou de quitantië, gaf mijuheer Winston het geld en nam ai ij ne plichten weer waar als een wijzer en ook misschen wat beter geworden mensch dan ik geweest was. Nbld. Vijfvoudige moord te Smirlitz. De handelaar Loewy bewoonde reeds vele jaren een huisin de landstrasse te Smirlitz (Oostenrijk-Hongarije). Voor eenige dagen vonden de buren het magazijn 's-middags nog gesloten en waar schuwden daarop de politie, die door het openbreken der straatdeur zich toegang moest verschaffen. Een verschrikkelijk schonwspel wachtte haar daar. In het magazijn en op een kamer van de eerste étage lagen Loewy, oud 63 jaar, zijne vrouw en zijDe oudste dochter, oud 25 jaar, geheel met bloed bedekt. De ongelukkigen waren gedood en door messteken vreeselijk verminkt. Op een bed lag de jongste dochter, ook gedood door messtekeneindelijk, in een andere kamer, een meisje van 17 jaar, zwaar gewond. Dit slachtoffer kon eenige aanwijzingen geven omtrent het gebeurde. Loewy had om 8 uur het magazijn ge sloten en wilde met het geheele gezin gaan slapen, bthalvt de oudste dochter, die nog opbleef, omdat er aan de deur werd ge klopt. Het meisje was op haar kamer op de derde verdieping, toen zij hartverscheuren de kreten hcorde; benedengekomen, was zij getuige van een bloedig dramaDe man, die geklopt had, had het ongeluk kige meisje, dat de deur opende, gedood, evenals den vader en de moeder, die hun dochter wilden te hulp komen en daarop hadden trachten te vluchten. Yerder doordringeud had de moordenaar vervolgens het jongste meisje gedood, dat lag te slapen. Toen zag getuige een man uit een raam op straat springen, maar op hetzelfde oogenblik ontving zij rnn een tweeden moordenaar een bijlslag en verscheidene messteken, waarop deze, nadat zij gevallen was, haar met den voet wegschopte. De ongelukkige hield zich dood en kon echter den eersten misdadiger zien binnen komen. De twen moordenaars verbraken daarop de sluiting der laden en namen met het geld en de voorwerpen van waar de, die zij daarin vonden, de vlucht. Het vijfde slachtoffer, dat als misdadi gers twee beruchte schurkeD, de gebroeders Diverky, heeft genoemd, hoopt men in het leven te honden. Mevrouw Loewy was de zuster van M. Wilhelm, directeur van den Noord-Weste lijken Oostenrijkschen spoorweg. Ken mooie zoon. M. F. een rijke industrieel, iu Parijs wel bekend, woonde in één der voorname straten, in de nabijheid dor opera, heeft een zoon Gay, 22 jaar oud, die zeer losbandig leeft. Tengevolge hiervan had er menige bot sing tussehen vader en zoon plaats. Ook zaterdag oDtstond eene dergelijke scène. De zoon wilde nl. een som van drie duizend francs hebben, om eene betrekking te kunnen afbreken en een reisje te kun nen maken. Als hij terug zou zijn gekomen, beloofde hij te zullen gaan werken als een Afri- kaansche neger. De papa, weinig vertrouwen daarin stel lende, begon te lachen en weigerde. Woedend liep de jonge Guy naar een grooten goudsmidswinkel in de Rue de la Paix en kreeg op zicht, dank zij zijn goeden naam, twee armbanden van eene waarde van vijftien duizend francs. Hij zou ze dienzelfden avond nog terugbrengen. Den volgenden dag had de goudsmid nog niemand gezien. Hij begaf zich naar den vader, die ver klaarde, sedert den vorigen dag niets meer van zijn zoon te hebben gehoord. Een aanklacht wegens oplichting is bij den commissaiis M. Martin ingediend. Men veronderstelt, dat de jonge Guy de kleinodiën verkocht heeft en met het geld op de vlucht is gegaan. Tarwe, spelt en gerst ge- ven middelmatig harde botererwten en wikken hardedaarbij werken erwten gun stig wikken ongunstig op de melkaf scheiding. Haver levert weeke boter. Boo nen werken noch na noch voordeelig op de zuivelproductie. Koolrapen bevorderen de melkafscheidingmen kan er tot 15 KG. toe op één dag per 500 KG. levend gewicht zonder nadeel van geven. In groo- ter hoeveelheid verstrekt, veroorzaken ze een bitteren bijsmaak aan de boter. Het zelfde is het geval bij bet voeren van be vroren knollen, wat altijd betrekkelijk gevaarlijk is, omdat ze te afkoelend wer ken. Ontzettend leven. Victor Abuloff, die onlangs te New Castle uit Siberië aankwam, deelt het vol gende mede over zijn leven in de mijnen van dat land. Na zijn veroordeeling bracht hij eenige jaren in de gevangenissen vau Irkoetsk door. Vandaar werd hij naar Yakutsk, 900 mijlen noordelijker, waar de mijnen zich bevonden, gebracht. De gevangenen, waaronder zich ook zwakke vrouwen be vonden, moesten den weg te voet afleggen. Zij, die niet verder konden weiden met den knoet geranseld. Abuloff werd op de zelfde manier behandeld. Eindelijk bereikte men de mijnen en daarin bracht Abuloff vijftien lange jaren door, zonder ook maar een oogenblik het licht der zon te aan schouwen. Politieke bannelingen, zelfs al zijn ze tot deu mijnarbeid veroordeeld, is het geoorloofd in de dorpen te wonen en ie- deren dag in de mijnen af te dalen. De wegens andere misdaden gevangene, mag niet op aarde terugkeeren. Enkel als hij begraven wordt, verlaat hij de mijn. Die waarin Abuloff werkte, was vier honderd voet diep. De arbeiders slapen op stroomatrassen en hun dagelijksch voedsel bestaat uit roggebrood, twee borden soep en een kom thee. Zij moeten eiken dag twaalf uur arbeiden en ook de vrouwen zijn hiertoe genoodzaakt. Zij mogen niet met elkander praten en geen geneesheer bezoekt de zieken. Natuurlijk leeft onder dergelijke omstandigheden de mijn werker niet lang. Abuloff die aan het vreeselijk lijden in de mijnen heeft weten te ontkomen, zal in eenige openbare voorlezingen het Engelsch pa- bliek zijn ervaringen mededeelen. Politie ke gevangenen die vaak uit Siberië ont snappen hebben, reeds vaak hunne avontu ren verteld. Dit is echter de eerste maal dat een crimineel veroordeelde het zal doen. Hoogst zelden kan een dergelijk onge lukkige ontkomenhet is zijn droevig lot om in de mijnen te sterven. Een ontdekte schat. Te Berlijn, in de Friedrichstrasse, woon de de weduwe van een aannemer, ge naamd Weiss, welke voor doodarm door ging, daar zij bij de buren eiken dag brood bedelde, dat zij droog opat en voorts jiet allernoodzakelijkste bij haar in huis V 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2