Neerbosch.
L a n (J b o u w.
Gemengd Nieuws.
Onlangs werd medegedeeld dat in de
Neerbosch-commissie ernstige verdeeld
heid is ontstaan omtrent het uittebren-
gen rapport en dat hierin de reden moest
worden gezocht waarom dit zoo buiten
gewoon lang uitblijft.
De mededeeling werd toen tegenge
sproken.
Thans echter wordt zij bevestigd door
de Middelburgtche Courantwaarin wij het
volgende lezen
Naar wij uit goede bron vernemen,
is door negen leden der Neerbosch-com-
missie een vernietigend rapport omtrent
den heer J. van 't Lindenhout opge
maakt.
„Het lange uitblijven van het eind
rapport is waarschijnlijk aan bovenstaand
feit toe te Schrijven.
Yerder vernemen wij dateene gerechte-
telijke vervolging van den heer Yan 't
Lindenhout hoogstwaarschijnlijk niet zal
uitblijven.
„In verband met een en ander is wel
opmerkelijk het feit, waarop de heer G.
van Deth dezer dagen wees, dat die direc
teur der weesinrichting te Neerbosch Za
terdag, in deze week der geledente Nij
megen in de zaal Concordia zal voorgaan
in het „gebed en dankzegging" en tevens
spreken zal over School en Huisgezin
„Een ieder denke het zijne ervan."
V ee voederen.
Meer dan andere jaren is de voeder-
vraag een dringende. Voor 'n gedeelte
dezen zomer mislukt heeft men bij velen
thans overvloedig voeder, al is 't ook niet
met zin, in .den vorm van aardappelen. 01
eene sterk gedreven aardappelvoedering kan,
hangt af van het bijgevoegde, waardoor we
evenwicht krijgen in de voedingsstoffen. Wel
terdege moet inen letten op 't verschil
tussehen voedingsstof— en voedingsmidde
len. Aardappelen, meel, groenten, vleesch
zijn spijzen, voedingsmiddelen, maar in elk
dezer stoffen zit niet dezelfde hoeveelheid
voedsel. Van aardappelen zal men een groo-
ter kwantum moeten nemen dan van boo-
nen of vleesch, daar in aardappels weinig
voedsel en veel water zit. Wel bestaat het
grootste gedeelte vau vleesch eveneens nit
water, maar de rest is ook beter.
Het maakt dus wel verschil, met wat
voedingsmiddel men voedert of zich voedt.
Zijn er veel voedendende stoffen n.1. zulke
die dienen tot onderhoud en opbouwing
van het lichaam in het voedermiddel of
de spijze aanwezig, dan mag men het ge
rust onder de krachtvoeders rekenen.
i3ij het voeder en onze spijzen dient
men niet alleen te letten op het voedsel,
de voedende best anddeelen, die erin zitten.
Men dient ook te letten, hoe en in welke
verbinding :vj* in die spijs aanwezig zijn.
Witte boonen, daar zit veel voedsel in,
maar ze liggen zwaar in de maag d. w.
z. het duurt een geruimen tijd eer ze ver
teerd zijn. 't Is als met den hond, die een
been moet naar binnenwerken. Hij heefter
lang werk mee en krijgt uiet veel. De men-
schen zeggen dan wel, dat is nog eens kost;
maar 't helpt het lichaam niet in die mate
als vlec-sch, visch en dergelijke licht ver
teerbare spijzen, waarin tevens nog al voe
dende bvstanddeelen zitten.
Men doet het best eene vergelijking te
maken met de bemesting van het land. En
dit is zoo kwaad niet. 't Is hoofdzaak het
zelfde. Immers Let land ontvangt eveneens
voedsel voor de planten, welke er op ge
teeld zullen worden. Het land wordt be
mest en bet dier wordt gemest.
Een goed gemest dier heet een vet dier
welnu een goed bemest stuk land noemt
men ook wel een vet stukje. De planten
ontvangen in onze meststoffen stikstof,
phosphorzuur en kali en deze moeten ze
alle hebben en nog wel in de juiste ver
houding. Bijv. gaf men deu planten 3ll«en
stikstof of een van de beide andere mest
stoffen, de plant ging verloren. Ontbreekt
een der genoemde stoffen, na een korten
tijd sterft de plant. Geeft men alle drie
de meststoffen en in onvoldoende mate,bet
effect is eveneens onvoldoende en het geld
van die meststoffen, welke genoegzaam aan
gewend zijn, is ten deele weggeworpen.
Als voorbeeld kon 't volgende dienen: Stelt
men dat de grond bevat aan:
Stikstof voor 1000 Kilo Koren.
Phosphorzuur 2000
Kali3C00
dan zal de bodem geen 30C0 kilo koren op
leveren, maar 1000 kilo en of er nu al
meer phosphoizuur en kali aanwezig is, bet
baat niet, beide meststoffen kunneu hun
volledig effect niet deen.
Yerhoogt men alleen nu de stikstof, dan
reeds zal de opbrengst stijgen. Dit duide
lijk beeld kunnen wij ook bij de voeding
onzer dieren tot aanschouwing nemen.
Ook ODze dieren behoeven voor hun
groei verschillende stoffen evenals de plan
ten.
Geeft men nu een dier alleen aardappe
len dan is de voeding onvolkomen, daar
aardappelen voornamelijk uit zetmeel be
stsan en weinig eiw:t bevatten. De aardappe
len zullen geen effect vlaen, onverteerd gaan
ze het lichaam verlaten.
Men heeft de proef genomen.' Men gaf
eens aan eenige gevangenen eenige dagen
achtereen niets dan gekookte aardappelen
en hunne uitwerpselen bevatten grocten-
deels half verteerde aardappels. Het zetmeel
was nog niet voor de heltt verteerd. Nu
gaf men den gevangene ook tot bijvoegsel
ees eiwitrijke spijs n.1. erwten en bij on
derzoek bevond men no, dat het zetmeel
voor het grootste gedeelte verteerd waa.
Het te min eiwit veroorzaakte dus het
niet verteren, het bijvoegen opnemen van
het zetmeel der aardappels.
Evenals bij de planten te weinig stik
stof oorzaak was voor het niet opnemen
van de andere mestoffen. Voegde men bij
de aardappelen en erwten nog een weinig
vet, dan had men nog een vollediger ver
bruik van de voedingstoffen.
Zie hier in 't koit aangegeven de be—
standdeelen van goed voedsel nl. eiwit, zet
meel en vet. Nog een voorbeeld. Eea
veefokker voerde voor eenige dagen nog
al aardappelen met boonen en toch hadden
zijne beesten last an te dunne uitwerpse
len.
Op onzen raad gaf hii minder boonen en
meer lijnkoeken en ne, het gebrek was
hersteld.
Het gebrek zat hem in te weinig vet.
Nu dit in de lijnkoeken aangevoerd werd,
was het in orde.
Geef eene koe stroo en wel uitsluitend
stroo en de helft wordt niet verteerd.
Voert men nu lijnkoek toe (28 pCt. eiwit
en 10 pCt. vet.) dan gaat er veel minder
onverteerd verloren.
Uit een en ander blijkt dus, dat het
niet gelijk is wat men voedert, en evenals
bij de bemesting dient men bij de voede
ring erop te letten, wat een dier behoeft en in
welke verhouding men het toedient.
KI. Crt. r. Rolt.
Visschen, die zich klee-
den. Professor Weldon heeft onlangs in
een verhandeling over krabben en hun ge
woonten, verklaard, dat eenige soorten zich
zorgvuldig kleedeu door stukjes zeegras op
te zamelen, de einden daarvan te kauwen
en op de schaal te plakken, zoodat ze er
uitzien als een steen, met zeegras overdekt.
Urenlang brengen ze met de meest® vol
harding door, om die stukjes te doen kle
ven, door hetzelfde stukje telkens weer te
prol eeren, totdat zij slagen. Zij bebben fijo
gevoel van symmetrie en leggen altijd een
rood stukje op den eenen poot om geëven-
redigd te zijn met het stukje op den ande
ren, en een groen stukje tegen een ander
groen stukje, ofschoon het bezwaarlijk te
zeggen is, boe zij in de donkere poelen,
waarin zij leven, rood van groen weten te
onderscheiden.
Als hun toilet eenmaal voltooid is, wordt
het hoe ouder hoe beter, omdal het zeegras
op hen groeit. Een andere soort, met de
zelfde gewoonten en een bepaalden smaak
voor opschik, werden in een vergadering
van een zoölogisch genootschap ook beschre
ven, als zich te kleedeu met helderkleurig
zeegras, spons en dergelijke.
Als men de krab van haar kleeding
berooft, gaat zij zich dadelijk weder met
zorg en overleg kleeden, wat niet alleen
blijkt uit de keus van de kleedingartike-
leD, maar ook in het schikken ervan door
middel van haar scharen.
De verloren overjas.
Nooit heb ik het iemand verteld, hoe
dicht ik op dien bewusten avond 't is
juist een jaar geledeu bij den dood ge
weest ben maar omdat ik mij nu met
een gerust geweten elk woord, elke han
deling, elke gedachte van toen kan voor
den geest halen, schrijf ik de geschiede
nis neer.
Ter zake Mijn naam is Frederik Put
man. Ik ben sedert tien jaren bureauchef
en eerste boekhouder van den grooten
houthandel, de firma W. Winston Co.
en hoop het nog tientallen van jaren te
blijven, of mij zoo mogelijk nog te ver
beteren. De heer Winston is de vertegen
woordiger der fiirma in de zaken, wat
de bewerking van het ruwe materiaal be
treft. De andere firmanten, twee in ge
tal, zorgen voor den verkoop van het hout
dat wij hem per scheepsgelegenheid toe
zenden.
Toen ik mij op een avond van den vo-
rigen winter gereed maakte om het kan
toor te sluiten, hoorde ik buiten in de
krakende sneeuw voetstappen en een oo-
genblik later vloog de deur open, alsof
iemand haar een geweldigen stoot gege
ven had. Hij die binnentrad, was een
deftig heer, die in de eene haad een klei
ne reiskoffer en over den anderen een
plaid droeg. Ik was alleen, want voor een
half uur was de heer Winston al naar
huis gegaan, nadat hij de kast, waarinde
boeken en papieren geborgen waren, geslo
ten had en de sleutels als naar gewoonte
bij zich had gestoken. Ik had mijn jas
al aan, en de hand naar de lamp uitgestoken
om die uit te draaien, wat ik natuurlijk
nu niet deed.
Goeden avond, mijnheer* zeide de
vreemdeling, naar den kachel loopend. „Is
Winston al weg?'
Ik antwoordde bevestigend.
„Hm, ik was er bang voor,' Hij haal
de een klein fraai bewerkt horloge uit den
zak. Ik zal wel niet meer gereed komen,
de trein gaat over een kwartier.'
„Kan ik u ook van dienst zijn was
mijn vraag.
„Och ik zou Winston wat geld komen
brengen. Het was mijn plan een paar
dagen hier te blijven, maar een telegram
roept mij terug.'
„Wie is u mijnheer
„Anderson uit Andersonville.'
„Nu lurken ik u, ofschoon ik n maar
eens zag.' Hij wss een van onze beste
klanten geweest. Was geweest, zeg ik om
dat zijne betalingen in iet afgeloopen jaar
niet als vij gewend waren, geloopen had
den. Werkelijk was bij een greote som
schuldig, en juist heden had YYinston mij
verzocht hem eens aan te schrijven. Dezen
brief had ik juist in den binnenzak van
mijn jas gestoken om hem nog op de post
te doen.
„Ge kont mij het geld wel afgeven',
zeide ik, „dan zal ik u quitantie geven."
Hij scheen te weifelen, wat mij een
beetje krenkte.
„Hoe hoog bedraagt mijn rekening?"
vroeg hij eindelijk, mij scherp aanziende.
Ik kon het hem, omdat ik nauwelijks een
half uur geleden de rekening had opge
maakt, nauwkearig zeggen „Elf dnizend
zevenhonderd en vijttig dollars en 23
cents."
»Hm,' bromde hij, „dat is minder, dan
ik dacht.'
Hij ging van de kachel weg, kwam
naar mij toe en zag mij, terwijl ik schreef,
over den schonder.
„Alles in orde, mijnheer Putman," zeide
hij. „Ik herken u nu, ge zijt reeds lang
bij Winston; ik zou u overal weer ken
nen".
Onder het spreken dezer woorden haalde
hij uit een binnenzak een groote zwarte
portefeuille, die er zeer rond en vol uitzag,
legde elf hoopjes bankpapier en wat munt
stukken op de tafel en vroeg mij het be
drag na te tellen. Het was een kort en
gemakkelijk wtrk, want ieder hoopje be
vatte 100 tiendollarbiljetten. Spoedig was
alles afgeloopen.
Op dit oogenblik hoorden wij het sein,
dat het spoedig vertrek van den trein
aangaf. Anderson sprong naar zijn koffertje,
een haastigen handdruk en hij was ver
dwenen.
Ik sloot de deur en telde nogmaals het
geld. Daar ik het weer in orde vond,
pakte ik het in een stuk krantenpapier en
stak het in den zak van mijn overjas.
Ik vond het niet prettig, zooveel geld
bij mij te hebben, maar daar Winston's
huis minstens een uur ver was, besloot ik
de som tot den volgenden morgen bij
mij te honden en dan op de bank af te
geven.
Ik trok mijn handschoenen aan, nam
van een spijker achter de deur den kan
toorsleutel en was gereed weg te gaan.
Op dit oogenblik bemerkte ik op den
vloer een stuk papier en toen ik het op
nam, zag ik, dat het de quitantie was,
die ik voor den heer Anderson geschreven
had.
Hij had ze bij zijn haastig vertrek la
ten vallen.
Ik stak ze in mijn zak om ze hem
den volgenden dag op te zenden.
Ook ik was dezen avond een beetje
gehaast, omdat ik een afspraak had ge
maakt met een jonge dame, die ik bio-
nen eenige maanden mijne vrouw hoopte
te noemen.
Ik snelde naar mijn kamer, at en ijlde
naar de Warners, de familie van mijn
meisje.
Ik trad de huiskamer binnen, nadat ik
mijn overjas, waarin het geld was, aan
den kleerhanger in de gang had opgehan
gen.
Snel verliepen de paar uurtjes, in de
vertrouwelijke kout met mijn Carrie en
het was voor mij spoedig tijd van schei
den.
Carrie, het opmerkzame kind, ging de
gang in om jas en hoed voor mij te ha
len, opdat ik mij in de warme kamer
kleeden kon maar toen ze terug kwam,
had zij alleen de hoed in de hand.
„Maar Fred", zeide zij met een glim
lachje „hoe kun je met dat bitter koude
weer zonder jas de deur uitgaan?*
„Zonder overjas? riep ik ontsteld. De
gedachte aan het geld kwam plotseling
bij mij op en belette mij het denken.
In het volgend oogenblik stoimde ik als
en waanzinnige de gang in. De jas was
weg. Alle bezinning verliet mij.
Ik greep in de lucht en pakte nog op
het juiste oogenblik den kleerenstandaard
om mij vast te houden, anders was ik te
gen den grond geslagen. Carrie kwam mij
na, bleek van ongerustheid. „Maar Fred,
je bent ziek. Ik zal mama roepen en om
den dokter sturen. Je bent zoo wit als
een blad papier.'
„Neen, neen Carrie,' weerde ik af,
„kijk, het is nu al weer over.'
En het was ook zoo. In eeus was ik
sterk, twijfelachtig sterk geworden. En daar
door was deze verandering veroorzaakt
De gedachte aan de quitantie, die eveu-
eezs in de jas zat. Audersou kon immers
geen bewijs leveren, dat het geld betaald
wasen was mijn woord niet even goed
als het zijne Ik was dwsas genoeg te
gelooven dat ik de beweriDg niets ontvan
gen te hebben, vol kon houden ik voelde
mij opeens tot alles in staat. „Ja werke
lijk Carrie, het is nu veel beter. Het was
in de kamer te warm, weet je. Dus een
brutale dief is hier binnengedrongen en
heeft mijn jas gestolen? We zullen hem
maar laten loopen.'
„Maar had je niets in de zakken vroeg
Canie.
Het is merkwaardig hoe achterdochtig
de schuld, zelfs de vermoedelijke ons maakt.
Ik dacht werkelijkCarrie heeft een ver
moeden en reeds was ik van plan een ruw
antwoord te geven, maar onderdrukte het
nog tijdig en zeide in plaats daarvan een
nieuwe leugen.
„Niets van beteekenis. Een paar hand
schoenen en enkele kleinigheden luci
fers, zakdoek en dergelijke."
„Ik ben er blij dat het niet erger is.
Maar je kunt niet zoo dun gekleed naar
huis gaan. wacht een oogenblik, ik
zal een van papa's jassen halen."
Zij bracht het kleedingsiuk. Ik trok bet
aan en ging naar huis.
Ncoit heb ik een verschrikkelijker nacht
doorgebracht, en 's morgens moest ik op
merkingen over mijn spookachtig uitzien
.Maar zeg eens, mensclienkind" nep
Wi'nston, „je he'ot zeker van nacht een le
gioen geestej gezien
W-t scheelt je toch
„Ik had werkelijk een slechten nicn»,
antwoordde ik met een ziekelijk lachen.
„Je had vandaag thuis moeten blijven.
A propos, heb je Anderson nog geschre
ven
Die vraag deed mij van het hoofd tot
de voeten beven. Ik most echter beves
tigend geantwoord hebben, want mijD chef
zeide Dan zullen we wel een der volgen
de dagen iets van hem te hooren of te zien
krijgen
Onmiddellijk daarop begon hij weer
„Maar man, je beeft als een juffershondje
en transpireert als een graandrager. Je bent
hard ziek. Kom, ganw in een rijtuig en
naar hais.'"
Toen ik thuis gekomen was, sloot ik
de denr en liet mijn gedachten den vrijen
loop. O, hos verschrikkelijk waren de uren,
die ik zoo doorbracht.
Het schemerde, de nacht brak aan, en
ik kon geen troost vinden. Ik, lafaard,
kwam tot 't besluit, dat nog één ding mij
te doen stond mij te dooden. Wat moest
er anders van mij worden De ontvangst
van bet geld te loochenen, had ik toch
niet volgehouden de eerste gedachte het
te doeD, was opgekomen iu mijn hevigen
schrik, in een radeloosheid, waarin alle
deuktn ophoudt. Het verlies moest bekend
worden en dan Dan was alles weg, wat
ik van het leven gehoopt had, dan was ik
een bedelaar, die er niet aan denken kon,
Carrie de zijne te noemen.
Ik maakte mijn toebereidselen schreef
een korte verklaring aan Carrie, een an
dere aan den heer Winston en een derde
aan mijne arme moeder. Nadat dit geschied
was, ging ik naar mijn schrijftafel en nam
het moortuig er uit. Het was een kleine,
eenvoudige revolver, maar goed genoeg
voor mijn doel. Ik keek ze eens goed na,
om zeker te zijn, dat het wapen niet wei
gerde, en zette mij voor het haardvuur.
Ik ke»k op de klok het was over el
ven wanneer de wijzer middernacht
aanwees, zou ik het wagen het tegen mijn
slaap te plaatseD. Een kwartier ongeveer had
ik in het vuur gestaard, toen er plotseling
aan de dtur geklopt werd. Ik schrikte, en
haastig het wapen verbergend, riep ik in
de grootste verwarring„Niemand wordt
toegelaten
„Ook ik uiet, Fred
Het was Carries stem. Een verlangen
haar nog eenmaal te zieD, gaf mij de be-
heersching over mij zelf terug. Kalm liet
ik de verraderlijke blieven, die op de tafel
lagen, in mijn zak glijden en opende de
deur.
„Maar Fred, ben je nog niet beter?"
riep zij uit, tuen zij binnengetreden was
en een blik op mijn gelaat had geworpen.
„Neen, integendeel slimmer, maar
Carrie, lieve hemel'* Bij dezen
uitroep staarde ik ouafgebrokken op één
punt; over haar arm hing mijn over
jas.
Met bevende handen greep ik de jas
aan, tastte naar de bewuste zak, ging met
de band ei in en haalde er het pakje uit
dat ik verloren waande.
Elf duizend zevenhonderd en vijftig dol
lars, drieëntwintig cent, ongeschonden en
wel.
Naar hetgeen Carrie mij later vertelde,
en naar den toestand van mijn kamer te
oordeelen moet ik gelooven dat ik mij
aangesteld heb als door den duivel bezeten.
Een poosje later werd ik kalmer, geluk
kig juist bijtijds om Carrie's hoofd voor een
kennismaking met een stoel te behoeden,
dien ik bij mijn waanzinnigen vreugde
dans over mijn hoofde zwaaide.
Hoe was de jas verdwenen, hoe weer ge
vonden Het was zoo eenvoudig mogelijk.
Waarom was aan het meest voor de hand
liggende geval niet gedicht Het was een ver
gissing van Carries vader geweest. Hij wilde
zonder mij eerst te begroeten, zijn gewo
ne avond wandeling doen, had mijne jas
voor de zijne gehouden en was er mee
uitgegaan, zonder te vermoeden, dat een
klein vermogen in een der zakken verbor
gen was.
Ik zond den heer Audersou de quitantië,
gaf mijuheer Winston het geld en nam
ai ij ne plichten weer waar als een wijzer
en ook misschen wat beter geworden
mensch dan ik geweest was. Nbld.
Vijfvoudige moord te Smirlitz.
De handelaar Loewy bewoonde reeds vele
jaren een huisin de landstrasse te Smirlitz
(Oostenrijk-Hongarije).
Voor eenige dagen vonden de buren het
magazijn 's-middags nog gesloten en waar
schuwden daarop de politie, die door het
openbreken der straatdeur zich toegang
moest verschaffen.
Een verschrikkelijk schonwspel wachtte
haar daar.
In het magazijn en op een kamer van
de eerste étage lagen Loewy, oud 63 jaar,
zijne vrouw en zijDe oudste dochter, oud
25 jaar, geheel met bloed bedekt.
De ongelukkigen waren gedood en door
messteken vreeselijk verminkt.
Op een bed lag de jongste dochter, ook
gedood door messtekeneindelijk, in een
andere kamer, een meisje van 17 jaar,
zwaar gewond.
Dit slachtoffer kon eenige aanwijzingen
geven omtrent het gebeurde.
Loewy had om 8 uur het magazijn ge
sloten en wilde met het geheele gezin gaan
slapen, bthalvt de oudste dochter, die nog
opbleef, omdat er aan de deur werd ge
klopt.
Het meisje was op haar kamer op de
derde verdieping, toen zij hartverscheuren
de kreten hcorde; benedengekomen, was
zij getuige van een bloedig dramaDe
man, die geklopt had, had het ongeluk
kige meisje, dat de deur opende, gedood,
evenals den vader en de moeder, die hun
dochter wilden te hulp komen en daarop
hadden trachten te vluchten.
Yerder doordringeud had de moordenaar
vervolgens het jongste meisje gedood, dat
lag te slapen.
Toen zag getuige een man uit een raam
op straat springen, maar op hetzelfde
oogenblik ontving zij rnn een tweeden
moordenaar een bijlslag en verscheidene
messteken, waarop deze, nadat zij gevallen
was, haar met den voet wegschopte.
De ongelukkige hield zich dood en kon
echter den eersten misdadiger zien binnen
komen. De twen moordenaars verbraken
daarop de sluiting der laden en namen
met het geld en de voorwerpen van waar
de, die zij daarin vonden, de vlucht.
Het vijfde slachtoffer, dat als misdadi
gers twee beruchte schurkeD, de gebroeders
Diverky, heeft genoemd, hoopt men in het
leven te honden.
Mevrouw Loewy was de zuster van M.
Wilhelm, directeur van den Noord-Weste
lijken Oostenrijkschen spoorweg.
Ken mooie zoon. M. F. een
rijke industrieel, iu Parijs wel bekend,
woonde in één der voorname straten, in de
nabijheid dor opera, heeft een zoon Gay,
22 jaar oud, die zeer losbandig leeft.
Tengevolge hiervan had er menige bot
sing tussehen vader en zoon plaats.
Ook zaterdag oDtstond eene dergelijke
scène. De zoon wilde nl. een som van drie
duizend francs hebben, om eene betrekking
te kunnen afbreken en een reisje te kun
nen maken.
Als hij terug zou zijn gekomen, beloofde
hij te zullen gaan werken als een Afri-
kaansche neger.
De papa, weinig vertrouwen daarin stel
lende, begon te lachen en weigerde.
Woedend liep de jonge Guy naar een
grooten goudsmidswinkel in de Rue de la
Paix en kreeg op zicht, dank zij zijn
goeden naam, twee armbanden van eene
waarde van vijftien duizend francs. Hij zou
ze dienzelfden avond nog terugbrengen.
Den volgenden dag had de goudsmid
nog niemand gezien.
Hij begaf zich naar den vader, die ver
klaarde, sedert den vorigen dag niets meer
van zijn zoon te hebben gehoord.
Een aanklacht wegens oplichting is bij
den commissaiis M. Martin ingediend.
Men veronderstelt, dat de jonge Guy de
kleinodiën verkocht heeft en met het geld
op de vlucht is gegaan.
Tarwe, spelt en gerst ge-
ven middelmatig harde botererwten en
wikken hardedaarbij werken erwten gun
stig wikken ongunstig op de melkaf
scheiding. Haver levert weeke boter. Boo
nen werken noch na noch voordeelig op
de zuivelproductie. Koolrapen bevorderen
de melkafscheidingmen kan er tot 15
KG. toe op één dag per 500 KG. levend
gewicht zonder nadeel van geven. In groo-
ter hoeveelheid verstrekt, veroorzaken ze
een bitteren bijsmaak aan de boter. Het
zelfde is het geval bij bet voeren van be
vroren knollen, wat altijd betrekkelijk
gevaarlijk is, omdat ze te afkoelend wer
ken.
Ontzettend leven.
Victor Abuloff, die onlangs te New
Castle uit Siberië aankwam, deelt het vol
gende mede over zijn leven in de mijnen
van dat land.
Na zijn veroordeeling bracht hij eenige
jaren in de gevangenissen vau Irkoetsk
door. Vandaar werd hij naar Yakutsk,
900 mijlen noordelijker, waar de mijnen
zich bevonden, gebracht. De gevangenen,
waaronder zich ook zwakke vrouwen be
vonden, moesten den weg te voet afleggen.
Zij, die niet verder konden weiden met
den knoet geranseld. Abuloff werd op de
zelfde manier behandeld. Eindelijk bereikte
men de mijnen en daarin bracht Abuloff
vijftien lange jaren door, zonder ook maar
een oogenblik het licht der zon te aan
schouwen.
Politieke bannelingen, zelfs al zijn
ze tot deu mijnarbeid veroordeeld, is het
geoorloofd in de dorpen te wonen en ie-
deren dag in de mijnen af te dalen. De
wegens andere misdaden gevangene, mag
niet op aarde terugkeeren. Enkel als hij
begraven wordt, verlaat hij de mijn.
Die waarin Abuloff werkte, was vier
honderd voet diep. De arbeiders slapen op
stroomatrassen en hun dagelijksch voedsel
bestaat uit roggebrood, twee borden soep
en een kom thee. Zij moeten eiken dag
twaalf uur arbeiden en ook de vrouwen
zijn hiertoe genoodzaakt. Zij mogen niet
met elkander praten en geen geneesheer
bezoekt de zieken. Natuurlijk leeft onder
dergelijke omstandigheden de mijn
werker niet lang. Abuloff die aan
het vreeselijk lijden in de mijnen
heeft weten te ontkomen, zal in eenige
openbare voorlezingen het Engelsch pa-
bliek zijn ervaringen mededeelen. Politie
ke gevangenen die vaak uit Siberië ont
snappen hebben, reeds vaak hunne avontu
ren verteld. Dit is echter de eerste maal
dat een crimineel veroordeelde het zal doen.
Hoogst zelden kan een dergelijk onge
lukkige ontkomenhet is zijn droevig lot
om in de mijnen te sterven.
Een ontdekte schat.
Te Berlijn, in de Friedrichstrasse, woon
de de weduwe van een aannemer, ge
naamd Weiss, welke voor doodarm door
ging, daar zij bij de buren eiken dag
brood bedelde, dat zij droog opat en voorts
jiet allernoodzakelijkste bij haar in huis
V 1