Donderdag 29 Maart 1894. 38ste Jaargang No. 2818. en Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Z a te r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: SCHAGE1T, liaan, I) 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5 c Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Gemeente 8 c h a g e n. Bekendmakingen. Markt voor vette Var kens te Schagen. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Roman van HERMAN HEIBERG. COURAN AInrtEBlie- Uillimllai Burgemeester en "Wethouders van Scha gen herinneren, voor zooverre noodig, belanghebbenden, dat de wekelijksche mark ten voor vette varkens aldaar, zullen aan vangen Donderdag 5 April a.s. Schagen 27 Maart 1894. Burgem. en Weth. voorn. W. A. HAZEU. de Secretaris, DENIJS. Uit AMSTERDAM meldt men: De eigenaar eener slachterij op den hoek van de Ceintuurbaan in de VanderHelst- straat, J. J. Schut, een jonge man, die eerst kortelings eene eigen zaak was be gonnen, is zondagochtend door zijnen knecht die omstreeks half negen den winkel bin nenkwam, in het voorhuis vermoord ge vonden. De verslagene lag ia half zitten de houding tegen het slichtblok geleund, met zijne kleederen op de borst openge scheurd en met eene gapende wond aan het voorhoofd en eene diepe snede aan den hals. In zijn onmiddellijke nabijheid lag een bijl met bloed bevlekt, zoodat het vermoeden voor de hand ligt, dat de misdaad met dit wapen is gepleegd. De slagersknecht, op zijn bellen geen gehoor krijgend, had bemerkt, dat de deur niet gesloten was en vond, [binnentredend, den toestand als boven beschreven. Natuurlijk maakte hij alarm en werd de politie ge waarschuwd dr. Pijnappel, bij het bloe dende lichaam gebracht, kon slechts den dood constateeren. De slagader aan den hals was doorge sneden, en het bloed moet met znlk eene kracht opgespoten zijn, dat de toonbank op eenigen afstand bevlekt werd. Eene kliene wond aan een der handen doet vermoeden, dat Schut, den eersten slag, op zijn voorhoofd gemunt, heeft trachten af te wendeD, gevallen is, en dat daarop de wond in den hals is toege bracht. Bloedsporen waren van het lijk tot de achterkamer te volgen, waar men een bijl bij een opengebroken kist. vond. Toch is nog niet uitgemaakt, of diefstal is gepleegd. Wel werd door de familieleden verteld, dat Schut in die kist geld bewaarde in een blikken trommeltje. Het trommeltje werd gevonden, geheel ledig. Maar op het lijk vond men een bankbiljet van veertig gulden in de portemonnaie, en de meening der bedienden van den verslagene, dat er omstreeks f 30 in de toonbanklade moest zijn geweest ook deze was ledig bleek later onjuist te zijn. Terwijl dus niet met zekerheid aan diefstal kan wor den gedacht, bleek uit het verhoor van familieleden, buren en kennissen van den verslagene, welk verhoor door de justitie ter plaatse werd ingesteld, dat Schut geene vijanden had. Onlangs had hij eenen knecht moeten ontslaan, wegens beperkte geldmiddelen, maar was van dezen in der minne gescheiden. Het bed in de achter kamer was nog warm, zoodat de moord waarschijnlijk eerst in den morgen is ge pleegd, terwijl Schut reeds aan het werk was getogen er lig een stuk aangesneden kalfsvleesch op het slachtblok. Een der buren meende, des morgens omstreeks half acht, dus een uur voor het verschijnen van den knecht, een man uit den winkel te hebben zien komen, die eene beweging maakte als groette hij ie mand in den winkel. Die man is echter nog niet gevonden. Schut had verkeering met de dochter van een behanger in de Albert Cuypstraat, en zou binnenkort gaan trouwen. Ook dit meisje en haar vader zijn door den rech ter commissaris en den officier van justi tie, die tot laat in den middag het on derzoek in het huis zelve bleven voortzet ten, gehoord. Zij kunnen echte niet de geringste aan wijzing doen. Des Zaterdag avonds was het meisje met hare moeder bij Schut geweest. Na afloop der zaken, was te oDgeveer 1 uur de vloei van den winkel aangedweild, en daarna moet Schut nog even een glas bier zijn gaan drinken in een bierhuis in de buurt. Reeds een half nur later moe ten eenige heeren hem weder te huis hebben zien komen. Gister morgen zijc het meisj'e en de vader weder door deji rechter-commissaris gehoord, maar evenals eergisteren zonder eenig resultaat. Niemand weet ook maar een enkel persoon aan te wijzen, met wien Schut ooit een ernstige twist zou hebben gehad. En behalve de reeds ge noemde voorwerpen vond men niets, dat de aandacht kon trekken. Alleen werd in een papiermand een lapje met wat bloed gevonden. Het winkelhuis is onder bewaking van politie gesteld en ook het lijk van den verslagene is daar tot heden nog achter gelaten. Het spreekt van zelf, dat de mis daad in de buurt veel sensatie heeft ver wekt en men allerlei gissingen waagt. Zoo brengen sommigen zelfs het voorval in verband met het feit, dat in den nacht van zaterdag op zondag een politieagent in burgerkleederen in de buurt door een paar mannen is aangevallen en mishan deld. Het gerechtelijk onderzoek heeft evenwel reeds de zekerheid gegeven, dat de moord in geenerlei verband j tot die zaak kan staan. Door de te WIERINGER- WAARD gevestigde RederijkerskamerPhy- ioteohnie werd j. 1. Zondag, ten lokale van den heer J. Boon aldaar, opgevoerd het drama Gevaarlijk Spelvan H. Th. Boelen. De zeer dicht bezette zaal strekte tot bewijs dat de Kamer Phylotechnie door de minnaars van tooneelspel zeer gevierd wordt. En terecht, in de uitvoering van dit moeie- lijk drama bewees deze Kamer, haar goe den naam op het gebied der tooneelspeel- kunst te achten en in eere té houden. Het drama op zichzelf beschouwd heeft o. i. dit gebrek, dat het in de beide eerste bedrijven wat mat van teekening is, de ac tie krijgt eerst leven en kleur in het derde bedrijf. De beide eerste bedrijven en het voorspel, welke de inleiding vormen zijn niet geheel vrij te pleiten van omslachtigheid in de ontwerping. En trots die omslachtigheid bezat de gang der geschiedenis zelfs tot in het laatste oogenblik een leemte met betrekking tot »de aanleiding voor het plotseling vertrek en onverklaarbaar uitblijven van den echtgenoot wiens afwezigheid voor zijne gade een tijdperk is van zware be proeving terwijl in het slot zoo eens klaps blijkt dat de hoofdpersonen toch allen kennis droegen van de aanleiding, welke tot zooveel wantrouwen en mystificatie aan leiding gaf. Wij schrijven het aan deze leemte in de samenstelling van het drama toe, dat het niet bovenmate boeide. De eerste drie bedrijven lieten den hoorder ta melijk koud en toch deden de vertooners al hun best, er «enige warmte en actie in te leggen. Wij voor ons meenen dan ook dat wanneer dit drama gegeven wordt door Kamers, die niet van gelijke kracht zijn als Pkylotechnie, de eerste bedrijven zelfs tot verveling kunnen leiden. De geschiedenis zij in kort hier me degedeeld Een studenten—clubje gaat in jeugdi gen overmoed ter wille van het genot van een anker champagene de weddingschap aan, dat een hunner, een oud-student, een vrij-gezel met peper en zout en opkomen de maan, een verstrikker van vrouwen harten, gelijk men dat soort in de uit weelde zich vervelende standen zoo veel vuldig aantreft aan zijn vrienden zal toonen: een gunstbewijs van een gehuwde vrouw, wier reinheid van zeden en karakter lot heden boven verdenking zou hebben ge staan. Drie jaar wordt den tijd gegund dezen pari in te lossen. Een der vrienden van dit clubj'e, ernstiger levens beschouwingen toegedaan, houdt zich buiten deze weddingschap. Ruim 2 jaar is ver streken, de tijd van afsluiting van het tijdperk nadert. Daar wordt de verleider toevallig geïntroduceerd ten huize van den man die aan den pari geen deel wilde ne men, en wiens vrouw in der tijd eens op een bal door den verleider het hoofd op hol was gebracht. Het stille karakter en de werkzame aard van den echtgenoot wa ren oorzaak dat de jonge vrouw in haar huwelijk niet de illusies vervuld ziet, wel ke zij er van gekoesterd had. De geheime (Yertalingsrecht verzekerd.) 42. Even voor tienen, kwam Edith thuis en trok aan de bel. Zij had zich de trappen van baar atelier afgesleept en was, nauwelijks wetende wat zij deed, de Lintstrasse en Potsdamer Bahnhof doorgegaan, naar de Königgrasserstrasse. Op den hoek van deze laatste straat, was zij door een heer aange sproken geworden. Het was baar een walg, om in de ge moedstemming waarin zij verkeerde, zijn gesnabbel te moeten aanhooren, zij zag bem daarom koud in de oogen en zeide „Wat wilt ge van mij Ik meen, dai gij er aanleiding toe moet hebben, om eeu dame aan te spreken. Hebt gij mijn geld of mijn raad noodig, hebt gij te weinig geest, om u zelf te vermaken, of wilt gij een uwer luimen bevredigen? Wend u dan niet tot mij. Ik werp met scherpe messen. Heden nog trof ik reeds een persoon in de borst, nadat het mij niet gelukt was haar de oogen uit te steken.* ,0, zoo,gaf de man ten antwoord, die zich verbeelde met een krankzinnige te doen te hebben, en ging ijlings heen. Edith echter wendde het hoold af, met een bittere lach om de lippen. Toen zij in bare woning was aangekomen, meldde de meid haar in hetzelfde oogenblik, dat nse- jaflrouw Franz, door verschrikkelijke koort sen was aangegrepen geworden. De arts was er zoo juist geweest, en de eigenaresse van de inrichting, mevrouw Regulus, was zeer in de war. Editb gevoelde op dat oogen blik iets als of bet mes haar in de borst gesto ken werd. Tberese in zulk een toestand door Franz door baar schuld. Voor dit gevoel week haar eigen leed terug, als onbeduidend. De schuld, die zij hieraan bad, drukte haar loodzwaar op de ziele, en slechts door eene gedachte bezield, ijlde zij zonder hoed of mantel af te leggen, naar de gemeenschappelijken huiskamer, om daar van Mevrouw ReguluB alles te verne men. 1 ranz gevoelde zich na het gebeurde niet in staat, nog dienzeilden avond naar Tberese te gaan, ook vond hij geen gelegenheid, zonder opzien te veroorzaken, haar te na deren. Hij had haar door een dienstman een briefje willen laten brengen, waarin hij baar verzocht, zoo spoedig mogelijk tot hem te komen; maar thuis gekomen zijnde, vernie tigde hij deze regelen wederom en schreef haar een hartstochtelijken brief, dat bij uit Gotha was teruggekeerd en smeekte haar den volgenden dag om vijf uur uit te gaan. Hij zou haar dan op dat uur aan de deur opwachten. Omtrent mijn zwiigen zal ik morgen alles mededeelen, dierbare Tberese. Ik breng u goede tijding, ik verlang vurig naar u en druk u in gedachten aan mijn hart.* Dezen brief sloot hij, ook nog andere brieven ware er te beantwoorden. Uitnoo- digingen voor allerlei feesten waren aange komen. Zoo was hij dan op eenmaal wederom in een maalstroom van genietingen. Eeu brief echter dien hij al reeds lang verwacht had, bleef weg, namelijk een brief van graaf Kuiland. Hij bad uit Rome nog geene tijding gehad; maar hij bevond zicb zekerlijk op reis naar Afrika; dan was bet te begrijpen dat hij ondanks zijne belofte, toch niets van zich hooren liet. Wanneer er echter ook den volgenden dag geen tijding omtrent bem kwam, zou Franz naar Rome telegrafeeren en in het hotel vragen, waarheen en wanneer of graaf Kurland was afgereisd. Dit besluit gaf hem eeuig8zins rust. Ten laatste schreef Franz, eer dat hij slapen ging, nog eenige regelen aan Felix. Hij wilde ook tusschen hem en zijn broeder alles in bet reine brengen, daar Franz ge voelde, bem anders niet rustig io de oogen te kunnen zien. Hij schreef hem, dat hij den volgenden morgen bij hem in zijne wo ning zou komen en verzocht bem driogend thuis te blijven, daar Franz het overige gedeelte van den dag gebonden was. Den nacht bracht Franz zeer onrustig door. Al het in de vorige dagen gebeurde, kwam bem telkens voor den geest; een verschrikkelijke droom verstoorde zijn slaap en toen bij laat op stond was zijn stemming, daar bij door hevige hoofdpijn geplaagd weid, zeer ver drietig. Alles geleek hem zoo treurig en eento nig toe, eD zijne toekomst, scheen bem deze morgen zeer donker. En nog was er geen bericht van graaf Kurland, geen brief i van Therese, Docb van Ruth, die beloofd had, hem te schrijven wel eenige rekeningen tot een hoog bedrag loopends, en eindelijk een briefjo van do ouden Fuld, die hem o- ver eeu zeer gewichtige persoonlijke aange legenheid wenschte te spreken en om een onderhoud in zijDe woning verzocht. „Ook dat nog!" bromde Franz. Nu gingen zijne gedachte, onophoudelijk van her naar der. Van Fuld naar Tazia, die bij zoo ongelukkig gemaakt bad, van haar tot Edith, van Edith op Rutb, dan weder dacht bij aan Gotha, aan Therese, aan Felix, ja zelfs Ot- to Vincent kwam bem in de gedachten. Na den laatsten brief, dien hij van hem ge had had, had hij niets meer van Otto ver nomen. Nu, zooveel te beter. Nu, dat hij alle din gen zoo zwart inzag, gruwde hij van Otto. Ja, ja het was hoog tijd, om alle zaken in orde te brengen, zich met Therese open lijk te verloven, zijne bruid naar zijne moe der te brengen, en van nu af, een arbeid zaam en solied leven te leiden: hij wilde alle gezelschap ontvluchten, hij wilde niets meer genieten, mets meer. En de oude Fuld zou hij, ofschoon Franz zelf in geldelijke zorgen was, bet geld goven, dat hij wellicht aan hem vragen zou. Juist werd daarbuiten gebeld. „Zie wie er is, Laat me zijn naam opge ven, en zeg voorloopig, dat gij niet weet of ik thuis ben, dat gjj eren zult gaan zien,* gaf Franz den dienaar bescheid, toen deze binnenkwam. Weinige minnton later reikte de bediende bem het kaartje van den ouden Fuld over. „Laat binnen komen.* De professor zag er zeer ernstig uit, toen hij Franz de hand toestak. De trekken, die gewoonlijk op bet gelaat prijken, van iemand die geld komt vragen, kon Franz niet ont dekken. Dat verontrustte hem zeer. „Ik bid u, heer Professor, ga zitten. Ik ben juist van de reis teruggekomen. Anders zou ik u wel eens ontmoet en natuurlijk opgezocht hebben. Waarmede kan ik u die nen Wellicht wilt gij een sigaar Zoo heel goed, ik luister.* „Mij voert een zeer ernstige, mijne doch ter Tazia betreffende zaak tot u, beer baron* begon Fuld en streek door zijn dunne zwar te baard. „Veroorloof mij, dat ik alle voor oordeel op zijde scbu<f, en openlijk tot u spreek; ik moet het wel doen, want al les, alles staat op bet spel. Wees er van overtnigd, dat ik in zulk een tèere zaak als dezo niet met een licht hart, maar slechts uit nood besloten heb, dezen gang te doen. Alzoo om kort tezjjn, heer baron nu afwezigheid van den echtgenoot, ds hof makerij van den losbol en andere omstan digheden leidden er toe dat de reine vreuw niet meer zich onschuldig kan noemen. Ten slotte wordt de verleider ontmas kerd, de echtgenoot keert plotseling terug, geeft opheldering over zijn heengaan en wegblijven; ook de moeder der ongeluk kige vrouw was intijds ter hulpe gesneld, de verzoening tusschen de echtgenooten heeft plaats en d« verleider kan ongetroost als verliezende partij heengaan. Niet alleen de weddenschap had hij ver loren, maar ook zijn gemoedsrust, want de man die tot heden met de harten der vrouwen gesold, met het heilige vour der liefde gespot had had voor deze vrouw eene diep gaande genegenheid opgevat, wel ke, nu zijn hartstocht gefnuikt werd, in haat oversloeg, maar ook medebracht dat hij zich zeiven verachtte. Keeren wij terug tot de uitvoering. De rol van den verleider Frans van Man del werd op meesterlijke wijze weergegevei door den heer W. Teengs. In het voor spel was hij op en de op de door de for tuin begunstigde nietsdoener en ijdeltuit, een flaneur die kan roemen op de verove ring van vrouwenharten bij het dozijn. In het derde en vierde bedryf, als verlei der, als slachtoffer yan de neiging van zijn eigen hart en ook als wereldliDg hij wien toch nog niet alle ridderlijkheid is uitge— bluscht, gaf de heer Teengs ons eene fijn en scherp geteekende figuur te aanschouwen. Treffend was vooral de acte, waarin het verzet tegeu de moeder der verstrikte vrouw werd afgebeeld. Dat tafeereltje was een mooie karakter- teekening, waarbij ook vooral mevrouw D. Teengs-Kaan prachtig acteerde. Warm, gevoelvol en waardig spel. Trouwens, de geheele figuur van Mevr. de Wede. van Tboll, als de moeder, welke, zelf een voorbeeld van een degelijke echt- genoote die in tijden van tegenspoed juist haaf echtgenoot tot hulp is geweest en nu, als de opvoeding harer kinderen door den dood van haren man op hare schouders alleen is gelegd, met allen krachten zich inspant om hare dochter een reine vrouw en degelijke gade te doen zijn, werd door mevr. 7eengt tut in de kleinste bizondeiheden juist en veranderden de gelaatstrekken van Fuld, een treurige, neerslachtige uitdrukking kwam op zijn gelaat te voorschijn. „Tazia is zeer zeer ziek, zoo ziek dat wij voor het ergste vreezen, en er blijft naar de verklaring van den doctor slechts een middel over, namelijk afleiding te vinden om hare melancholie te verdrijven." Verder kwam de man niet. Uit zijne oogen vloeiden tranen. Maar ook dengene tot wie dit alles gezegd was, die de laatste vree- selijk woorden gehoord had, liep een rilling door de leden en hij werd doodsbleek. Nu zagen zij elkander aan. Fuld greep Franz' hand m drukte haar heftig. Vrees niets 1 Ik kom niet om u wetten voor te schrijven stond in zijne oogen te lezen. Booze plannen konden in de ziel van dien man geene plaats vindenmaar liefde tot zijn Tazia zijn kind, vervulde zijn geheele ziel. *AUoo mijn waarde mijnheor von Bendlerl Er is slechts een middel, dat de man die zij bemint tot haar komt, haar nadert, haar en tijdlang troost, haar toont dat zijn hart warm voor haar slaat, om haar dan om haar dan Wederom zweeg Fald. Het was treurig om aan te zien, hoe hij leed bij de herin nering aan haar, hoe hij leed door schaamte znlke bekentenissen te moeten doen, hoe hij leid uit vrees, verkeerd verstaan te wor den. En dan ging hij heftig voort: ,0, vrees niets mijnheer von Beodler. Wjj kunnen en mogen geene aanspraken op u doen gelden, wij wisten, dat een arm meisje als Tazia geen kalme levensweg gaan kan. Wij waren n dankbaar, dat gij haar zoo vriendschappelijk gezind waart en niets ligt verder van mij, dan u deze treu rige dingen te verwijten. Ook zou er nooit een sylabe daaromtrent over mijne lippen gekomen zijn, wanneer het niet noodzakelijk geweest was. Wellicht Dat was te veel. Door Franz von Bendlers binnenste gingen allerlei denkbeeldenen ge- dachtep. Zijn keel brandde, zijne slapen klopten. De natuurlijke menscb, vrij van alle onmenschelijke gevoelens nam ge heel bezit van bem, en bet verlangen om te helpen en goed te maken, beheerschte hem geheel. Maar hoe Zon Tazia werkelijk gene zen, wanneer hij haar dagelijks kwam be zoeken Zou een later onvermijdelijke schei ding, den toestand niet verergeren En kon hij iederen dag wel gaan, had hij geene plichten tegenover Therese te verval len, na bij steeds bij haar hoorde te zijn? j En zon bovendien bij deze menscben niet de hoop ontstaan, dat hij hunne dochter tot zijn vrouw zou maken, en zou hij dat kun nen Het was of het geluk hem geheel vorla- ton had, alles keerde zich tegen hem. Franz herstelde zich echter en zeide „len eerste mijnheer de professor, aanvaard mijn innig leeiwizen en medegevoel en de verzekering, dat ik a niet misverstaan heb. Waar zooveel op het spel staat, moet alles wijken. Niet gebrek aan beleefdheid leid u, maar de strenge plicht. Gij hebt gelijk, en ik zal u met mijn beste krscht helpen. Maar het is mij verbazend moeieljjk, om het op dit oogeoblik te moeten uitspreken, toch durf ik het n niet te verzwijgen, dat ik mij verloofd heb en reeds van plan ben, mijne verloving bekend te maken daar door ontstaan onoverkomelijke zwarig heden en geen kleine ook.* Franz hield stil, Fuld was als boopeloos niet omdat nu de kaas voor Tazia op de hand van Franz verkeken was, maar omdat hjj ten zeerste begreep, dat het onmogelijk zon zijn, dat Franz hem en jTazia zon kunnen helpen. Wonden door nienwe wonden te doen genezen, was dwaasheid. En nienwe wonden zonden er wederom geslagen worden, wanneer Franz zjjn doch ter op nieuw naderde. Hij bleef lang verslagen zitten, tot dat Franz hem bij de hand greep, en zijne die pe deelneming nitdrnkte. „Geloot mij, heer professor dat deze uren voor mij zeer zwaar zijn, in mijn jonge leven, zijn zij wel de zwaarste. Ik wil en zal goedmaken zooveel ik vermag. Wanneer gij wilt, zal ik morgenochtend komen. Dan zullen wij verder bespreken, of meer be- bezoeken gewenscht zijn. Is u dat goed De onde man schudde het hoofd en zeide op troosteloozen toon „Neen, ik geloof bjj nadere overweging, dat het beter is, dat gij wegblijft. Ik dank u, heer baron |Het was een daad van ver twijfeling, die mij tot u voerde. Ach mijne arme, arme vrouw.* Met knikkende knieën stond de man op, toen hij naar zijn handschoenen en stok greep. „Leef wel 1 Nogmaals, vergeef mij Adieu, Adieu 1* Het hoofd buigend, ver liet hij de kamer. Franz echter viel diep bedroefd in een stoel neder. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 1