r-.ïïïl:;ts
plaatselijk"
ïezers
reid een openbaar debat J
rechtkwestie op een door 1 1
palen avond en door hem te
plaats in het district met H
Van del Kaay te houden iS
heer Van der Kaay daarbij al]!11
soonlijke kwesties ter zij(je -
van
hij er
eveneens
Apri' iL
Immers algemeen bekend is
dat Mr. van der Kaay den gronil
van het ontwerp des ministers "M
de grondwet niet te rijmen acht
dat hij dus zijn stem over data-i
dement niet anders zou hebbeD*
paald al had hij officieel vemoET"
dat de minister bij aanneming cif
van, zijn ontwerp zou intrekken.
In zijne op 2 April j.1» !e: Ag*,
gehouden rede gaf Mr. van
tenzij de officieele door het j ^r.
der Centrale Liberale Kiesver -j»
bezorgde uitgave dier red®Dje(
van het door hem ze"
onderteekenaar in August®
vorige jaar ingediende a®'
eene scheeve, met de ^er
niet strookende, voorstem1#
een der bedenkelijkste zi]JeD
amendement werd verzwe^eUt'jit
Schagen, 18 ApriJjl
Zondag 18 - V n
vonds om 8 uur, tennirTe
J. P. Blauwgaf de
„EUTERPE," ouder le
beer A. Mille haar eerste
dat de belangstellende lezer die vraag zelf
wel kon beantwoorden. Nu, begin April,
is het schier een algemeene rage om de
beesten bun winterkwartier te doen verla
ten, ja, we lezen zelfs, dat op 6 April
H. M. de Koningin—Regentes de eerste
grasboter heeft ontvangen. Gelukkige ver
schijnsels
Maar de vraag dringt zich aan ons op,
of de beesten het land in moeten,
omdat op stal de mondvoorraad op is, of
omdat ze het land in k u n n e n, vanwe
ge den welbereiden schotel, die hen daar
wacht. Wij gelooven het eerste, want het
voorjaar moge zoo prachtig zijn als het
wil, gras, om eenige randeren voldoende
te voederen, bevatten de weiden nog niet.
Een ervaren boer zei ons„het vee in de
wei eet nn alweer van het hooi, dat nog
gemaakt moet worden En de man heeft
gelijk de nood driDgt om de beesten te
laten grazen. Maar gras is er weinig en
dat weinigje wordt nn schier tot dei wor
tel afgebeten, zoodat deze haast met geen
mogelijkheid krachtig kan uitloopen. De
voorraad is gering en moet noodwendig
doorloopend gering blijven, omdat er geen
tijd voor ontwikkeling ishet land wordt
letterlijk kaal gehouden. En de gevolgen
daarvan zijn weer bedroevend.
Schraal voeren, wreekt zich a'tijd in een
of ander opzicht. Maar waarom doet men
het dan We gelooven inderdaad, omdat
men veelal de meening toegedaan is, dat
de waarde eener boerderij uitsluitend
licht in veel vee. Wij hebben boeren ge
sproken die weten, dat zij te veel vee
hebben, maar die desniettegenstaande dat
euvel doen voortbestaan, waarschijnlijk ge
dreven door valsche schaamte tegenover de
omwonende boeren, die in eeu verminde
ring van vee licht achtergang van zafcen
zouden kunnen zien. Inderdaad jammer,
want zoo lijdt het gansche bedrijfland-
vee en eigenaar met zijn gezin terwijl
dit iuderdaad fatsoenlijk brood zon kunnen
opleveren.
Ergens woont een boerke, met een ta
melijk gezin, dat vier koeien een geheel
jaar door op stal heeft. En wat land heeft
hij Niets dan een stnk dijk. Bovendien
mag hij de grasachtige plekken in eeu on
der handen zijnde veenderij afmaaien. Maar
dat stak dijk maait de man minstens vier
maal per jaar en dat kan hij, omdat hij
het na elke snede door en door begiet.
Daardoor groeit er telkens een pak gras
op van wat ben je me. Wij zien hier sl
jaren voor oogen wat men met een welig
stukske land kan doen. 'sMans baren heb
ben elk 80 h 40. H. A. grasland, evenveel
melkkoeien en meer gewin Wij gelooven
van neeD, en 't zal nog de vraag zijn, of
zij geruster en onbezorgder leven dan on
ze dijkman. Er zijn er zooJ», er zijn er
honderden in ons lieve land, die te veel
land en te veel vee hebben, dia het land
niet kunnen mesten, dan om de zooveel
jaar en dus met geen mogelijkheid voeder
genoeg kannen telen. En toch tracht men
nog te vaak om met een gegeven hoeveel
heid voeder het grootst mogelijk getal koe
ien te houden, terwijl't toch de vraag, al
leen aaoetzijn hoeveel heeft een rund noodig,
opdat het best rendeert.
Naar de vraag moet het bedrijf ingericht
worden.
Er zijn in de hoerderij van die bekende
zegswijzen, waarmede men het wel
zidervnchlj's, opdat rr gras in overvloed tot uw vertegenwoordigd
kome en de heest rn hnn hooggetij knnnen
vieren. Roti. Nbl.
Mr. M. W. F. Treub.
U dankende voor
ruimte,
de verleende plaats-
Over eenige dagen zijn in ons district
de stembussen weer geopend en wordt
gij opgeroepen mede antwoord te geven
op de hoogst gewichtige vraag, die aller-
wege in ons land weerklonken heeft, de
vraag Wij of tij u door den Minister
voorgelegd.
„Verlangt gij, o kiezers van Nederland, de
dat wij de plaats ruimen voor andere
bewindvoerders, of zijt gij zoo over onze
arbeid tevreden, dat gij ons gaarne in de
gelegenheid wilt stellen den taak, welken
wij ons voorgenomen hebben te verrich
ten, verder te voltooien
„Wij of Zij, de mannen die alweer een
spaak in 't wiel gestoken hebben, wie
moeten gaan, meent gij
Bovenstaande werd ons van bevriende
hand ter plaatsing toegezonden. Dat wij,
geestverwant, dit stukje met instemming
plaatsen, zal wel geen betoog
behoeven. Wij voegen er nog aan toe
onderstaande opmerking, welke de Hulde
Ct. haren Lezers ten beste geeft
„Niet genoeg kan het worden herhaald.
zegt het liberale weekblad DeReder-
lander, warm strijder voor de beginselen
der regeering inzake het kiesrecht,
dat, al staan van beide kanten groepen
bijeen, die enkel door de huidige worste
ling zijn saamgebracht, er toch tusschen
saamverbonden groepen aan weers-
Hoogachtend,
Uw Dw. Dr.
X r e u b.
u hierbij
onderstaand
schrijven.
Geachte Redactie l
Wij hebben het genoegen,
een afdruk te zenden van
ons ter plaatsing aangebod
Hoogachtend,
Uw dw. Dienaren,
HERMs. coster_& zoon.
Tot mijn leedwezen moet ik u om
1voor een
aller-
er
dan
hier van protesteeren s^.
heeft de heer k
"ct'r tan Uer
tegen my te protesteeren
aan mij te protesWra„ ma*r i
Aldus de eenvoudige vraag, door de
Minister gedaan, door U kiezers in 't dis
trict Alkmaar mede te beantwoorden.
Valt de beslissing umoeie-
1 ij k Laat mij u dan iets verhalen.
Een koopman, door den handel rijk ge
worden, rustte jaarlijks een groot aantal
schepen uit, die hem de schatten van
Oost en West, van Noord en Zuid thuis
brachten. Maar niet alleen was de koop
man rijk, hij was ook goed en recht van
aard en vergevensgezind. Ieder wilde
hem dan ook gaarne dienen en zoo kwam
het, dat hij op zijn schepen jaren achter
een dezelfde gezagvoerders had, dat de
meeste matrozen in zijn dienst oud waren
geworden. De koopman was zeer rijk en
zoo hinderde het hem niet veel, al maak
ten zijn schepen de laatste jaren niet
zulke goede reizen meer. Hij was zeer
goed en zacht van aard en daardoor kwam
het, dat hij veel, zeer veel door de vingers
zag, als de gezagvoerders klachten aan
hieven over traagheid, over tegenwerking,
over verdeeldheid en twisten onder de
bemanning zijner schepen.
Eindelijk toch was de maat vol scheen
het, en stond de koopman op het punt
de mannen te verwijderen, die door hun
oneenigheid, door hun afkeer van ijverig
werken, den koopman zooveel schade be
rokkend hadden. Maar het scheepvolk
kende zijn reeder, en wist, dat hij zeer
vergevingsgezind was. De eene matroos
deed nog schooner beloften dan den andere.
Alle oude grieven zou men voortaan laten
rusten, eenswillend zou men in 't vervolg
zijn, en de gezagvoerders steunen bij hun
moeielijke taak enz., men was al zooveel
jaren in dienst geweest van den koopman,
en jong aangeworven matrozen konden
zijn zaak immers niet zoo goed behar
tigen en„o, heer, houd ons toch in
uw dienst, wij beloven u werkelijk beter
schap!1' zoo klonk het uit aller mond.
En de koopman liet zich vermurwen
en liet de bemanning bijna geheel de
zelfde blijven. Hij was zoo vergevensge-
eens zind hij wa8 200 lichtgeloovig ook.
zich dikwijls loch i Toen stelde de koopman krachtige man-
nog maar niet houdt. Tot die spreek woor-men aan hun hoofd, mannen, die zelf
den behooren Men melkt de koe door veel werk verrichten, die ook van den
is, maar waaraan men
den bek de koe is een zak, wat men er
in steekt, haalt men er ook weêr uit; goed
voeren kost kwartjes, slecht voeren daal
ders geven moet aan trekken voorafgaan
enz. Die zegswijzen zijn waar en waarom
zich er dus aiet aan te houden de inder
daad kleine boer doet het wel, de grootere
niet of althans in mindere mate. Men weet
dat de eerste doorgaar.s meer van zijn koe
trekt dan de laatste van de zijne en dan
heet het niet zelden* dat men in het groot
niet kan doen, wat men in het klein doet
en verkrijgt; terwijl men behoorde te
zeggen, wat in het klein voordeel geeft,
moet zulks in het groot in nog meerdere
mate doen. Maar, hiertoe ontbreken de
middelen. Juist, maar dan bewijst dat
eenvoudig, dat de veestapel te groot is en
slechts verminderd behoeft te worden, om
haar meer te doen opbreDgen. Alleen een
volkomen goed gehonden rundveestapel
kan voordeel geven, alleen een zoodanige
kan en zal het bewijs leveren, dat het
honden van rundvee geen noodzakelijk
kwaad in den landbouw is, maar dat dit
een wezenlijk en bestendig voordeel zal
geven.
Men meent vrijwel algemeen, dat men
met een kleiner aantal vee niet genoeg
mest zon kunnen maken en dat men
daarom verplicht is, veel vee te honden
manschap veel eischten. Een tijd lang
ging alles goedmen voer met lust, en
rijke ladiugen kwamen binnenmaar
toch konden de gezagvoerders het niet
voorkomen, dat er gedurende den derden
reis al weer oneenigheid kwam en tegen
werking ontstond, tegenwerking van de
zelfde mannen, die drie jaren geleden
met de hand op het hart beterschap be
loofd hadden, die toen met een traan in
hun stem zulke berouwvolle verklaringen
hadden afgelegd.
„Wij ol zij," spraken al de gezag
voerders op een na, toen zij nu weder
met hun klachten tot den koopman kwa
men „Zij moeten vertrekken o f W ij
nemen ons ontsla g."
Den gezagvoerders hun afscheid te
geven, die in zoo korten tijd meer tot
zijn voordeel hadden bijgebracht, dan in
een vorig tijdvak van 25 jaren was ge
daan, daaraan dacht de koopman niet.
Hij wilde hen behouden, want zij konden
en zouden nog veel voor hem doen,
krachtige, werkzame, helder ziende man
mannen als zij waren. Hij was vol van
hun lof. „Wij of zijDe koopman wilde
zoo gaarne allen behouden, al begreep
hij ook het onmogelijke er van.
De matrozen waren in zijn dienst oud
geworden, zij hadden al zoo lang voor
kanten diepgaand verschil is.
„Aan onze zijde vereenigd zij, die ge
meen hebben wat zij willen. Aan de
overzijde degenen, die enkel-en-alleen
worden bijeengehouden door hetgeen zij
niet willen.
„Hier dezulken die te zamen willen en
kunnen opbouwen. Ginds slechts afbreken
als gemeenschappelijk doel, maar onver
mogen om met elkander iets tot stand
te brengen.
„Als vrucht van de overwinning aan
onzen kant de "bestendiging van de krach
tigste liberale regeering, welke Nederland
sedert de dagen van Thorbecke's groot
heid heeft gekend. Als vrucht van de
zegepraal onzer tegenstanders een vraag-
teeken en hopelooze verwarring.
„In het eerste geval de onverwijlde
kiesrechthervorming gewaarborgd, en
daarmede het uitgangspunt verkregen
voor zooveel dringend noodige sociaal-
politieke maatregelen, die te lang reeds
zijn verzuimd. In het laatste geval alles
op losse schroeven, toenemende verbitte
ring, en koren op den molen van een
Domela Nieuwenhuis, die, op zijn stand
punt terecht, daags na de aanneming
van het amendement-De Heijier in
Recht voor Allen schreef, dat de heer en
uitstekend gewerkt hadden voor hem en
de zijnen.
„Ziedaar de tegenstelling. Ziedaar wat
uit volle overtuiging ons doet zeggen
schande over wie, aan onze zijde
staande, iets vermag om 24 April
te maken tot een triomfdag van
de kiesrechther vorming, en die
niettemin het verznimt!
,Als twee hetzelfde doen.''
In het eerste blad van Zondag geeft
de N. Rolt. Ct. aan haar geestverwan
ten den raad om, waar het bij de her
stemming staat tusschen een vooruitstre
vend liberaal en een Katholiek, laatstge
noemde te stemmen.
En in het tweede blad van Zondag
gaat het schimpen op het samengaan van
Tak en Kuyper weer lustig zijn gang.
Welk een kleine wijze toch van pole
miek voeren 1 Men beroept zich in het
hoofdartikel op den hoogleeraar Fruin,
maar vergeet geheel, dat deze hoogleer
aar onpartijdig genoeg is om niet alleen
aan de droitfe van elke partij te raden
de handen ineen te slaan, maar het ook
alleszins natuurlijk te vinden, dat de
gauche's van de verschillende partijen ge
zamenlijk optrokken voor hetzelfde doel.
Acht men het niettemin een zoo sma
delijk bedrijf dat de vrienden van Taks
kiesrecht met Kuyper'santirevolutionairen
gemeene zaak maken, en niet dat de
vrienden der N. Rott. Ct. de Ultramon-
tanen de hand reiken? Als het eerste
heet zich op genade en ongenade aan
Kuyper overgeven, is dan het laatste
niet het hoofd buigen voor de lijfwacht
van den Paus
Vaderland
my te protesteeren UT
Je heer van der de n
z a k e 1 ij k e stri
zijn en te blijven, voert.'
IN GhEZOICTIDEIN".
men voedt dan drie loeien met het voeder gevareu- En zoo weifelde bij, weifelde
dat twee gemakkelijk aankonden, maar men totdat hij eindelijk begreep, dat bij
vergeet daarbij, dat de mest, zoowel in behoud van t zelfde scheepvolk zich tel-
hoeveelheid als in hoedanigheid uitsluitend ^ens k ze^e herhalen zou, wat zich nu
van de hoeveelheid en de hoedanigheid van weer had voorgedaan dat het toch eigen-
het voeder alhangt. Dat men derhalve met ma^ wa8> door die mannen zijn
twee goed gevoederde dieren ten minste belang en dat zijner kinderen telkens tegen-
even veel, zoo niet meer, en tevens veel Sewefkt te zien) en hij nam een kloek
beteren msst maakt, dan met drie schraal besluit en ontsloeg de scheur
en slecht gevoederde, terwijl tevens de twee ma kers achtereenvolgensuit
goed gevoederde meer melk en boter geven z n dienst.
'Ik Kiezers zijt gij als de koopman, en
n^nU aaU «X O TïT„1n A
Amsterdam, 16 April 1894.
Mijnheer de Redacteur.
De vindingrijkheid is in verkiezings
dagen groot. Een sprekend staaltje daar
van wordt opgeleverd door het praatje,
aangaande mijne
district Alkmaar
leedwezen moet
eenige plaatsruimte verzoeken
openlijk protest tegen een nieuwe
bedenkehjkste telastlegging van den heer
Mr. M. w. F. Treub in zijn toe
spraak tot de kiezers op 9 April 1.1. m
het lokaal biligenlia te Alkmaar.
Die spreker heelt volgens uw verslag,
dat ik als juist durf aannemen,omtrent mijn
verwijt aan den Minister van Binnen-
landsche Zaken, dat hij heeft nagelaten
van zijn veranderde meening omtrent het
amendement-de Meijier te doen blijken
en de Kamer in de meening heeft ge
bracht en gelatendat hij in de aanne
ming van dat amendement zou berusten,
het volgende gezegd:
„Met dat praatje moest het nu uit
zyn.
„Zij 't ook, dat bij het einde der be
raadslaging des Donderdags men den
indruk mocht hebbeD, dat de Minister
zou toegeven, des Vrijdags morgens vóór
de stemming heeft het meerendeel anders
geweten, niet officiéél maar officieus.
Nader ondervraagd, zeide de heer
Treub, dat hjj dit gehoord had van
mannen als Lieltinck, BorgesiUS en
de Kanter.
Tegenover dezer bewering plaats ik
de volgende stellige verklaring
Het is mij onbekend in welke bijzonde
re inlichtingen de drie genoemde heeren
zich hebben mogen verheugen maar
wat mij zei ven en „het meerendeel" der
Kamerleden betreft, ontken ik, dat ons
Donderdags of Vrijdags vóór de stem
ming omtrent de gewijzigde inzichten des
Ministers en zijne voornemens officiéél of
officieus iets is medegedeeld.
Mocht aan sommige vertrouwden zooda
nige officiëele of officieuse mededeeling zijn
te beurt gevallen,dan wordt de zaak er niet
beter op. Dan zou toch de bewering van
de schrijver in het Weekblad voor ïoorne
Rutten enz. aannemelijk worden gemaakt,
dat „alleen taktiek" de handelingen des
Ministers heeft bestuurd, dat die taktiek
„volkomen is gelukt", en dat „men ar
geloos heeft gestemd".
Het noemen van den naam de Kanter
is, helaas, wel geschikt om aan die on
derstelling nieuw voedsel te geven, wan
neer men het verslag leest van de groo-
te openbare vergadering, die den 7 A-
pril 1.1. te Utrecht is gehouden. Onder de
sprekers toch die daar den Minister van
Binnenlandsche Zaken en zijn kiesrecht-
ontwerpen verdedigen, behoorde ook de
heer de Kanter. De heer Röell maakte de
opmerking dat deze spreker gezegd werd
niet geheel vreemd te zijn aan de ver
klaring, die in het genoemde weekblad
van 's ministers handelwijze gegeven is.
Daarop erkende de heer Kanter niet al
leen met den schrijver van nabij bekend
te zijn, maar gaf hij tevens te kennen
dat de in het weekblad geschetste tak
tiek er naar zijn meening wel door kan.
'f Is immers, zeide hij, in den parle
mentaire strijd a la guerre commc a la
geurre
De heer de Kanter is nog niet lang
lid van de Tweede Kamer geweest.
Wanneer hij weer zitting zal nemen,
hoop ik dat hjj de onderscheiding zal
leeren maken tusschen hetgeen al dan
niet de bonne geurre kan genoemd wor
den. Waarschijnlijk zal hij dan erkennen
dat zelfs de mantel der liefde niet vol
doende is om een taktiek te vergoelijken,
waaraan de heer Roèll aarzelde een naam
te geven en die, zoo zij inderdaad is ge
volgd, niet anders zou zijn dan wat die
spreker noemde, een moedwillig en voor-
bedachtelijk misleiden van de Kamer.
waarop uoer van der j"
die een zakelijke strijd"? Lden »2
-r - n> v°ert.
Meent Mr. van <ter Kaan A t
gen zeg, die ik niet veramV ik
laat hem dan het aanbod
ik openlijk in het bijzijn C'T
den der conservatief-libemu d*
deed: en dat hem wel nTet
zijn; laat hem met mij jn P
debat treden. Dat zal de l- 0Nh
licht geven, dan het plaatse?^
ken die de tegenpartij 0f n r
nadat andere bladen ze ovP>-„ 'et of»
de oogen krijgt. erne®en),
Ik verklaar mij
t,
Na deze bereidverklaring ka x J
het ingezonden stuk van Mr V 0,1
Kaay kort zijn. De hoofdg^ 1
daarentegen heb is deze dat
zijne geestverwanten in de ki J!
thans telkens doen de»—5
vernam
het
znllen dan de drie, staat beslist vast.
Veel vee heelt het dezen winter schraal
gehad en de gevolgen daarvan bleven en
blijven niet nit. Het verwerpen van het
kalf in sommige boederijen schrijft meD
daar ook al aan tor. Hier woont Dog een
boerke, die is letterlijk met zijn winter-
voer verlegen. Hij wil 't verkoopeu, maar
men heelt 't niet meer noodig, want de
feesten gaan in het land.
Mcge nu een milde
weifelt
Zij"
18
regen komen hjj
ook gij P Welnu, dat „Wij of
ook voor u, waartusschen gij
tc kiezen hebt. Ziet gij liever andere
mannen aan 't bewind dan onze tegen
woordige Ministers, die reeds zoo veel
gedaan hebben, die nog zooveel kunnen
en willen doen voor u en uwe kinderen,
ziet wel toe, wat gij doet Heeft dit
Ministerie echter uw sympathie en ziet
gij het gaarne nog langir aan't bewind,
aanstaanden Dinsdag
dat, naar ik
Candidatuur in
wordt verspreid.
Volgens dat praatje, zou mijne Candi
datuur geen ander doel hebben dan
Mr. Kraakman in de Kamer te brengen.
Dit zou aldus toegaan„Indien ik ge
kozen word, zal ik bedanken en dan
„altijd volgens hetzelfde werkelijk zeer
„vindingrijke verhaal de Kiezers aan
baden in mijn plaats Mr. Kraakman
„naar de Tweede Kamer te zenden. Deze
„fraaie combinatie zou reeds tusschen
„den heer Kraakman en mij zijn over-
„een gekomen 1"
Indien het niet een bekend feit was,
dat zelfs de meest onmogelijke verkiezings
sprookjes vaak geloofd worden, wanneer
zij zonder tegenspraak blijven, zou ik het
te eenenmale overbodig achten, tegen het
bovenstaande verhaal op te komen. Ieder
toch, die eenigszins op de hoogte van
den toestand is, moet het onzinnige
en belachelijke daarvan terstond
inzien.
Dat de voorstanders van de candida
tuur van der Kaag voor hun candidaat
ijveren, is natuurlijk; maar dat er onder
hen zijn, die om hun Candidaat er
door te krijgen, zulke onzinnige praatjes
uit hun duim zuigen, als dat hetwelk ik
hierboven in bet kort weergaf, kan hoog
stens bewijzen, hoe zwak zij hun eigen
zaak achten en hoe laag de dunk is, die
zij van de Kiezers hebben.
's-Gravenhage, 14 April 1894.
Wva.ii der Kaay.
Aan de Redactie van de
Alkmaarsche Courant.
Mijnheer de Redacteur
In het Handelsblad van heden zie
ik, dat de heer van der Kaay in uw blad
een ingezonden stuk plaatste naai aan
leiding van eene nieuwe van mij afkom-
stigen allerbedenkelijkste te lastlegging."
Ook ditmaal had de heer van der Kaay
met de beleefdheid er voor te zorgen,
dat mij een exemplaar van het blad'
waarin hij tegen mij polemiseert, werd
toegezonden. Mr. van der Kaag weet
blijkbaar met, dat het in acht nemen van
die beleefdheid welke meer is dan
vorm tusschen eerlijke tegenstanders
steeds gebruikelijk is. Althans van ter
g*T8t lk dezer da8en vernemen,
YPrl-ip6- van.der Kaay vóór de eerste
verkiezing een ingezonden stuk in het
aderland plaatste, waarbij zijnerziids
eene „allerbedenkelijkste telastwS
tegen mij geuit werd. Tot op den hui-
vlgnnhetar /b/k,eVeDniin het nummer
van het Taderland, waarin het bedoelde
stuk staat als het nummer van uw blad
*1J 8trÜden, gestreden wordt. Indien
de hoofdzaak tracht af te lijden £r
aan de kiezers niet gevraagd een C'
van goed gedrag of een rood Iia,
aan den minister Tak te geven
Wat hun gevraagd wordt,
te doen, over de richting waarin j_
staatsbestuur wenschen geleid te reP®
uitspraak te doen over de vraa»
door het steunen van mannen al/ijd
der Kaay en de zijnen het kie^ J
vraagstuk als een struikelblok op deuf8
der hervorming willen laten staan d», f11'
dat vraagstuk tot zoover het binne T'
grenzen der grondwet tot oplossing te
gen is, naar de meest liberale op,v
wenschen opgelost te zien. "■oc
Waar dat de vraag, waarom h
en daarom gaat het is de
tie of de minister van Binnenlai
zaken op 8 en 9 Maart een flinke
ding aanneemt of niet bijzaak.
Overigens houd ik, wat ik te
aanzien in de vergadering te Al
zeide op het gezag der door mjj gen<
de personen niet alleen van Mr,
Kanter staande.
Of Mr. van der Kaay Vrijdag-
9 Maart vóór de stemming-hoewel
officieel vernomen heeft dat de mimJ
bij de aanneming van het amendei»
de Meijer de wet zou intrekken wee;
Dietdat heb ik dan ook niet bewe
Wat ik beweerde was, dat vele kar.
leden het wél wisten en die hewei
houd ik vol. Maar ik vraag mij af,
om Mr. van der Kaay thans zoo
drukt op het ontbreken eener offi
verklaring van de ministerstafel,dat bij
neming van het amendement de Me*
de wet zou worden ingetrokken.
En heeft het hameren op
des ministers op 8 en
der doel dan hem de sympathie 1- r
zers te ontnemen, dan acht ik
tiek, waar het een zakelijken strjj f
gelijk ik reeds zeide, weinig aanbe1'
waardig. Mr. Van der Kaay die
de hoogte oordeelt over alle t
ders die hij op zijn weg on'moct,Mg*qgi
waarlijk wel den raad ter hart'
welke dezer dagen door den heer j.
Wertheim aan de N. Rottliji,
werd: „Medicijnmeester, geneest u |j
Ik wil gaarne aannemen a
te goedertrouw geschiedde,
toch dat hij, wien zoo iets"
wèl doet, niet te hard over teg®
te oordeelen.
U, mijnheer de Redaete J^te,
voor de mij verleende plaa 9
zoek ik u beleefd een exelI1P
Courant, waarin dit stuk Zl' T \f1
nomen, aan Mr. van der
toekomen.
Hoogachtend
hou
bl:_
9 Maart ge®#1
kit i
Amsterdam, 17 April
ÜW D*j,
rrel
1894.
dej