r-.ïïïl:;ts plaatselijk" ïezers reid een openbaar debat J rechtkwestie op een door 1 1 palen avond en door hem te plaats in het district met H Van del Kaay te houden iS heer Van der Kaay daarbij al]!11 soonlijke kwesties ter zij(je - van hij er eveneens Apri' iL Immers algemeen bekend is dat Mr. van der Kaay den gronil van het ontwerp des ministers "M de grondwet niet te rijmen acht dat hij dus zijn stem over data-i dement niet anders zou hebbeD* paald al had hij officieel vemoET" dat de minister bij aanneming cif van, zijn ontwerp zou intrekken. In zijne op 2 April j.1» !e: Ag*, gehouden rede gaf Mr. van tenzij de officieele door het j ^r. der Centrale Liberale Kiesver -j» bezorgde uitgave dier red®Dje( van het door hem ze" onderteekenaar in August® vorige jaar ingediende a®' eene scheeve, met de ^er niet strookende, voorstem1# een der bedenkelijkste zi]JeD amendement werd verzwe^eUt'jit Schagen, 18 ApriJjl Zondag 18 - V n vonds om 8 uur, tennirTe J. P. Blauwgaf de „EUTERPE," ouder le beer A. Mille haar eerste dat de belangstellende lezer die vraag zelf wel kon beantwoorden. Nu, begin April, is het schier een algemeene rage om de beesten bun winterkwartier te doen verla ten, ja, we lezen zelfs, dat op 6 April H. M. de Koningin—Regentes de eerste grasboter heeft ontvangen. Gelukkige ver schijnsels Maar de vraag dringt zich aan ons op, of de beesten het land in moeten, omdat op stal de mondvoorraad op is, of omdat ze het land in k u n n e n, vanwe ge den welbereiden schotel, die hen daar wacht. Wij gelooven het eerste, want het voorjaar moge zoo prachtig zijn als het wil, gras, om eenige randeren voldoende te voederen, bevatten de weiden nog niet. Een ervaren boer zei ons„het vee in de wei eet nn alweer van het hooi, dat nog gemaakt moet worden En de man heeft gelijk de nood driDgt om de beesten te laten grazen. Maar gras is er weinig en dat weinigje wordt nn schier tot dei wor tel afgebeten, zoodat deze haast met geen mogelijkheid krachtig kan uitloopen. De voorraad is gering en moet noodwendig doorloopend gering blijven, omdat er geen tijd voor ontwikkeling ishet land wordt letterlijk kaal gehouden. En de gevolgen daarvan zijn weer bedroevend. Schraal voeren, wreekt zich a'tijd in een of ander opzicht. Maar waarom doet men het dan We gelooven inderdaad, omdat men veelal de meening toegedaan is, dat de waarde eener boerderij uitsluitend licht in veel vee. Wij hebben boeren ge sproken die weten, dat zij te veel vee hebben, maar die desniettegenstaande dat euvel doen voortbestaan, waarschijnlijk ge dreven door valsche schaamte tegenover de omwonende boeren, die in eeu verminde ring van vee licht achtergang van zafcen zouden kunnen zien. Inderdaad jammer, want zoo lijdt het gansche bedrijfland- vee en eigenaar met zijn gezin terwijl dit iuderdaad fatsoenlijk brood zon kunnen opleveren. Ergens woont een boerke, met een ta melijk gezin, dat vier koeien een geheel jaar door op stal heeft. En wat land heeft hij Niets dan een stnk dijk. Bovendien mag hij de grasachtige plekken in eeu on der handen zijnde veenderij afmaaien. Maar dat stak dijk maait de man minstens vier maal per jaar en dat kan hij, omdat hij het na elke snede door en door begiet. Daardoor groeit er telkens een pak gras op van wat ben je me. Wij zien hier sl jaren voor oogen wat men met een welig stukske land kan doen. 'sMans baren heb ben elk 80 h 40. H. A. grasland, evenveel melkkoeien en meer gewin Wij gelooven van neeD, en 't zal nog de vraag zijn, of zij geruster en onbezorgder leven dan on ze dijkman. Er zijn er zooJ», er zijn er honderden in ons lieve land, die te veel land en te veel vee hebben, dia het land niet kunnen mesten, dan om de zooveel jaar en dus met geen mogelijkheid voeder genoeg kannen telen. En toch tracht men nog te vaak om met een gegeven hoeveel heid voeder het grootst mogelijk getal koe ien te houden, terwijl't toch de vraag, al leen aaoetzijn hoeveel heeft een rund noodig, opdat het best rendeert. Naar de vraag moet het bedrijf ingericht worden. Er zijn in de hoerderij van die bekende zegswijzen, waarmede men het wel zidervnchlj's, opdat rr gras in overvloed tot uw vertegenwoordigd kome en de heest rn hnn hooggetij knnnen vieren. Roti. Nbl. Mr. M. W. F. Treub. U dankende voor ruimte, de verleende plaats- Over eenige dagen zijn in ons district de stembussen weer geopend en wordt gij opgeroepen mede antwoord te geven op de hoogst gewichtige vraag, die aller- wege in ons land weerklonken heeft, de vraag Wij of tij u door den Minister voorgelegd. „Verlangt gij, o kiezers van Nederland, de dat wij de plaats ruimen voor andere bewindvoerders, of zijt gij zoo over onze arbeid tevreden, dat gij ons gaarne in de gelegenheid wilt stellen den taak, welken wij ons voorgenomen hebben te verrich ten, verder te voltooien „Wij of Zij, de mannen die alweer een spaak in 't wiel gestoken hebben, wie moeten gaan, meent gij Bovenstaande werd ons van bevriende hand ter plaatsing toegezonden. Dat wij, geestverwant, dit stukje met instemming plaatsen, zal wel geen betoog behoeven. Wij voegen er nog aan toe onderstaande opmerking, welke de Hulde Ct. haren Lezers ten beste geeft „Niet genoeg kan het worden herhaald. zegt het liberale weekblad DeReder- lander, warm strijder voor de beginselen der regeering inzake het kiesrecht, dat, al staan van beide kanten groepen bijeen, die enkel door de huidige worste ling zijn saamgebracht, er toch tusschen saamverbonden groepen aan weers- Hoogachtend, Uw Dw. Dr. X r e u b. u hierbij onderstaand schrijven. Geachte Redactie l Wij hebben het genoegen, een afdruk te zenden van ons ter plaatsing aangebod Hoogachtend, Uw dw. Dienaren, HERMs. coster_& zoon. Tot mijn leedwezen moet ik u om 1voor een aller- er dan hier van protesteeren s^. heeft de heer k "ct'r tan Uer tegen my te protesteeren aan mij te protesWra„ ma*r i Aldus de eenvoudige vraag, door de Minister gedaan, door U kiezers in 't dis trict Alkmaar mede te beantwoorden. Valt de beslissing umoeie- 1 ij k Laat mij u dan iets verhalen. Een koopman, door den handel rijk ge worden, rustte jaarlijks een groot aantal schepen uit, die hem de schatten van Oost en West, van Noord en Zuid thuis brachten. Maar niet alleen was de koop man rijk, hij was ook goed en recht van aard en vergevensgezind. Ieder wilde hem dan ook gaarne dienen en zoo kwam het, dat hij op zijn schepen jaren achter een dezelfde gezagvoerders had, dat de meeste matrozen in zijn dienst oud waren geworden. De koopman was zeer rijk en zoo hinderde het hem niet veel, al maak ten zijn schepen de laatste jaren niet zulke goede reizen meer. Hij was zeer goed en zacht van aard en daardoor kwam het, dat hij veel, zeer veel door de vingers zag, als de gezagvoerders klachten aan hieven over traagheid, over tegenwerking, over verdeeldheid en twisten onder de bemanning zijner schepen. Eindelijk toch was de maat vol scheen het, en stond de koopman op het punt de mannen te verwijderen, die door hun oneenigheid, door hun afkeer van ijverig werken, den koopman zooveel schade be rokkend hadden. Maar het scheepvolk kende zijn reeder, en wist, dat hij zeer vergevingsgezind was. De eene matroos deed nog schooner beloften dan den andere. Alle oude grieven zou men voortaan laten rusten, eenswillend zou men in 't vervolg zijn, en de gezagvoerders steunen bij hun moeielijke taak enz., men was al zooveel jaren in dienst geweest van den koopman, en jong aangeworven matrozen konden zijn zaak immers niet zoo goed behar tigen en„o, heer, houd ons toch in uw dienst, wij beloven u werkelijk beter schap!1' zoo klonk het uit aller mond. En de koopman liet zich vermurwen en liet de bemanning bijna geheel de zelfde blijven. Hij was zoo vergevensge- eens zind hij wa8 200 lichtgeloovig ook. zich dikwijls loch i Toen stelde de koopman krachtige man- nog maar niet houdt. Tot die spreek woor-men aan hun hoofd, mannen, die zelf den behooren Men melkt de koe door veel werk verrichten, die ook van den is, maar waaraan men den bek de koe is een zak, wat men er in steekt, haalt men er ook weêr uit; goed voeren kost kwartjes, slecht voeren daal ders geven moet aan trekken voorafgaan enz. Die zegswijzen zijn waar en waarom zich er dus aiet aan te houden de inder daad kleine boer doet het wel, de grootere niet of althans in mindere mate. Men weet dat de eerste doorgaar.s meer van zijn koe trekt dan de laatste van de zijne en dan heet het niet zelden* dat men in het groot niet kan doen, wat men in het klein doet en verkrijgt; terwijl men behoorde te zeggen, wat in het klein voordeel geeft, moet zulks in het groot in nog meerdere mate doen. Maar, hiertoe ontbreken de middelen. Juist, maar dan bewijst dat eenvoudig, dat de veestapel te groot is en slechts verminderd behoeft te worden, om haar meer te doen opbreDgen. Alleen een volkomen goed gehonden rundveestapel kan voordeel geven, alleen een zoodanige kan en zal het bewijs leveren, dat het honden van rundvee geen noodzakelijk kwaad in den landbouw is, maar dat dit een wezenlijk en bestendig voordeel zal geven. Men meent vrijwel algemeen, dat men met een kleiner aantal vee niet genoeg mest zon kunnen maken en dat men daarom verplicht is, veel vee te honden manschap veel eischten. Een tijd lang ging alles goedmen voer met lust, en rijke ladiugen kwamen binnenmaar toch konden de gezagvoerders het niet voorkomen, dat er gedurende den derden reis al weer oneenigheid kwam en tegen werking ontstond, tegenwerking van de zelfde mannen, die drie jaren geleden met de hand op het hart beterschap be loofd hadden, die toen met een traan in hun stem zulke berouwvolle verklaringen hadden afgelegd. „Wij ol zij," spraken al de gezag voerders op een na, toen zij nu weder met hun klachten tot den koopman kwa men „Zij moeten vertrekken o f W ij nemen ons ontsla g." Den gezagvoerders hun afscheid te geven, die in zoo korten tijd meer tot zijn voordeel hadden bijgebracht, dan in een vorig tijdvak van 25 jaren was ge daan, daaraan dacht de koopman niet. Hij wilde hen behouden, want zij konden en zouden nog veel voor hem doen, krachtige, werkzame, helder ziende man mannen als zij waren. Hij was vol van hun lof. „Wij of zijDe koopman wilde zoo gaarne allen behouden, al begreep hij ook het onmogelijke er van. De matrozen waren in zijn dienst oud geworden, zij hadden al zoo lang voor kanten diepgaand verschil is. „Aan onze zijde vereenigd zij, die ge meen hebben wat zij willen. Aan de overzijde degenen, die enkel-en-alleen worden bijeengehouden door hetgeen zij niet willen. „Hier dezulken die te zamen willen en kunnen opbouwen. Ginds slechts afbreken als gemeenschappelijk doel, maar onver mogen om met elkander iets tot stand te brengen. „Als vrucht van de overwinning aan onzen kant de "bestendiging van de krach tigste liberale regeering, welke Nederland sedert de dagen van Thorbecke's groot heid heeft gekend. Als vrucht van de zegepraal onzer tegenstanders een vraag- teeken en hopelooze verwarring. „In het eerste geval de onverwijlde kiesrechthervorming gewaarborgd, en daarmede het uitgangspunt verkregen voor zooveel dringend noodige sociaal- politieke maatregelen, die te lang reeds zijn verzuimd. In het laatste geval alles op losse schroeven, toenemende verbitte ring, en koren op den molen van een Domela Nieuwenhuis, die, op zijn stand punt terecht, daags na de aanneming van het amendement-De Heijier in Recht voor Allen schreef, dat de heer en uitstekend gewerkt hadden voor hem en de zijnen. „Ziedaar de tegenstelling. Ziedaar wat uit volle overtuiging ons doet zeggen schande over wie, aan onze zijde staande, iets vermag om 24 April te maken tot een triomfdag van de kiesrechther vorming, en die niettemin het verznimt! ,Als twee hetzelfde doen.'' In het eerste blad van Zondag geeft de N. Rolt. Ct. aan haar geestverwan ten den raad om, waar het bij de her stemming staat tusschen een vooruitstre vend liberaal en een Katholiek, laatstge noemde te stemmen. En in het tweede blad van Zondag gaat het schimpen op het samengaan van Tak en Kuyper weer lustig zijn gang. Welk een kleine wijze toch van pole miek voeren 1 Men beroept zich in het hoofdartikel op den hoogleeraar Fruin, maar vergeet geheel, dat deze hoogleer aar onpartijdig genoeg is om niet alleen aan de droitfe van elke partij te raden de handen ineen te slaan, maar het ook alleszins natuurlijk te vinden, dat de gauche's van de verschillende partijen ge zamenlijk optrokken voor hetzelfde doel. Acht men het niettemin een zoo sma delijk bedrijf dat de vrienden van Taks kiesrecht met Kuyper'santirevolutionairen gemeene zaak maken, en niet dat de vrienden der N. Rott. Ct. de Ultramon- tanen de hand reiken? Als het eerste heet zich op genade en ongenade aan Kuyper overgeven, is dan het laatste niet het hoofd buigen voor de lijfwacht van den Paus Vaderland my te protesteeren UT Je heer van der de n z a k e 1 ij k e stri zijn en te blijven, voert.' IN GhEZOICTIDEIN". men voedt dan drie loeien met het voeder gevareu- En zoo weifelde bij, weifelde dat twee gemakkelijk aankonden, maar men totdat hij eindelijk begreep, dat bij vergeet daarbij, dat de mest, zoowel in behoud van t zelfde scheepvolk zich tel- hoeveelheid als in hoedanigheid uitsluitend ^ens k ze^e herhalen zou, wat zich nu van de hoeveelheid en de hoedanigheid van weer had voorgedaan dat het toch eigen- het voeder alhangt. Dat men derhalve met ma^ wa8> door die mannen zijn twee goed gevoederde dieren ten minste belang en dat zijner kinderen telkens tegen- even veel, zoo niet meer, en tevens veel Sewefkt te zien) en hij nam een kloek beteren msst maakt, dan met drie schraal besluit en ontsloeg de scheur en slecht gevoederde, terwijl tevens de twee ma kers achtereenvolgensuit goed gevoederde meer melk en boter geven z n dienst. 'Ik Kiezers zijt gij als de koopman, en n^nU aaU «X O TïT„1n A Amsterdam, 16 April 1894. Mijnheer de Redacteur. De vindingrijkheid is in verkiezings dagen groot. Een sprekend staaltje daar van wordt opgeleverd door het praatje, aangaande mijne district Alkmaar leedwezen moet eenige plaatsruimte verzoeken openlijk protest tegen een nieuwe bedenkehjkste telastlegging van den heer Mr. M. w. F. Treub in zijn toe spraak tot de kiezers op 9 April 1.1. m het lokaal biligenlia te Alkmaar. Die spreker heelt volgens uw verslag, dat ik als juist durf aannemen,omtrent mijn verwijt aan den Minister van Binnen- landsche Zaken, dat hij heeft nagelaten van zijn veranderde meening omtrent het amendement-de Meijier te doen blijken en de Kamer in de meening heeft ge bracht en gelatendat hij in de aanne ming van dat amendement zou berusten, het volgende gezegd: „Met dat praatje moest het nu uit zyn. „Zij 't ook, dat bij het einde der be raadslaging des Donderdags men den indruk mocht hebbeD, dat de Minister zou toegeven, des Vrijdags morgens vóór de stemming heeft het meerendeel anders geweten, niet officiéél maar officieus. Nader ondervraagd, zeide de heer Treub, dat hjj dit gehoord had van mannen als Lieltinck, BorgesiUS en de Kanter. Tegenover dezer bewering plaats ik de volgende stellige verklaring Het is mij onbekend in welke bijzonde re inlichtingen de drie genoemde heeren zich hebben mogen verheugen maar wat mij zei ven en „het meerendeel" der Kamerleden betreft, ontken ik, dat ons Donderdags of Vrijdags vóór de stem ming omtrent de gewijzigde inzichten des Ministers en zijne voornemens officiéél of officieus iets is medegedeeld. Mocht aan sommige vertrouwden zooda nige officiëele of officieuse mededeeling zijn te beurt gevallen,dan wordt de zaak er niet beter op. Dan zou toch de bewering van de schrijver in het Weekblad voor ïoorne Rutten enz. aannemelijk worden gemaakt, dat „alleen taktiek" de handelingen des Ministers heeft bestuurd, dat die taktiek „volkomen is gelukt", en dat „men ar geloos heeft gestemd". Het noemen van den naam de Kanter is, helaas, wel geschikt om aan die on derstelling nieuw voedsel te geven, wan neer men het verslag leest van de groo- te openbare vergadering, die den 7 A- pril 1.1. te Utrecht is gehouden. Onder de sprekers toch die daar den Minister van Binnenlandsche Zaken en zijn kiesrecht- ontwerpen verdedigen, behoorde ook de heer de Kanter. De heer Röell maakte de opmerking dat deze spreker gezegd werd niet geheel vreemd te zijn aan de ver klaring, die in het genoemde weekblad van 's ministers handelwijze gegeven is. Daarop erkende de heer Kanter niet al leen met den schrijver van nabij bekend te zijn, maar gaf hij tevens te kennen dat de in het weekblad geschetste tak tiek er naar zijn meening wel door kan. 'f Is immers, zeide hij, in den parle mentaire strijd a la guerre commc a la geurre De heer de Kanter is nog niet lang lid van de Tweede Kamer geweest. Wanneer hij weer zitting zal nemen, hoop ik dat hjj de onderscheiding zal leeren maken tusschen hetgeen al dan niet de bonne geurre kan genoemd wor den. Waarschijnlijk zal hij dan erkennen dat zelfs de mantel der liefde niet vol doende is om een taktiek te vergoelijken, waaraan de heer Roèll aarzelde een naam te geven en die, zoo zij inderdaad is ge volgd, niet anders zou zijn dan wat die spreker noemde, een moedwillig en voor- bedachtelijk misleiden van de Kamer. waarop uoer van der j" die een zakelijke strijd"? Lden »2 -r - n> v°ert. Meent Mr. van <ter Kaan A t gen zeg, die ik niet veramV ik laat hem dan het aanbod ik openlijk in het bijzijn C'T den der conservatief-libemu d* deed: en dat hem wel nTet zijn; laat hem met mij jn P debat treden. Dat zal de l- 0Nh licht geven, dan het plaatse?^ ken die de tegenpartij 0f n r nadat andere bladen ze ovP>-„ 'et of» de oogen krijgt. erne®en), Ik verklaar mij t, Na deze bereidverklaring ka x J het ingezonden stuk van Mr V 0,1 Kaay kort zijn. De hoofdg^ 1 daarentegen heb is deze dat zijne geestverwanten in de ki J! thans telkens doen de»—5 vernam het znllen dan de drie, staat beslist vast. Veel vee heelt het dezen winter schraal gehad en de gevolgen daarvan bleven en blijven niet nit. Het verwerpen van het kalf in sommige boederijen schrijft meD daar ook al aan tor. Hier woont Dog een boerke, die is letterlijk met zijn winter- voer verlegen. Hij wil 't verkoopeu, maar men heelt 't niet meer noodig, want de feesten gaan in het land. Mcge nu een milde weifelt Zij" 18 regen komen hjj ook gij P Welnu, dat „Wij of ook voor u, waartusschen gij tc kiezen hebt. Ziet gij liever andere mannen aan 't bewind dan onze tegen woordige Ministers, die reeds zoo veel gedaan hebben, die nog zooveel kunnen en willen doen voor u en uwe kinderen, ziet wel toe, wat gij doet Heeft dit Ministerie echter uw sympathie en ziet gij het gaarne nog langir aan't bewind, aanstaanden Dinsdag dat, naar ik Candidatuur in wordt verspreid. Volgens dat praatje, zou mijne Candi datuur geen ander doel hebben dan Mr. Kraakman in de Kamer te brengen. Dit zou aldus toegaan„Indien ik ge kozen word, zal ik bedanken en dan „altijd volgens hetzelfde werkelijk zeer „vindingrijke verhaal de Kiezers aan baden in mijn plaats Mr. Kraakman „naar de Tweede Kamer te zenden. Deze „fraaie combinatie zou reeds tusschen „den heer Kraakman en mij zijn over- „een gekomen 1" Indien het niet een bekend feit was, dat zelfs de meest onmogelijke verkiezings sprookjes vaak geloofd worden, wanneer zij zonder tegenspraak blijven, zou ik het te eenenmale overbodig achten, tegen het bovenstaande verhaal op te komen. Ieder toch, die eenigszins op de hoogte van den toestand is, moet het onzinnige en belachelijke daarvan terstond inzien. Dat de voorstanders van de candida tuur van der Kaag voor hun candidaat ijveren, is natuurlijk; maar dat er onder hen zijn, die om hun Candidaat er door te krijgen, zulke onzinnige praatjes uit hun duim zuigen, als dat hetwelk ik hierboven in bet kort weergaf, kan hoog stens bewijzen, hoe zwak zij hun eigen zaak achten en hoe laag de dunk is, die zij van de Kiezers hebben. 's-Gravenhage, 14 April 1894. Wva.ii der Kaay. Aan de Redactie van de Alkmaarsche Courant. Mijnheer de Redacteur In het Handelsblad van heden zie ik, dat de heer van der Kaay in uw blad een ingezonden stuk plaatste naai aan leiding van eene nieuwe van mij afkom- stigen allerbedenkelijkste te lastlegging." Ook ditmaal had de heer van der Kaay met de beleefdheid er voor te zorgen, dat mij een exemplaar van het blad' waarin hij tegen mij polemiseert, werd toegezonden. Mr. van der Kaag weet blijkbaar met, dat het in acht nemen van die beleefdheid welke meer is dan vorm tusschen eerlijke tegenstanders steeds gebruikelijk is. Althans van ter g*T8t lk dezer da8en vernemen, YPrl-ip6- van.der Kaay vóór de eerste verkiezing een ingezonden stuk in het aderland plaatste, waarbij zijnerziids eene „allerbedenkelijkste telastwS tegen mij geuit werd. Tot op den hui- vlgnnhetar /b/k,eVeDniin het nummer van het Taderland, waarin het bedoelde stuk staat als het nummer van uw blad *1J 8trÜden, gestreden wordt. Indien de hoofdzaak tracht af te lijden £r aan de kiezers niet gevraagd een C' van goed gedrag of een rood Iia, aan den minister Tak te geven Wat hun gevraagd wordt, te doen, over de richting waarin j_ staatsbestuur wenschen geleid te reP® uitspraak te doen over de vraa» door het steunen van mannen al/ijd der Kaay en de zijnen het kie^ J vraagstuk als een struikelblok op deuf8 der hervorming willen laten staan d», f11' dat vraagstuk tot zoover het binne T' grenzen der grondwet tot oplossing te gen is, naar de meest liberale op,v wenschen opgelost te zien. "■oc Waar dat de vraag, waarom h en daarom gaat het is de tie of de minister van Binnenlai zaken op 8 en 9 Maart een flinke ding aanneemt of niet bijzaak. Overigens houd ik, wat ik te aanzien in de vergadering te Al zeide op het gezag der door mjj gen< de personen niet alleen van Mr, Kanter staande. Of Mr. van der Kaay Vrijdag- 9 Maart vóór de stemming-hoewel officieel vernomen heeft dat de mimJ bij de aanneming van het amendei» de Meijer de wet zou intrekken wee; Dietdat heb ik dan ook niet bewe Wat ik beweerde was, dat vele kar. leden het wél wisten en die hewei houd ik vol. Maar ik vraag mij af, om Mr. van der Kaay thans zoo drukt op het ontbreken eener offi verklaring van de ministerstafel,dat bij neming van het amendement de Me* de wet zou worden ingetrokken. En heeft het hameren op des ministers op 8 en der doel dan hem de sympathie 1- r zers te ontnemen, dan acht ik tiek, waar het een zakelijken strjj f gelijk ik reeds zeide, weinig aanbe1' waardig. Mr. Van der Kaay die de hoogte oordeelt over alle t ders die hij op zijn weg on'moct,Mg*qgi waarlijk wel den raad ter hart' welke dezer dagen door den heer j. Wertheim aan de N. Rottliji, werd: „Medicijnmeester, geneest u |j Ik wil gaarne aannemen a te goedertrouw geschiedde, toch dat hij, wien zoo iets" wèl doet, niet te hard over teg® te oordeelen. U, mijnheer de Redaete J^te, voor de mij verleende plaa 9 zoek ik u beleefd een exelI1P Courant, waarin dit stuk Zl' T \f1 nomen, aan Mr. van der toekomen. Hoogachtend hou bl:_ 9 Maart ge®#1 kit i Amsterdam, 17 April ÜW D*j, rrel 1894. dej

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2