TERUGGEKEERD.
Scliagcr Courant,
DONDERDAG 10 MEI 1894.
No. 2S30.
FEUILLETON.
Gemengd Nieuws.
B ij v o e g s e 1, behoorende bij de
VERTELLING
van MARIE STAHL.
2.
Daar stond Geeriruida, met hare slanke,
lenige gestalte over de houten omheining
geleund, het hoofd met de zware, golvende
lokken een weinig teruggetrokken, te sta
ren over de, door den avondgloed overtogen
velden.
Hoe schoon en lieflijk zag zij er uit.
Daar bemerkte Erich,dat haar gelaat de
zelfde strakke uitdrukking wederom aannam
en tegelijk zag hij een ruiter den weg tus-
schen de beide weiden afkomen.
De ruiter was een kleine, gezette man
met een stierennek en een gemeen gelaat.
Hij had rossig haar, daarop prijkte een groo-
te zwarte hoed, en een stoppelige, vuurroo
ds baard verhoogde nog zijn terugstootendheid.
Hij dreef zijn paard tot vlak bij de plaats
waar Geertruida, als versteend stond. Nu sprak
hij met haar. Schöttler kon de woorden niet
verstaan, maar hij zag dat het meisje nog
strakker voor zich keek en de handen te za-
men klemde.
Daarop geschiedde iets ongehoords, de
vreemde vatte baar lachend om de kin,
streelde met zijn groote vleeschige hand bj-
re wangen en bij had de brutlaiteit zijne armen
om haar middel te slaan.
En Geertruida sloeg hem niet in het ge
laat, zij duldde deze liefkozing zonder we
derstand
De professor wendde zich af en snelde de
tuin in, daar de begeerte om den snoodaard
neder te slaan, hem bijna te sterk werd.
Maar toen hij spoedig daarop de woonka
mer binnentrad, zat hij daar weder met zijn
vuile laarzen en vet fluweelen buis en werd
hij aan Erich als buurman en grondbezitter,
mijnheer Maaszmann, voorgesteld.
En dit onmogelijke schepsel bleef den gan-
scben avond (e midden der familie, over
schreeuwde met zjjn luide stem alles en al
len, en sprak over niets anders, dan over
zichzelven, zijn zaken en hetgeen alleen hem
belang inboezemde.
Templin gedroeg zich in zijn tegenwoor
digheid als een afgestrafte schooljongen en
Geertruida als een gehypnotiseerde. Toon na
het avondeten kaartspelen gewenscht werd
en Maaszmann, Templin en de opzichter
Seefeld daaraan deelnamem, en Geertruida
zich met een handwerkje in hunne nabijheid
nederzette, trok Scböttler zich in het stille
kamertje van zijn moeder terug.
Daar was alles nog even als vroeger, zoo
als hij het als kind had gekend, bet bed zij
ner ouders met die vuur roode gordijnen,
de witgeschuurde tafel, en de zware lederen
stoelen met hooge, si ijle leuningen, in een
van welke ook nu zijn moeder gezeten was.
„Moeder,* zeide Erich, „wat moet dat be
teeken tnsschen Geertruida en dezen Maasz
mann, en wat scheelt mijn zwager toch?*
De oude vrouw schudde het grijze hoofd
en wenkte geheimzinnig met haar dorre hand.
„Och lieve jongen dat drukt ons al
len als een vloek, en ik kan niet zeggen
wat het is.*
En nu verhaalde zij onder tranen, dat
Geertruida dezen slechten kerel trouwen wil
de, hij, die zijn eerste vrouw geslagen had,
en die haar van verdriet had doen sterven.
Al hun afraden en betoogen had niets ge
holpen. Het meisje had het toch waarachtig
niet noodig, zij bezat een groot vermogen,
dat zij van een harer bloedverwanten geërfd
had. Ook een oom van haar, een geestelyke
wilde niets van dit huwelijk weten, en daar
om moesten Geertruida en Maaszmann wach
ten, totdat de eersio meerderjarig geworden
was. Ook Bernhard stond geheel en al on
der den invloed van Maaszmann.
Nadat Scböttler een langen tijd met zijue
moeder en zuster had zitten te praten, en
nadat Maaszmann vertrokken was, ging bij
zijn zwager opzoeken.
Hij overviel dezen in een zeer opgewonden
toestand, ineengedoken in een hoek van de
sopha.
„Zeg, Bernhard boe kunt gij nu toestaan
en goedvinden, datj Geertruida de vrouw
wordt van een persoon als Maaszmann?*
vroeg de professor hem. Templin sprong
verwoed op.
„Begint gij ook reeds? Hebben de vrou
wen u op mij afgezonden Blijf mij van het
lijf met je gezeur, ik heb er al reeds
genoeg van. Yraag het aan het meisje zelf,
waarom zij zoo op dien kerel gesteld isl"
De professor sliep zeer weinig dien nacht.
De strakke, vertwijfelde blik van Geertruida's
schoone cogen, het heftige, ongedurige op
treden van zijn zwager en de brutale, schel
le stem van Maaszmann vervolgden hem in
zijn droom. Hier bestond een raadsel, dat
opgelost moest worden.
Het was een mooie dag
Erich liep met loome schreden in zijn kamer
heen en weder.
Hij had zjjn oude geboorteplaats opge
zocht in de hoop, hier eenige weken een ge
zellig thuis te hebben, en een prettig feest
te vieren. In plaats van dat, was hij te
midden van treurigheid en ellende gekomen,
waarin ook hij onwillekeurig deelen moest.
Van dag tot dag was het leven in dit huis
ondragelijker geworden.
Templin maakte den indruk van een gefol
terd en gejaagd mensch. De oude moeder
van Schöttler verliet baar kamer niet meer.
De vrouw des huizes sloop bleek en beven
de door het huis, on do kinderen kropen
in een hoek, wanneer zij de stem huns va
ders hoorden. Geertruida liep sedert eenige
dagen rond, als in een droomenden roe-
stand. Hare schoone oogen hadden de uit
drukking als die van een opgejaagd wild en
deze oogen hadden den proffessor zijn ge
moedsrust doen verliezen; van dag tot dag
gevoelde hij, dat hij dit schoone meisje meer
en meer lief kreeg.
Templin en Maaszmann waren des na
middags te zamen naar de stad gereden, en
Scböttler besloot Geertruida op te zoeken
en eens ernstig met haar te spreken.
Hij zocht haar in den tuin, in huis en
stallen; eindelijk vrezen de kinderen hemden
weg, die naar het veld liep.
Deze weg voerde naar een beekje, dat in den
lsatsten tijd door de aanhoudende regens,
tot een breeden stroom was aangegroeid.
Wat zou zjj daar nog zoo laat moeten
doen De avond viel reeds en een holle
wind joeg zware, zwarte wolken door het
luchtruim.
Eindelijk zag Erich in de verte een don
kere, vrouwelijke gestalte met een wapperen
den mantel op den brug staan, die over den
beek lag.
Deze gestalte boog zich ver voorover, als
zocht zij iets in het water, plotseling richtte
zij zich op en wierp den mantel af.
Ijlings snelde Schöttler voorwaarts en op
het oogenblik, dat Geertruida springen
wilde, omvatte haar een stevige arm.
Zonder iets te zeggen, staarden zij el
kander aan; ontzetting stond op beider ge
laat te lezen.
„Laat mij,* riep zij vertwijfeld, „o
God laat mij toch sterven
„Neen, Geertruida, neen 1 De dood en alles
wat u omstrikt mocht hebben, zal ik trot-
seeren. Mijn liefde zal sterker zijn, dan uw
ongeluk I*
Een wilde, vertwijfelde blik vol ziels
angst, trof hem en sidderend fluisterde zij:
„Gij weet niet, wat gij doet!*
„Vrees niets meer, vlei u aan mijn hart,
vertrouw mij alles toe, mijn arm, gefolterd
kind,* antwoordde Schöttler diep bewogen,
terwijl bij het sidderende meisje vast in zijn
armen sloot.
Plotseling zonk Geertruida met een schrille
kreet aan zijn borst en klemde zich als in
doodsangst aan hem vast.
En hij drukte haar aan zijn hart en
kuste hare tranen weg. Hij fluisterde haar
woorden van liefde en troost toe.
Een vreeselijke vloek deed de beide
uit hunne vergetelheid opschrikken,
als uit den grond verrezen stond Maaszmann
voor hen.
„Deern 1 ellendige deern 1* siste hij in
vreeselijke woede, terwijl hij Geertruida bij
den arm pakte en haar Schöttler wilde
trachten te ontrukken, „dat zult gij mij be
taald zetten 1*
Geertruida schreeuwde het uit, maar in
bet volgende oogenblik had Schöttler, Maasz
mann in zijn keel genomen en bevrijdde haar
zoodoende van haar aanvaller.
Plotseling liet zich een schel, waanzinnig
lachen hooren.
Niet ver van hen stond Templin, met zijn
geweer in de hand.
„Hondt hem, pak hem, werp hem in het
water I* bralde hij, „in het tuchthuis wil
hij mij brengen hij zegt dat ik een
brandstichter ben I bij zal sterven.*
De waanzinnige lag zijn geweer aan,
Maaszmann stiet een schreeuw uit, liet zijn
vijand los en snelde heen.
Een ijzig lachen en een krachtig schot
volgden hem.
„Loop naar de bl1* riep Templin,
en in den rug getroffen, zonk Maaszmann
neder.
Het ontzettende was geschied. Maaszmann
lag zorgwekkend en Templin moest naar
een krankzinnigengesticht gebracht worden.
Nu was voor Schöttler het raadsel opgelost.
Zijn ongelukkige zwager had zijn boer
derij zelf in brand gestoken, en had zijn
positie door de verzekeringsom willen ver
beteren.
Maaszmann had de daad ontdekt en de be
wijzen in handen.
Door te dreigen, de zaak aan te geven,
kreeg bij Templin geheel in zijn macht en
dwong dezen, hem zijne schoone, jonge zus
ter, de erfgename van een groot vermogen
tot vrouw te geven.
Het oude landhuis was weder vrij van
zijn vloek. Een kalm en vredig geluk
woonde nu onder zijn oud dak, het geluk
van een paar liefhebbende harten, dat weldra
de laatste sporen van het vroegei zoo el
lendige leven uitwischte.
In den paaschnacht zat Erich en Geer
truida aan hetzelfde venster, waar hij als
kind de opgaande Paasehzon verwacht had.
fin zjj hoorden de kerkklokken luiden en
zageo hoe de zon door zijn schitterende stralen
den nacht deed verdwijnen,- die paasehzon,
die ook getuigde van de opstanding der
natuur uit baren winterslaap.
SLOT.
Om hetafgeven vaneen
gewitte muur te voorkomen moet men
albastina onder de kalk mengen of bij el-
ken emmer kalk een half maatje onge
kookte lijnolie voegen.
Toepassing.
Jansje kwam op zekeren tijd met hare
vriendin Suze uit de kerk, waar onder
meer zeer geijverd was tegen zelfverheffing
en ijdelheid.
„O, ik kan je niet zeggen, hoe heer
lijk en nuttig ik die preek vondl" riep
Jansje. „Dat was eerst een woord op zijn
pas! Die dominè kent de menschen, hoor!
Ik dacht dadelijk; Hoe jammer, dat Cato
er niet is! Wat zou zij daar een goed les
je hebben gekregen!"
Suze was op 't punt onze Jans te her-