GEMENGD NIEUWS.
Een vreeselijke nacht
Bijvoegsel, behoorende bij de
Sflmgcr Courant,
ZONDAG 20 MEI 1894.
ft o. 2S33.
Naar 't Ilaliaansth door ENRICO
CASIELNUOÏO.
Laten wij ons drie stations voorstellen
X. IJ. Z. Ik meen u reeds te hooren
vragen of 'torn een vergelijking van drie
onbekende grootheden te doen is. Vol
strekt Diet, lezer, met algebra hebben wij
hier niets te maker; wij verbergen alleen
de waren namen van onze geschiedenis
achter deze nietszeggende letters.
Het is een snikheette, drukkende Au
gustus—avond. De ondergaande zon is
door een rooden krans omgeven, aan
den gezichteinder dreigen zwaie wolken,
die er als reusachtige bergen uitzien,
bliksems doorklieven het zwerk, terwijl de
donder rommelt.
Meneer Cesare Favari, stations-chef van
Y. zit in zijn hemdsmouwen, zonder das
:0f boord voor 't telegraaftoestel op zijn
bureau. Het was een slechte dag voor
meneer Favari geweest, hij had de piaats
in moeten nemen van den ziek geworden
telegrafist. Favarie is over 't algemeen een
uitstekend mensch, maar wordt gauw
driftig, vooral wanneer zijn vrouw Arpo-
lice van de eerste verdieping komt, om
met hem te praten.
Heden, bijvoorbeeld, had zijn vrouw
hem een zeer lang bezoek gebrachtgod
dank is zij nu eindelijk naar bed gegaan
en meneer Favari denkt haar weldra te
volgen als trein 44 (van X komende) en
105 (van Z. komende) voorbij zijn. Maar
de duivel schijnt van avond de hand in
'tspel te hebben. Trein 44 is te laat,
daardoor wordt 105 opgehouden, die den
eersten in Z. moet treffen. Het is elf
uur. Eindelijk geeft 'i station X. een
teeken van leven en seint vertrek van trein
44. Op 't zelfde oogenblik komt er
een volgend bericht van Z
,Als gij trein 44 ophouden kunt, laat
ik trein 105 vertrekken."
Favari stelt zich al 't ongeduld voor
der reizigers, maar doet a's een man van
orde en plicht, en seint dadelijk terug
Zal trein 44 hier houden, laat 105
vertrekken.
Yan 't station Z. komt nu dadelijk een
tweede telegram
Trein 105 vertrokken.
Eenige minuten heb ik nu tenmin
ste rust, zegt Favarie, zich vergenoegd in de
handen wrijvend.
Hij trekt nu zijn jas aan, doet boord
en das om, wischl zich 't zweet van 't
gelaat en gaat naar buiten.
Buiten zag 't er niet aangenaam uit,
een vreeselijk onweer dreigde er. Meneer
Favari verwonderde er zich wel over, dat
zijn vrouw nog niet geroepen had: O
Cesare, O, Cesare", want ze was erg be
vreesd voor den bliksem.
Ëartolomeus, de assistent van den chef,
loopt op 't perron heen en weer, met een
lantaarn in de hand, die een lange roode
streep licht voor zich uit werpt. Bij de
stralen van den bliksem verdwijnt echter
't roode licht en men ziet de lange ge
stalte van Bartolomeus, die veel te lang
voor zoo'n klein station.
Bij de zeven Makkabeërs (dat is zijn
lievelingsvloek) bromt de assistent, wat
een hondenweer.
Het weer wordt steeds erger, groote stof
wolken, door den wind opgestuwd, vliegen
over 'i station. Geen mensch is er, wie gaat
er ook bij zulk een weer op reis
Favari loopt hem tegemoet en zegt:
Trein 44 en 105 treffen elkaar hier
Wat zegt Bartolomeus. Trein 44
komt hier niet.
Nu ja, ik wil alleen maar zeggen,
dat hij heden avond wacht tot de aankomst
van trein 105.
Maar hij komt hier niet is 't ant
woord.
Bartolomeus is oogenschijnlijk erg in
zijn schik, niettegenstaande den stationr-
chet de haren te berge rijzen.
Stommertroept hij en verliest zijn
hem zoo noodige koelbloedigheid.
Is de trein dan gisteren avond ook niet
gekomen
De aangesprokene blijft doodkalm en
antwoordtGisterenavond stopte hij,
maar nu niet meer.
En terwijl hij met Favari 't bui eau op
loopt, wijst bij dezen op de volgende be
kendmaking
Yan af den vijfden Augustus stopt trein
44 niet meer aan 't station X. De directie.
En vandaag is het de vijfde I zegt
Bartolomeus.
Dat had de chef vergeten. Nu eerst be
grijpt hij waaraan hij zich schuldig heeft
gemaakt, toen hij zijn collega in Z. ant
woordde, eer hij zich vergewist had of
't nog tijd genoeg was om trein 44 te
doen ophouden.
De seinen, de seinen roept hij met
bevende stem.
Hij stormde naar buiten en wierp in zijn
vaart den langen Bartolomeus omver, die
niet kon nalaten te mompelen
Dat is een onaangename geschiedenis,
bij de Makkabeërs
Juist op 't zelfde oogenblik Loorde men
een schril gefluit en pijlsnel vloog trein
44 voorbij 't station.
Stoppen, stoppen, riepen Cesare en
de lange Bart, doch do machinist scheen
niets te hooren en alleen er aan te denken
den verloren tijd weer in te halen.
Favari en Bartolomeus zagen elkaar spra
keloos aan. Was dit een droom of wer
kelijkheid
Trein 44 en 105, die op denzelfden lijn
met een snelheid van 30 kilometer in 't
uur liepen zouden weldra op elkander
stooten.
Nog twee minuteD, misschen één, en
de lokomotieven stormen op elkaar, en al
les is verloren. Boven 't geknetter van
hout, het gerammel van kettingen, 't bre
ken van ruiteD, boven alles uit klinkt 't
gekerm der gewonden, ft laatste kreunen
van een stervende.
En men kan niets doen, niets, niets
Bartolomeus gaat het bureau weer binnen,
Het hootd is hem op de borts gezakt, de
armen hangen hem slap langs het lijf en
in de eene hand wiegelt de lantaarn.
Yan boven hoort men de stem van Ar-
police, die bang voor 't onweder, om baar
Cesare roept.
Maar Cesare antwoordt niet.
Als een waanzinnige loopt hij in de rich
ting van Z. Waarom? Weet hij 't zelf,
heelt hij een duidelijk begrip van 't geen
hij doet
De regen valt bij stroomen neer, 't rol-
len van den donder doet den grond schud-
den, de wind rukt de takken van de hoo
rnen en werpt de telegraafpalen omver.
Maar al sla«t hem ook de regen in 't
gezicht, Favari rent steeds voort zonder
een seconde stil te staan. Aanhoudend
loopt hij tnsschen de rails, in de hoop dat
een aankomende trein hem verpletteren
zou. De dood, ziedaar zijn eenige toe
vlucht
Het derde van den afstand tusschen de
stations Y. en Z. had de chef reeds afge
legd. Zonderling toch, tot nu toe heeft
hij niet het minste spoor van een ongeluk
ontdekt. Wanneer men alles goed nagaat,
had 't op ongeveer drie mijlen van 'tstation
moeten plaats hebben. Was Favari mis
schien hit slachtoffer van een misverstand,
was 't voorbijgegaan van den trein No. 44
misschien een droom geweest? NeeD, t' is
waar, hij zitt den telegram met vurige
oogen voor zich, hij ziet den trein voorbij
snellen, die zijne stem niet hooren wilde
en te gronde wilde gaan.
En nu, daar zal 't verschrikkelijke ge
beurd zijn, daar achter 't huis van den
baanwachter, waar de weg een kromming
maakt. Voorwaarts, voorwaarts! De onge
lukkige vliegt verder, bereikt 't huisje,
maar ziet niets, niets dan 't schelle licht
van den bliksem.
Als hij eens den verkeerden weg was
opgegaan Maar dat is ook niet mogelijk,
hij kent den weg maar al te goed, en de
nummers van de huisjes bewijzen hem
duidelijk, dat geen vergissing mogelijk is.
De huisjes zijn gesloten, geen levend we
zen is meer te bemerken, allen zijn zeker
naar de plaats des onheils of hebben in
hun verbijstering vergeten, dat er nog een
trein passeeren moet.
Hoelang hij nu al geloopen heeft, weet
hij niet, hij weet alleen dat hij verder
moet, niettegenstaande zijn beenen de
noodige kracht beginnen te weigeren.
Tweemaal is hij reeds neergevallen, zijn
pet is afgewaaid doch hij gunt zich geen
tijd dien te zoeken. Met ontbloot hoofd en
natte kleeren loopt hij voort.
Het weer is wat bedaard en de regen
hondt op.
Nu vergist hij zich niet, daar in de
verte schemert een licht, nog eenige se
conden en wie weet wat hij zal aanschou
wen.
Waar ginds dat licht flikkert, sloeg
een klokje aan. „Is de weg vrij?" vroeg
het in zijn taal. En na korten lijd ant
woordt naar Y. 't andere signaal: „Hij
is vrij!"
Nu hoort men een schril, kort gefluit,
twee vurige, roode ballen komen uit de
duisternis te voorschijn en de grond
dreunt door den naderenden trein.
Het is te veel voor 'nero, bewusteloos
valt hij neer, terwijl de trein in razende
vaart voorbijvliegt.
Den volgenden morgen ontwaakte Cesare
Favari in de kamer van den stations-chef
te Z., die hem nu vertelt dcor welk een
wonder 't ongeluk verhoed is.
De trein 105 was inderdaad van Z. ver
trokken, doch door den hevigen storm hield
de machinist 't voor raadzaam terug te stoo-
men.
Slechts eenige minuten later kwam tot
ieders verbazing trein 44 binnen. Op 't
station zelf kon geen ongeluk gebeuren,
daar 105 op een ander rail liep. De machi
nist van No. 44 verklaarde geen teeken ge
zien te hebben, dat hem noodzaakte te
stoppen, men dacht nu dat er iets niet in
orde was op station Y., men vloog naar
't seintoestel, maar de storm had de draden
vernield. ToenSnen verzekerd was, dat al-