GEMENGD NIEUWS. B ij voegsel, behoorende bij de Schaker Courant, DONDERDAG 7 JUNI 1894. l¥o. 2838. j gaan. Hij neemt daarom inschiijving op 't Grootbroek dat geeft veel minder, doch is secuur. Ja, maar als er toch eens zoo'n oor log kwam, dan zouden de Staatsschulden... Te Myslowits, in Prui sisch-Silezië, hebben zich gevallen van A- ziatische cholera voorgedaan. Volgens een telegrafisch bericht van 3 dezer waren 6 perzonec er door aangetast, waarvan er 4 zijn overleden, terwijl er 15 oader sur veillance zijn gesteld. Te Neundorf, in het district Zabrze, is ook een choleralijder. Ér bestaat gegronde reden om aan te ne men, dat de ziekte aldaar is overgebracht door personen uit Rusland. Velen die asperge-bedden in hun tuin hebben, kunnen de verzoeking niet weerstaan, reeds in het tweede jaar na het aanleggen in die bedden rond te woeien, om, gelijk ze zeggen, de dikste asperges er uit te steken. Dit is evenwel hoogst verkeerd. De aspergestengel wordt daardoor bijzonder verzwakt en de sappen kunnen niet ten goede komen aan den groei der plant, zoodat men den tijd, dat de aspergeplant vracht voort zou brengen, wel met 510 jaren verkort. Nooit ste- ke men de asperge vóór het 3e jaar en dan alleen maar de dikste stengels. Met het vierde jaar kunnen geregeld alle stengels gestoken worden. Toch is het goed, als men om de vijf jaren het groot ste deel van het bed laat doorschieten. Dit bevordert de kracht van het geheele bed en vergemakkelijkt de vernietiging van den aspergekever, die in den asperge stengel huist en zich daarin invreet. Men maakt het daardoor mogelqk dat de as perge bij goede verzorging wel 20 jaar lang eene goede opbrengst geeft; dan ech ter houdt het op. Het is daarom goed, na verloop van 1820 jaren weder nieuwe bedden aan te leggen. Sempervirens Op ijn waarde g es c A at. Toen de groote Bismarck voor eenige jaren dokter Schwenninger als geneesheer liet roepen, deed de laatste ook eenige vra gen naar het vorige leven van zijn pa tiënt. Maar deze antwoordde snel„Hoor eens, dokterik liet je roepen om het te genwoordige te verhelpenhet verledene is niet meer te genezer," Daarop nam de dokter zijn hoed en stond op„Als ik geen vragen mag doen, raad ik u aan, een veearts te halen, die stelt ook geen vragen aan zijn patiënt." Dat ferme woord beviel Bismarck. »Blijf," zeide hij„gij zijt juist de man, dien ik hebben moet." Muizenissen. HetEngelseh werkwoord t o m u s e, peinzen, heeft in laDgver- vlogen tijden een familielid gehad in de landen van den Dietschen stam, en van dezen is een erfstuk overgebleven, waar van een getrouwe reproductie aan het hoofd van dit opstel staat. De spraakmakende ge meente, ditmaal niet al te best ingelicht, heett het ding eens bekeken, vond het al les behalve mooi, en maakte er toen het eenige van wat er, naar zij dacht, van te maken wasmuizennesten. En in dien vorm vervult het in de spreektaal een be scheiden rol. Dus ook een soort van „overpeinzingen', al zijn zij ook van eenigszins bij zonderen aard. We bedoelen er niet mede, dien zwaren, maar edelen verBtands-arbeid, waarbij al de krachten van den geest ge richt zijH op ééa groot doel, het dieper doordringen tot de waarheid, het moeite- vol benaderen van het onbekende die inspanning van de herseneD, bij welke alles wordt verwijderd uit de gedachten, wat de juistheid der te maken gevolgtrek kingen in gevaar zon brengen. Ook niet de zorgvuldige voorbereiding, in den geest, van eene belangrijke onderneming, het nauwlettend nagaan van alle groote en kleine omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de uitvoering, en van al le mildelen waardoor de kans van welsla gen vermeerderd kan worden. Evenmin den geestestoestand in oogenblikken van rust, wannneer de gedachte verwijlt in een diep verleden, rondzwerft langs in geruimen tijd niet betreden paden, ol zich een flau we voorstelling zoekt te vormen van het geen verborgen kan liggen achter dat on doordringbaar voorhangsel, 't welk zelfs ons volgend levensuur voor ons verbergt. Al dat peinzen behoeft niet bepaald pijnlijk te wezen, is het slechts als het óf niet tot het doel leidt, 6f ons brengt in reeds vergeten oorden, waar het niet aangenaam is te toeven. Doch wanneer men van muizenissen spreekt, wordt er altijd iets lastigs, iets vervelends mee bedoeldvan die kleine re of- ook wel tamelijk scherpe zelfkwel lingen, waaraan de patiënt wel niet ster ven zal, maar die evenzeer hinderen sis sommige lichamelijke ongesteldheden, ge woonlijk weinig in tel, toch meer dan vol doende om den thermometer van iemands pleizier een groot aantal graden lager te doen wijzen dan den normalen stand. Men spreekt van heidensche volken, bij wie het een mode-artikel is zich spijkers in de huid te stekeu of insnijdingen in het vleesch te maken, alleen om hun go den, bij wie zij ongetwijfeld een wonder lijken smaak onderstellen, genoegen te doen. De lieden bij ons die zich „muize nissen" in het hoofd halen kunnen niet eens wijzen op zoo belange- looze intenties het is hun niet mogelijk eenig aardsch, hemelsch of helsch wezen op te noemen, dat van hun geestelijke zelfkastijding gediend zou zijn. Verbeeld u een man, die uit is, ont spanning, uitspanning ook, vindt in een mooie, zomerachtige streek, waar alles tot genieten lokt. Hij voelt er zich zeer pret tig, in aangename stemming. Plotseling komt hem in de gedachte, dat er een of andere zaak is, die nog niet in orde was gebracht, van welke het zelfs te betwijfe len valt, of zij wel ooit in orde zal ko menof hij denkt weer aan een verlies, 't welk hij eenigen tijd geleden heeft on dergaan, en dat hij nu zoo mooi op weg was om, zooal niet ts vergeten, dan toch te boeken op den post der oninbare levens- credieten. Of er is hem iets onaangenaams, overkomen, dat hem opeens gaat hinderen een hooggeplaatste, wiens goede opinie niet zonder invloed kan zijn op verdere uitzichten, heeft zijn groet niet beant woord een brief is tot hem gekomen, waarin een debiteur met veel omhaal van woorden te kennen geeft, dat men zijn vordering gerust als een hersenschim kan beschouwen of de gedachte blijft hangen aan de gestalte van personen, voor wie hij heeft te zorgen, en van wie hij volstrekt nog niet zeker is dat zij wel terecht zul len komen daar waar hij hen gaarne hebben wil. En een of meer dezer zaken maakt zich meester van de gedachte; al het overige, de indruk van het landschap, de heerlijkheid van zon en lucht en licht, de zang der vogelen en de geur der bloemen, dat alles verdwijnt als een nevel, men voelt en ziet en hoort niet goed meerde muizenissen Vervullen het hoofd, verdui steren den blik, maken den man die er zich mede inlaat onvatbaar voor genot, bijna ongenietbaar voor anderen. (Dat laat ste is nog een klein verschil, in het voor deel van onzen heiden van zoo—even die maikte het alleen zichzelven lastig,) Maar die man, zal men zeggen, is eenvoudig een zenuwlijder! Hoort eens, vrienden, de hedendaagsche zenuwlijderij krijgt al te veel op haar re kening. 't Is best mogelijk, dat al de ver keerde dingen, welke men aan haar in vloed toeschrijft, ook inderdaad geen an deren oorsprong hebben dan zeker pbysiek gebrek aan weerstandsvermogen, maar wij vinden toch, dat men er zich zoo niet van at kan maken ten slotte zouden we eenvoudig in alles te berusten hebben, zon der er zelfs over te mogen spreken. Voor lichamelijke zwakheid is gymnastiek goed. Voor gemis van morecle kracht ook, maar natuurlijk van een andere soort. Als iemand van nature geneigd is om sterken drank te gebruiken, die hem kwaad doet, behoort hij er zich van te onthouden, en wie blootstaat aan aanvallen van ontstem ming door invallende gedachten of door tobberijen over alles en nog wat, moet zijn best doen om zijn hersenkast te be- heerschen, den inhoud onder controle, den arbeid die daar verricht wordt onder de leiding van zijn wil te houden. Tobben is erg dwaas. En vooral, wanneer men het doet over dingen, aan welke het niet mogelijk is iets te veranderen. Een oud heer, ontheven van verantwoordelijk heid voor anderen, genoeg bezittende om, bij zuinig beheer, tegen ontbering gewaar borgd te zijn. gaat in zichzelf zeuren over de kans om zijn geld kwijt te raken, als er eens een groote Europeesche oorlog uitbreekt en de effecten naar de diepte Hij besluit zich een lijfrente te koopen. Doch, als die maatschappij eens in het ongereede geraakte Enz. Men begrijpt dat het raadzaam is dien goeden man maar alleen te laten met zijn onderstellingen. Onbezorgdheid, die min of meer de ge daante aanneemt van onverschilligheid, is zeker allerminst aan te bevelen. Wie een zaak tot stand moet brengen, en dat hebben wij immers eiken dag te doen, in 't groote zoowel als in 't kleine, pakke haar aan; met volle krachten, wijde er al zijne gedachten aan, doe wat in zijn vermogen is om haar goed te beëindigen. Doch wie zichzelven eerlijk kan verzekeren, niets verzuimd te hebben dat het welslagen moest bevorderen, of, zooal, volkomen te goeder trouw te zijn te kort geschoten, die behoeft niet, als zij tot de geschie- nis behoort, voortdurend zich te kwellen met de gedachte hoe het geweest zou zijn als dit of dat anders ware gedaan. Even eens is het onzinnig, van kleine onaange naamheden, stroospiertjes op den levens weg, een vergroot beeld in den geest op te nemen en zich daarmee de opgeruimdheid te laten overschaduwen. En het gekste van alles is, de gebeurlijkheden der toe komst, tot een onderwerp te maken van overpeinzingen en bekommernissen, waar van hetniet mogelijk iB eanig heil te ver wachten. De meeste dingen komen wel terecht, als wij ze met een helder oog bezien en met een kloeke hand aanpakken. Des on danks kan teleurstelling ons ten deel val len, en het is niet kwaad ook daarop voor bereid te zijn. Ja, maar met het rustig ver trouwen, met den kalmen moed, die den fto

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 5