B ij voegsel, behoorende bij de
Sclia^er Courant,
DONDERDAG 21 JUNI 1894
Ufo. 2842.
Een verhaal uit den
Fransch Duitschen Oorlog.
Op hunne hooge Mecklenburgers gere
ten, reden drie uhlaneD, na een gewaagd
strooptochtje in Chilliers-aux-Bois, waar
Fransche bezetting lag, terug naar Pithi-
viers, dat toen in de uiacht der Pruisen
was. Met de porceleiuen pijpen in hun
mond, een voldaan lachje op het gelaat,
in achtelooze houding op hunne zadels
hangende, reden ze half slaperig voirt,
als ruiters die geen haast hebben, en als
of ze zich op veilige wegen bevonden.
Naast hen liep, door een lang touw met
een achterpoot aan den zadel gebonden,
met hangende ooreu en krullende staart,
al knorrende, een prachtig varken, dat ze
bij een boer te Santeau hadden gestolen.
Als de gevangene nu en dan, alsof hij
wist welk lot hem wachtte, beproefde te
rug te spartelen, stak een zijner overwin
naars hem met de pont van zijn lans
in den rug. Ongetwijfeld een wreed mid
del, maar zeker afdoende, want het dier
stiet een kreet van pijn uit en was voor
eenige oogenblikken van de lust tot tegen
spartelen genezen.
Bij drie afstraffing brulden de uhlanen
van genoegen als menscheneters, die versch
vleesch ruiken, en de middelste ruiter nam
nit zijn pistooltasch een groote met riet
omvlochten flesch. Hij deed er de kurk
af, nam er een f'inken teug uit, g;af haar
daarna aan zijn beide vrienden, die zich
evenmin onbetuigd lieten. Daarna vervie
len ze in hun zoet gepeins, en bliezen
dikke rookwolken uit hun groote pijpen,
tot eene nieuwe poging tot verzet van het
gevangen varken een nieuwe aansporing
noodig maakte, welke op haar beurt ve
der door een herhaald rondgaan der flesch
werd gevolgd. Nadat ze de hoeve van Buis-
son voorbij waren, kwam het troepje bij
de brug, die aldaar over de rivier is ge
legd. Geheel verdiept in hun buit, en
vertrouwende dat de weg wel even veilig zou
zijn als bij het heengaan, bemerkten de
drie uhlanen niet dat drie verradelijke ge-
weerloopen even boven het gras van den
oever uitstaken.
Op het oogenblik dat zij de brug zou
den oprijden, weerklonken drie geweerscho
ten. Twee der paarden, op tien pas afstand
in de borst getroffen, verheffen zich met
een sprong op de achterste pooten, en vallen
daarna met hunne ruiters ter aarde. De
derde ruiter, degene die het varken aan
de lijn heeft, wankelt een oogenblik in
den zadel, terwijl hij een rauwen kreet
uitstoot. Dan grijpt hij met beide armen
om den hals van het paard, dat hij de sporen
in de zijde zet. Drie francs-tireurs sprin
gen op hetzelfde oogenblik uit de rivier
waar ze tot hun buik in het water ston
den en snellen naar den weg, waar men-
schen en dieren onder een gerinkel van
staal en onder hevig vloeken lagen te
worstelen.
Hoewel ze bijna bewusteloos waren door
den val en geheel in hun tuig verward,
trachtten de beide uhlanen zich met hun
ne revolvers te verdedigen. De francs-ti
reurs maken hieraan spoedig een einde
door hen met bajonetsteken af te maken.
Het paard, waarop de de gewonde zich
krampachtig vasthoudt, ontsnapt aan de
handen van een der francs-tireurs, die het
wilde grijpen, en rent in vliegende galop
den weg af, het varken meeslepende. Door
de dolle vaart van de been geraakt, rolt
het varken met de vier pooten in de lucht
over den weg heen, ieder oogenblik bij
een uieuwen ruk van het paard opsprin
gende. Het beest schreeuwt luidkeels bij
iedere aanraking met den grond, waardoor
hem het vel van den rug wordt geschuurd.
De francs-tireurs laden vlug hun geweer,
leggen aan en vnren op twee honderd
meter, maar raken den vluchteling niet.
Het paard echter, misschien verschrikt
door het fluiten der kogels, maakte een
geweldigen sprong, waardoor plotseling het
touw brak waaraan het varken reeds lag
te zieltogen. Toen het zich nu vrij voelde
bleef het eerst eenige oogenblikken aan den
kant van den weg liggen stond daarna
met veel moeite op, en bleef droomerig
staan rondkijken.
Links, op eenige schreden van den weg
stond een klein huisje. Voor de deur, die
wijd open was, zat een oud vrouwtje met
een verschrikt en medelijdend gelaat te
staren naar hetgeen op den straatweg voor
viel. Op het gezicht van de hut, die hem
waarschijnlijk aan zijn vroeger verblijf her
innert, laat het varken een zacht geknor
hooren en stapt hinkende over den drem-
Wel, is het mogelijk, zegt het oude
vrouwtje medelijdend, wat hebben ze hem
toegetakeldHei man Kom eens kijken,
hij weegt wel honderd pond.
Een oogenblik daarna komen ook de
francs-tireurs aanloopen en vallen de hut
binnen.
Komaan, moedertje 1 zegt een hun
ner, de jongste, een baardelooze jongen
van achttien jaar, geef eens een flesch wijn
en drie glazen
En een mes om het varken te slach
ten, zegt eeD ander.
En een pot om het bloed in op te
vangen, roept een derde.
Nu mij goed, zegt de oude, maar
wat krijg ik voor mijn moeite
Drie el worst en een ham, is dat
goed?
Ja.
Het varken is van bezitter veranderd,
maar zijn lot ondergaat daardoor geen
verandering. Een der francs-tireurs, die
vroeger bij een varkensslager in de leer was
geweest, wierp het dier op den grond en
stak hem het mes tot het heft in de keel
terwijl zijn makkers, geholpen door Mi
chel, de pooten vasthielden.
Zie zoo, zegt de slager, ais het
varken dood is, nu een paar uien schoon
gemaakt en dan de pot maar te vuur ge
zet. We kunnen hem van nacht halen.
Wat een heerlijk buitenkansje voor de
compagnie!
De Pruisen! Vader, de Pruisen,
brult plotseling een der jongens van va
der Michel, van het erf naar binnen ko
mende.
Alle drommels, roept de slager uit,
dat hebt ge er van om door di menschen
te schieten en niet op de paarden. De
gewonde heeft de andere gewaarschuwd
en wij zullen een heel escadron hier krij-
gen.
Waar zijn ze?
Te St. Augustio,
Drie kilometer dan zullen ze bin
nen tien minuten hier zijn, en het varken
zijn we kwijt
Dat zullen we toch eens zien, zegt
de jongste.
Neen, daar is niets aan te zien en ik
heb geen zin om gefusileerd te worden.
Kom, opgemarcheerd.
Gij zijt ook niet slim, voor zoo'n
ouwe rot laat mij eens begaan, ik zal wel
zorgen, dat de Pruisen er af blijven. Va
der Michel, geef eens gauw twee hemden
twee broeken en twee boezeroenen, met
klompen, muilen of wat ge maar hebt. En
jelui, gauw u uitgekleed.
Ineen oogwenk zijn de slager en de an
dere soldaat uitgekleed, terwijl vader Mi
chel de gevraagde kleedingstukken bij el
kaar zoekt.
Het jonge soldaaf je haalt het veeren bed
uit de bedstede, legt de uniformen, de ge
weren en het lederwerk op het stroo en
daarna het bed er weder bovenop. Zijn ka
meraden trekken de kleeren van vader Mi
chel aan. Alles gaat zeer vlug in zijn werk.
De joDgen bindt een handoek om den ga
pende hals van het varken, neemt het lijk
op en voegt er bij
Vooruit, oude, help hem eens op
het bed tillen. Goed zoo, trek wat aan
zijn pooten, om hem langer te maken. Nu
moeten we zijn kop tot den nek toe in
een slaapmuts steken. Een helder laken
over hem heen En nu nog een kaars,
een bord, en takje palm, acacia, of wat ge
maar vinden kuilt. Met een onverstoorbare
kalmte steekt de jonge man de kaars aan,
vult het bord met water, legt er de takjes
in en zet de drie voorwerpen op een tafel
aan het hoofdeinde voor het bed, waar on
der het laken de vormen van het varken
zich flauw afteekenen.
Neem nu beiden een schop, loop
gauw naar de plaats met vader Michel en
ga zitten steenen kloppen. En nu moet ik
nog voor me zelf zorgen moedertje. Geef
me gauw een rok, een voorschoot, een jak
en uw Zondagsche mutsIk ben Victoire,
uw dochter En nu komt het er maar
op aan, om erg te weenen over den dood
van oom Etienne 1 Hebt ge het gehoord
vraagt hij aan den zoon van vader Michel,
die met open mond al de toebereidselen
heeft gadegeslagen.
De soldaat doet het goed van de oude
vrouw aan en slaat bedroefd de oogen neer
na ze eerst met de handen goed rood ge
wreven te hebben.
Vooruit, nu huilen zoo hard we kun
nen 1 Een trio van klaagliederen weerklinkt
door de hut, op het oogenblik dat voor de
deur de eerste voetstappen der paarden en
en het gekletter der sabels weerklinkt. Een
onderofficier stijgt af en komt woest, drei
gend met een revolver in de hand binnen.
Op het gezicht van het witte laken over
het bed, de flikkerende kaars en het bord
met het takje er iD, bljjft de soldaat ver
legen op den drempel staan, maakt een
militair saluut en zegt op barsch-medelij-
denden toon
Kapout, och hoe ongelukkig I
Moeder Michel en de kleinen schreien
zoo hard ze kannende verkleede Victoi
re vergiet heusche tranen.
Onze arme oom is aan de pokken ge
storven, brengt zij snikkend uit.
De pokkenroept de onderofficier
verschrikt nit.
Ja de pokken, brult het trio, al schrei
ende. De kwartiermeester keert zich om
en gaat aan den luitenant verslag doen van
zijn bevinden.
De prnisen waren doodsbang voor be
smettelijke ziekten en vooral voor de pok
ken. Het was streng verboden op eeniger-
lei wijze met besmette plaatsen in aanra
king te komen, zoodat de list der gewaan
de Vicoire beter daD een geheel garnizoen
de herberg verdedigde. Op bevel van den
commandant haalde de onderofficier een rood
potlood voor den dag en schreef op den
buitenmuur in het Dnitsch een paar woor
den, waarbij aan ieder Prnsisch soldaat
werd "erboden de besmette woning te betre
den. Daarna reed de troep verder.
De bewoners der herberg droogden
hnnne tranen en haalden spoedig aOom