Donderdag 5 Juli 1894.
38ste Jaargang No. 284S.
li.
FEUILLETON.
en
Dit hlad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zaterdagavond, Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever J. WINKEL
Bureau: Laan, II 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Rij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
Gemeente S c h a g e n.
Be ken d ra a king'e n.
Willem Bleeker, Noord, wijk A no. 41,
Arie Kant, Nes, wijk H, no. 14.
Voor de Zuidelijke Wijk
Jan Roos, Hoep, Wijk C, no. 51/128,
enTijs Bijpost, Laan, wijk D, no. 17.
8e. dat ingevolge het bepaalde bij de po
litieverordening voor deze gemeente
ieder houder van hooi en stroo, die daar
in gevaar voor brand door broeiing ont
dekt, verplicht is daarvan onverwijld
kennis te geven aan den Burgemeester
en een der Hooistekers,voor de hooistekers
wijk waarin hij woonachtig is, zullende
de hooistekers bovendien ten allen tijde
tot het onderzoeken van het hooi en
stroo moeten worden toegelaten.
Binnenlandsch Nieuws.
Dj heer Feisser doet opmerken, dat naar
zijn inziens Oudesluis de standplaats is,
waar de vroedvrouw moet wonen, daar,
wanneer Keinsmerbrog gekozen wordt, èn
de bewoners nit Schagerbrug, èa 't Zsnd,
èn Oudesluis moeten rijden of loop^n en
dat wanneer Oudesluis gekozen wordt, al
leen Schagerbrug en 't Zand, dat behoeven
te doeu.
Dj heer Nobel giDg op het gezegde van
den heer Schuijt door en betwijfelde het,
of de gemeente hiertoe wel verplicht kon
worden, daar Spr. in de Gemeentestem ge
lezen had, dat de provincie de gemeente
daar niet toe verplichten kon. Tevens had
Spr. in een raadsverslag der gemeente An
na Paulowna gelezen, dat er in de Provin
ciale Staten over gesproken zou worden;
na gaf de heer Nobel in overweging, te
wachten met eene beslissing, wellicht kon
door die vergadering meer licht over deze
zaak verspreid worden.
E
11(111(1 NiEIffS-,
AimlBiii5- Lollimlla
Burgemeester en Wethouders van Scha-
gen brengen ter kennis van belanghebben
den dat ingevolge de door den Raad dier
gemeente vastgestelde regeling betrekkelijk
het onderzoek naar de broeiing van
hooi, enz.:
Ie. de gemeente is verdeeld in een noor
delijke en eenZuidelijke Hooistekerswijk,
en de scheidingslijn tusschen die wijken
wordt geacht te zijn getrokken vanaf de
brog aan Lange Snevert, door de Hoep,
over de Markt, naar en door de Heeren
straat, langs de Loet, de Meinsweg en
het pad loopende langs het Schagerwiel
en vandaar langs den dijk, liggende aan
den zuidkant van den polder Burghoin
tot aan de gemeente St. Maarten;
2e. dat voor het loopend jaar tot Hooi-
stekers zijn benoemd
Voor de Noordelijke Wijk:
4e. Dat niet-naleving der sub. 3
vermelde bepaling strafbaar is gesteld
met eene botte van ten hoogste f 25.
Schagen, den 26 Juni 1894.
Bnrgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
)t Irfiitltti
Roman van Angust Niemann.
6.
Wolf schreef vervolgens in gedachten een
duizendtal brieven, waarin bij zijne liefde
gloeiend afschilderde en wier hoofddoel was,
betuigen, dat hg nooit of nimmer, onder
*elke omstandigheid ook, bet opgat om Geer
truida tot de zijne te maken. Wanneer het
niet goedschiks kon, danwilde hij den oom met
geweld dwingen, zijn toestemming te geven
ot verbinding van hem met zijn teerbemin-
®- En toen hij geen zijner brieven goed ge-
*>eg vondomop papier gesteld te worden,
®|hij tegen den avond inspannen om uit
9 en te gaan. Hij hoopte de dames op zijn
*eg te ontmoeten.
o T08ten liepen prachtig, draafden de stad
door het Johannapark, gingen nog een
hei P°m Promeuade en stoven dan door
Rozendal. Ja eindelijk tegen zeveQ uur
ren de langgezochten gevonden. De land-
ke j' ^en kaalgekleeden koetsier en de dik-
Vror\ D van a°hter de boomen op.
beschreef eeu grooten cirkel om de wa-
Un n'u' '®8®n te komen, maar wel om ze
to«0a°j ren °P T0°rhij te rijden, en de
fokte" lraafden dat bet schuim de gebitten be-
gincr6 k" j Was d® zware koets voor hem, nu
fofflM wagen voorbjj, maar ach, de
tat r,8 za'en er niet alleen in. De blondine
<o kJi', Waar Troeger 4e zwarte gezeten had
fomB 0Ter löunde de oude heer, naast de
20nm®'- den rembrandhoed.
uetj J groeten? Hij deed heten groete
ltin o ^e®P,wa^rbg bij een brandenden blik op
'uod ,i 'e Uj w'erP- Geertruida werd bloed-
öen uit °t ^been er nog dorder te begin-
FeUcitaa k ïie,n dan hlJ gewoonlijk al was.
h&d "aa b°°g dankend het hoofd. Wellicht
®at*oor 1 ^en moed om zÜn groet te be-
dn' van t"' omdat zï) naast den oude zat, en
Wolf 6m. n'e' Sezien kon worden,
bnida'a V /"K^® oen langen blik op Geer-
geni °t Scaoon gelaat, en zag aan hare oo-
*egecs yji, T°°l ^®m gevoelde,en dat zij op hem
ctiaar,oB,'JÜe handelwijze welke haar zoovele
b^'nd ».ani berokkend had, niet ver-
l9o \oud atUW bIeef achter- WoIf keerde naar
keliDfc efL^' w®kte de verwondering op
8 etc. door zjjn aoliden levenswan-
De Bnrgemeester van Schagen, daartoe
de noodige aanschrijving ontvangen heb
bende, breDgt ter algemeenc kennis, dal
tot den werk elij ken dienst worden opge
roepen, onderstaande verlofgangers der
lichtingen 1891, 1892 en 1898, te weten:
Honijk, Gerrit
behoorende tot het Regiment Grenadiers
en Jagers, (garnizoen 's Gravenhage) tegen
9 Juli a. s,
Kiezeling, Aodries
Kant, Klaas
Meuleveld, Bieter
Nottelman, Jan
Veer, Comelis
behoorende tot het 4e Regiment Vesting
artillerie, (garnizoen Helder) tegen 13
Augustus a. s.
Melk, Jan
de Wit, Comelis
behoorende tot het 2e Regiment Veldar
tillerie, (garnizoen 's Gravenhage) tegen
16 Augustus a. s.
Wit, Comelis
behoorende tot het 7e Regiment Infan
terie, (garnizoen Amsterdam) tegen 17
Augustus a. s.
Welke verlofgangers op genoemde da
tums bij hun corps present zullen moeten
zijn vóór des namiddags 4 ure.
Schagen, 28 Juni 1894.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Verslag der vergadering
van den Raad der gemeente Zijpe, ge
houden op Dinsdag 3 Juli 1894,
des voormiddags 10 ure, ten raadhuize
aldaar.
Aanwezig alle leden.
De voorzitter, de heer Hulst opent de
vergadering en door den Secretaris, den heer
Bossen werden de notulen der vorige ver
gadering gelezen en goedgekeurd.
No. 1 van de agenda wasde beslis
sing te nemen omtrent het schoolhouden
op Donderdag, ja of neen.
De heer Hulst had met alle hoofden
der scholen gesproken en die hadden te
kennen gegeven, dat het beter was, den
toestand te laten zooals die was; tevens
del, omdat hij geen soupers meer gaf en niet
uitging, tot middernacht alleen op zijn ka
mer zat, een brief schreef en dien eigenhan
dig op de post bracht.
Deze brief was aan mijnheer Wegelin ge
adresseerd.
Den volgenden namiddag zat mijnheer Ben-
newitz bij zijn kop koffie, rookte zijn sigaar
en las zijn courant. Bij hem aan tafel
zaten zijne nichten en hielden zich bezig
met handwerken. De toon van het gesprek
was gedrukt. Alle vijf minuten hemde de onde
heer met grooten nadruk, maar sprak niet.
Hij had zijne meening omtrent de lichtvaar-
digheid en koketterie van het meisje, dat
tengevolge had, dat alle lichtmissen zich
aan haar waagden op te dringen, reeds gis
teren en eergisteren duidelijk genoeg te ken
nen gegeven.
De jonge dames zwegen eveneens en beij
verden zich van hare lielde en vereenag voor
oompje door vriendelijke bediening te doen blij
ken. Geertruida schoof hem het aschbakje toe,
Felicitas deed room en suiker in zijn kop en zag
hem daarbijmet deemoedig vragenden blik aan.
De onde knikte knorrend, ten teeken dat de
koffie zoo goed was.
Dan legde bij de courant neer en zag de
nichten vorschend aan. Zou hij weer over
Wolf's onbeschaamdheid beginnen en zijn
les herhalen, dat slechts ongepaste koketterie
van jonge meisjes, die gekken tot zulke din
gen aanzetten?
Felicitas scheen reeds verlegen te worden
Zij trok baar zakdoek uit den zak eu drukte
die aan den mond. Daarbij viel iets uit haar
zak wat daarin verborgen had moeten blij
ven. Nu slaakte zij een lichten kreet en
bukte zich, om het gevallene weder op te
rapen.
Wat is is dat Een brief!" riep de onde.
Wat is dat voor een brief?"
De rekening van de huishoudster I* zeide
Felicitas haastig.
Zoo, mijn schatje? De rekening van de
huishoudster? En ben je daar zoo van in de
wftr
Qeertruida rag haar nicht verwonderd
aan. Wat een domheid, wanneer Felicitas
werkelijk iets geheims in den zak bad."
Geef mij die rekening toch," zeide de
oude bonend. uit»
Och oom, wat kan u dat nn schelen. Laat
mij" die vervelende rekening!" Felicitas had
den brief reeds werder in den zak gedaan.
Het was een brief. Geef hem hier! Je
denkt zeker dat ik doof en blind benNeen
neen mijn dnilje, uw leugen doorziet de oude
nog wel. Dan moet gij het een weinig slim-
met betrekking tot het handwerkonderwijs-
De heer Feisser bedankt den Voorz-
voor de gegeven inl.chtingeB en kan zich
bij het geadviseerde neerleggen,z ook allen.
No. 2. De benoeming van een vroed
vrouw aan de Oudesluis of zooals de laat
ste jaren geweest is aan de Keinsmerbrug,
maar in de advertentie was geplaatst Ou
desluis. De Yoorz. lichtte den Raad in, dat
de beslissing omtrent de standplaats grooten
invloed zou hebben op de te maken voor
dracht van vroedvrouwen, en zag gaarne eerst
beslist waar de standplaats zou zijn.
Deheerafe Wit achtte het in het belang,
dat de standplaats te Keinsmerbrug bleef,
daar dit meer het middelpunt is.
De heer Hulst is, het volkomen met den
heer Beisser eens.
De heer de Wit beweert, dat aan de
Oudesluis heel weinig gebruik van een
vroedvrouw wordt gemaakt.
De heer Nobel meent, dat wanneer
Oudesluis gekozen wordt, de te St. Maartens
brug wonende vroedvrouw tegenover de
nieuwbenoemde zou bevoordeeld worden.
Vervolgens tot stemmen overgaande,wordt
met 7 tegen 4 stemmen Keinsmerbrug tot
standplaats van de vroedvrouw gekozen.
De voordracht door B en W. opgemaakt,
is als volgt;
Mej. Neeltje v. Deursen, Sliedrecht 29 jr.
Mej. D. E. v. Ham Papeudrecht.
Mej. Maartje Dekker,'s Gravendeel 27 jr.
van al deze dames waren de uitstekend-
ste getuigschriften ingekomen.
Wordt vervolgens met 9 tegen 2 stemmen
benoemd Mej. Neeltje van Deursen-, de 2
andere stemmen waren uitgebracht op Mej.
Maartje Dekker.
No 3. De aanschrijving van Ged. Staten
tot het laten gereedmaken der kaarten der
wegen enz. De Voorz.deelde mede, dat hij on
derzocht had bij den heer Man} op
zichter, welke de kosten van dit werk
mer aanleggen."
„Maar oom," antwoordde zij beleedigd,
„wat denkt gij wel van mij?"
„Alles goeds, namelijk waaneer ik mij over
tnigd zal hebben. Geef den brief dadelijk hier."
Felicitas haalde den brief te voorschijn,
drukte de lippen op elkander, en kruiste
de armen trots over elkander.
De onde nam het papier, las het opschrift:
Aan juffrouw Felicitas Bork, trok den inhoud
uit het geopende couvert en las. Onderwijl
zijn oogen over het papier gleden, namen zij
een toornige uitdrukking aan, de wenkbrau
wen trokken zich nauwer samen, en zijn
band trilde. Toen hij geëindigd had, sprak
hij geen woord, schoot zgn kop met heftig
gebaar terug, stond op en ging mot den
brief in de band, eeoige malen de kamer
op en neder, ging dan weder vitten en zei-
do: „Dat is aldus mijn loon! Dat is dus uw
dank! Dat is dus uw liefdel"
„Maar wat is er dan?" vroeg Geertruida,
terwijl Felicitas als een verstokte zondares
daar verslagen zat.
„Zoo, weet gij het niet Zie hier 1*
schreeuwde de oude. «Wat staat hier Gij
kent den brief zeker niet, die aan u gericht
is, dien oubeschaamden liefdesbrief, die slechts
een man schrijven durit, die er zeker van
is, dat zoo'n epistel gaarne gelezen wordt
en oek verwacht wordt!"
Hij bield hem Geertrnida onder de oogen.
„Dat gezicht is goed", ging bij voort. „Zulk
een gezicht moet ja altijd zetten, als je
hebben wilt, dat de menschen je voor on
schuldig zullen houden. Maar bet moetea
andere menschen zijn dan Gottlieb Bennewitz.
Dus weet ge het werkelijk niet, wat het
voor een brief is Felicitas weet het zeker
ook niet Aan Felicitas is de brief geadres
seerd, en daarin staan liefdesverklaringen
aan Geertruida vermeld. Ik zal de politie
op dien roover afsturen. Bij God, ik beef
van ergernis. Dat heb ik er van, dat ik u
in huis genomen heb en u mijn geld na
laten wil. Hangen t*
De onde heer was zoo vertoornd, dat hjj
er bezorgd voor was, wanneer hij nog lan
ger bleef, een beroerte te krijgen. Hij ging
been en begaf zich naar zgn werkkamer, om
een bruispoeder in te nemen.
„Felicitas!" zeide Geertuid, toen bij zich
verwijderd bad
„Wat is er?" vroeg deze argeloos, onder de
doordringende blikken harer nicht.
„Wat beteekent dat met dien brief?"
„Mijn hemel, dat hebt gij gehoord, een
minnebrief van uw aanbidder, die mjj per
ongeluk uit den zak is gevallen."
zouden zijn. De heer Man had dit werk
reeds gedaan voor de gemeenten Berger
en Schoorl en hem was het opgedragen voor
Callantsoog; hij zon het tevens gaarne voor
de Zijpe willen doen. Yoorz. deelde verder
mede, dat de helft der kosten vergoed
zouden worden door de Provincie, zoo
er van elke kaait een tweede in het bezit
der Provincie kwam. De kosten zouden be
dragen voor dubbele kaarten f 6.a f 6,50
per K. M. dat werd circa f 60C f 7Ü0,
dat natuurlijk de helft werd voor rekening
der gemeente, dus ongeveer f 300 5 f350.
Het gemeentewerk was voor f294 minder
aangenomen dan de begrooting aanwees dus
dat kwam de gemeente in dezen post weer
ten goede, en kon tevens een aansporing zijn,
B. en W. het bedrag toe le wijzen.
Door den heer Schuijt werd opgemerkt,
dat het niet moest gebeuren, maar wanneer
het niet geschiedde, dat men zich dan voor
de gevolgen wachten moest.
Yoorzitter merkt op, dat het werk voor
November klaar zijn moet, en dat wellicht
Provinciale Staten zullen goedkeuren, wat
de Gedeputeerde gedaan hebben. De heer
Hulst had het artikel in de gemeentestem
ook gelezen, en geloofde wel, dat er heele
knappe menschen aan dat blad werkten.
De gemeente zou zijn inzien veel nut van
die kaarten trekken met het oog op voor
vallen, bekeuringen of dergelijken. Spr. kon
evenwel heel goed met den heer No
bel meegaan, wat betreft nog eenigen tijd
te wachten.
De heer Schuijt vond het te erg, dat de
gemeente dat werk moest betalen.
De heer Feisser vroeg of de kadastrale
kaarten niet genoegzaam waren, wat door
de heeren Hulst en Nobel ontkennend werd
beantwoord.
Weid nu besloten dit punt tot de vol
gende vergadering aan te honden.
No. 4. Een schrijven van Holl. Noor
derkwartier betreffende het landbouwonder
wijs en wintercursussen.
Vootzitler stelt voor, dit schrijven voor
kennisgeving san te nemen en in het ver
volg bij het benoemen van een nieuwen
onderwijzer, hiermede rekening te houden.
No. 5. Goedkeuring verhooging jaar
wedde onderwijzer Groenendijkgedateerd
27 Juni.
Yoorz. stelt voor, deze verhooging met
1 Juli te doen ingaan.
De heer Nobel vindt 1 Juli uitstekend,
daar het toch maar drie dagen scheelt.
Met algemeene stemmen werd 1 Juli
goedgevonden.
Na volgde de algemeene rondvraag en
vraagt de heer Feisser het woord en merkt
op, of er dezen winter niet reeds met be
trekking tot 'de armenzorg, ook maat
regelen genomen kuDnen worden, om die
te verbeteren.
De heer Hulst oordeelt, dat dit het
werk is van Diakenen.
De heer Francis is van oordeel, een lijst
te doen rondgaan, om zoodoende daarin te
kunnen voorzien.
De heer Hulst vindt, dat ook dit behoort
tot den werkkring der diakenen.
De heer Francis merkt op, dat de dia
kenen niet meer kunnen geven, dan ze
nu doen, en dat han positie dan zeer
moeielijk zal worden.
De heer Nieuwland gelooft dat men over
dit punt nog niet zulk een zwaar hoofd
behoeft te hebben, daar er niet zooveel
bedelaars zijn.
De heer Feisser vraagt hoe de verhou
ding is tusschen diakenen en armvoog-
dij.
De heer Hulst zegt dat de diakonie een
gedeelte terugkrijgt: 1js, de hellt of iets
dergelijks, van de armvoogdij.
De heer Feisser vindt dat dit een vaste
som moet zijn.
De heer Hulst zegt, dat zulks niet
geoorloofd is, dat de diaconie in deze ge
meente niet rekenplichtig en geheel vrij
in hare haudelingen is, wat bij een vaste
som, niet zou kunnen en mogen.
„Bij ongeluk
„Denkt gij soms, dat ik voor mijn genoe
gen deze scène in het leven gero -pen heb
Toen ik koffie zette, kwam er een kellner en
gaf mij den brief. Ik las hem en bemerkte
toen, dat hij voor u was. Denkelijk kent uwe
vereerder onze namen nog niet nit elkander.
Zijn liefde is nog zoo jong. Ik wilde den brief
u geven maar vond nog geene gelegenheid
en nu is het ongeluk er mede voorgevallen."
„Ja wel, een ongeluk 1 Hoe jammer, dat
ge zoo onhandig waart 1"
„Gij kunt zeggen, wat ge wilt, en ge-
looven, wat ge kant. Ik kan u heel be
swaarlijk overtuigen, wanneer gij mij een
maal niet vertrouwt."
Felicitas stond op en ging naar de werk
kamer van haren oom. Hij roerde juist zijn
bruispoeder, terwijl Wegelin met een pakket
brieven bij de tafel stoud. Zij zag hem
strak aau. Mijnheer Wegelin begreep
haar, legde de brieven neder en ver
dween.
Felicitas trad op haar oom toe en greep
zijn hand. Hij maakte zich los en dronk zijn
glas ledig.
„Kunt gjj mij vergeven vroeg zij op
smeekenden tooD, dien zij met haar mooi.
diep geluid zoo juist wist aan te ne
men.
„Gebruik geen groote woorden,® morde
de oude tot antwoord. „Wat isvergovenf
Dan was ik een rechte dwaas. In tegen
deel, ik ken nu uw streken, en zal beter op
passen.®
„En waarmede zult ge oppassen, gelooft
ge dan, dat een schoon meisje als Geertrni-
de bewaakt kan worden
„Mooi of leelijk, Geertruida of Felicitas,
ik zal oppassen. Yerlaat u daartip, mijn
popje.®
„Zeg mij toch eens, oom, op wie zijt ge
toch boos, op de mooie Geertruida of op
de leelijke Felicitas?"
„Op u beiden. Gij hadt don brief in den
zak, aan Geertruida is hij geschreven. Gij
beiden steekt onder een dek."
„Aan Geertruida geschreven, hij is toch
aan mij geadresseerd."
De oude verwonderde zich over haar toon
en woorden. Wat wilde dat meisje Hij
haalde den brief te voorschijn en zeide: „Ja
werkelijk, bij is aan u geadresseerd, maar
er staat in over blond haar, on dan beroept
die duivelsche schelm zich op u als tus-
schenpersoon."
„Dan heeft hij het werkelijk ongelukkig
getroffen," zeide Felicitas spottend. „Hij
had een andere bemiddellaarster moeten
zoeken."
„Zeker.dat had hg juist,® sprak de oude
twijfelend, en zag haar wantrouwend in de
lachende, donkere oogen.
„Zeg, dwaze oom, gjj houdt mij zeker
voor erg dom
„Hoedat
„Dat ik terwilla van Geertruida mij uw
toorn op don hals halen zal, van mijn
oompje, dien ik toch nog meer lief heb, dan
mijn mooie nicht.®
„Wat moet dat beteekenen?"
„Mijnheer Wolf Schrötter is een onderne
mend man, lieve oom en wanneer bij eenmaal
op Geertruida verliefd is, zal hij middelen
en wegen weten te vinden, baar te naderen.
Ik zou mij tegenover Schrötter niet erg op
mijn gemak voelen, wanneer ik Geertruida'»
oom was. Ter zake, lieve oom, ik voor mijn
persoon, toen ik zag, dat Wolf Schrötter in
den zin had, Geertruida te ontvoeren, zoo
als hij in zijn brief reeds schrjjft, moest wel
zeer dom zijn, wanneer ik daar niet big om
was. Wanneer Geertruida weg is, heb ik
een concurrent minder.®
„Nu, wat bedoel je met dat alles?®
„Gelooft gij werkelijk, dat ik den brief per
ongeluk liet vallen?"
„Je?"
„Dat deed Ik op dat Geertruida niets merken
zou. U echter wilde ik het meedeeleu, wat
tusschen haar en den onbeschaamden man ge
beurd was."
„Is dat waar vroeg de oude.
,U kan ik niets voorliegen, mijn lieve,
goede oom. Neen, ge weet nog niet, hoe
lief ik u beb. Voor mij zou het een groot
voordeel zijn, wanneer Geertruida weg was,
maar de smart die het u veroorzaken zoo,
wanneer uwe lievelingsnicht n bedroog, die
zou ik niet kunnen aanzien. Ik wil n zeg
gen, wat ik gedaan heb. Het was slecht
tegenover Geertrnida, maar mijn eerste
plicht behoort u. Ik wilde zieu, hoever of
mijnheer Schrötter gaan zou en derhalve
schreef ik hem, dat ik eeu brief vau hem
aan Geertruida zou overhandigen. Hij is in
den val geloopen eu nu hebt gij den brief,
en Geertruida heett hem in het geheel nog
niet gelezen. Nu kunt gij uwe voorzorgs
maatregelen nemen."
„Geertruida heeft den brief nog niet ge
lezen
„Meent ge dan, dat Geertruida hem mij
wedergegeven had en ik zou hem dan uit dom
heid uit mijn zak gegooid hobben?"
WORDT VERVOLGD.