Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen. feuile, officier in het keizeriijk leger, ont dekt, wie Jeanne was. Het was een zeer buitengewone verloving. Er was geen woord over de toekomst gesproken tusschen hen beiden. Roger wist, dat hij zou moeten uit trekken, en hij wist ook, dat *hij niets kon belooven, dan nadat de uitslag van den oorlog bekend zou zijn. Op de toekomst werd tusschen hen zeil niet gezinspeeld. Jeanne wist alleen dat hun levenspaden samen moesten loopen zij gevoelde dat het zoo moest wezen, en woorden waren er niet noodig. Alleen toen het vreeselijk afscheid kwam, toen Roger zich bij zijn regiment moest gaan voegen, toen schoof hij een ring, dien hij altijd droeg, aan haar vinger, en nam van haar hand een voor zichzelf, maar over de toe komst werd ook toen met geen woord ge sproken. Na de tweede acte van „La Dame aux Camclias," toen het scherm voor de zesde maal gezakt was en Jeanne voor de zes de maal gehoor had gegeven aan de harts tochtelijke toeroepingen, ging zij langzaam naar haar kleedkamer. Zij gevoelde zich bedwelmd; misschien was het de overmaat van geluk, die zoo op haar drukte. Roger wist, dat het de avond van haar debuut was; zij was er zeker van, dat hij dit zelfs te midden van den kruitdamp, op het slag veld, niet vergeten zou. Zij durfde het zichzelve nauwelijks bekennen, maar den geheelen dag had zij het een of andere kleine souvenir van hem verwacht, een tee- ken of een woord van sympathie; want was niet ook zij aan het strijden op een slag veld, een van die slagvelden die over het leven der menschen beslisten evenals het zijne dat deed over het lot der naties P Toen zij de deur van haar kleedkamer o- pende, gleed een glimlach van gemengden triomf, liefde en trots over haar lippen op het zien van een telegram, dat op de tafel lag. Zij sloot haastig haar deur, niet bemer kende, dat Louis Belcourt haar door de gang volgde. Plotseling hoorde Belcourt, door de dikke deuren en gordijnen heen, in de stilte van de ledige gang, een vreese- lijken kreet, een kreei, zoo woest en hartstochtelijk, dat een rilling hem door liep. Hij opende de deur en kwam nog juist bijtijds om Jeanne in zijn armen op te vangen. Zij was vaalbleek van ontzetting en hield het noodlottige telegram in haar hand geklemd. Terwijl hij nog stond te overleggen, wat het beste was om te doen, maakte Jeanne's bleekheid plaats voor een hoog rood op haar wangen. Zij las hem het telegram voor: „Wij zijn bij Wörth verslagen. Zij brengen mij naar een huis in de nabijheid. Amputatie waar schijnlijk. Bid voor mij, miju geliefde. ROGER.* fLuister", zei Jeanne op een vasten, beslisten toon. „Het is kwart voor tienen. Ik weet, dat er om elf uur een trein van de Gare de 1' Est vertrekt, want ik heb mijn brieven medegegeven aan een vriend van Roger, die daarmee vertrekt. Als je mij wilt verhinderen om met dien trein mede te gaan je ziet dezen dolk dan steek ik er mijzelve mee dood Louis deinsde terug, verbijsterd en door schrik bevangen. Jeanne opende de deur, liep haastig door een achterdeur de straat op, en Louis, die haar volgde, zag haar een rijtuig nemen en wegrijden. Toen Belcourt weer in den schouw burg kwam, vond hij iedereen in een toestand van de hoogste opwinding. Jeanne de Bolney was nergens te vin den. Het publiek werd ongeduldig en de directeur was wanhopig. Hij stuurde om de politie om hiar te zoeken en te airesteeren. Plotseling besloot Delcourt, bij de gedachte aan de noodlottige gevolgen van Jeanne s vlucht, tot een stouten stap. Hij liep op een van zijn vrienden toe, die meegespeeld had in het stuk, fluisterde hem iets in en scheen hem te smeeken, toe te stemmen in wat hij hem vroeg. Eindelijk gaf zijn vriend toe, opende de deur en liep het tooneel op. Belcourt duwde den directeur en den reggisseur, die hem trachtten tegen te houden, op zijde, gaf het teeken om het scherm op te halen en trad zelf voor het voetlicht. Er ontstond een diepe stilte. Dames en heeren,* zei Belcourt, „Mlle de Bolney heeft een telegram ontvangen, hetwelk de tijding behelst, dat ons leger op de Duitsche grens een nederlaag heeft geleden. Zij is door deze tijding overstelpt en wij moeten u vragen, geduld te willen hebben, totdat zij zich in staat gevoelt, haar rol verder te spelen.* Een akelige stilte volgde op deze woor den. Nu trad Belcourt's vriend naar voren en voerde de opdracht uit, die hij gekre gen had „Wij zijn zeker even goede patriotten als mademoiselle de Bolney 1" riep hij uit. „Het stuk mag niet worden uitgespeeld voor een Fransch publiek, dat daar juist vernomen heeft, dat ons leger verslagen is." Er werd Bravo geroepen en de ge- heele zaal stond op en maakte zich gereed om te vertrekken. Belcourt had de eer van Jeanne en die van den schouwburg gered. Het gerucht van de nederlaag bij Reichs- hoffen, die het gouvernement geheim hield, was spoedig door de toeschouwers, die het van Belcourt gehoord hadden, door Parijs verspreid en het veroorzaakte een vreeselij- ke stilte in de vroolijke hoofdstad. Belcourt was door alle theater-autoritei ten gelukgewenscht met zijn goeden inval, maar op het oogenblik, dat hij den schouw burg wilde verlaten, werd hij door een amb tenaar van politie gearresteerd en naar de Mazas-gevangenis gebracht, op grond van een staatsgeheim te hebben geschonden, een misdaad, die minstens met dwangarbeid werd gestraft en, in tijd van oorlog, met den dood. Langer dan een maaDd had Louis Bel- ceurt reeds in de gevangenis doorgebracht, met geen auder vooruitzicht dan schande of den dood. Hij was herhaaldelijk onder vraagd over de wijze, waarop hij het ge heim te weten was gekomen, maar vergeefs niets kon hem er toe brengen, eenigé bijzonderheden uit te laten, want hij wist niet of Jeanne hem vergeven zou wat hij gezegd had. Den volgenden dag zou het vonnis aan hem voltrokken worden. Opeenvolgende nederlagen hadden de gemoederen der rechters verbitterd en het was wel zeker, dat hij heel weinig kans had om de straf, die op zijn misdrijf stond te ontgaan. Belcourt zat verdiept in treu rige gedachten over zijn hopelooze liefde voor Jeanne, die hem zoo had doen han delen als hij gedaan had om haar te red den, toen de deur zijner cel plotseling werd geopend en de ciper aandiende „Mevrouw de gravin de Morfeuille.* Het was Jeanne zelf, gekleed in den zwaren rouw. In haar prachtig haar waren eenige zil veren draden gekomen, haar gelaat was zoo kond en strak als marmer, haar schoone mond was stijf dichtgeknepen, haar oogen schenen naar een onzichtbaar voorwerp te staren en een doodelijke bleekheid lag over haar gelaat uitgespreid een bleek. heiJ, zooals men ziet op het gelaat van hen die een [doodelijke [wonde hebben ont vangen. Het was aandoenlijk, het zoo schoone en zoo jonge meisje in een zoo vreeselijke wanhoop te zien, en Belcourt werd er diep door ontroerd. „Je bent vrij, Louis," zeide zij vriende lijk, maar op droeven toon. „De keizerin zelve heeft genade voor je gevraagd. Ik dank je, mijn vriend, voor alles wat je voor mij gedaan hebt. Zoodia ik hoorde, dat je in de gevangenis zat, ben ik naar je toegekomen. Mijn man was juist thuis gebracht en te Morfeuille begraven.* Kort daarop keerde Jeanne naar het statige huis van haar echtgenoot terug, om dadelijk het graf te kunnen bezoeken van hem, dien zij zoo teeder had bemind en die haar op zijn sterfbed had ge huwd. Toen Louis getracht had haar te troos ten en tekeDnen had gegeven, dat zij te jong was om het overige van haar leven alleen te zijn, had zij beslist geantwootd „Spreek mij nooit weer over iemand an ders. Ik wil leven en als de weduwe van Roger en zal nooit de vrouw van e«n ander worden." Zoo ging er een groote artiste voor het Fransche tooneel verloren, maar de herin nering aan dat debuut zal voor hen, die er getuige van zijn geweest, nooit verlo ren gaan. Zondagtblad. Komische namen van be- roemde mannen. Calderon de la Barca, schijnt een prachtige naam en toch luidt de woorde lijke vertaling „Ketel van boot." Terquato beteekent een „geketende das." Dante be duidt „Hertenvel." Giovanni Boccaccio „Jan Grootmond." Max Piccolomini wil in goed Hollandsch zeggen „Dwergje." Iemand, die ook geen naam mocht heb ben, kan zich daarom op deze beroemde lui beroepen, wier naam ook niet tot de schoonste behoorden. Te Kopenhagen is een zeldzaam sensatie—proces voor het hoogste gerechtshof geëindigd. De aangeklaagde is eene onbeschrijfelijke Don Juan en heet Alexander Sauvlet. Men kon te gemakke lijker zijner schanddaden bewijzen omdat men bij hem eene naar koopmanswijze in gerichte dubbele boekhouding heeft gevon den, waarin zijne liefdesavonturen stonden opgeteekend. Daaruit bleek dat hij tot ackt-en-negentig jonge dames, gedeeltelijk uit de beste families, in intieme verhou ding heeft gestaan. Toen zijn schandelijke handelwijze aan het licht kwam, begingen ettelijke dames zelfmoord. Het gerecht ging met grootste kiescbheid te werk. Zoo liet het bijvoorbeeld de vrouwelijke getui gen niet met name, maar met cijfers in de gerechtstukken vermelden. Het gerechts hof veroordeelde Sauvlet tot drie jaar tuchthuis. Als melk langen tij dver- voerd moet worden, mag ze natuurlijk niet zuur worden. Om dit te voorkomen, moet men ze van te voren of tot op 80° ver hitten en daarna schielijk afkoelen öf zoo laag mogelijk miustene tot 12° C. afkoelen. Het laatste isgoedkooper dan het eerste, omdat men niet alleen geen brand stof behoeft, maar ook geen ijs om na de verhitting de melk plotseling af te koe len. Voor de toepassing der afkoeling, be doeld in 't laatste geval, zet men de melk in een blikken emmer in koud water en roert haar algedurig om.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6