Saai aaaliiis m let
Ir
Zondag 22 Juli 1894.
38ste Jaargang No. 2850.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Uitgever J. WINKEL
Bureau: 8CHACIKN» Laan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25iedere rege 1 meer 5c
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
Gemeente Sc hagen.
Bekendmakingen,
Burgemeester en Wethouders van
Schagen
Gelet op de artt. 114 en
115 der algemeene Politieverordening
yoor die gemeente
Brengen ter kennis van de ingeze
tenen, dat alle verzamelingen van afval,
vuilnis, niest of dergelijke stoffen bin
nen de kom der gemeente in het be
lang der openbare gezondheid zullen
moeten zijn weggeruimd vóór 15
AUGUSTUS a. s. en geene derge
lijke verzamelingen zullen mogen wor
den aangelegd vóór 1 November dezes
Niet naleving van het vorenstaande
is strafbaar met eene geldboete van
ten hoogste f 25.of hechtenis van
hoogstens zes dagen.
Schagen, 20 Juli 1894.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
11
AIiei en Wifiiws-
COURANT.
Mratsnlic- k LuHiitHi
1g4 te r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
^PVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
jVGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
In deze dagen van stille rust in de
staatkundige wereld, bestaat er gelegen
heid onze aandacht meer in het bijzonder
te bepalen bij eenige vragen van maat
schappelijk belang.
Boman van August Niemann.
«Welk een dolle kerel!' riep Felicitas uit,
dat zij hare verbaziDg bad overwounen.
89' dut Wolf Sehrötter zelf ook
I vroeg Geertruida, die hevig bloos-
'raag van een verliefde Meent
Si at bij zijn paarden voer hun pleizier
"«de wereld laat reizen?»
•*«ar wat wil hij hier?'
7 InUen *9 wel hooren.'
'w M toc'1 naar gevraagd!'
oo'n Mrr\a,r? mijnheer Sehrötter nog
"P0 verliefd ia?'
,^faaf wat hij met die paarden
Hh i l ^'er 'n Earnborough woont.'
Ód a bepaald wel niet zoo veraf wonen.'
teoj e.,arugrei8 naar hui» werd door de
Wide °8tljes ,n'et «ooveel meer gesproken,
i„ ajfen, d°°r Bare eigene gudachten te
tam» k ,8 genomen. Maar mrs. Black-
"aisiea ^mer^te beden middag, dat het de
bovaUen l" tooh een weinig begon te
toe he, -J waren levendiger dan tot du
Uu «iiJ?8.*1j. waa geweest, en zij vroegen
on. 61 r!n8®n» die haar tot nn volko-
<»ifflen ,lllig 80weest waren. Daarbij
ze. J? *eten> dat op een afstand
eo p^e mijlen de renplaats Epsom
r" "lacburne knoopte hieraan de
<Ug«Q Tast) dat binnen veertien
den. 6811 wedren zon worden gehon-
diii,4*0 daar ook heen?' vroeg Feli-
't6*'£bestraffend aan.
t«Jglnu l ,e aan rennen, komedie en
;'4tt Q;at €UIelarijen den tijd verspilt, be-
benijK, onz® wereld,' zeide zjj.
zeono ^en ^^kben later werd de tuin-
iCaw^i t Vicaris braeht een bo-
Ri ^been de jonge dames toe
bawroett ,me ')em n'e' 200 vriende-
°*,te koi c,6 ,u de vorige maal. Na bet
daj k - u w'8' «9 bet zoo in te
>o, ÏOo '1 baar naar do bibliotheek zou
^P'opte 8tQ'? f'-jde met vele boeken vol-
Zij fc8rkamer van haar man noem-
2"hrift over pm raai*plegea over een nieuw
o ov uaeÏ8me. Maar terwijl zij nog
0Pbieuw ^oek '«deneerde, kwam
4? docCs r°!k- Mrs" Smith kwam met
drie aei J'J "uren een bezoek breagen.
060taoWa,re? vlasharig en hadden
Smith waa «eer verheugd
Onder die vragen neemt de muntre
geling eene voorname plaats in, omdat
door den ijver, waarmede de bimetallisten
hnnne meeningen verdedigen, allengs bij
velen de meening ontstaat, dat al wat
er ongunstigs is in de tegenwoordige toe
standen een gevolg is van het goud-mono-
metallisme, en dat alle leed geleden zou
zijn, indien maar het internationaal bime-
tallisme werd ingevoerd.
Dat zal menigeen als potjeslatijn in de
ooren klinken. Maar als wij voor die
stadhuiswoorden goed Hollandsch ge
bruikten, zou menigeen er nog weinig
van begrijpen en het is daarom, dat wij
ons in de eerste plaats willen bezig hou
den met de vraagwat het muntvraag-
stuk eigenlijk is.
Het spreekt wel vanzelf, dat wij een
zoo ingewikkelde en zoo veelomvattende
zaak hier niet in haar geheel en niet
grondig kunnen behandelen. Wat
wij er echter van zeggen kunnen
zal, hopen wij, voldoende zijn om onze
lezers te doen begrijpen, in hoever hun
ne belangen er bij betrokken zijn, als
mede om eenige opmerkingen, die wij
in verband daarmede maken willen, voor
hen verstaanbaar te doen worden.
Alle maatschappelijk verkeer bestaat
in ruiling van diensten of van waren.
De schoenmaker maakt schoenen om in
zijn onderhoud te voorzien en de boer
bebouwt het land om zich zijne benoo-
digdheden te kunnen aanschaffen. Als nu
de boer, die schoenen noodig heeft, naar
den schoenmaker gaat met een mandje
aardappelen, die de schoenmaker eten
kan, en zij ruilen dat, dan zijn zij beiden
geholpen. Maar als nu de boer een koe
kwijt wil wezen, maar een jas, een hoed,
een japon voor zijn vrouw enz. noodig
heeft, kan hij toch niet zijn koe in stuk
jes verdeelen en daarmee rondloopen, tot
hij iemand gevonden heeft, die hem voor
zoo'n stuk koe het verlangde kleeding-
stuk kan eu wil geven. Daarom heeft
men dan ook al spoedig ruilmiddelen in
hier den Vicaris aan te treffen, en zij wist
het door te zetten, dat op het effen grasveld
achter de villa croquet gespeeld zou worden.
Mrs. Blakburne scheen dat niet gaarne te
zion en zij zeide reeds tot den vicaris, die
aan het spel wilde deelnemen, dat zij er
zich over moest verwonderen, een man van
znlk een heilige roeping zich te zien ver
nederen tot znlke .beuzelarij. Doch het hielp
nietsDe vicaris nam de croquethamers in
de hand. Maar mrs. Smith zelve zou niet
veel pleizier van dit spel hebbea, hetwelk
zij had gearrangeerd. Telaat bespenrde zij, dat
de duitscbe blondine een gevaarlijke mede
dingster was voor de drie vlascbhoofden.
Daarom verklaarde zij reeds tegen half ze
ven, dat het tijd was, te vertrekken.
Het spel werd afgebroken en de dames
Smith gingen in hnis om hare hoeden op
te zetten. Felicitas volgde haar en Geer-
truida wilde uit beleefheid hetzelfde doen,
toen de diepe, vloeiende stem van den vika-
ris haar boeide. Hjj vroeg weder naar het
kerkelijk leven in Dnitsohland. Geertruida
antwoordde zoo goed zij kon.
„En gijzelve, mejuffrouw,' vroeg hij, „be-
zit gij geestelijks neigingen Zondt gij a
een leven schoon en aangenaam kunnen
denken, dat gewijd was aan hoogere en
meer edele doeleinden dan het genot der
wereld.'
„Ik vrees.dat ik te wereldsch ben,' ant
woordde Geertruida. „Ik zon er niet van
houden den heelen dag te bidden en zieken te
troosten, Ik hond van al wat sehoon is.'
Zij schudde het hoefd en lachte.
„Mejuffrouw», zeide hij, „gij herkent nog
niet duidelijk, wat gij weet; want uwe ken
nis ligt nog onbewust in n. Onder vele ge
daanten komt het schoone ons voor de oo-
gen, en wij vergissen ons dikwijls; maar
instinktmatig gevoelen wij, wat het juiste is.»
En daarna voegde hij er lachend aan toe:
Ik zou wel wenschen, tijd en gelegenheid
te hebben, met u over het schoone «espre
ken, op gevaar af, u te vervelen; znlt gij
hier nog lang blijven?»
.Dat weten wij zelf met, wg zgn in bal
lingschap, mijne nicht en ik, en ballingen
hebben nu eenmaal niet over hun tjjd te
beschikken.'
Waarom in ballingschap
Onze eom vond het niet goed voor mij,
dat de wereldzin in de gedaante van een
aanbidder mij naderde.'
Het gelaat van deu vicaris betrok.
.Hebt gij dien aanbidder lief?'
Wat zou bet mij balen, of beminde ik
hem? Mijn oom is mijn voogd, en ik wil
hem vooral niet verbitteren, omdat hg tegen
mij zoo goed is en hij
,Gy wildet nog meer zeggin
zwijgt gg
gebruik gebracht en daarvoor dient in
beschaafde landen het geld. Als A. nu
koren kwijt wil wezen en B. koren noo
dig heeft, dan verruilt A zijn koren voor
het geld van B en verruilt dat geld van
B bij C. D. E. enz. weer voor de din
gen, die hij noodig heeft.
Dat geld moet aan zekere voorwaarden
van duurzaamheid, vastheid van waarde,
gemakkelijkheid in de behandeling enz.,
voldoen. Die voorwaarden vindt men
vereenigd in de edele metalen, goud en
zilver, die daarom als geld gebruikt wor
den. Om nu het verkeer nog meer te-
vergemakkelijken, worden zekere stukken
goud of zilver, vau bepaald gehalte en ge
wicht, met een merk voorzien en zoo
tot munten gemaakt.
Wij zeiden dat goud of zilver gemunt
worden; eigenlijk zouden wij moeten zeg
gen goud n zilver, want dat is in de
meeste landen het geval. Maar al worden
van goud e n zilver munten gemaakt,
daarom kan toch wel één dier metalen
de grondslag van het muntenstelsel zijn.
Zoo is het bijv. hier te lande: het gou
den tienguldenstuk is de grondslag van
ons muntstelsel; vroeger was dat de
zilveren gulden. Vroeger hadden wij dus
den enkelen zilveren standaard, en thans
den enkelen gouden standaard; dat is met
andere woorden ons muntstelsel is nu
goud-monometallisme en was vroeger zil-
ver-monometallisme.
Dat wil nu zeggen, dat in een land
met zilveren standaard men niet met goud
betalen kan; heel wel, maar de letekeninq
geschiedt naar de zilverwaardeomge
keerd kan men in een land met gouden
standaard wel in zilver betalen, maar
daar geschiedt de berekening dan naar de
goudwaarde.
Is dat dan niet hetzelfde Neen. En
hier komen we tot de kern van het
vraagstuk goud en zilver, hoewel dienst
doende als ruilmiddelen, zijn ook op zich
zelf koopwaren, dat is afhankelijk van
vraag en aanbodde waarde van het
goud of van het zilver kan dus tegen
over andere waren verschillen, naar ma
te vraag of aanbod van het een of het
ander toeneemt, maar ook de onder
linge waardeverhouding tusschen goud en
zilver kan wisselen, zoodat men op den
eenen tijd meer, op den anderen tijd
minder zilver krijgt voor eene zelfde
hoeveelheid goud.
Wel, zal men zeggen, wij krijgen hier
toch altijd voor een tientje vier rijksdaal
ders of tien guldens en voor vier rijks
daalders of tien guldens een tientje. Dat
is ook zoo en wat meer iser is bij
ons te lande veel zilver en weinig goud
in omloop. Dat komt omdat wij niet den
zuiveren enkelenmaar, zooals men dat
noemt, een hinkenden of kreupelen stan
daard hebben. Onze waardeberekening ge
schiedt naar goud en onze betalingen
worden veel gedaan in zilver. Toch be
vatten vier rijksdaalders of tien guldens
in de verte niet de hoeveelheid zilver,
die men voor een gouden tientje koopen
kan. Dit is zoo gelegenmen kan voor
vier rijksdaalders of tien guldens steeds
een gouden tientje van het Rijk beko
men. Om te voorkomen dat daaruit scha
de voortvloeit, wordt voor het goud vrije
aanmunting toegelaten, dat is ieder mag
eene hoeveelheid goud naar de munt
brengen en daarvan gouden Willems la
ten maken, maar niemand mag van zil
ver rijksdaalders laten maken.
Aanmunting van goud en van zilver
zou men moeten vrij laten in een land
met den dubbelen standaard (dat heet
bimetallisme); zulke landen zijn er, o.a.
de Latijnsche Unie (Frankrijk, Italië,
Zwitserland, België) en dat had vroeger
hoegenaamd geen bezwaar. Er waren
landen met goud, met zilver, met goud
en zilver als standaard, en dat was zoo
en bleef zoo en dusdoende ontstond er
een vrij vaste waardeverhouding tusschen
goud en zilver. Natuurlijk, want als het
eene metaal duurder werd tegenover het
andere, dan waren er dadelijk speculanten,
die van dat duurdere metaal geld lieten
Waarom
*W,ÜN« j. mijn oom rijk, en hij
zoa
mij onterven, waaneer ik hem ongehoor
zaam werd.'
Het gelaat van den vicaris betrok nog
meer.
Geertruida zelve vond dat zij zich nu van
een leelijke zijde liet zien. Dat devicaris haar
medelijdend aanzag, joeg haar bet schaam
rood in de wangen. Zij zeide met een ge-
dwongen lachje„Gij ziet wel, dat er in
mij een heilige verloren is gegaan.'
„Wie weet,* zeide hij nadenkend.
„Doch het is tijd, dat ik terugkeer.'
Geertruida verlangde dezen avond naar
eenig voorval, zonder zioh evenwel bewust
te zgn, van welken aard het zou moeten
zijn. Zjj verwachtte iets, een levendige on
rust bezielde haar. Het was haar, al moest
er iets gebeuren, waardoor Wolf's nabijheid
aan het licht kwam, en zij was nu eeDS in
den tuin, dan weder in huis, keek onrustig
rond, luisterde naar elk geruisch en spande
zich te vergeefs in, te luisteren naar de
stem van haar gezond verstand, welke haar
zeide, dat hare onrast haar toch niets kon
baten.
In de slaapkamer leunde zij tegen het
venster, trachtte de nachtelijke duisternis
met hare blikken te doorboren, keek naar
de sterren, beschouwde de sikkel der was
sende maan en luisterde aandachtig naar
het slaan van den Dacbtegaal.
Felicitas lag reeds kalm te bed, tenminste
naar het uiterlijk te oordeelendoch in haar
gemoed was bet niet minder onstuimig dan
dit bij hare nicht het geval was. Voor haar
werd de gelegenheid goopend tot handelen;
haar pijnigde de onzekerheid. Wat zg hoopte,
dat vreesde zij tegelijk, en allerlei tegen
strijdige plannen doorwoelden] haar brein.
„Gij denkt zeker, dat de vurig beminde
nog heden nacht met een touwladder zal
komen,' zeide zij eindelijk, toeD Geertruida
nog altijd niet naar bed ging. „Het ware
beter, dat gij het venster dicht deedt, want
wanneer gij koude vat en bij zijn ontvangst
niezen moet, zal dat geen prettigen indruk
maken.'
Geertruida antwoordde niet.
„Misschien komt hij slechts met een
cither,' ging Felicitas voort. „Ik ben
evenwel zeer nieuwsgierig, hoe tante Black-
burne zoo'n serenade zal opnemen. Het zou
zeker aardig zijn, te zien, hoe zij hare hou
terige figuur zal uitrekken en Wolf Sehröt
ter zal aanvallen. Het beste zou zij nog
kunnen optreden in oen beddenlaken, als
waar spook. Zij zou wol in staat zijn: Wolf
te verschrikken.'
„Gij zijt hatelijk, Fe! Hebt gij dan vol
strekt geen smiak voor poezie? Hoort gg
niet dien nachtigaal slaan
„Ik verbeeld mij, mijn schat, dat gij Wolf
nog liever boordet. En van mijn gevoel voor
rozen en nachtigalen moet gij u niet al te
veel voorstellen. Die dingen zijn alleen
aangenaam voor verliefde zielen.'
„Lieve Fél' zeide Geertruida, terwjjl zij
op den rand van het ledekant bij haar nicht
ging zitten, „wees toch niet zoo giftig. Ik
ben zenuwachtig. Gij kunt tooh wel een
weinig aardig tegen mjj zijn. Wat denkt
gij Wat zal er van worden Ik weet be
paald, dat ik dezen nacht geen oog zal
toedoen.'
„Het is waar, het is te veel voor nwe
zenuwen. Jammer, dat wij niet deelen kun
nen. Eerst Wolf, dan de vicaris!
„Fe! Wees goed! Spot niet altijd! Zie
toch, ik heb behoefte aan u I Help mij, ik
wil er u dankbaar voor zijn.'
„Gij wilt mij zeker wel de helft van de
erfenis afstaan. Dat zou aardig zijn. Dan
zou ik als oude vrijster nog een paar kat
ten meer kunnen houden.'
Geertruida zuchtte. Zjj ging nu naar haar
eigen ledekant. Maar het ging haar toch
niet zoo slecht, als zij beweerd had. Tegen
den morgen sluimerde zij toch in. Doch
Felicitas sliep volstrekt niet; hare harts
tochtelijke ziel liet haar geen rust, en
als zij 's morgens aan de theetafel ver
scheen, zag zij er zoo betrokken uit, dat de
Blackburn's baar bezorgd vroegen, ot zij niet
goed was.
Geertruida stond dieD morgen langen tijd
bij de tuinpoort, van waar zij ruim uitzicht
had op den straatwegeindelijk werd zij
door mrs. Blackburne geroepen.
„Gij kunt mjj van daag vergezellen,* zeide
zij tot de meisjes. „Ik moet eenige armen
bezoeken, en het is goed voor u, te zien,
hoeveel barmhartigs te volbrengen is, door
hen, die zeiven barmhartigheid ontvingen.'
Hierna nam zij een gebedenboek en een
mandje, gaf ook aan de jonge meisjes eenige
pakjes te dragen en ging met het strenge
gelaat, dat volgens haar bij de vroomheid
scheen te passen, vooraan, naar het dorp.
Toen zij den tuin verlieten, kwam er iemand
de straat af, die zoowel de aandacht trok
van mrs. Blackburne als van de duitsche
meisjes. Hij was klein en mager en had
een bleek, ingevallen gelaat. Hjj droeg eea
klein hoedje en een korten paletot. Hjj ge
leek noch op een bedelaar, noch op een
boer, noch op een gentleman, maar hg had
ieta bijzonders over zich, zoodat het niet
gemakkelijk was te zeggen, tot wolk soort
menschen hjj behooren kou.
Mrs. Blackburne maakte daarover eene
opmerking.
„Wanneer de wedrennen in Epsom begin
nen, dan ziet men hier in de streek steeds
allerlei volk,* zeide zjj. „Wjj moeten er
vooral om denken, de tuinpoort steeds goed
te sluiten.'
In verschillende woningen werden bezoa-
slaan, waardoor dan echter het aanbod
toenam en de waarde daalde. Met kleine
schommelingen bleef de waardeverhou
ding dus ongeveer dezelfde, tot nu onge
veer twintig jaar geleden Duitschland en
op het voetspoor daarvan andere landen
tot den gouden standaard overgingen.
Daardoor en tevens door de verbazende
opbrengsten der zilvermijnen in Amerika,
daalde de zilverwaarde verschrikkelijk.
Daartegen kwam er voor het goud meer
vraagdit werd dus duurder. Met ande
re woordenvoor eene zelfde hoeveel
heid zilver kon men veel minder, voor
een zelfde hoeveelheid goud meer koopen
van eene zelfde waar als vroeger. Dit
nu had een zeer ongunstigen invloed op
de handelsbetrekkingen tusschen goud
en zilverlanden (landen met enkelen
gouden en landen met enkelen zilveren
standaard,) die vooral in Indië gevonden
worden.) Ook in het land zelf had men
bezwaren. Tot zekere hoogte is echter
het duurder worden van het goud in het
ruilverkeer maar denkbeeldig. Als een
landman voor zijn vee of zijn zuivel
minder goud ontvangt dan vroeger,
maar voor dit mindere goud evenveel
koren, mest, werktuigen of andere benoo-
digheden kan bekomen, dan gaat hem
veel minder geld door de handen, maar
dan blijft hij toch in het wezen der zaak
in denzelfden toestand. Er zijn evenwel
naast zaken, die marktwaarde hebben en
dus dadelijk goedkooper worden naar ge
lang het goud duurder wordt, andere,
die door overeenkomsten van langoren
duur beheerscht worden en die zelfs bij
vernieuwing der overeenkomst slechts
langzaam den dalenden weg volgen, dien
zij tegenover de hoogere goudwaarde
moeten aannemen. En dan komt de zaak
hier op neerdat de landman voor de
voortbrenselen van zijn bedrijf minder
goud ontvangt dan vroeger en daarente
gen voor pacht, voor rente van opgeno
men geld, voor werkloonen en dergelij
ke evenveel, of althans niet meer naar
evenredigheid moet betalen.
ken gebracht, eu het scheen de meisjes toe'
dat de barmhartigheid van mrs. Blackburne
voor de armen een bjjsmaak als azjjn
had. Een oude zieke vrouw, in wier kamer
de strenge dame met den vinger in het stof
op de tafel schreef, maakte zelfs eenige zach
te doch bittere opmerkingen over rjjke lie
den, die zich inbeelden, voor een snuifje thee
arme monschen te kunnen kapittelen. De da
me deed als hoorde zjj dat met, liet een
gebreid jak achter, nadat zjj bij het bed der
oude vrouw een psalm gelezen had, en ver-
wjjderde zich met waardigheid. Maar zjj
begreep zeor goed, dat de indruk harer wel
dadigheid op de duitsche meisjes niet zoo
was, als zjj dien wel begeerd had; want bui
ten sprak zjj over de ondankbaarheid der
arme lieden, die een dubbele mate van toe
geeflijkheid en Christelijke liefde eischte van
hen, die de Heer had aangewezen tot ar
beiders in zjjnen wijngaard.
Toen de nichten na het luncheon even
als gisteron een wandeling wilden maken,
stond mrs. Blackburne zulks niet toe, op
dat zij zich niet te zeer zonden vermoeien,
en zjj moesten hare teleurstelling wel ver
bergen, om geen argwaan op te wekken.
Geduldig moesten zjj er naar luisteren, boe
de oude dame haar uit een boek van Bis
schop Mortis, dien zjj als de hoogste au
toriteit in geestelijke zaken vereerde, een
lang hoofdstuk voorlas over den zegeu van
ware Christelijke weldadigheid, zoowel voor
den gever als voor wie ontvaDgt.
Eerst na de vjjf-unr-thee, welke de ou
de dame voor zich zelve door eene ster
ke hoeveelheid Jamaica-rnm verving, ge-
ljjk de arts haar bevolen had, mochten de
meisjes uitgaan. Zjj liepen met versnelden
tred donzelfden weg als gisteren, wel is
waar onder zeer verschillende gedachten,
doch eenstemmig in bet doelnamelijk de
rustbank, vanwaar zjj gisteren den paardeu-
stoet gezien hadden.
En zjj gingen niet te vergeefs. Nauwe
lijks waren zjj vijf minuten op weg, of de
eigenaardige persoon van hedenmorgen
dook uit een zjj weg op. Hij scheen daar
in een kleine herberg op den uitkijk gezeten
te hebben. Beleefd nam hij zgn hoed af,
en toen hjj genaderd was, verkeerden de
jonge dames niet meer in twjjfel over het
karakter van den vreemdeling. Hjj behoor
de bljjkbaar tot de sportlieden, en was waar-
schijnljjk een der lichte pikeurs, die jonge
mannen met oude gezichten, die hnn leven
op den rug van do langbeenige renaers
wagen. Hjj haaide een brief te voorschijn,
gat dien over aan Geertruida en verwijder
de zich, zonder een woord te zeg
gen.
Geertruida stak in de verwarring den
brief in haar zak; maar bet gelaat harer
nicht, waarop een verwijt en eene minach-