Jft TTUS Eigen Keuze? bestaan, dat dezen haar openen mijn schild wacht nn moet dat voorkomen. Hoe openen inbrekers een brandkast? Weet gij dat ook Ik ben er niet geheel en al van op de hoogte, maar ik geloof, dat zij het slot eenvoudig vernielen. Zij vullen het geheel met lijn zaagsel, hierop gieten zij salpeter of ander bijtend zuur en de sluiting is weg. Neemt gij over dag ook bisondere voorzorgsmaatregelen O ja, dat zal ik u aanstonds ver tellen. Ik dacht eerst dat het niet noodig was, maar de dieven zijn zoo geslepen en on dernemend, dat men hen op dat punt nooit te slim kan zijn. Men staat verstomd over hun stoutneid. Stel n vooreens op een dag, dat ik alleen in den winkel was, kwam er een jongmensch, dien ik al gedurig voorbij het raam had zien wandelen, den winkel bin nen en zei heel bedaard De heeren zus en zoo hebben mij hierheeen gezonden, om te vragen, wat die klok moest kosten, en meteen wees hij op een klok in de uit stalkast. Ik draaide mijn hoofd een ondeel baar oogenblik om niet langer en verliet mijn plaats in 't geheel nietmaar in dien tijd had hij een gonden ketting ingepikt zonder dat ik het bemerkte en verdween. Wat later kwam een van mijn bedien den terng, miste den ketting en vroeg mij, wat ik er mede gedaan had. Toen wist ik natuurlijk wanneer en op welke wijze hij verdwenen was. En welke voorzorgsmaatregelen neemt gij nn i Overal spiegels, ziet gij ze met ovt ral hangen Elk hoekje van den winkel wordt erin weerkaatst, en als ik hier achter de toonbank sta, kan ik alles overzien en wanneer iemand mij een trek speelt, merk ik het terstond. Ik weet er zelfs raad op om iemand vast te grijpen en te boeien. Hoe zoo? Met een vlugge handbeweging onder de toonbank raakte hij een verborgen veer aan, en op hetzelfde oogenblik ging de winkeldeur zachtjes dicht, zoodat de uit gang versperd was. Zoo vangen wij ze nu. Het is ons eanig redmiddelhen op heeterdaad betrappen. Als zij den winkel uit zijn, is hel te laat. Jacht op hen maken is moeielijk, en als men ze vangt, ondervindt men somtijds zelf de onaangename gevolgen. Een dief zal in zulk een geval zich al tijd van het geatolene ontdoen, overhandigt het aan een medeplichtige, die op den uit kijk staat, of werpt het desnoods in een goot. En als hij het gestolene niet meer bij zich heeft, kan men niets bewijzen. Eens vervolgden wij een schnrk, van wien ik zeker wist, dat hij een ring van mijn toonbank had gestolen. Eindelijk haalden wij den dief in, en ik gaf hem aan de politie over. Maar door een ongelukkig toeval liep het geval anders af dan ik verwacht hadde dief klaagde mij aan wegens laster, zoodat ik schade vergoeding moest geven. Somtijds spelen wij hun echter ook een poets. Ziet gij dit? Hij wee» mij een grooten diamant, die zooals ik meende, achteloos op het glas van de toonbank was neergeworpen. Die ligt daar niet erg veilig, zei Neem hem eens weg, als gij kunt, mijnheer, zei de juwelier. Toon ik het beproefde, merkte ik, dat de diamant onder het glas, en met cement aan de gl»z-n bedekking was vastgehecht. Maar bet gezichtsbedrog was volkomen. Men kon niet anders denken dan dat de steen op de toonbank te kijk lag. Met dien steen heb ik wat grappen beleefd, mijnheer. Hij ligt daar altijd en is een aanhoudende verzoeking, zelfs voor menschen, van wie men zoo iets niet zou denken. Dikwijls heb ik gezien dat er een zakdoek of een mof op gelegd werd. Zij begrijpen niet, hoe het komt, dat zij den steen niet opgepakt hebben I In de meeste gevallen bemerken zij het niet, vóórdat zy uit den winkel «yn. Gouden zonnegloed weerkaatste op het breede watervlak? Visschersbooten met ha re witte zeilen trokken, als zwanen ge lijk, heen en weder. De denren der kleine witte villa, vlak bij het strand, stonden wijd geopend en vergunden ook den zon neschijn binnen te dringen. Overal licht, j overal diepe middagrust. Io de open balkondeur lag een dame in een schommelstoelde droomster was omtrent dertig jaar en in den waren zin van het woord eene schoonheid. Tegenover haar zal een elegant heer, in geheel zijn hoading den man van voor namen stand. Op hun onderhoud was een lange pauze gevolgd, maar hnnne oogen, welke dikwijls lang en innig in elkaar rnstten, zeiden meer, dan woorden het had den kunnen doen. Eensklaps stak hij de band uit naar de hare, welke m den schoot lagen. „Nog acht dagen, Hertha, en wij zijn voor eeu wig vereenigd." Een zucht ontvlood aan hare lippe* het scheen wel, als voelde zij zich van een zwaren laat bevrijd. „Eberhard, het schijnt mij te veel geluk toe I* Hij kuste haar kleine, koude haDd, en wederom zwegen beiden. Eensklaps weer- klonden van een nabijzijnde kerktoren vitr doffe slagen; hij stond op Reeds vier uur, geliefd®; ik moet weg; maar ik kom van avond nog terug,vaar- wel-' Zij sloeg de armen om zijn hals en kuste hem. „Tot weerziens!» De denr was achter hem in het s ot ge vallen. Gravin Hertha ging naar de ve randa en zond hem nog eenige liefdevolle blikken na; daarna wierp zij zich weder in den schommelstoel. Allerlei beelden de den zich voor aan baar geestesoog. Zij zag zich zelve als kiud, jong, ouderloos, in bezit van een voornamen naam, maar zonder middelen, reeds vroeg strijdende met de zorgen van het leven. Haar voogd had haar vrijgelaten in de keuze van een beroep, en zij had, daartoe door een innerlijke stem aangespoord, het besluit genomen, op de planken te gaan. Het middelpunt van al hare verwach tingen en wenschen had steeds hierin be staan, de ideale gestalten van de groote toondichters te verpersoonlijken en de lau weren te veroveren, die de kunst hare jon geren om de slapen vlecht. Zij zag zich als jonkvrouw, na jaren lange studie, na bij het doel. Een russische graaf, een kunstbescher mer, had, uit zuivere belangstelling voor het rusteloos naar het hoogste do.1 stre vende jonge meisje, haar grootmoedig de middelen tot hare vorroiug beschik baar gestelddat het ook uil oelangstel- üng voor het schoane meisjeskopje ge schiedde, had zij door hare onvermoeide studie niet bemerkt. Al haar streven en denken was steeds gericht op den dag van haar eerste optreden. Zij zag in hare verbeelding de donkere zaal vol toeschouwers, opnieuw voor zich; een onbeschrijfelijke angst snoerde haar den keel samen; zij zong, zij bemerkte het zel ve, zoo slecht, als zij het op geene repe- tie gedaan had; zij begreep uit den gerin gen bijval van eenige goedhartige men schen, die de aanvangster bemoedigen wil den, dat zij geen succes had. Als in een koorts Was zij naar huis gesneld, het ver- radelijk gegichel harer vakzusters had zij in al zijn verschrikkelijkheid verstaanden volgenden dag had zij het in alle bladen gelezen. Zij kende de recensies van bniten, zij had er om geweend, den geheelen dag tot laat in den nacht. Daarna was de graaf gekomen,liefderijk en troostend als een vader. Hij had haar aangezien, als wenschte hij haar verder voor alle intriges, voor alle leed te mogen behoeden en beschermen, voor haar geheele leven. Na de bedrogen verwachtingen, die als de nachtvorst inhet voorjaar de bloemen van haar ideaal had ten doode gedoemd, na hare te leurgestelde wenschen hadden warme dank baar beid en vriendschappelijke genegenheid, welke zij in hare onervarenheid voor lief de hield, verhouden met het troostlooze gevoel van haar nederlaag, haar bereid doen zijn, graaf Czerna hare hand te reiken. Zij was hem nsar Rusland, naar zijn land goed gevolgd, en voor zij den tijd bad, te erkennen, dat zij beiden volstrekt niet bij elkander pssten, had het noodlot hem van hare zijde gerukt. Zij had zich nooit veel om politiek bekommerd, zij had nooit acht gegeven op de correspondentie van haren echtgenoot, zij was op zekeren morgen door beambten overvallen, welke een huiszoeking hielden. Men zeide haar, dat de graaf in eene zamenzwering was gewikkeld, men had hem naar Siberië gebracht. Zonderling. Zij had vrijwilig haar hand in de zijne gelegd, maar zij gevoelde over zijne gevangenne ming niet die verdoovende smart, welke haar was overvallen, toen zij haar kunst had moeten missen. Nadat zij twee jaren daarna bericht ontvangen had van zijn dood, was het haar geweest, alsof zij van eenigen kwel- lenden band was bevrijd geworden. Daar zij zich in Rusland nooit wel gevoeld had, was zij op reis gegaan en had, nergens een vast tehuis vindende, rusteloos ge reisd van de eene plaals naar de andere. Jaren waren er zoo verstreken, nn was zij in dtze zeeplaats gekomen. De heerenwe reld had de interressante, jonge russische weduwe, met groote vereering behandeld Slechts een had eindelijk een dieperen indruk op haar gemaakteen jonge duitscher, die eerst door een zekere afge trokkenheid hare opmerkzaamheid had getrokken. Zijne levendige oogen met hunne verstandige uitdrukking had iets harts— veroverends, en korten tijd na hnnne kennismaking kon gravin Hertha zich niet meer verzetten tegen de geheimzinnige macht der liefde. De droomster keek nu naar de wolken, welke een onweder aankondigde en de zon verduisterde. Wanneer er ook eens op haar geluk een donkere schaduw viel Een bliksemflits wierp zijn schijnsel over het water. De wind voer suisend door de kruinen der boomen, een plasregen hnlde het landschap in een eentoouig grauw, en licht en donder volgden elkaar snel op. Gravin Hertha sloot de oogen en gaf zich moeite, de liefdevolle uitdrukking, met welke hij, den jongen man, haar steeds gadesloeg, voor haar geest te tooveren. Nooit had de gedachte, voor hem een geheim te hebben, haar zoo pijnlijk aangedaan. Hij wist alleen, dat zij jong gehuwd en dat haar man dood was, maar ook verder wist hij niets. Was het maar avond, kwam hij toch maar, zij wilde hem alles zeggen. De deur werd geopend, zij ontstelde hevig. Het was slechts de knecht, die haar een brief bracht. Wie schreef haar Met de grootste verbazing beschouwde zij den met tallooze poststempels bedekten brief; hij had haar op de meeste plaatsen nage reisd. Het schrift kwam haar bekend voor, en toch hoe zou het mogelijk zijn Zij brak het couvert open en keek naar de onderteekening; daarna slaakte zij een vre®selijke kreet en stortte bewusteloos ne der. Toen zij weder tot zich zelve kwam, keek zij verward om zich heen. Was het een droom geweest? De brief, de ontzet tende brief lag op den grond; die gaf haar de zekerheid, dat het waarheid was. Haar echtgenoot leefde. Hij schreef haar, hij deelde haar mede, dat hij vrij, dat hij op weg tot haar was. Zij peinsde er niet over hoe het mogelijk was geweest, dat men haar toch de tijding van den dood van haren man gezonden had. Zij wist alleen dit eene, dat het gedroomde geluk aan Eberhard's zijde haar nimmer,nimmer nu be scheiden zoo kunnen zijn. In den hevigsten zielestrijd ging zij nu naar het venster; zij kon niet geregeld denken; het landschap wis onheilspellend stil gewordeD. Geen licht straalde er uit de visschershutten, zacht ruischte de regen neder, zoo af en toe flikkerde aan den ho rizon nog een lichtstraal, gevolgd duor een dof gerommel. Hertha dacht niets meer, zij gevoelde alleen dit eene, dat het lot haar het geluk had getoond, om het haar voor eeuwig weder te ontrukken. Zij kon zich ter nauwernood staande houden en begaf zich strompelend naar haar slaapkamer. Daar stond de huisapotheek. Zij greep een flacon en droppelde van den ,nh»d op «I 'trL.a e !ito liet «ij werltmgel.jk /£m !i„ "dS. fo »S '0 staande ledekant neder. hui9knecht hadden, hier te zijn Jntch Xnealse ,de opperhoutvester WiDsloe» voorstellende aanziende, e as Deze knikte met het hoofd Als ten onrechte veroordeeld mrênlang levende, nu vrij geworden. daar £ne onschuld aan het licht kwam; itben een vreemde voor de menschen geworden kunt ge dat begrijpen? Sedert weken zoe vrouw; ^herhaaldelyk van ver blijfplaats veranderde. Docb, waar ÖP zij, - -4» k'loch reeds ontvangen hebben! Hij bemeikte niet hoe ook W insloe van gelaatskleur vsranderde, deze had dit léne duidelijk begrepen zijne vrouw Welk drama zou bier nu afgespeeld wor den hij had toch niet anders geweten, 'dan dat graaf Czerna dood was; nooit had hij vernomen, dat bij naar Siberië was gezonden. De graaf had de denr der aangrenzende kamer geopend, een uitroep van ontstelte nis deed den opperhoutvester volgen. Daar la" zij, die beide mannen bemind hadden; een smartelijke trek lag er om haar mond, hare oogen waren gebroken. Winsloe knielde in stomme smart neder en greep hare verstijfde hand; daar viel zijn blik op den flacon, welke ledig op het ta pijt lag. Graaf Czerna had het voorbeeld van den jongen man gevolgd, hij nam den flacon ter haud en bekeek ze, „Vergift», fluisterde hij, huiverenddaarna staarde hij in het bleeke gelaat der doode en leg de een oogenblik zijn hand op haar kil voorhoofd. „Wat heeft haar daartoe gebracht?' Dat is de stille vraag, welke duidelijk spreekt uit de blikken der beide man nen. „Gij kendet mijne vrouw geruimen tijd vroeg graaf Czerna, die de eerste was, die de stilte ver breekt. Winsloe knikt met het hoofd, hij weet niet, of hij het geheim der doode moet prijs geven. „Vermoedt gij eenigen grond tot deze handelwijze Winsloe zwijgt. In zijn hart zegt een stem hem, dat het eene noodlottige ver gissing moet zijn geweest. Hij reikt den graaf diep bewogen de hand. „Een treurig weerzien 1 Beveel over mij, wanneer ik u van dienst kan zijn." De graaf haalt de schouders op „Na de begrafenis ga ik op reishet is mij, als had ik haar reeds acht jaar geleden verloren; wij waren elkaar toch vreemd geworden." Zijne uiting van smart is een andtre dan die van Winsloe. Deze heeft de doode bemind met de eerste liefde van een on verdorven mannenhart, en het is hem, als was er iets in zijn hart gesprongen. Zoo verlaten zij de sterfkamer. Gravin Czerna werd op het stille dorps kerkhof begraven, en niemand op aarde kon aan de beide personen, die haar zoo na stonden, de vraag beantwoorden „Was het haar eigen, vrije keuze?" Graanziekte. In Zuid-Frankrijk, in de departementen Haut Garonne, Tarn, Gers enz., heeft zich in het graan een nieuwe ziekte ver toond, die de boeren ernstig ongerust maakt, al kan men eerst na den oogst be slissen, in hoever zij kwaad heeft gedaan. De groei van het koren houdt op, het wordt geel en droog en eindelijk sterltde plant. De ziekte komt in het koren op verschillende tijdstippen van ontwikkeling voor. Men meent de oorzaak van de ziek te te moeten vinden in een parasieten zwam van de orde der chjtridinear. Deze schimmelplant verdwijnt niet door fle koude, na den winter begint zij verwoestingen opnieuw. Het was nog niet opgemerkt, dat dn» soort zwammen op gekweekte voeding middelen voorkwam. Deze ziekte van het graan, die misschien dit jaar door de z*a. re regens bevorderd is, moet zeer gevaar- lijk geacht worden, de zwamplantziektj gaat zeer snel voort en is moeielijk te roeien. Dubbele zelfmoord. r. we J. - Graz heeft de dubbele zelfmoord joor von Popovic en diens gemalin alge. meen opzien gebaard. De wanhopige daad moet worden toegeschreven aan achteruit, gang, hetwelk te wijten is aan een zoon van het echtpaar, die reeds sedert joor von Popovic en diens gemalin^T" :ui zo< D&. scheidene dagen wegens verschillende la'at.a .li. IVnllilA 1 lieten door de politie opgespoord enthans gearresteerd werd. De zoon, Stephan Ton Popovic, werd twee jaar geleden uit bij betrekking van telegrafist ontslagen en ook van den officiersrang bij het spoorreei. ment vervallen verklaard. Eertijds gehuwd met de dochter van een achtenswaardige familie uit Cratz, verloor hij zijn vrouw voor acht jaren door den dood. Ten twee den male trad hij in den echt met een rijke dame nit Weenen, doch dit huwelijk werd weldra-door echtscheiding ontbonden. Stephan von Popovic woonde sedert zijn ontslag uit zijn betrekking in het ouder- lijk huis en leefde van zwendelarijen, wel. ke hij met groote behendigheid wist op touw te zetten. De majoor van Popovic was ongeveer zeventig, zijn echtgenoote zestig jaar oud. Dat domme bijgeloof. Een achttien-jarige dochter van een te Berlijn wonende weduwe, leed sedert jaren aan rheumatiek in den ïechterarm, waar door zij geheel en al verhinderd werd eenigen arbeid te verrichten. Een buur vrouw kwam nu op het idee, de ziekte van het ongelukkige meisje door een wonderkuur te genezen. Beide vroawen kochten onder het prevelen van gebeden een uit verscheidene wonderdranken samen gesteld water en verlaagden van het meis je dat zij haar arm in het warm gemaak te water zou leggen. Het geneesmiddel hielp natuurlijk niets en het arme kind had zoolang met den arm in het heete water gelegen, dat zij naar het gasthuis moest vervoerd worden, waar zij onder hevige pijnen overleden is. Men klaagt nog al eens ci vet de wijze waarop de velocipedisten nu en dan op de dorpen ontvangen worden. Maar hebben de boeren wel altijd ongelijk? Gedragen die stadsche heeren zich soms niet al te brutaal? vraagt het Ebld, v. Antw. Hetgeen te Neder-over-Heembeek, op den oever der Willebroeksche Vaart gebeurde, geeft alle reden om bet te gelooven. Over- rigens, men behoeft zich enkel de dood van dokter Weewauters, van Antwerpen te herinneren, oen dit vermoeden te beves tigen. Zondag hadden twee inwoners van Schaar beek op den oever der vaart den dag door gebracht met visschen. Toen zij zich be reidden om henen te gaan, kwam er een velocipedist aangereden. Op zijn sinaal gin gen de visschars niet tijdig genoeg op rij en er onstond een twist, gedurende welken de velocipedist den revolver trok, en de twee visschers neerschoot. Na die heldendaad sprong hij weer op zijne velocipède en reed weg zoo hard hij rijden koD, iu de richting van Brussel. De kapitein van het stoombootje, dat dienst doet op Vilvoorde, had de schoten gehoord. In het voorbijvaren zag hij de twee slachtoffers bloedend op den vantdijk liggen. Hij stopte en nam hen a3n boord tot aan de Lakenbrug, waar zij de politie van het gebeurde onderrichtte. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6