Zondag 5 Augustus 1894.
ilSfifflüD NiEDWS-,
38sto Jaargang No. 2854.
du.
ll WlitÉl.
pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
^gterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ipVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
jNGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever J. WINKEL.
Bureau: StHAOEll, Laan, II 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5c
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
Gemeente S c h a g e n.
Bekendmakingen.
Vasthouden van Eenden.
Nog eens liet
FEUILLETON.
15
Binnenlandsch Nieuws.
Aimtutit- Lsiiliml
Burgemeester en Wethouders van Scha-
gen Gezien art. 76 van de politieveror
dening dier gemeente brengen bij deze
ter algemeene kennis dat vanaf heden
tot en met 20 October a s. de een-
den binnen die gemeente opgesloten of
gehokt moeten worden.
Nalatigheid is bij de politieverordening
strafbaar gesteld uiet eene boete van ten
hoogste ÏO gulden.
Schagen, 27 Juli 1894.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W. A. HAZEU, Wetb.
De Secretaris,
DENIJS.
iintvraagstü
De bimetallisten verdedigen de stelling,
dat, wanneer bij internationale overeen
komst tusscben alle, of althans tusschen
een voldoend aantal der voornaamste
handeldrijvende volken, eene bepaalde
verhouding tusschen goud en zilver werd
vastgesteld, die verhouding zich zelve
zon handhaven door de werking van de
wet van vraag en aanbod. En, daar de ver-
ttoorde waardeverhouding aanleiding heeft
gegeven tot groote bezwaren, zal de her
telde verhouding h.i. deze bezwaren doen
ophouden.
De monometallisten voeren hiertegen
aan, dat, als ten gevolge eener interna
tionale overeenkomst goud en zilver we
der even als vroeger over een zeer uit
gestrekt gebied door elkander als geld
gebruikt werden, een tamelijk vaste ver
houding, evenals vroeger, zich wel weer
vormen en handhaven zou, maar dat
toch tegen het stelsel verschillende
bedenkingen rijzen, en wel vooral deze
twee
1 is het h.i. in beginsel verkeerd, als
waardemeter, als ruilmiddel twee metalen
te nemen, die onderling in waarde ver
schillen kunnen, en, door welke oorza
ken dan ook, soms belangrijk verschil
len zullen. De ervaring, opgedaan met
den overgang van sommige staten tot
den enkelen gouden standaard, en de
daardoor ontstane gevolgen, moeteü juist
eene waarschuwing zijn tegen de aanne
ming van een stelsel, dat de kiem voor
zulke stoornissen in zich bevat.
2°. is het in de practijk bijna ondoen
lijk te achten om eene waarde-verhou-
ding bij overeenkomst te bepalen, die
met de werkelijke zal gelijk staan. En
is de overeengekomen verhouding, waar
aan dan alle staten (althans alle toege
treden staten) gebonden zijn, eene an
dere dan die, welke zich uit de natuur
lijke verhoudingen in den nieuwen toe
stand ontwikkelen- zal, wie overziet dan
de bezwaren, welke daaruit weder zul
len voortvloeien.
Met het oog op het gezag dor man
nen, die ook ten onzent het bimetallisme
voorstaan, zal men wellicht aan deze bewa
ren der monometallisten geen overwegend
belang willen toekennen. Er is echter een
andere zaak, een bezwaar, dat ook voor de
bimetallisten geldtde toe-passing van
het stelsel is afhankelijk van eene voor
waarde, welker vervulling zich tot dus
ver liet wachten en in de toekomst niet
te voorzien is. Die voorwaarde is eene
toetreding der zoogenaamde goudlanden
tot het bimetalisme. Alle pogingen, tot
dusver aangewend om hen daartoe te
bewegen, waren vruchteloos en er is geen
grond om te verwachten, dat zij binnen
een afzienbaren tijd zullen slagen.
Zegt men tot de monometallisten „Gij
echter geeft toe, dat de verstoring der
verhoudingen schadelijke gevolgen heeft
gehad, moet dat dan maar zoo blij
ven dan antwoorden zijhet blijft
zoo niet. Dit ook is de werking van de
wet van vraag en aanbod, dat zij overal,
waar het evenwicht verstoord is, dade
lijk aan het werk trekt om het te herstel
len. "Waar de artikelen met marktwaarde
dadelijk elke wijziging volgen, doen de
op overeenkomsten berustende, of door ge
woonte geregelde betalingen dit slechts
geleidelijk, maar zij doen het toch ook.
Roman van August Niemann.
,Nu ga ik weder naar die liefelijke villa
'""karne/ sprak Felicitas, „en red mij er
1 l°oals Geertruida zou zeggen. Het wijs-
100 19n. wanneer ik zeide, een Wolf is
gekomon en heeft het lammetje van mijne
*gde gerukt.»
«Heb hartelijken dank,* zeide Schrötter,
een warmen handdruk gevende, vervol-
l®» tilde hjj Geertruida in het rijtuig.
Op dit oogenblik kwam een ruiter in vol-
0 galop aanrijden en bracht zijn paard
obH rÜ'a>g tot Btilstand, Wolf zag hem
w ,®r*oekeDd aan. De ruiter droeg een hem
Jli Iende livrei, die van Lord Darlington.
9 lichttei zijn hoed en zeide: „Heb ik niet
zier?'' m9nkeei Schrötter voor mij te
«Die ben ik."
1, i".^Ü 's bevolen, door zijne doorluchtig
er .0m n' m8n'|e* Schrötter, dit briefje
V0, geven,» sprak de ruiter.
60 onderzocht, welken kant gi) uit-
a na 6»D *aar' en verzuimde natuurlijk niet,
vsnpa» 8ne"en-' Wolf nam het biljet in ont-
de lm 6n °Pende het haastig. Dan preste hij
PPen opeen en zag Geertruida nadenkend
*DaV '8 6r" Ze'^e deze-
're" *eer ongelukkig,* antwoordde
uit Darlington noodigt mij heden
bat r P011 diner op het slot Holywood.
^"ale e'ee evenveel, alsof de prins von
is miJ die uitnoodiging zendt, want die
durft T8n k°rd Darlington, en de Lord
niet inUfltUUr'Ük niemand uitnoodigen, die
De |t j en ®maak van den prins zou vallen,
hjke to Mhrgft tevens, dat het zijne konink-
hij nij fc0s'er ten zeerste verwonderd heeft, dat
heeft °i) d® wedrennen te Epsom gezien
*chtig '^en Tan Geertruida trilden zenuw-
Dit is wel moeielijk in cijfers aan te
toonen, omdat de maatschappelijke ver
houdingen steeds van meer dan éénen
factor afhankelijk zijn en het daarom
niet aangaat allen aan éénen factor toe
te schrijven, maar zeker is het, dat de
veranderde verhoudingen hier eene rijzing
tegenhouden, die anders wellicht zou
plaats hebben (bijv. van werkloonen),
daar eene daling bevorderen, die anders
niet, of niet in die mate zich zou heb
ben voorgedaan. Yoor 20 jaren konden
soliede openbare leeningen ternauwer
nood tegen 5 pCt. geplaatst worden en
nu vragen openbare besturen reeds lang
geld tegen 31/2 pCt. en worden zelfs
leeningen tegen 3 pCt. aangekondigd
Het schijnt niet twijfelachtig, dat de
waardevermeerdering van het goud met
die vermindering van den rentevoet in
rechtstreeksch verband staat. Deze be
schouwing kan tot practische gevolgen
leiden als de pachter, die in zijn be
drijf schade lijdt, dit enkel aan het munt
stelsel toeschrijft, dan zal hij bij de pak
ken neerzitten en zuchtenoch, kwam
de dubbele standaard maar zoo hij
echter de zaken inziet zooals wij, dan
zal hij met zijn landheer gaan praten en
zeggenik krijg voor de opbrengst van
het land minder dan vroeger; gij kunt voor
hetzelfde geld meer koopen dan vroeger,
gij moest mij dus de pacht wat afslaan.
En ziet de landheer de zaken ook zoo
in, dan zal hij daarin toestemmen en
als hij ze niet zoo inziet, dan zal ook
h e m de wet van vraag en aanbod wel
op het goede pad brengen."
Deze overweging leidt, van het stand
punt der monometallisten, tot eene twee
de. Is nu reeds 20 jaar eene wijziging
van alle maatschappelijke verhoudingen
naar de veranderde waardeverhouding
van het goud in gang, dan zou, zoo nu
eenvoudig de vroegere verhouding her
steld werd, onmiddellijk eene beweging
in tegenovergestelden zin beginnen. Men
zou voor hetzelfde geld minder waren he
komen en dat zou dadelijk ingaan, maar
de overeenkomsten en gewoonten zouden
slechts langzaam volgen. Was de eerste
schok, om een voorbeeld te noemen, na-
deelig voor den landbouwenden stand, de
tweede schok zou in het nadeel zijn van
de werkmansklasse, wier loon slechts
langzaam stijgen zou, terwijl zij dadeljjk
voor hare levensbehoeften meer zou moe
ten betalen.
Ziehier enkele opmerkingen, die de
monometallisten tegen de beschouwingen
der bimetallisten plegen te maken. Zon
der ons partij te willen stellen, meenen
wij, dat het onzen lezers aangenaam zou
zijn, de zaak van twee kanten te kunnen
bezien.
Maar, afgescheiden daarvan, gelooven
wij eene opmerking van algemeenen aard
aan het bovenstaande te mogen toevoe
gen.
Het werd reeds gezegd de maatschap
pelijke verhoudingen zijn niet afhanke
lijk van eenen enkelen factorop dat in
gewikkeld raderwerk doen tal van krach
ten hun invloed gelden. Nu eens heft de
werking der eene kracht die der andere
op. Zoo kan bijv. eene stijging der geld
waarde samenvallen met eene neiging tot
verhooging der loonen. Schijnbaar blijft
dan de laatste achterwege, omdat zij haar
tegenwicht vond in de eerste. Soms ech
ter versterkt de eene kracht de andere.
Zoo is de daling der graanprijzen voor
een deel een gevolg van de stijging der
goudwaarde, maar daarvan niet alleen
zij is in niet mindere mate veroorzaakt
door de buitengewone graanaanvoeren uit
Amerika eu Aehter-Indië. De daling der
prijzen van boter en kaas is loe te schrij
ven aan de stijging der goudwaarde, ja,
maar niet minder aan den vooruitgang
der zuivelbereiding in andere landen.
En wie nu alleen verbetering verwacht
van het bimetallisme, dat in ieder geval
nog niet spoedig komen zal, verzuimt
daardoor heel licht, te letten op die an
dere factoren en daardoor op hetgeen op
zijn eigen weg ligt om verbetering in zijn
toestand te brengen door wijziging van
zijn bedrijf, door toepassing van nieuwe
verbeteringen, kortom door inspanning
van eigen krachten, waardoor bij slot van
rekening alle vooruitgang steeds het krach
tigst bevorderd wordt.
HrratumIn het vorige artikel over
dit onderwerp kwam eene schrijffout voor,
die wel aan het betoog geen afbreuk doet,
maar toch verbetering behoeft:
„Natuurlijk" staat er „want als
het eene metaal duurder werd, enz.
Dien zin leze men aldus:
„Natuurlijk, want als het eene metaal
duurder werd tegenover het andere, dan
welnu ga j« zeide zjj.
VOOr&la^ VArd ni<
voorslag word niet opgenomen,
zooals zij het gewenscht had, want "Wolf
sprak,terwijl bij haar opgeruimd vragend aanz g
„Zoudt gij werkelijk geneigd zijn eenige uren
op mij te wachten? Dat zou zeer lief van u
zijn.»
„Zeker,* sprak Geertruida, terwijl zij met
moeite hare tranen terughield. „Ga vooral
Daar den prins, dat is een groote onder
scheiding. Ik kan waobten.*
„Niet laDg,* zeide bij. „Tegen den nacht
kom ik van Holywood terug. Het diner zal
niet eeuwig duren. Gij weet, dat de prÏDg
altijd zeer gunstig over mij gedacht heeft.*
Geertruida knikte met het hoofd.
„Ik breng u eerst naar hnis," en maak dan
toilet. „Och, mijn schat, wat ben je toch
opofferend 1 Gij zijt de rechte vrouw voor
een man, die de sport liefheeft. Ik aanbid
u. Ik hoop niet, dat gij u zult vervelen.»
Yervolgens wendde hij zich tot den rui
ter.
„Mijne groeten aan zijne heerlijkheid de
Lord en zeg, dat ik komen zal.*
De ruiter rende daarop terug.
„Hoe zoudt ge het vinden, wanneer juf
frouw Felicitas medeging?* vroeg Wolf. „Ik
vrees Geertruida, dat de tijd u lang vallen
„En wat wordt er dan van mij?* vroeg
Felicitas lachend.
„Heden avond laat ik u naar de Black-
burnes terngbrengen.*
De gansche geschiedenis is zoo dwaas,
dat zij mij ten zeerste vermaakt,» riep Fe
licitas. „Én nu, beer Schrötter, nog eeD voor
slag. Gaat u bij Geertruida in bet rijtuig
zitten, dan zal ik de teugels Demen.»
Nauwelijks had zij bet gezegd, toen zij
reeds behendig op den bok spiong.
Maar kunt gij rijden? Het is volbloed,*
zeide Wolf.
Ik ben op bet land opg groeid en ver
sta" die zaak 1" riep Felicitas vrooljjk.
Nu, mg goed,* sprak Wolf, steeg bij
Geertruida in en liet Felicitas de teugels
over.
De wagen rolde weg.
Felicitas bield de beide teugels m handen
en de paarden gingen in vluggen drat de
bindstraat op. Deze draf was echter vlugger
dan Wolf lief was; bet scheen of het koorts
achtige bloed van het jonge mehje door de
leidsels been in de beide paarden gevaren was
„Rustig en bedaard, riep Wolf.
Felicitas geloofde na deze woorden nog
eea ander geraisch achter zich te hooren.
Het klonk haar zoo, als had Wolf zijn
vrouw een kus gegeven. Felicitas had een
gevoel alsof zij vuurrood werd, maar zij zag
doodsbleek. Zij vond dat de paarden lang
zaam gingen, en nam de zweep ter hand.
Reeds het zien van de zweep in de hand
van de bestuurster, gaf de paarden als 't
wsre vleugelen. Maar Felicioitas was daar
mede niet tevreden, zij sloeg de paarden
over de flanken.
„Laat de zweep weg!» riep Wolf.
„Zijt gij bang vroeg Felicitas, terwijl
zij zich op den bok omdraaide. De paarden
snnilden. Eenige sprongen deden hen van
draven in galop overgaan.
„Te duivel I* riep Wolf lachend, „het zou
de eerste maal zijn, dat ik bevreesd zou zjjn.
Maar het is de eerste maal, dat ik in het
rijtuif zit, terwijl een dame op den bok zit.
Luister echter naar mijn raad, Felicitas. Rus
tige hand en geen zweep, anders kunnen
wij nog iets beleven.»
Felicitas volgde den raad, en de paarden
gingen rustiger. Maar Felicitas stond zulke
martelingen van jaloezie door, toen zg ach
ter zich in het rjjtuig hoorde fluisteren, dat
zg dacht krankzinnig te worden. Zij voerde
de teugels om Geertruida te brengen in de
armen tam bem, dien zij zelf liefhad! O. zij
had dat mooie gezichtje van Geertruida
wel met bare nagels willen openrjjten.
Nu werd het stil achter haar. Zouden zij
elkander omarmen? Ensten zij elkander?
Waarom was bet zoo stil? Zg wilde omzien,
maar nog bield zg zich goed. Zg wenschte
dat zich een afgrond voor haar op de straat
opende, en hen allen met rijtuig en paarden
verzwolg.
Wederom hoorde zg een geluid als van een
kus, en haar jaloezie kon dat niet meer
verdiagen. Het linker paard was even voor
een opvliegenden vogel verschrikt.
„Rustig! Ik zal je leereul» riep zij uit en
gaf het paard een feilen slag over de lendenen.
De zwarte duivel steeg tegelijk als door
den donder getroflen in de hoogte, dan stort
te hij wild en woest vooruit, Zgn opgewon
denheid deelde zich aan het oudere paard
mede en spoedig vloog de wagen, dan naar
rechts, dan naar links, in razende vaart
achter de paarden aan.
De weg maakte een bocht, en Felicitas
vroeg zich at, of zij dezen bocht omkomen
sou, of dat do wilde dieren, waarover zg
waren er dadelijk speculanten, die van het
goedkoopcre metaal geld lieten slaan, waar
door dan echter de vraag toenam en de
waarde steeg."
Gedurende de maand Ju-
li is in de Rijkspostspaarbank te DIRKS—
HORN ingelegd f 157,56 in 54 inlagen
tegen 4 terugbetalingen tot een bedrag
van f 59.00.
G e d u r e n d e d e m a a n d Juli
hadden aan het hulppostkantoor WAR
MEN HUIZEN plaats (Rijkspostspb.) 20 in
lagen tot een bedrag van f 101,50
1 terugbetaling 33.
Bij een rukwind is een der
Texelsche blazerschuiten, te TEXEL die
met andere vaartuigen op de Noordzee
vischte, zoo hevig getroffen, dat de mast
over boord werd geworpen en in zijn val
het boeisel heel wat beschadigde.
Aanstonds daagden eenige makkers ter
hulp op en namen het gehavende vaartuig
op sleeptouw.
Daar men de haven van Harlingen het
gemakkelijkst kon bereiken, zette men
daarheen koers en bracht er de ^mastelooze
schuit veilig binnen.
-Nabij het fort de „Harsens'
voor de haven van het NIEUWEDIEP,
is Vrijdagnamiddag, tusschen twee en drie
unr een Urker visscher verdronken. De
man was bezig met eenige werkzaamheden
op de schuit U. K. 136 en sloeg daarbij
over boord. Geen der opvarende heeft hem
meer gezien, zoodat hij onmiddelijk naar
den bodein gezonken en met den sterken
stroom weggevoerd moet zijn.
Eenige vletten zijn uitgegaan om met
dreggen naar den drenkeling te zoeken, 't
Was bijna niet aan te nemen dat deze po
gingen zullen slagen, doordien op het punt
waar 't onheil gebeurde, de stroom zeer
sterk is. Het lijk werd evenwel toch met
dreggen opgehaald.
Men schrijft ons van den
HELDER:
Ofschoon deze gemeente niet kan gere
kend worden tot eigenlijke landbouwende
plaatsen des lands, blijkt het tochwel
licht tegen veler verwachting in dat
alle heerschappij verloren had, het land
zoude invliegen. Het was haar gelijk, wat
er gebeuren zou. Daar boog zich Wolf's
gestalte over den bok en zijn krachtige hand
greep de tengels. Wolf was opgestaan en
leunde zoover het ging, over de bank, daar
hij niet op den bok kon komen. Felicitas
voelde zijn arm om haar linker schouder en
zij sloeg door een onbegrijpelijk gevoel ge
dreven, hare beide armen om ziju hals. Hjj
lette slechts op de paardeD, dus liet het
slechts welgevallen. De paarden, zooals
duidelijk te bemerken was, gevoelden de
krachtige band aan de teugels, en het was,
alsof de gehoorzaamheid in hen terugkeerde,
maar de kromming van den weg was niet
meer ver af en in vliegende vaart vloog de
wagen over de bermen van den weg het
land in.
Felicitas blikte met gloeiende oogen in
het gelaat van den man, dien zij omhelsd
had, en wenschte, dat er een ongeluk ge
beuren zou, zoodat zjj gezamenlijk ten
gronde gingen. Hare oogen brandden haar
in het hoofd, zij vergat alle gevaar en alle
werkelijkheid des levens; zij gevoelde zich
door een onverklaarbare zaligheid vervnld.
Intusscben vloog de wagen over de hobbelige
aardkluiten, met zulke heftige stooten, dat
Geertruida zich met beide handen vastklam
pen mo.st, om niet uit het rijtuig geslingerd
1 te worden. Ook Felicitas zou uit het rgtuig
I geworpen zgn geworden, zoo zg Wolf niet
krampachtig had vast gehouden, die door
zija frissche kracht alles weerstond. Wolf
lette alleen op de paarden. Eenmaal zag hij
slechts naar de op hem gerichte oogen, en
zjjc blik was vol toorn. Felicitas had liever
gewenscht, dat hjj haar geslagen bad. Het
zou haar een innig genot verschaft hebben.
Maar hg sloeg haar niet, en wjjde ai zjjn
aandacht aan zijn paarden, en bracht hen
in een rustigen gang. De wagen stootte na
alleen zooveel, als de grond het noodwen
dig maakte, de paarden gehoorzaamden
geheel en al en gingen weldra in stappen
over. Felicitas liet met een zacht den hals
van Wolf los en groote tranen biggelden
haar langs de wangen. Wolf staarde den
wagen om en reed in een bocht w eder naar
den straatweg toe. Met een ergerijjk lachje
zeide hjj tot Felicitas „Gjj hadt ons alle
drie den bals kunnen laten breken, mjjn
lief kind. Waart gjj door den duivel bezeten?
Dit is toch volbloed!»
Zij antwoordde Diets, zjj haalde alleeD de
schouders op. Wolf hield stil en beval baar
af te stijgen en in den wagen te gaan zitten.
Zjj gehoorzaamde en hjj nam baar plaats
op den bok iD. Dan stuurde Wolf het rjjtnig
voorzichtig de straat op en reed in korten
draf verder. De beide nichten zaten naaBt
elkander en zagen schuw tot den bestuur
der op, die zich lachend omdraaide en zeide:
„Dit zgn mijn laatste paarden wanneer deze
er bg neer gevallen waren, had ik niet
naar den prins knnnen gaan.»
Das de prins was degene, waaraan bij
alleen gedacht had.
Hij was, trots zjjn lachen in een knorrige
stemmiDg. Hij draaide zioh geen enkele
maal meer om; hjj reed nog omstreeks een
kwartiertje verder, totdat hij voor een lief
klein villatje stil hield.
„Hier is het', zeide hij. „Wanneer de
dames de goedheid willen hebben, uit te
stjjgen en binnen te gaan, zoo zal ik na
eenige miDQten volgen.»
Tegelijk floot hjj en hierop verscheen een
vrouw in de huisdeur en liep een rjjknecht,
die een arm in een doek hield, den stal uit.
Zij zagen Wolf afstjjgen eu zorgvuldig de
beenen van de paarden onderzoeken. Yoor
de dames had hg geen woord over. Zij
gingen in huis, en werden door de dienst
bode in een elegante, kleine kamer gevoerd,
en zagen elkander met onzekere blikken
aan. Hunne leidsvrouw bood haar aan, haar
in de slaapkamer te brengen, maar zij be
dankten en bleven. Door de half geopende
portière zagen zjj in de kamer daarnaast een
voor twee personen gedekte tafel. De
inrichting van het huis was rjjk en smaak
vol. Zij zeidentot de dienstbode dat zjj zich kon
verwjjderen en wachtten de dingen, die komen
zouden.
Na ongeveer tien minuten verscheen
Wolf.
„Hoden gaat alles een weinig tegen den
gewonen gang'van zaken in,* zeide hjj, „en
ik verzoek u om verontschuldiging. Ik heb
de paarden zelf naar den stal mosten bren
gen. Doch laten wjj ons humeur er niet door
bederven. Mjjn kok is goed en zij heeft een
klein diner klaar gemaakt. Willen de dames
zich van hun goed ontdoen en nader treden?
Het is een vrjjgezellen huishouden. Ik ver
zoek om toegevendheid. Geertruida, zet je
hoed af eu zet een vriendelijk gezicht."
WORDT VEUYOLGD.