Aliuiu Jlifiiis-,
AtUMifi- Lunin
(lil
33ste Jaargang JKTo. 2833.
ponderdag G September 1894.
t M IIICI
pj( blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Bij dit nummer behoort
dl Bijvoegsel.
Uitgever J. WINKEL
Itureau: SCHAGKA. Laan, n 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25; iedere regel meer öct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
I-| (f r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
'nv£RTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
^GEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
In het lokaal van den
u S/otemaier te BARSINGERHORN,
jl. Zondagavond de uitvoering plaats
e de Gymnastiekvereniging „de West-
1 waarbij voor het eerst de jonge
liging baar vaandel vertoonde bij haie
¥jne uitvoeringen,
juist om deze reden waren buiten hare
ne contribneerende leden, een aantal
Jigden aanwezig, en hebben deleden
de Westfries" zich beijverd om hun-
gasten een aangenamen avond te be-
ntD.
Met een kort woord van den heer Joh
Groot, daartoe nitgenoodigd, werd het
jidel iDgewijd.
Het vaandel, geleverd door A. Knuijver,
L'j Gravenbage, ziet er sierlijk uit. Op
I s donkerblauwen grond, omgeven door
twen franje, en afhangende zilveren
hoonlen en kwasten, vertoont in het mid-
I ia iet wapen van Barsingerhorn, (zil-
L(tn kruis en met goud gekroonde zil-
[wen blokken, op een helderrood schild)
daarboven en beneden in zilver de
orden: „de Westfries", „Barsingerhorn
Nadat ook de voorzitter van „de West-
nes", de heer S. Spaans Dz. de vergader-
l:»n had toegesproken, werdeD, onder lei
ding van den heer 'Roggeveen uit Schagen,
tenige oefeningen uitgevoerd, terwijl ter
wisseling het een en ander werd voor
dragen en de gezellige avond met een
'l besloten werd.
-Wik- en Weegloonen.
De gemeenteraad van ALKMAAR heeft
I besloten met 1 Januari a. s. de wik- en
i reegloonen te verminderen tot f 0.60 per
kilogram.
U
0
Roman van August Niemann.
24
,Ik weet niet,® zeide mijnheer Wegelin,
.•'gij'ooit wel eens vsrschjj Dingen gehad
wt, die sommige lieden dee nachts ia bun
w»p te aanschouwen krijgen, die overdag
«et een mysterisch waas overdekt schjjnou
h *ordeo."
.N'eea,® zeido de reehter, „daar heb ik
•Wt kenoia mede gemaakt. Kom evenwel
iet de saak."
»Daar heb ik het oog op, en de vraag
ik u deed, heeft daarop betrekking. Of-
•»wn gij zegt, het nooit bij ondervinding
I®4® te hebben, vertrouw ik toch op de
*ljarige en veelzijdige ondervinding, van
aan looals gij, waut andera zou ik mijn
"j™«al aoor mij moeten houden, daar ik mjj-
'en in nwe oogen belachelijk zou maken."
Jk verzoek u vriendelijk, mijnheer Wege-
de voorrede te besparen. Wanneer gij
da J*!an8rljks te zeggen hebt, vertel dat
11 duidelijk en eenvoudig.®
•wnrondig en duidelijk, kan het onmo-
Jjjy 2Ün> w®t ik u te vertellen heb. en ik
U> jeïw naijne gevoelens in het breede
=6®n, dan verkeerd begrepen te wor-
.«taat dat, wat gij mij te vertellen hebt,
«band met dien moord?"
,Ja
'Preek dan vrij uit zonder omwegen.®
anneer ik hier rondzie,® zeide de heer
«.ef* ,#D waDne6r ik dan aanschouw de
ik zoo dikwijls met den ver-
Hdj] 6 heb zitten werken; waoneer ik don
d iP-68'8' waar'n do goede, oude hoer
leg 'Dj? gezeten beeft, dan denk aan
°'8elingen omkeer, die in één nacht le-
Uti,8 ,00(* heeft omgezet; dau komt mij
ta„ T e tooDschelijk bestaan als een scha-
2 00r' en dan vind ik mijn voorgevoel
Vr ij dagavond arriveerde
te TEXEL het raderstooinschip „Karopi-
oen", kapt- T. Met?, komende vau Nor-
derney en bestemd na3r Alkmaar. I it
stoomschip is het eigendom van den heer
C. Bosman te Alkmaar, en was tijdelijk
gehuurd door eene Duitsche Maatschappij
om tusschen het vasteland van Oostfries
land en bet eiland Nordeney te varen,
tijdens het badseisoen. Niet alleen Norder-
ney, maar ook het eiland Borkum nemen
steeds in bloei toe, door het steeds tal
rijker bezoek van badgasten.
Op TEXEL is het bericht
ontvangen, dat nabij Callantsoog het lijk
in zee is gevonden van den verongelukten
visscher W. Boon. Deze jonge man was
slechts ruim een jaar gehuwd en laat eene
jeugdige vrouw met een kindje van wei
nige weken achter.
In een der ontstuimige Augustusnachten
was de verongelukte van de Texelsche
Blazerschuit T X 11 over boord geslagen
en bijna onmiddellijk gezonken.
In de buitenhaven teHOORN
is aangespoeld hot reeds in vergevorderden
staat van ontbinding verkeerende lijk van
een vrouw, vermoedelijk, naar de kleeding
te oordeelen, van de vrouw die eeuige
weken geleden in een vlaag van krankzin
nigheid met een bootje van uit Edam de
zee was iDgegaau en welk bootje den vol
genden dag ledig was komen aandrij
ven.
Te ROZENDAAL heeft
men eene opruiming gehouden van „veel-
belovende® jongelui. Reeds geruimen lijd
werden de ingezetenen door deze jeugdige
deugnieten lastig gevallen en bestolen. Het
lichten van een wiukellaadje bracht de die
venbende voor het voetlicht, waarbij is ge
bleken, dut meisjes en jongens van 8 tot 14
jaren als sluwe oplichters te werk gingen.
De kinderen zijn naar een verbeterhuis
gebracht, alwaar zij tot hun 18 jaar zullen
verblijven.
ae groote menigte, een onzinnig
maar yeeleer iets werkelii'
de zichtbare en
^*reWdik6Ujk als
bid m ket dagelijksche leven."
kortu. mijnheer Wegelin, maak het
Jk 81 6 d® rechter ongeduldig.
ikheid v® f'8' k°rl; zijn, wanneer de duide-
l°P®eri er'> langdradig te worden.Ik moet
maken op de verschijningen, die
•piritiaffl,, f161 ^en naam van hypnotisme of
«*»diniB e8lempelt. Want slechts over een
zZoove, Vef?chijning wilde ik u spreken."
"foor 'er8tau<l gaat, zijn de dio-
u opgenoemd, zeer verschillend,
maar ook tevens wel saam to vatten ouder
de benaming zinsbedrog."
,'t Kan zijn, maar van bedrog gelief ik
niet te houden, hetgeen mg in mijn leven
voor waarheid te aanschouwen gegeven is.
Mogelijkerwijs is het een bedriegelijk iets,
daarover zal ik met u niet twisten, maar
eenvoudig u vertellen, wat ik aauschouwd
heb. Reeds van mijn jeugd af, is mij over
komen, dat ik droom ot visioeneu heb, die
iu het werkelijk leven uitkomen. Het is mij
niet dikwijls gebeurd, maar toch kan ik het
mij een maal of vier, vijf, herinneren, dat ik
gebeurtenissen vooruit heb mogen aanschou
wen.®
Mijnheer Wegelin zweeg en staarda voor
zieh heen, als in droombeelden verdiept.
„Verder, verder," zeide de rechter.
„Denk eens, dat ik," sprak Wegelin, „voor
ongeveer acht dagen geleden, 's nachts eeD
visioen heb gehad, dat mij dit moordtooneel
aankondigde. Ik ontwaakte, sprong verschrikt
op en zag een verlichte kamer voor mij.
Doch het was niet mi)n eigen kleine kamer,
maar het was dit vertrek, waar wij ous nu
bevinden. Ik zag niet, vanwaar hot licht
kwam, toch was de geheele ruimte helder
verlicht, zoodat ieder meubelstuk, ieder beeld
viel te herkennen. Op zijn gewone plaats in
den leunstoel, zat mijnheer Bennewitz. Daar
opende zich de deur, deze bier, die naar den
gang geleidt, en een groote, sterke man mat
blonden baard en bloeiend, door dan zon
gebruind gelaat trad binnen, tk kende
hem niet, toch zag ik zijn gezicht en zijn
gestalte zoo goed, en herinner ik hem mij
zoo duidelijk, dat ik hem dadelijk weder zou
herkonnen, wanneer hij mij voor oogen stond.
Daarna zag ik
„Gij spreekt alsoi gij een werkelijk u be
kend persoon op het oog hobt," zeide de
reehter, hem in de reden vallend.1 „Hoe kunt
gij nu zeggen, dat gij hem zoudt herkennen,
wanneer gij slechts over eeu droom spreekt
„Ik wilde daai mede alleen maar zeggen,
dat het droombeeld mij zoo levendig en
helder voor den geest staat, dat,als ik iemand
die op bem geleek, ergens zou tegenko
men, ik hem dadelijk zoo herkennen."
„Zoo, ga voort!"
Ik za* dan dat deze man aan de
deur staan blijft, en deo aan tafel zittenden
man mot vaa haat flikkerende oogen aan
staart De oude heer was ia zijn arbeid ver
diept eu bemerkte den binnengetredene
niet 'Deze sloop achter deo ouden heer om
en verdween voor eeoige oogenblikken aan
miine oogen. Plotseling echter kwam hij we
der te voorschijn, en stond nu achter mijn-
l heer Bennewitz, die hem altijd nog niet be-
merkte. Mj overviel een onbesohrij elijk &e-
aoel van angst. Ik bep.oefde te roepen en
mijn chef te waarschuwen maar de tong
kleefde mij aan het gehemelte. Ik wilde op
Wat men in den tram bele
ven kan. Een Amsterdammer, een
bedaard, deftig veertiger, is het volgende
overkomen, dat hem eenigen tijd erg veel
hinder deed. Voor ongeveer een week ge
leden zat de goede msn, V3U de huisvei
ling komende, in de tram Leidsche plein
Plantage. De man zat in allen ernst na
te denken over een en ander, toen de
tram stopte en over hem kwam zitten een
alleraardigste brunette met een allerliefst
kindje op den schoot.
Niet lang zat ze daar of door een klei
ne beleefdheid, bet oprapen van een voile
raakte de goede vriend in gesprek en was
weldra zoo onder den invloed van zijn
aardige overbuur, dat hij alle muizenissen
over opgehouden huizen en niet gehaalde
plokken vergat.
Plotseling zag zij haar „mama", naar
ze zeide en stond op, om zoo maar pardoes
uit de tram te springen.
„Pas op uw kind 1" riep Goedbloed haar
toe, daar in zijn gevoelig hart vrees voor
het kleintje de bovenhand hield.
Daar keerde de brunette zich om en
zegt met een alleraardigst glimlachje: „Och
beste meneer, toe wees u zoo beleefd, even
de kleine vast te houden; wilt u..„"
Met deze woordjes, ziet Joris zich de
kleine in de handen gestopt en is de bru
nette in een wip den wagen uit. De con
ducteur stopte even, maar zegt onmiddellijk
tegen onzen goedhartigen meneer: „Ja me
neer, lang kau ik niet wachten en buiten
dien, de jof schijnt niet van plan terug te
komen, want ze zet de spit.'1 (Volksterm
voor hard weg loopeu).
„Ja, maar, ik kan toch dat kind niet
meenemen," roept mijnheer, met komischen
wanhoop op het gelaat.
De conducteur vond dit na niet zoo
erg, meneer zou toch wel weten, waar de
jut thuis hoorde en....
„Maar man, ik zie haar van avond voor
het eerst; ik,...®
De conducteur haalde toen het beken
de typische gezegde aan, dat in de „Mas-
staan en toesnellen, en tusschen hem en den
indriDger treden, wiens plannen mij zeer
boos toeschenen, maar bet was mij onmoge
lijk mij te bewegen. Het angstzweet kwam
mjj op het voorhoofd. Ik zag, boe de vreem
de de rechterhand ophief, en zag een revol
ver in zijn hand. Nij deed zich een schot
hooreo, blauwe rook werd zichtbaar eu ont
trok ai het verdere san mijn oog. De rook
werd dichter en ik zag niets meer eu ben
zeker van uitputtiog ineengezakt en weder
ingeslapen, want ik weet niets meer van die
gruwzame handeling, hoe zij verder is afge-
loopen. Maar toen ik 's morgens ontwaak
te, stond mij bet beeld weder zoo beider
voor den geest, dat ik eerst van plan was,
mij dadelijk naar mijnbeer Bennewitz te be
geven, maar ik bedacht mij, uit vrees vau
uitgelachen te worden. In den tegenwoordi-
gen tijd viodt men visioenen belachelijk'
men houdt het voor leugen en bedrog, van
overspanuen zeuuwen; alleen de diepe in
druk, die het op mjj gemaakt heeft, nood
zaakte mij als 't ware, het aau u te open
baten, in do hoop, dat gij er niets belache-
ljks in zult vinden, maar veeleer daardoor een
spoor moogt ontdekken, dat tot een goed
einde voert.®
De boekhouder zweeg. Hij was bleek en
ontroerd, zijne wijdgeopende oogen schenen
wederom bet schrikbeeld van dien nacht te
aanschouwen.
„Ik zal uwe geschiedenis honden voor
hetgeen zij is, en waarvoor gij ze zelf hebt
verklaard: voor een droom," antwoordde de
rechter.
„Dat is nw zaak. Ik heb mijn plicht ge
daan, en voel mijn geweten van een last
ontheven. Reeds vroeger was ik van plan
mijn vissioen te vertellen, maar de tegen
woordigheid van andere personen schrikte
mij af, zulke ongewone dingen te vertellen.
Denk vooral aau mij, mijnheer de rechter,
wanneer een persoon u verdacht mocht voor
komen."
Daarop ging mijnheer Wegelin heen, en
liet den rechter in diep nadenken verzonken
achter. Wat moest deze van de vertelling, wat
vaa den boekhouder zelf denken? Waarom
en uit welk oogpunt had die man zulke
dingen verteld? De rechter had een kalme
en praktische, maar ook eea eergierige in
borst. Hij had gaarne helderheid over dit
duister geval verspreid, en dat de alom be
kende, rijke Gottlieb Bennewitz de persoon
was, zou zijn roem en bekendheid nog ver-
boogen. Wie had er nu toch voordeel van
den dood van den ouden beer Slechts een
persoon, de nicht die met onterving bedreigd
gdworden was. Maar hoe onwaarschijnlijk,
d.t Geertruida de moord bedreven bad'Mijn
heer Schrötter baar minnaar? Een moord om
alle hindernissen uit den weg te ruimen,
zoodat zij trouwen konden? Dat was al te
cotto" door Kelly indertijd zoo met succes
werd geuit:
zrNou ja, meneer!® zegt de man, „zoo
houdt u u nu maar, non ja.®
Toen eerst begreep de man in welk las
tig geval hij was en vooral toen hij in de
Plantage stond mvt de kleine, die natuur
lijk verschrikkelijk begon te schreeuwen.
Wat te doen?
Daar nadert een politieman. Fluks ver
haalt hij dezen het geval.
Erg wijsgeerig, als politieagenten dit
kunnen doen, hoorde de man hem be
daard aan en zei eindelijk zeer be
slist
„Ja meneer, dan moet u de kleine
maar terugbrengen, daar kan ik niets aan
doen.®
Mijnheer: „Terugbrengen, maar waar P"
Politieagent (met den duim over den
scnonder wijzende). „Wel, waar ze
woont."
Meneer (woedend). „Maar ik weet
niet waar ze woont, man, dat zeg ik je
toch.®
Politieagent. „Nou ja....®
Goedbloed is doodkalm van natuur,
maar toen werd het hem te erg en weldra
had hij den politieman in zooverre over
tuigd, dat deze met hem naar het bureau
van politie ging.
Aldaar gekomen, werd men boven ge
laten en trof men eea hem bekend in
specteur.
Alweer deed Goedbloed het verhaal en
alweer klonk na zijn beweren van onbe
kendheid, het hem bijna tot krankzinnig
heid voerende„Non ja."
Eindelijk begreep de inspecteur, dat de
man toch moest geholpen worden. Er werd
een agent in burgerkleeren geroepen en
de kleine werd voorloopig in een der ge
stichten ter stede gebracht.
Maar Goedbloed
Alles was haarfijn genoteerd in het po
litierapport men zou alles te weten komen
en wat zouden zijn vrienden dan welzeg
gen; wat zou moeder de vrouw wel den
romantisch, ai te onwaarschijnlijk, hoewel
mogelijk. Welk voordeel kon de boekhouder
erbij hebben, dat hij de geschiedenis zoo
trachtte voor te stellen, dat zij zoo onwaar
schijnlijk geleek? Want de rechter geloofde
noch aan het heldere verstand noch aan de
waarheidsliefde van personen, die beweerden
visioenen gehad te hebben. Hij geloofde dat
de boekhouder loog. Maar waarom Had hij
door den schrik soms zijn verstand bijna
verloren, zoodat hij werkelijk meende, den
moord vooruit gezien te hebben? Of loog bij
naar een voornit opgemaakt plan? Dat zon
zonderling zijn; bij had door den dood van
zijn cbef volstrekt geen voordeel, eerder na
deel. Want hij verloor wellicht zijn betrekking
on moest naar een andere werkkring omzien.
De zaak van deo vermoorde, ging, zoo de
zaak bestaan bleef, in handen van vreem
den over.
„Afwachten,® zeide de rechter bij zichzelf
Vele proceBssen zijn vruchten, die rijp
worden, afvallen en dan voor bet oprapen
liggen."
Intusschen waren de nichten naar de woon
kamer gegaan, waar zij vrijen teugel lieten
aan baar smart en opgewondenheid.Verg-ielsch
zocht dr. Marbach, die haar gevolgd was,
haar in een kalmer stemming te brengen.
Vooral Geertruida was in hooge mate in
de war, zij bad hare handen voor de oogen
geslagen, had zich op de chaseiongue ge
worpen en weende hartstochtelijk.
„Ik bid n mejuffrouw, herstel u," sprak
de rechtsgeleerde. „Gij bederft uwe gezond
heid. Bezie deze treurige zaak met een kal
me, helderen blik. Het kan u geen goed doen
wanneer gij n gebeei en al aan aw gevoel
overgeeft; reeds uwe hardnekkige weigering
om te antwoordden, heeft u geschaad.®
Daar richtte Geertruida zich op en mat
den vermaner met fonkelende blikken.
,Wat wilt gij daarmede zeggen?" vroeg
zij. „Wilt gij daarmede zeggen dat ik daar
door verdacht wordt, iets met den moord nit
te staan te hebben?"
„Ik wil n slechts doen opmerken, dat be
daardheid in kritieke oogenblikken, zeer aan
te bevelen is.®
„O, mijn God, wat ben ik ongelukkig!"
riep zij uit. „Was ik maar nooit geborenl
Gebeel en al overweldigd door den plotse-
hingen dood van mijn geliefden oom, wordt
ik bovendien nog gepijoigd en gemarteld. Is
het dan nog niet genoeg, het verdriet over
zijn verliös te moeten dngen? Na hij niet
meer leeft, verwijt ik het mij, dat ik niet
hartelijk g noeg tegen hem geweest ben. In
zijn laatste nren heb ik hem nog moeten
ergeren. Mij schijnt het toe, als staat hij
dreigend voor mij en vraagt mij, of in jp
handelwijze de dank is dien bj voor zijn
goedheid verlangen mocht.®
ken Verschrikkelijke toestand Meer droo-
mend dan met bewustzijn komt hij einde
lijk in de echtelijke woning in de
plantage.
Ofschoon zijn wederhelft wel tienmaal
vroeg, waarom hij stil was, wilde hij eerst
eens overleggen wat te doen stond.
Den volgende ochtend, toen hij met zijn
ega en schoonmama (die bi; hem inwoont)
aan de ontbijttafel zat, stak hij met zijn
verhaal van wal.
De uitwerking was verpletterend. Zijn
vrouw werd wit en dreigde van zichzelf te
vallen; schoonmama stond op en verklaar
de met pathos, dat ze met een schoonzoon
die dergelijke avontuurtjes had, geen dag
onder het zelfde dak wilde blijveD.
Stelt u voor de positie van onzen goed
hartigen stadgenoot.
Niemand, dan alleen de oude huisdok"
ter, geloofde aau zij u onschuld en zoo door
ieders wantrouwen gemarteld, bracht de
man 8 dagen door, totdat gelukkig voor
hem redding kwam.
Een van de beambten namel^k van he^
gesticht kwam vertellen, dat de kleine doof
de moeder was opgeëischt en dat de poli
tie haar van een en ander in kennis had
gesteld.
Ze had voor meneer een brief achterge
laten. In dien brief deelde ze mede, dat
ze voor het in ontvangst nemen van een
erfenisje naar Antwerpen was geweest. Hier
in Amsterdam was ze eerst sedert kort en
had geen bekenden. Toen ze meneers goe
dig gelaat had gezien, was het plan ge
rijpt, dat met zooveel succes was geslaagd
en nu verzocht ze meneer en mevrouw par
don voor den last, die ze veroorzaakt
had.
Goedbloed heeft gezworen nooit meer eens
anders kind in handen te nemen; maar
heeft nog niet veel pogingen tot toenadering
met zijn schoonmama in het werk gesteld.
Arme kerel. Be Echo.
Zij wrong zich de handen en zag vragend
Felicitas aan, die bleek en strak van achter
de tafel haar gadesloeg.
„Ik bid n, mijnheer Marbach,® ging Geer
truida voort, „gij zijt de vriend van mijn
oom geweest, gij zjjt een man van de wet,
weest gij onzeu vriend, zooals gij dat voor
den doode geweest zijt. Kta ons bij. En voor
alles, zoek te weten te komen, wie de el
lendeling geweest is, die de gruweldaad be
dreven heeft. Ik smeek n, spaar geen moei
te noch kosteu om dea snoodaard te vinden.®
„Ik heb mij dat reeds tot plicht gesteld,
verlaat u daar gerost op, lieve juffrouw. De
politie en justitie zijn ook reeds aan deD-
zelfden arbeid, maar ook ik zal mijnerzijds
alles aanwenden, en somwijlen gelukt het
een particulier, wat het gerecht mislukt. In
tusschen moet ik de dames er opmerkzaam
op maken, dat zij mij gebeel en ai haar ver
trouwen moeten schenken Ik ben uw rechts
geleerde, dus zal ik a in tijd van nood moe
ten verdedigen. Maar gij moet mjj nauwkeu
rig zeggen, wat u beiden over het geval
bekend is. De terughouding van uwe zijde
juffrouw Bennewitz, openlijke weigering
t genover den rechter, moet gij ter wille van
uzelf, tegenover mij achterwege laten.®
„Ik heb niets verborgen gehouden," zei
de Felicitas.
„En ik ben gaarne bereid, n op alle vra
gen te antwoorden, die op deze ongeinkkige
geschiedenis betrekking hebben,® voegde
Geertraida er aan toe.
„Goed dames. Dan znllen wij zien wat er
te doen valt. Zoo gij weet, heeft uw oom n
tot zijne erfgenamen benoemd en ik durf
n wel zeggen, ofschoon bet eigenljk op dit
oogenbük niet past, dat gj beiden zeer
rijke meisjes geworden zijt. Met geld kan
men veel doen. Wij zullen een boogen prijs
uitloven voor het ontdekken van den moor
denaar. Uw oom heeft mij tot regetaar in
zijn nalatenschap benoemd en daar de da
mes nog niet meerderjarig zijn,treed ook in wer
king,de bepaliDg dat de staatsraadKupfersmidt
de voogdijschap aanvaardt. Zooveel mag ik u
wei van de erfeniskwestie meedseleu. Nu
verzoek ik u vriendelijk mjj alles op te hel
deren, waarnaar de rechter ook reeds gevraagd
heeft. Welk verband bestaat er tnsschen uw
twist van gisteravond met nw oom,
met
„Ik smeek u,mijnheer Marbach," riep Geer-
I trnida, hem in de rede vallend, „vraag mij
daarnaar niet! Ik verzeker o, dat bet geheel
en al niets met den verschrikkeljjken dood
te maken heeft, en ik kaD, ik mag daarover
geen inlichtingen geven.®
WORDT VERVOLGD.