T
pond(
Ponderdag 6 September 1894.
38ste Jaargang ÜTo. 2863.
dll
pj( Ijlad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
,jt(rdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
PnfKRTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
^gZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever J. WINKEL
Bureau: SCHAOKÏ» liaan, IJ 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25; iedere regel meer 5ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort
Bijvoegsel.
Binnenlandsch Nieuws.
n
FEUILLETON.
24
Alicicei Nieiws-,
AinrlGBlie- LuHuv
In het lokaal van den
p S/otemaker te BARSINGERHORN,
jl. Zondagavond de uitvoering plaats
de Gymnastiekvereeniging „de tVest-
ra" waarbij voor het eerst de jonge
jteiiiging haar vaandel vertoonde bij hare
jone uitvoeringen.
Joist om deze reden waren buiten hare
^ne contribueerende leden, een aantal
Eoodigden aanwezig, en hebben deleden
de Westfries" zich beijverd om hun-
p gasten een aangenamen avond te be-
Len.
(let een kort woord van den heer Joh.
Grootdaartoe uitgenoodigd, werd het
idel iDgewijd.
Jet vaandel, geleverd door A. Knuijver,
4 Gravenhage, ziet er sierlijk uit. Op
donkerblauwen grond, omgeven door
üwen franje, en afhangende zilveren
ioorien en kwasten, vertoont in het mid-
a het wapen van Barsingerhorn, (zil-
nrm kruis en met goud gekroonde zil-
«ren blokken, op een helderrood schild)
a daarboven en beneden in zilver de
worden: „de Westfries", „Barsingerhorn
193".
Nadat ook de voorzitter van „de West-
ies", de heer S. Spaans Dz. de vergader
en had toegesproken, werden, onder lei-
Sog van den heer Roggeveen uit Schagen,
tnige oefeniugen uitgevoerd, terwijl ter
ifwisseliDg het een en ander werd voor-
|(tdragen en de gezellige avond met een
besloten werd.
Wik- en Weegloonen.
De gemeenteraad van ALKMAAR heeft
tóoten met 1 Januari a. s. de wik- en
•eegloonen te verminderen tot f 0.60 per
100 kilogram.
Roman van Angust Niemann.
dk weet niet," zeide mijnheer Wegelin,
lOfgjj'ooit wel eens verschijningen gehad
Mbt, die Bommige lieden des nachts ia hun
«•p te aanschouwen krijgen, die overdag
een mysterisch waas overdekt schijnen
18 *orden."
■Neea," geide de reehter, „daar heb ik
sM't kennis mede gemaakt. Kom evenwel
W de Baak."
iDiar heb ik het oog op, en de vraag
ik u deed, heeft daarop betrekking. Of-
|®on gjj zegtt het nooit bij ondervinding
PW te hebben, vertrouw ik toch op de
*lj»rige en veelzijdige ondervinding, van
t»an looals gij, waut anders zon ik mijn
*Mal voor mij moeten honden, daar ik mij-
'en in uwe oogen belachelijk zou maken."
verzoek u vriendelijk, mijnheer Wege-
mg de voorrede te besparen. Wanneer gij
Wangrijk» te zeggen hebt, vertel dat
duidelijk en eenvoudig."
„l* t ig en duidelijk, kan het onmo-
|'A zjjn, wat ik u te vertellen heb. en ik
n lever al mijne gevoelens in het breede
j^^ógen, dan verkeerd begrepen te wor-
Gtaat dat, wat gij mij te vertellen hebt,
«band met dien moord?"
,Ja
'w?' 'Preek dan vrij uit zonder omwegen."
anneer ik hier rondzie, zeide de heer
galm, t#n wanneer ik dan aanschouw de
ji0GWa"j'ilan ik zoo dikwijls met den ver-
heb zitten werken; waoDeer ik den
itq 8adeala, waarin de goede, oude beer
W s'? gezeten beeft, dan denk aan
j °ts,el'n8en omkeer, die in één nacht le-
aaa,e heeft omgezet; dao komt mij
r.ït T menschelijk beslaan als een scha
lij en dan vind ik mijn voorgevoel
üe groote menigte, een onzinnig
fflaar veeleer ieis werkelijks,
^tbareWdikelyk 8,9
.Ik k-a gen ,n het d
lJ. hid
de zichtbare en
iia dagelijksche leven."
*ort ,D"jj u> mijnheer Wegelin, maak het
'Ik a» 6 rechter ongeduldig.
"vkbeid f6' ^0rt zÜn' «anneer de duide-
»opmers öfdert, langdradig te worden.Ik moet
®8a iaiü '"aken op de verschijningen, die
?*disiBe T*3* den naam van hypnotisme of
bestempelt. Want slechts over een
»2ocv6. Vef?ehöniQg wilde ik u spreken."
<W m^n ters'and gaat, zijn de din-
u 0Pgeaoexnd, zeer verschillend,
Vr ij dagavond arriveerde
te TEXEL het rsderstoomsc'nip Kampi
oen", kapt- T. Mets, komende van Nor-
derney en bestemd na3r Alkmaar. 1 'it
stoomschip is het eigendom van den heer
C. Bosman te Alkmaar, en was tijdelijk
gehaard door eene Daitsche Maatschappij
om tasschen het vasteland van Oostfries
land en bet eiland Nordeney te varen,
tijdens bet badseisoen. Niet alleen Norder-
ney, maar ook het eiland Borkum nemen
steeds in bloei toe, door het steeds tal
rijker bezoek van badgasten.
Op TEXEL is het bericht
ontvangen, dat nabij Callantsoog het lijk
in zee is gevonden van den verongelukten
visscher W. Boon. Deze jonge man was
slechts ruim een jaar gehuwd en laat eene
jeugdige vrouw met een kindje van wei
nige weken achter.
In een der ontstuimige Augustusnachten
was de verongelukte van de Texelsche
Blazerschuit T X 11 over boord geslagen
en bijna onmiddellijk gezonken.
In de buitenhaven teHOORN
is aangespoeld het reeds in vergevorderden
staat van ontbinding verkeerende lijk van
een vrouw, vermoedelijk, naar de kleeding
te oordeelen, van de vroaw die eeuige
weken geleden in een vlaag van krankzin
nigheid met een bootje van uit Edam de
zee was ingegaan en welk bootje den vol
genden dag ledig was komen aandrij
ven.
Te ROZENDAAL heeft
meu eene opruiming gehouden van „veel
belovende" jongelui. Reeds geruimen lijd
werden de ingezetenen door deze jeugdige
deugnieten lastig gevallen en bestolen. Het
lichten van een winkellaadje bracht de die
venbende voor het voetlicht, waarbij is ge
bleken, dat meisjes en jongens van 8 tot 14
jaren als sluwe oplichters te werk gingen.
De ktuderen zijn naar een verbeterhuis
gebracht, alwaar zij tot hun 18 jaar zullen
verblijven.
maar ook tevens wel saam te vatten onder
de benaming zinsbedrog."
„'t Kan zijn, maar van bedrog gelief ik
niet te houden, hetgeen mij in mijn leveu
voor waarheid te aanschouwen gegeven is.
Mogelijkerwijs is het een bedriegelijk iets,
daarover zal ik met u niet twisteo, maar
eenvoudig u vertellen, wat ik aanschouwd
heb. Reeds van mijn jengd af, is mij over
komen, dat ik droom ot visioenen heb, die
in het werkelijk leven uitkomen. Het is mij
niet dikwijls gebeurd, maar toch kan ik het
mij een maal of vier, vijf, herinneren, dat ik
gebeurtenissen vooruit heb mogen aanschou
wen."
Mijnbeer Wegelin zweeg en staarda voor
zich heen, als in droombeelden verdiept.
„Verder, verder," zeide de rechter.
„Denk eens, dat ik," sprak Wegelin, „voor
ongeveer acht dagen geledeu, 's nachts een
visioen heb gehad, dat mij dit moordtooneel
aankondigde. Ik ontwaakte, sprong verschrikt
op en zag een verlichte kamer voor mij.
Doch het was niet mijn eigen kleine kamer,
maar bet was dit vertrek, waar wij ous nu
bevinden. Ik zag niet, vanwaar het licht
kwam, toch was de geheele ruimte helder
verlicht, zoodat iedar meubelstuk, ieder beeld
viel te herkennen. Op zijn gewone plaats in
deo leunstoel, zat mijnheer Bennewitz. Daar
opende zich de deur, deze bier, die naar den
gang geleidt, en een groote, sterke man mat
blonden baard en bloeiend, door dan zon
gebruind galaat trad binnen. Ik kende
hem niet, toch zag ik zijn gezicht en zijn
gestalte zoo goed, en herinner ik hem mij
zoo duidelijk, dat ik hem dadelijk weder zou
herkooneD, wanneer hij mij voor oogen stond.
Daarna zag ik
„Gij spreekt alsot gij een werkelijk u be
kend persoon op het oog hebt," zeide de
rechter, hem in de reden vallend. „Hoe kunt
gij nu zeggen, dat gjj hem zoudt herkennen,
wanneer gij slechts over een droom spreekt
„Ik wilde daai mode alleen maar zeggen,
dat het droombeeld mij zoo levendig en
helder voor den geost staat, dat,als ik iemand
die op bem geleek, ergens zou tegenko
men, ik hem dadelijk zou herkennen."
„Zoo, ga voort!"
Ik zag dan dat deze man aan de
deur staan blijft, en deo aan tafel zittenden
man mot van haat flikkerende oogeo aan
staart De oude heer was ia zijn arbeid ver
diept ea bemerkte den binuengetredene
niet 'Deze sloop achter deo ouden heer om
en verdween voor eeoige oogenblikken aan
mijne oogen. Plotseling echter kwam hij we
der te voorschijn, en stond nu achter mijn
heer Bennewitz, die hem altgi nog niet be
merkte. M j overviel een onbesehrij elyk ge
voel van angst. Ik bep.oefde te roepen en
mijn chef i« waarschuwen maar de tong
kleefde mij aan het gehemelte. Ik wilde op
Wat men in den tram bele-
ven kan. Een Amsterdammer, een
bedaard, deftig veertiger, is het volgende
overkomen, dat hem eenigen tijd erg veel
hinder deed. Voor ongeveer een week ge
leden zat de goede man, vat« de huisvei
ling komende, in de tram Leidsche plein
Plantage. De man zat in allen ernst na
te denken over een en ander, toen de
tram stopte en over hem kwam zitten een
alleraardigste brunette met een allerliefst
kindje op den schoot.
Niet lang zat ze daar of door een klei
ne beleefdheid, het oprapen van een voile
raakte de goede vriend in gesprek en was
weldra zoo onder den invloed van zijn
aardige overbuur, dat hij alle muizenissen
over opgehouden huizen en niet gehaalde
plokken vergat.
Plotseling zag zij haar »mama", naar
ze zeide en stond op, om zoo maar pardoes
uit de tram te springen.
„Pas op uw kind!" riep Goedbloed haar
toe, daar in zijn gevoelig hart vrees voor
het kleintje de bovenhand hield.
Daar keerde de brunette zich om en
zegt met een alleraardigst glimlachje: „Och
beste meneer, toe wees u zoo beleefd, even
de kleine vast te houden; wilt u.„."
Met deze woordjes, ziet Joris zich de
kleine in de handen gestopt en is de bru
nette in een wip den wagen uit. De con
ducteur stopte even, maar zegt onmiddellijk
tegen onzen goedhartigen meneer: „Ja me
neer, lang kan ik niet wachten en buiten
dien, de juf schijnt niet van plan terug te
komen, want ze zet de spit.'' (Volksterm
voor hard weg loopeu).
„Ja, maar, ik kan toch dat kind niet
meenemen," roept mijnheer, met komischen
wanhoop op het gelaat.
De conducteur vond dit na niet zoo
erg, meneer zou toch wel weten, waar de
jut thuis hoorde en,...
„Maar man, ik zie haar van avond voor
het eerst; ik....*
De conducteur haalde toen het beken
de typische gezegde aan, dat in de „Mas-
staan en toesnellen, en tusschen hem en den
indringar treden, wiens plannen mij zeer
boos toeschenen, maar het was mij onmoge
lijk mij te bewegen. Het angstzweet kwam
mij op het voorhoofd. Ik zag, boe de vreem
de de rechtorband ophief, en zag een revol
ver in zijn hand. Nij deed zich een schot
hooreo, blauwe rook werd zichtbaar en ont
trok al het verdere aan mijn oog. Do rook
werd dichter en ik zag niets meer en ben
zeker van uitputting ineengezakt en weder
ingeslapen, want ik weet niets meer van die
gruwzame handeling, hoe zij verder is afge-
loopen. Maar toen ik 's morgens ontwaak
te, stond mij bet beeld weder zoo helder
voor den geost, dat ik eerst van plan was,
mij dadeljjk naar mijnbeer Bennewitz te be
geven, maar ik bedacht mij, uit vrees van
uitgelachen te worden. In den tegenwoordi-
gen tijd viodt men visioenen belachelijk'
men houdt het voor leugen en bedrog, van
overspanuen zenuwen; alleen de diepe in
druk, die het op mij gemaakt heelt, nood
zaakte mij als 't ware, het aan u te open
baten, in do hoop, dat gij er niets belache
lijks in zult vinden, maar veeleer daardoor een
spoor moogt outdekken, dat tot een goed
einde voert."
De boekhouder zweeg. Hij was bleek en
ontroerd, zijne wijdgeopende oogen schenen
wederom het schrikbeeld van dien nacht te
aanschouwen.
„Ik zal uwe geschiedenis houden voor
hetgeen zij is, en waarvoor gij ze zelf hebt
verklaard: voor een droom," antwoordde de
rechter.
„Dat is uw zaak. Ik heb mijn plicht ge
daan, en voel mijn geweten van een last
ontheven. Reeds vroeger was ik van plan
mijn vissioen te vertellen, maar de tegen
woordigheid van andere personen schrikte
mij af, zulke ongewone dingen te vertellen.
Denk vooral aan mij, mijnheer de rechter,
wanneer een persoon n verdacht mocht voor
komen."
Daarop ging mijnheer Wegelin heen, en
liet den rechter in diep nadenken verzonken
achter. Wat moest deze van de vertelling, wat
van den boekhouder zelf denken? Waarom
en uit welk oogpunt had die man zulke
dingen verteld? De rechter had een kalme
en praktische, maar ook eea eergierige in
borst. Hij had gaarne helderheid over dit
duister geval verspreid, en dat de alom be
kende, rijke Gottlieb Bennewitz de persoon
was, zou zijn roem en bekendheid nog ver-
hoogen. Wie had er nu toch voordeel van
den dood van den ouden heer Slechts een
persoon, de nicht die met onterving bedreigd
geworden was. Maar hoe onwaarschijnlijk,
d.t Geertruida do moord bedreven had'Mijn
heer öchröttar haar minnaar? Een moord om
alle hindernissen uit den weg te ruimen,
zoodat zij trouwen konden? Dat was al te
cotto" door Kelly indertijd zoo met succes
werd geuit:
„Non ja, meneer!* zegt de man, „zoo
houdt u n nu maar, nou ja.'
Toen eerst begreep de man in welk las
tig geval hij was en vooral toen hij in de
Plantage stond m«t de kleine, die natuur
lijk verschrikkelijk begon te schreeuwen.
Wat te doen?
Daar nadert een politieman. Fluks ver
haalt hij dezen het geval.
Erg wijsgeerig, als politieagenten dit
kunnen doen, hoorde de man hem be
daard aan en zei eindelijk zeer be
slist
„Ja meneer, dan moet u de kleine
maar terugbrengen, daar kan ik niets aan
doen.*
Mijnheer: „Terugbrengen, maar waar
Politieagent (met den duim over den
schouder wijzende). „Wel, waar ze
woont."
Meneer (woedend). „Maar ik weet
ciet waar ze woont, man, dat zeg ik je
toch."
Politieagent. „Nou ja....*
Goedbloed is doodkalm van natuur,
maar toen werd het hem te erg en weldra
had hij den politieman in zooverre over
tuigd, dat deze met hem naar het bureau
van politie ging.
Aldaar gekomen, werd men boven ge
laten en trof men een hem bekend in
specteur.
Alweer deed Goedbloed het verhaal en
alweer klonk na zijn beweren van onbe
kendheid, het hem bijna tot krankzinnig
heid voerende„Non ja."
Eindelijk begreep de inspecteur, dat de
man toch moest geholpen worden. Er werd
een agent in burgerkleeren geroepen en
de kleine werd voorloopig in een der ge
stichten ter stede gebracht.
Maar Goedbloed
Alles was haarfijn genoteerd in het po
litierapport men zou alles te weten komen
en wat zonden zijn vrienden dan wel zeg
gen wat zou moeder de vrouw wel den
romantisch, al te onwaarschijnlijk, hoewel
mogelijk. Welk voordeel kon de boekhouder
erbij hebben, dat hij de geschiedenis zoo
trachtte voor te stellen, dat zij zoo onwaar
schijnlijk geleek? Want de rechter geloofde
noch aan het heldere verstand noch aan de
waarheidslieide van personen, die beweerden
visioenen gehad te hebben. Hij geloofde dat
de boekhouder loog. Maar waarom Had hij
door den schrik soms zijn verstand bijna
verloren, zoodat bij werkelijk meende, den
moord voornit gezien te hebben? Of loog bij
naar een voornit opgemaakt plan? Dat zou
zonderling zijn; bij had door den dood van
zijn cbef volstrekt geen voordeel, eerder Da-
deel. Want hij verloor wellicht zijn betrekking
od moest naar een andere werkkring omzien.
De zaak van den vermoorde, ging, zoo de
zaak bestaan bleef, in handen Tan vreem
den over.
„Afwachten," zeide de rechter bij zichzelf
Vele p:ocasssen zijn vruchten, die rijp
worden, afvallen en dan voor het oprapen
liggen."
Intusscben waren de nichten Daar de woon
kamer gegaan, waar zij vrjjen teugel lieten
aan haar smart en opgewondenheid. Vergaefsch
zocht dr. Marbacb, die baar gevolgd was,
haar in een kalmer stemming te brengen.
Vooral Geertruida was in hooge mate in
de war, zij had hare handen voor de oogen
geslagen, bad zich op de chaselongue ge
worpen en weende hartstochtelijk.
„Ik bid u mejuffrouw, herstel u," sprak
de rechtsgeleerde. „Gij bederft uwe gezond
heid. Bezie deze treurige zaak met een kal
me, helderen blik. Het kan u geen goed doen
wanneer gij u geheel en al aan aw gevoel
overgeeft; reeds uwe hardnekkige weigering
om te antwoorddeD, heelt u geschaad."
Daar richtte Geertruida zich op en mat
den vermaner met fookeleode blikken.
„Wat wilt gij daarmede zeggen?" vroeg
zij. „Wilt gij daarmede zeggen dat ik daar
door verdacht wordt, iets met den moord uit
te staan te hebben?"
„Ik wil a slechts doen opmerken, dat be
daardheid in kritieke oogenblikken, zeer aan
te bevelen is."
„O, mijn God, wat ben ik ongelukkig I"
riep zij nit. „Was ik maar nooit geboren!
Geheel en al overweldigd door den plotse-
hingen dood van mijn geliefden oom, wordt
ik bovendien nog gepijnigd en gemarteld. Is
hot dan nog niet genoeg, het verdriet over
zijn verlies te moeten drigen? Nu hij niet
meer leeft, verwijt ik het mij, dat ik niet
hartelijk genoeg tegen hem geweest ben. In
zijn laatste nren heb ik hem nog moeten
ergeren. Mij schijnt het toe, als staat hij
dreigend voor mij eu vraagt mij, of mjp
handelwijze de dank is dien bij voor zijn
goedheid verlangen mocht."
ken Verschrikkelijke toestand Meer droo-
mend dan met bewnstzijn komt hij einde
lijk in de echtelijke woning in de
plantage.
Ofschoon zijn wederhelft wel tienmaal
vroeg, waarom hij stil was, wilde hij eerst
eens overleggen wat te doen stond.
Den volgende ochtend, toen hij met zijn
ega en schoonmama (die bij hem inwoont)
aan de ontbijttafel zat, stak hij met zijn
verhaal van wal.
De uitwerking was verpletterend. Zijn
vrouw werd wit en dreigde van zichzelf te
vallen; schoonmama stond op en verklaar
de met pathos, dat ze met een schoonzoon
die dergelijke avontuurtjes had, geen dag
onder het zelfde dak wilde blijveD.
Stelt u voor de positie van onzen goed
hartigen stadgenoot.
Niemand, dan alleen de oude huisdok"
ter, geloofde aanzijn onschuld en zoo door
ieders wantrouwen gemarteld, bracht de
man 8 dagen door, totdat gelukkig voor
hem redding kwam.
Een van de beambten namelijk van he^
gesticht kwam vertellen, dat de kleine door
de moeder was opgeëischt en dat de poli"
tie haar van een en ander in kennis had
gesteld.
Ze had voor meneer een brief achterge
laten. In dien brief deelde ze mede, dat
ze voor het in ontvangst nemen van een
erfenisje naar Antwerpen was geweest. Hier
in Amsterdam was ze eerst sedert korten
had geen bekenden. Toen ze meneers goe
dig gelaat had gezien, was het plan ge
rijpt, dat met zooveel succes was geslaagd
en nu verzocht ze meneer en mevrouw par
don voor den last, die ze veroorzaakt
had.
Goedbloed heeft gezworen nooit meer eens
anders kind in handen te nemen; maar
heeft nog niet veel pogingen tot toenadering
met zijn schoonmama in het werk gesteld.
Arme kerel. Be Echo.
Zij wrong zich de handen en zag vragend
Felicitas aan, die bleek en strak van achter
de tafel haar gadesloeg.
„Ik bid u, mijnheer Marbach," ging Geer
truida voort, „gij zijt de vriend van mijn
oom geweest, gij zijt een man van de wet,
weest gij onzeu vriend, zooals gij dat voor
den doode geweest zijt. Ëta ons bij. En voor
alias, zoek te weten te komen, wie de el
lendoling geweest is, die de gruweldaad be
dreven heeft. Ik smeek n, spaar geen moei
te noch kosten om deu snoodaard te vinden."
„Ik heb mij dat reeds tot plicht gesteld,
verlaat n daar gerost op, lieve jaffrouw. De
politie en justitie zijn ook reeds aan den-
zelfden arbeid, maar ook ik zal mijnerzijds
alles aanwenden, en somwijlen gelukt het
een particalier, wat het gerecht mislukt. In
tusschen moet ik de dames er opmerkzaam
op maken, dat zij mij geheel en al haar ver
trouwen moeten schenken Ik ben uw rechts
geleerde, dus zal ik o in tijd van nood moe
ten verdedigen. Maar gij moet mjj nauwkeu
rig zeggen, wat u beiden over bet geval
bekend is. De terughouding van uwe zijde
juffrouw Bennewitz, openlijke weigering
t genover den rechter, moet gij ter wille van
uzelf, tegenover mij achterwege laten."
„Ik heb niets verborgen gehouden," zei
de Felicitas.
„En ik ben gaarne bereid, u op alle vra
gen te antwoorden, die op deze ongelukkige
geschiedenis betrekking hebben," voegde
Geertruida er aan toe.
„Goed dames. Dan znllen wij zien wat er
te doen valt. Zoo gij weet, heeft aw oom u
tot zijne erfgenamen benoemd en ik durf
u wel zeggen, ofschoon het eigonljk op dit
oogenbük niet past, dat gij beiden zeer
rijke meisjes geworden zijt. Met geld kan
men veel doen. Wij zullen een hoogeu prijs
uitloven voor het ontdekken van den moor
denaar. Uw oom heeft mij tot regelaar in
zijn nalatenschap benoemd en daar de da
mes nog niet meerderjarig zijn,treed ook in wer
king,da bepaling dat de staatsraadKupfersmidt
de voogdijschap aanvaardt. Zooveel mag ik u
wel van de erfeniskwestie meedeeleu. Nu
verzoek ik u vriendelijk mij alles op te hel
deren, waarnaar de rechter ook reeds gevraagd
heeft. Welk verband bestaat er tasschen uw
twist van gisteravoud met uw oom,
met
„Ik smeek n,mijnheer Marbacb," riep Geer
truida, hem in de rede vallend, „vraag mij
daarnaar niet! Ik verzeker n, dat bet geheel
en al niets met den verschrikkelijken dood
te maken heeft, en ik kan, ik mag daarover
goen inlichtingen geven."
WORDT VERVOLGD.