Zondag IS September 1894 38ste Jaargang No. 2866 B ij voegsel. Gemengd Nieuws. Een gevaarlijke vrijerij. Schadelijkheid van heete spijzen en dranken. Een vertelling uit het Ncordsche volksleven. Toen Aslang een bloeiende maagd ge worden was, kon het in den omtrek van Husaby al zeer ODrustig toegaan. lederen avond boorde men daar de flinkste en knapste jongens uit het dorp twisten en soms vechten, dat het een aard had. Het ergste was 's Zaterdagsavondsdan ging Aslang's vader, de oude Kund Husaby, ook nooit naar bed, zonder zijn lederen broek aan te honden en een stevigen ber- kenstok naast zijn bed te leggen. »Nu ik een mooie dochter heb, zal ik ook goed op haar weten te passen,* zeide bij. Thor NesseFs vader was maar boeren arbeider en toch waren er menschen, die zeiden, dat Thor het best bij de rijke boerendochter op Husaby stond aangeschre ven. Pit beviel den ouden Knnd natuur lijk niethij zeide, dat het niet waar was en dat hij hem althans nog nooit op oi nabij zijn hoeve gezien had. Maar dan mompelde men, dat, als de onde boer maar eens goed op de hooizolder had gezocht, waar Aslang zoo dikwijls wat te doen had, hij Thor wel gevonden zou heb ben. Toen de lente in het land kwam, moest Aslang de kudde op de bergen weiden. Als de zon dan in de dalen haar verzen gende hitte verspreidde, en daarboven op de rotsen waar het heerlijk was de klokjes der schapen hun zacht geklingel deden hooren, de schaapshond blafte en Aslang haar liefste liedjes zong en op den hoorn blies, dan werd het den jongelieden, die dit hoorden en het lieve meisje za gen, wee om het hart.En op den eersten Za terdagavond den besten sloop de een na den ander den berg op. Maar nog spoedi ger dan ze bovengekomen waren, vlucht ten zij naar benedenwant daar boven stond een man op wacht en ieder, die het waagde in zijn nabijheid te komen, werd ontvangen op een wijze, die hem levens lang de woorden deden onthouden, waar mede die ontvangst gepaard ging „Kom nog maar eens terug, dan kunt ge nog meer krijgen." "Voor zoover de jongelieden wisten, was er in den geheelen omtrek niemand, die zoo'n paar handen aan het lijf had als Thor Nesset. En de boeren dochters vonden het toch wel wat al te erg, dat de zoon van een arbeider naar een meisje als Aslang Husaby durfde vrij en. Zoo dacht ook de oude Knud er over en hij zeide, dat als er niemand was, die tegen Thor was opgewassen, hij zelf hem dan nog wel eens op gevoelige wijze te woord zon staan. Knud kwam al op jaren, maar toch, al had hij de zestig achter den rug, hield hij er wel vaD, om, als hij zich thuis ver veelde, met zijn oudsten zoon nog eens een worstelpartij te houden. Husaby's hoeve was slechts langs één weg te bereiken en wel langs den uitge- strekten tuin. Den volgenden Zaterdagavond wilde Thor als gewoonlijk naar de hoeve gaan hij sloop den tuin langs en verheugde er zich reeds over, dat hij het doel van zijn tocht bijna bereikt had toen er op eens iemand op hem afkwam. Wat moet ge van me hebben P zei de Thor en gaf zijn tegenstander een klap in het gelaat, dat hel hem groen en geel voor de oogen werd. Dat zult ge spoedig genoeg te we ten komen, zeide een ander, die Thor een slag achter in den nek gaf. Dit was As lang's broeder. En hier is nummer drie, zeide de oude Knud en ging Thor eveneens te lijf. Hoe meer tegeusUud Thor oudervoud, hoe meer kracht hij ontwikkelde. Hij sloeg om zich heen, dat het daverdehij wend de en boog zich en vermeed zoodoende menigen klapmaar toch werd hij vreese- lijk toegetakeld. De oude Knnd moest la ter getuigen: „Met een dapperder knaap heb ik nooit gevochten.* De strijd werd hardnekkig voortgezet, tot er ten slotte bloed vloeide, toen riep Husaby: »Nn is het genoeg*, en zich tot Thor wendende, mompelde hij„Als ge aanstaanden Zaterdagavond, ondanks den tegenstand van mij en mijn jongens, op de hoeve kunt komen, znlt ge het meisje hebben." Thor sleepte zich, zoo goed en kwaad als het ging voort en thnis geko- ging hij spoedig naar bed. Er werd men, den volgenden dag heel wat gepraat over het gevecht op den Husaby-berg. Maar ieder zeide: „*t Is zijn eigen schuld, wat heelt hij er ook noodig.* Eén was er slechts, die dit niet zeide en dat was Aslang. Zij had dien avond vergeefs op hem gewacht, en toen zij hoorde wat er tusschen hem en haar vader wa9 voorgevallen, begon zij bitter te huilen en zeide bij zichzelfAls ik Thor niet mag hebben, breekt er geen gelukkige dag meer voor mij aan.* Thor moest den geheelen Zondag te bed blijven en ook 's Maandags voelde hij wel, dat er nog geen deDken aan was, om op te staan. De Dinsdag brak aan, een schoo- ne dag. Het had des nachts geregend. Het venster stond open een heerlijke, frissche berglucht stroomde naar binnenin de verte hoorde men het zacht geklingel der schaapsklokjes, maar daar bovenuit weer klonk een welluidende vrouwenstem o, waarlijk als Thor's moeder niet in de ka mer geweest was, zou hij gehuild hebben. Het werd Woensdag en nog lag hij te bed: Donderdag overlegde hij bij zichzelf, dat hi;, zoo eenigszins mogelijk, des Zaterdags weder geheel beter moest zijn en geluk kig, 's Vrijdags kon hij weder,, opstaan. Toen dacht hij aan hetgeen Aslang's va der gezegd had „Zoo ge kans ziet aan staanden Zaterdag hier op mijn hoeve te komen zonder dat ik of mijn jongens het kunnen verhinderen, zult gij het meisje hebben.* Hij zag herhaalde malen naar de Husaby-hoeve en dacht bij zichzelf „'t Ga, zooals 't wil, ik moet er komen." Zooals wij reeds gezegd hebben, was er slecht een pad om op den berg te ko men, waarop de Husaby-hoeve gelegen wasmaar een flinke kerel moest wel kans zien daarboven te komen, zelfs al was de gewone weg voor hem versperd. Als hij bij voorbeeld eens daar <«m die landtong heen roeide, dan zou hij mis schien wel naar boven kunnen komen 't is waar, het was daar yreeselijk steil, zóó steil, dat de geiten, die anders op de ber gen niet bang zijn, er nauwelijks tegen op konden klauteren. De Zaterdag brak aan en Thor verliet reeds des morgens vroeg zijn huis. Het was een mooie dagde zon bescheen het gebergte en in het bosch was het al le ven en vroolijkheid. Des avonds, toen de zon was ondergegaan, steeg er een dikke nevel op, die de bergen bijna onzichtbaar maakte. Hij keek naar boven in de rich ting van de Husaby-hoevealles was doodstil toen sprong hij in zyn boot en roeide om de landtong heen. Aslang, wier dagtaak was afgeloopcn, zat voor haar woning. Zij dacht er aan, dat Thor dien avond wel niet zou komen, eu in zijn plaats misschien anderen, die haar onver schillig waren. Zij maakte den hond los en zonder iets te zeggen liep zij een eind verder. Zij ging nu zóó zitten, dat zij in bet dal kon zien, maar daar er een ne vel was opgekomen, was zij r.iet in staat daar iets te onderscheiden. Zij zocht daar om een andere plaats, en zonder er zich rekenschap van te geven, waarom zij zoo deed, zette zij zich neder op een met gras begroeiden plek aan de zijde waar het fjord lag. Er kwam vrede in haar ziel toen zij zoo ver weg over dien oneindigen oceaan kon zien. Toen zij daar zoo zat, kwam zij in een stemming, die haar tot zingen drong, zij koos eeQ weemoedig lied, met lange, gerekte tonen, die ver over de bergen weerklonken. Het zingen deed haar aangenaam aan. en toen dan ook het eerste vers ten einde was, begon zij op nieuw. Als zij het tweede vers gezongen had, was het juist, of er iemand heel in de diepte antwoordde. „Wat zon dat kunnen zijn dacht As lang, liep naar het overhangende rotsblok, sloeg haar arm om een daar staande ber kenboom en keek zoo naar beneden- Maar zij zag niets, het fjord lag daar zoo kalm, alsof het uitrusttegeen enkele vogel scheerde over het water. Aslang ging terug en begon weder te zin gen. Weer kwam er autwoord, en thans scheen het dichterbij dan de eerste maal. *Een echo kon het toch niet zijn.* Aslang boog zich opnieuw over de rots heen. En toen zag zij beneden tegen den rotswand een boot, die daar scheen vastgelegd te zijnzij leek niet grooter dan een note- dop, zóó diep was het. Aslang keek nog eens rond en zag toen een pelsmuts en daaronder de gestalte van een man, die tegen de bijna naakte rots opklom. »Wie zou dat kunnen zijn zeide As lang terwijl zij den berkenboom losliet en terugging. Zij durfde op haar eigen vraag geen antwoord geven, daar zij maar al te goed begreep, wie het was. Zij wierp zich neder op het gras en hield met bei de handen de grashalmen vast, als was zij het, die zich moest vastklemmen om niet naar beneden te storten. Maar zij trok de wortels uit, begon te huilen en hield zich iederen keer opnieuw vast. Zij bad den goeden God hem te helpeD, maar opeens gevoelde zij, dat wat hij deed, een roeke loos waagstuk, God verzoeken was en dat hij dus geen halp van boven kon ver wachten. i/Yoor ditmaalbad zij, verhoor mij voor dezen éénen keer en help hem. En toen omarmde zij haar hond, alsof dit Thor was, dien zij moest vasthouden. Het scheen haar toe, alsof er geen eind aan den tijd kwam. Daar sloeg de hond plot seling aan. »Wau, wau" klonk het, ter wijl hij tegen Aslang opsprong. „Wau, wau,* en daar kwam een muts boven den rand van de rots te voorschijn en Thor lag in haar armen. Zoo bleef zij wel een minuut lang liggen, zonder dat een van beiden een woord konden spre ken. Toen de oude Husaby hoorde wat er gebeurd was, sprak hij een hartig woord je tot Thor om hem zijn waaghalzerij on der het oog te brengen, maar daarop gaf hij een klap op de tafel, dat het dreun de en riep luidkeels «De jongen is waard haar te bezitten, het meisje is voor hem." Lettk. Bjv.R.Nbdl. August Lohr is Zaterdag te Florence in de beslissingsren van de internationale wedstrijden verslagen door den Amerikaan Banker. Een eenbeenig wielrij der. Frank Bualeson legt de afstand van San Francisco naar New-Yoik af in 66 dagen, 9 uur en 45 minnten. Wegens den slechten toestand der openbare wegen rijdt hij dikwijls langs den spoorbaan der Groo- Pacific. Zijne krukken heeft hij ter zijde der wielen bevestigd. De werkelijke dood van den graaf van Parijs is nog steeds niet bekend. De Engelsche wet verlangt van den arts, die een acte van overlijden moet opmaken, een dubbele verklaring de di recte oorzaak van het overlijden en de in directe. In de acte werd als directe oorzaak „obstructie" opgegeven en als indirecte „verval vun krachten." Algemeen hondt men het er echter voor dat de graaf van Parijs aan darmkanker is gestorven. Zooals bekend is liet de graaf een groot vermogen na. Minder bekend is echter de volgende mededeeüng van de Westminster GazetteYoor ongeveer vijftien jaren schreef een hooggeplaatst lid van den boi- tenlandschen adel, die thans reeds overle den is, aan den graaf van ParijsIk heb mijn grcot vermogen te danken aan uw grootrader en wensch mijn dankbaarheid te toonen, door n een deel daarvan te schenken en n daardoor in staat te stellen de monarchie waardig te vertegenwoordi gen. Geef aan iemand, dien ge vertrouwt, vijf visitekaartjes van u mede. Die moet hij overhandigen aan de hieronder genoem de vijf bankiers, deze zullen hem dan het voor u bestemde medegeven." Dit geschiedde en de vertrouwde bracht een rijtuig vol papieren van waarde mede. Hoewel het juiste bedrag niet bekend is, weet men toch, dat een verzekeringsmaat schappij 150.000 francs eisebte voor het transport naar Engeland. De graaf vond dezen eisch te hoog en liet de papieren in blikken aoozen verpakkenonder be hoorlijk geleide werden ze naar Engeland overgebracht en in Coutts Bank gedepo neerd. Woensdag 12 September werd te Wey- bridge het stoffelijk overschot van den graaf van Parijs ter aarde besteld. De plechtigheid was zeer treffend. Alle leden van het huis Bourbon- Oriéans wa ren er bij tegenwoordig. De Prinsen van Oriéans volgden het lijk te voet gedu rende een gedeelte van den weg van Stowe- honse naar Buckingham vanwaar de lijk kist naar Weybridgè werd vervoerd. Ko ningin Victoria werd bij deze plechtigheid vertegenwoordigd door den hertog van York (den zoon van den prins van Wales). Ook de prins van Wales was bij de teraarde bestelling vertegenwoordigd. De aartshertogin en de Rumeensche. Uit Ischil wordt geschre ven Voor eenige dagen wandelde eene jonge dame met een klein meisje aan de hand in het park en genoot van het heerlijke uitzicht en de prachtige natuur. De dame ontmoette een ander dame, die er voor haar gezondheid pas was aangekomen. Het was een schoone Rumeensche vrouw van deftigen huize in een schitterende kleeder dracht. Zij bezag met zichtbaar welgeval len het geborduurde strookje aan het costuum van het kleine kind, dat de an dere dame aan de hand hield en vroeg ten laatste in vriendelijke bewoordingen, waar of dat kleedje gekocht was. Het antwoord luidde Ik maak de kleedjes altijd zelf en vind daar mijn grootste behagen in. De vreemde meende, dat zoo iets alleen mogelijk was, wanneer er een klein hnishondeu bestond. Wanneer gij evenals ik, gasten nit voor name families ontvangt, zeide de vreemde, dan blijft er geen tijd voor dergelijke wer ken over. De andere dame lachte en zeide niets; de Rnmeensche zette het gesprek voort en ondervroeg haar omtrent de bestiering van haar huishonden. Eindelijk zeide de dame tot de Rumeen sche Ook ik neem bijwijlen de hoimenrs in de salons waar. Mijn papa; de keizer, doet ons van tijd tot tijd de eer van een be zoek aan en ook komt de keizerin meermalen haar kinderen bezoeken. Dikwijls krijgen wij ook bezoek van leden der hofhouding, doch in de morgenuren blijft er mij nog steeds tijd over, kleine handenarbeid voor mijne lieve lingen te doen. Voordat de deftige Rumeensche van haar verbazing hekomen was, had zich de aarts hertogin Valerie met haar dochtertje verwij derd. „Albert de Doove" maakte in de Echo de volgende opmerking Aan dit onderwerp wordt nog maar al te weinig aandacht geschonken en het is waarlijk bedroevend, dat èn huisvrouw èn keukenmeid nog steeds van meening zijn, dat het noodig Is, het eten zoo heet moge lijk op tafel te brengen. Deze gewoonte is zóó vaat geworteld en zóo vereenzelvigd met keuken en koken, dat ik gulweg verklaren moet in mijn ei gen huishouden op dit punt een hervor ming slechts ten deele te hebban verkre gen. Eenmaal, toen het mij toch wat al te bout was geworden en ik mijn drift en on genoegen ter nauwernood meester was, en de soep als gewoonlijk, dampend heat ter tafel verscheen, nam ik den thermometer van den wand en stak hem, tot schrik mijner vrouw, in de volle, kokende soep- terrinne. Dit hielp een beetje. De thermometer teekende 70 gr. C., of 82 gr. meer dan de gewone bloedwarmle. Een half siedecde massa, welke men zich niet ongestraft over de voeten kan laten gieten, op onze tanden en op onze tong, als waren ze beiden een koeloven, te doen neerkomen, dat zoo iets aan dierenkwellerij grenst, moest eigenlijk ieder begrijpen, en toch valt het haast niemand op. Een minder gevoelig deel van het lichaam dan de mondslijmhuid, in een waterbad van gelijk hooge temperatuur te brengen, zou den dood van den heelen mensch ten gevolge hebben. En de mond, met alles wat daarin is, moet zich deze onbarmhar tige daad laten welgevallen, daar het na eenmaal keukenmode is en de keukenmeid of de huisvrouw het nu eenmaal zoo wil 1 Hoe onvoorzichtig (ik had bijna geschre ven „hoe belachelijk voorzichtig," met het oog op het bovenstaande,/ laat de kurgast met den thermometer zich overtuigen, dat zijn badwater de warmte 2528 gr. C. niet overschrijdt. Hoe zou hij, en dat met het volste recht, deQ badknecht naar de Mookerhei wenschen, wanneer hij die warmte op 50 gr. C. verhoogdvoelde. En deze zelfde kurgast brengt dag op dag bij het diner, zijn mond, tanden en wangen met vloeibare en niet-vloaibare zelfstandigheden in aanraking, welke een hem den rus toekeerde, en dat daaraoor zyDe vinueu, m .o.r i - ,rT zaken achteruitgingen? Wanneer Wolf den j te bereiden," antwoordde mijnheer yon Wi-1 tgd geledeu reeds ingelicht heb. Juffrouw Indirect word ite onaerricnt, aoor sroeae A IS oon unnonn»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 5