Z® mie Honoraritun.
HOOG NOODIG.
r+
lag-
Met een kloppend hart begaf ik mij
raar 't bed van mijn makker. Ma-
tbiWe stond achter mij, en scheen zeer
""■Toen ging *»j regelrecht op 't bed aan,
TUrop lijk Tan Gérard lag> en toen,
«oor de ziekenoppassers en de zieken, die
nieuwsgierig en op eene wel wat iro-
iscbe manier aanzagen, voor haar zuster,
„jef blik vol verwijtingen op Kar gericht
s voor haar, door een vreeselijken
twijfel aangegrepen broeder, voor allen boog
licb de trotscbe freule Mathilde 'd Ubzac
oeder, aan 't doodsbed van den man, die
b»ar zóózeer bemind had, en legde wee-
oende een bouquet viooltjes op de plaats,
f„r een trouw en liefhebbend hart voor
h»ar geklopt had.
Wij waren beiden jong en maakten vrij
willig den veldtocht in 1830 mede, als ja
ger* van van Dam.
Wij waren trouwe vrieuden en stonden
naast elkaar in het gelid.
Mijn naam doet niets ter zake, hem zal
jk Willem Muller noemen. Muller is een
algemeene naam, zoodat geen sterveling
rr achter zal kunnen komen, wien ik ach
ter Willem Muller verschuil.
In een der Belgische dorpen kwamen
«jj in hetzeltde kwartier, weliswaar bij ar
me menschec, maar omdat wij ver van
buis waren, scheen ons zelfs de arme hui
gelijkheid welke wij iD8 ons kwartier
ronden, bekoorlijk toe.
Onze kwartiergever] heette Pierre Ni-
elot.
Hij had eene vrouw en zes kinde
ren. De oudste, een meisje vaa 17 jaar,
heete Madeleine. Wat een bekoorlijk kind,
dit jonge meisje met het lange, dikke,
iwsrte haar, met haar gezichtje als melk
eo bloed en de groote zwarte oogen, die
geker ook wel vroolijk konden kijken, maar
ons nu zoo diep treurig aanstaarden. Zij
bad wel redenen om treurig te zijn. Toen
rij den eersten dag van onze inkwartie-
ling, de nauwe trap in haar huisje op-
gingen, trad zij ons met alle teekeneu
?an angst en met gevouwen handen in
den weg. Ik sprak haar in 't Pransch toe,
«rit zij was geene Ylaamsche, en nam
plant mijn soldatenmuts voor haar af.
Hoe zag zij mij daarbij aan en hoe roe
rend klonk het, „o, mon Dieu" uit haar
ingstig hartje. Zij sprak niets, maar opende
de kamerdeur voor ons, om er ons een blik
in te doen slaan. Daar lag op een arme
lijk, maar zindelijk bed een vrouw die de
tering had en ons angstig aanstaarde.
Daar stonden 5 kinderen van 4 tot 14
jaar aan het bed van de moeder en dton-
gen zich tegeD haar aan uit vrees.
Uit eerbied voor de zieke en hare zor-
geD, zonden wij gaarne een ander kwartier
hebben gevraagd, maar ons medelijden en
de schoonheid van Madeleine hield ons
terug. Eerlijk gezegd, vooral de laatste
deed dit. En ook op dit oogenblik kwam
de heer Pierre Niclot tehuis en noodigde
ons met eene woordenrijke beleefdheid uit,
om binnen te tredeB.
Zijn tong was wel wat zwaar en de
geur van de Halsche jenever spreidde hij
out zich heen, maar hij meende het
goed.
Hij was Pransch man, hij had niets tegen
de Hollanders; hij noemde de afscheiding
»»n België en den oorlog, „uo malheur
pour vous et pour nous.
Wij bleven dus en kregen een kleiu ka
mertje boven, waar wij ons met beholp
'»n Madeleine en onder aanhoudend pra
ten van père Niclot, zoo huiselijk inricht
ten als mogelijk was. Een paar fragmenten
tan matrassen waren onze bedden en bet
loken en toebereiden van de levens
middelen lieten wij aan Madeleine over.
Daar de familie arm was, offerden wij
uoveel als wij konden op, om de kinde-
Rn met ons mede te laten eten. Madalei-
M verzette zich er tegen, maar eigen hon
den liefde voor hare broers en zusjes ble
ien machtiger dan haar verzet.
Eens bezocht op ons verzoek de regi-
®entadokter de arme zieke. De vrouw heeft
•k tering, zeide hij ons bij het heengaan,
®aar als zij van daag of morgen sterft,
<jjn is het niet de ziekte maar zwakte die
a dood brengt. Zij moet veel honger ge
leden hebben.
Monsieur nam de nationalen ramp even
op als zijn huiselijk ongeluk. Hij
tod eene betrekking. Vroeger was hij dag-
j00Der, nu lantaarnopsteker. Zijn inkomen
'erteerde hij aan jenever. In den tijd dat
Jj bij hem ingekwartierd waren, bracht
!1 geen centime thuis.
Als Madeleine er niet geweest ware, dan
*d het gezin letterlijk van honger moeten
°®komen. Niet alleen dat zij het huishouden
^rgde, de kinderen zindelijk en ordelijk
ld, de zieke verpleegde en voor ons de
^moeder speelde, maar in de uren van den
j *aschte zij voor de Hollandsche sol
en,uaaide voor hen en verdiende zoo enke-
1alvers. Wij beschouwden haar als een
on ^^8® en weerden alle ruwheid van
°0s i ,maraden Tan haar af. Zij vertelde
'ijk b 'eed vau haar rein en kinder
gen en 0Ter bare groote zor-
jje' de zorg voor hare zieke moeder,
g5t llJ 100 zeer liefhad en die zooveel hon-
ijer gebrek moest lijden omdat haar va-
Zoo tn 8'ec^a aan zichzelven dacht.
tüttiL,!°nwü, ,d.e zakeD> l0en °P zeieren
•Mr. Madeleine's senore stem riep:
»4j le^r bluller, uue ordonnance." Het
bij er eilJk eeue ordonnance die Muller
ritp ,.8eslrengen beer kwartiermeester
'WtJïng heen eu keerde na een
J met ^bitterende oogen eu
blijdschap stralend gelaat. In zijne
hand hield hij een groeten brief: „Lees,'
riep hij mij uit de verte toe: mijn eer
ste honorarium.'
Ik las: „Voor uwe artikelen, Veldpost-
brieven van een vrijwilliger," die wij gaar
ne in onze Coarant zullen epoemen, zen
den wij n hierbij het honorarium «vijf en
twintig gulden."
„Verduiveld Willem," riep ik, »Dat is
een buitenkansje. Ik weet, waar goede
wijn te koop is, père Niclot heeft het mij
gewezen, de wijn is wel wat duur, 3 fraocs
de ilescb; maar hij is heerlijk en op de
gebeurteuis moet gedronken worden.'
irJa, ja» zeide hij verstrooid en pein
zend, „maar ik denk er aan...." en zijn oog
richtte zich naar de kamer waar de zieke
Ik begieep hem. „Beste kerel, dat spreekt
vanzelf en hem meetrekkende, zeide ik;
«Wij zullen het nuttige aan het aangename
paren.'
's Avonds had Muller van zijn vijf en
twintig gulden geen cent meer over. Maar
daarentegen stonden voor het bed van de
zieke zes flesschen van den heerlijken wijn
en boven het vuur hing de vleeshketel
voor de kleine hongerige Niclols. Madelei
ne schreide en lachte tegelijk en probeerde
nu eens om de kleine Marguerite den nieu
wen wollen onderrok ot den nog kleine
ren Louis zijne nieuwe schoenen aan te
trekken ot de nieuwe kleeren voor de an
dere kleinen aan te passen. Dan wilde zij
Monsieur Muller weder de hand kussen,
wat deze evenwel niet toestond. Eindelijk
kwam zelf père Niclot, die er tusschen in
viel als een beer in een bijenkorf. In zijne
dronkemans ontroering schudde hij heftig
de hand van Muller en storterde „Merci
Monsieur," en «bon gar?on." De zieke,
hoe aandoenlijk was dit, dronk op de gezond
heid van Monsieur en zuchtte daarbij, want
zij dacht aan haar zoon die in het Belgi
sche leger stond en misschien eenmaal als
vijaud den goede monsieur Muller deu dood
zou kunnen brengen.
Hoe heerlijk sliep het in dien nacht in
dat huis der armoede op ons armzalig le
ger.
Zelfs ik, die niets meer gedaan had, dan
meedrinken eu zien gevoelde mij een veel
beter mensch dan anders. Of de wijn daar
van de oorzaak was of de vriendschap P
Misschien beide wel.
Dat was zijn eerste honorarium.
De jongste misdadiger.
Dat is zeker de knaap, die zich op dit
oogenblik in het tuchthuis te Anamosa,
in den staat Jowa, Amerika, bevindt ea
tot levenslange gevangenisstraf is veroor
deeld. Wesley Elkins, eon knaap van veer
tien jaar, bevindt zich daar reeds drie jaar.
Elf jaar oud schoot hij op een nacht zijn
vader neer en sloeg me*, den kolf van het
geweer zijne moeder dood. De moordenaar
toen een zwakke jongen met een bijna
meisjesachtig uiterlijk, toonde niet het
minste berouw over de ontzettende daad.
In het tuchthuis moet de knaap zoo
scherp mogelijk werden bewaakt, opdat hij
geene nieuwe moordeu begaatde gevan
genen gaan voor hem uit den weg, waar
zij maar kuunen. Men heeft moeite gedaan,
den knaap eene goede opvoeding te geven
en ook op zijn gemoed te werken. Hij
leerde goed lezen, tekenen en schrijven, maar
alle poginnen om hem zedelijk te verbe
teren leden schipbreuk. Men wil de moord
zucht bij den knaap aan erfelijkheid wij
ten. In Clayton Counton waar de ouders
woondeD, wordt verteld, dat korten tijd voor
de geboorte van den knaap de moeder van
plan is geweest, harer man te vermoorden
en een halven nacht lang in een boschje,
met een geweer in de arm, op hem heeft
geloerd, ten einde hem dood te schieten.
Met de kippen op stok, wil
zeggen vroeg naar bed gaan. Ja, de kip
pen zetten zich werkelijk vroeg ter ruste,
maar houdt meu daarmee wel rekeuing bij
het voederen der dieren Wie zijn kippen
tegen en in den winter om 4 uur 's na
middags voor 't laatst voert, handelt ver
keerd eu werkt de productie van tieren
tegen. Van vieren 's namiddags tot zeve
nen 's morgeus geen eten, 't lijkt niets
Wil men eieren hebben iu het hartje van
den winter, als het vriest dat het kraakt,
dan moet men ziju kippen 's avmds om een
uur of tieu, elf nog eens flink voeren met
krachtige spijzen en zoowat «lauw" drin
ken geven.
De diamanten-diefstal.
De diamanten-handelaar, die het slacht
offer werd van den brutalen roofaanval te
Hattou-Garden te Londen, is de heer S.
J. Speijer van Amsterdam (en niet Bpiers,
zooals de Engelsche bladen schreven). Be
halve de diamanten, waarvan hij de waar
de op f86.000 schat, werden hem ook
ziju beurs eu horloge met ketting ontsto
len, en voor ongeveer t 40.000 aan tondsen.
De politie heeft dadelijk maatregelen geno
men om de verdere verhandeling dier fond
sen onmogelijk te maken. De diamanten
waren het persoonlijk eigendom van den
heer Speijer, en het verlies is niet door
verzekering gedekt. De dieven ziju nog
niet opgespoord.
Wat gebearde, vertelt de heer Speijer als
volgt
Toen ik met Morris het kantoor bin
nenging, wetd de deur achter mij gesloten
en gegrendeld.
Drie gemaskerde mannen sproDgen ach
ter een scherm te voorschijneen uunner
drukte mij een zwart voorwerp met iets
bedwelmend* op den mond. Ik worsieldt
wanhopig om los te komen, maar de kracht
scheen mij te ontzinken; uitgeput en be
wusteloos viel ik op den grond. Ik hood
het er voor, dat uien mij met chlorolorin
heeft bedwelmd, want toen ik bjjkwam, had
ik het gevoel van doodelijke zwakte, dat
men na de toediening van chloroform onder
vindt. Ik moet eenigen tijd bewusteloos
zijn geweest, en met groote moeite raakte
ik eindelijk weer op de been. Toen ik weer
overeiod kon staau, sloeg ik de ruiten van
de glazen deur in en riep uit alle macht
om hulp. Aan het glas heb ik mijn hand
opengehaald. Het is mij bijna onmogelijk,
een nauwkeurige beschrijving te geven van
de drie mannen die mij aanvielen, alles
ging zoo verbazend snel in zijn werk. Ik
weet echter zeker, dat twee hunner klein
«aren en de derde tamelijk groot.'
Het voorval werd aan den naastbijzijn-
den politiepost gemeld en vandaar naar
Seotland-Yard, het hoofdbareau, getelefo
neerd. Een inspectenr met een aantal detec
tives was spoedig ter plaatseandere de
tectives werden naar verschillende punten
gezonden om te trachten de roovera le vin
den. Binnen een uur werd van Scotland-
Yard uit een beschrijving van de vier boe
ven naar alle politieposten in de hoofdstad
gezonden, spoedig gevolgd door een derge
lijke voor de provincie, mei speciale in
structies voor de autoriteiten in de zeeha
vens, terwijl op de sneltreinen naar het vas
teland een scherp toezicht werd gehouden.
Hoe de Yankees aan de
nieuwtjes komen wordt medegedeeld in een
bij de Loudenscha firma Cassel versche
nen boekje, geschreven door een Ameri-
kaansche letterkundige, mejuffrouw Banks.
Onder deu naam van „uew journalism'
hebben de Amerikanen een vroeger nog
niet in practijk gebracht middel gevonden
om inédits in hun bladen te krijgen. Me
juffrouw Banks is een van die correspon
denten geweest. Zij is eerst kamenier geweest
om het salonleveu te bespiedeD, voor zoo
ver een dienstbare dit kan. Daarna heeft
zij de rol gespeeld van een tufthunter, d.i.
eeD erfdochter die iemand zoekt, die zijn
«blazoen wil vergulden,' later van bloe
menverkoopster eu ten slotte van straat-
veegster.
Haar ervaringen zijn dus velerlei. Zij
deelt in een hoofdstuk, getiteld de almach
tige dollar", dingen mede die, een zonder
ling licht werpen op de zoogenaamde «ont-
toegankelijkheid" van de hooge Engelsche
kringen. Zij plaatse in een Loudensch blad
een advertentie van den volgenden in
houd
«Een jonge AmerikaaDsche dame, in het
b zit van een groot vermogen, wenscht
met een chaperon iu kenuis te komen uit
den hoogsten stand, die haar in de beste
kringen kan introduceeren, enz. Motto
Erfdochter.
Iu twee dagen ontving mejuffrouw Banks
87 antwoorden met aanbiedingen uit de
fatsoenlijkste kringen. Zelfs bood men der
Amerikaansche aan, haar tegen een flinke
som de receptie der koningen te doen bij
wonen en vroegen edellieden zelfs schrifte-
telijk om haar hand.
In het Ebld geeft M. K. een
grappig schetsje over deu diereuschilder
Te Gempt. Daar lezen wij o. a. het vol
gende
Te Gempt's heele huishouding hij
sliep boven zijn werkplaats was er
daarboven niet op ingericht om nu be
paald de bewondering vau Hollandsche
huismoeders op te wekken. Een kaars op
een flesch is nu eenmaal geen blaker
Zelfs zijn tiju linnen liet nog wel eens te
wenschen. Dat trof zelfs een eerzaam her
bergierster in de omstreken van Middelburg,
waar Te. Gemp eens eenige weken ziju in
trek nam.
Echt moederlijk had het mensch ziju
koffer dan ook maar ondersteboven ge
haald en gezorgd, dat hij altijd netjes voor
den dag kwam. Door zooveel beminnelijke
vrouwenzorg getroffen, zei hij bij gelegen
heid: „hoor eens moeder en vader, jullie
behandelt me hier als kind in huiszeg
mij nou ereis openhartig, waarmee ik jul
lie wederkeerig van dienst kan zijn. Heb
je geen ditje of datje noodig, ik ga
vanmiddag naar Middelburg, dan breng
ik dat netjes voor je mee"
Man en vrouw keken elkaar veelbete
kenend aan. Eindelijk kwam het hooge
woord er uit„Nou, mijnheer, nou ja
er toch van spreekt, om je de waarheid
te zeggen, hadden we je al ereis lang wil
len vragen of je geen mooi uithangbord
voor ons zou willea opkladderen. Zoo wat
van een koe of een eend, er komen hier
nog al jagers en jij teekent toch altijd
beesten uit.'
Daaraan had Te Gempt, in zijne op
welling van erkentelijkheid, niet gedacht.
Hij mompelde eenige onverstaanbare woor
den, waaruit zijne gastheer en gastvrouw,
tegen zijne bedoeling in, opmaakten, dat
hij het wel doen zou maar de zaak werd
op de lauge baan geschoven.
De goede menschen behandelden hem
echter zoo hartelijk en hij begon zich
door allerlei kleinigheden, die hij anders
ontbeerde, onwillekeurig zoo behagelijk te
gevoelen, dat toen het uithangbord weer eens
met bescheiden aandrang ter sprake werd
gebracht, hij beloofde eersteen schets te zul
len maken. Als die dan beviel, hadden
moeder en vader het maar voor 't zeggen,
en zou hij 't netjes schilderen.
Inderdaad kwam de hontskoolschets
spoedig gereed. Zij gaf een hond en een
aap te aanschouwen met het volgend on
derschrift
hier hij baas Kool in den F looien den Aap
Tapt men joodgeus en paap.
Toen. de brave zielen er kennis van na
men, mompelden zij op hunne beart eeni
ge onverstaanbare woordenmaar op 't
uitgansbord werd niet verder aangedron
gen. Dat was hnn al te kas
Op andere wijze heelt Te Gempt echter
alles dnbbel goed gemaakt. De waarde van
geld kende hij trouwens niethij was een
zwak man met een hart van goud.
Een pleizierige plant.
In het Koorden van Afrika is eene plant
ontdekt, die eene groote eigenaardigheid
bezit. Als het zaad van de plant fijn ge
stampt wordt eu men ruikt eraan, dan
voelt men zich erg vroolijk en gaat dan
sen, lachen en jubelen, alsof men bet groot
ste pleizier heett. Gedurende een nar wor
den llerzotste dingen uit gehaald. Daar
na komt de reactie en valt men in skap. Bij
het ontwaken zijn alle herinneringen aan de
gedane dwaasheden verdwenen.
Een deerniswaardige
vrouw Marie des Sonnays, in een mode
magazijn op diefstal betrapt, is Donderdag
te Parijs tot een maand gevangenisstraf
veroordeeld. De ongelukkige is millionaire
geweest en weduwe van een hoogst ach
tenswaardig edelman. Twintig jaar na den
dood van deze was zij met een burggraaf
hertrouwd, die alles doorbracht en wegens
oplichter ij tot 13 maanden gevangenisstraf
werd veroordeeld. Zijzeive kreeg als mede
plichtige vier maanden. Na afloop daarvan
ontslagen, stoDd zij broodeloos op straat
en vond voor een loon van 3 fres. daags
werk bij een voormalig naaister van haar.
Vervolgens deed zich voor haar de gele
genheid op om een betrekking te krijgen
als gouvernantezij verstaat, behalve
Fransch, Engelsch, Dnitsch en Neder-
landsch. Maar zij had geen toonbare klee
ding en kon, toevallig in bovenbedoeld
magazijn geraakt, in de verleiding geraakt,
de verzoeking niet weerstaan om zich die
te verschaffen.
Probaat. Naar aanlei-
ding van het spreekwoord, dat gedane za
ken geen keer nemen, geeft zekere wijze
den raad
„Het eenige middel om wat voorbij is
te voorkomeD, is, er een stokje voor te
steken eer het gebeurt.'
Dr. Vignerat vanGenève
geneest teringlijders door onderhuidsche
inspuiting met het serum van den ezel.
25 zieken, die door de doctoren geheel wa
ren opgeven, herstelden volkomen. Er zal
nu 1 Nov. te Genève een inrichting wor
den geopend, om teringlijders naar de me-
thode-Viguerat te behandelen. Een philan-
troop gaf daarvoor het noodige geld.
Een vreeselijke dood.
Uit Nieuw Zuid Wales wordt het vol
gende bericht.
In een afgelegen streek bij Casino was
een landbouwer bezig een boom te vellen,
en dreef wiggen in den boom, om dien te
splijten. Terwijl hij daarmede bezig was,
sprong een wig uit den boom en sloot de
spleet zich opeens, terwijl de hand van den
larmer erin geklemd zat. Acht dagen lang
vermiste men den man, en toen men hem
vond, was hij reeds dood. Men kon aan
de sporen zien welke pogingen hij in het
werk gesteld had, zich te bevrijden. Zijn
nood en dood moeten ontzettend geweest
zijn.
Millionnairs. De markies
Aguado liet bij zijn dood een vermogen
van zes en dertig milioen francs na toen
Rothschild dit hoorde, riep hij uitDie
arme markiesIk dacht, dat hij zich in
gunstiger financieels omstandigheden be
vond Korten tijd daarna had er in
Patijs, bij gelegenheid van de stichting
eener groote onderneming, een samenkomst
van bankiers-kapitalisten plaats. Een ban
kier uit een der provinciesteden viel gedu
rig eiken spreker in de rede. Toen men
hem verzocht, stil te zijn, antwoorde hij
fier: «Ik zal toch wel een woordje mo
gen meespreken ik teeken voor een
millioen." „Mijnheerriep Rotschild
eindelijk nit, «houd nu toch asjeblieft je
mond over dat armzalig millioentje 1'
Voor ieder levend wezen is de groot
ste zaak, waar 't op aankomtt e leven.
Maar voor den mensch is dat toch niet hal
hoogste, zijn éóa en alles. Om een mensch
te zijn, is 't niet voldoende geboren te
wezen. Voor den mensch ",is de geboorte
niets anders dan het begin van een lan
ge en moeielijke ontwikkeling. En die
ontwikkeling haDgt ten deele van hem
zeiven af, van het doel, dat hij zich voor
stelt, van de pogingen, die hij in het
werk stelt om dat doel te bereiken. Zoo
komt er bij gevolg vour ieder mensch een
oogenblik, waarop hij zich zeiven moet af
vragen «Waarop moet ik mij toeleggen
en hoe moet ik het leven besteden, dat
ik ontvaogen heb Als hij dat niet doet,
loopt hij gevaar zijn ziel te verliezen en
zijn leven te verkwisten. We moeten een
voldoend antwoord weten te geven op de
viaag „Waarbij heeft een mensch het
meest belang Wat moet hij het alleieerst
bezitten, om goed te leven f" En dan zou
ik geen oogenblik aarzelen te antwoorden
„Waarbij een mensch het meest belang
heeft en wat een mensch allereerst noo
dig heeft om goed te leven, dat is:
wilskracht, volharding, ka
rakter, zedelijke grootheid.
Al heeft men ook aan niets gebrek, al
kan men zich baden in weelde en over
vloed, zonder wilskracht blijft alle ken
nis ijdel en het schoonste denkbeeld, een
zaadkorrel die geen vracht brengt.
Al heeft men ook een geweten en al
weet men ook een fijn onderscheid te ma
ken tusscben goed en kwaad, zonder
wilskracht laten we de wereld over aan
de boozen, de macht iu handen der onge
rechtigheid, en dat geweten dient tot niets
anders dan om ons te doen zuchten en kla
gen over de ellenden, die we niet kunnen
aan v illen en uitroeien.
DaarentegenWees arm, ontbeer allo
vreugd, wees een stiefkind van de natuur
en de fortuin, 't zij zoomaar met wils
kracht begaafd, zult ge al dat kwaad om
zetten in iets goeds, die vijanden in me
destrijders.
Al was het onderwijs, dat ge genoot,
ook vrij gebrekkig, als ge maar wilskracht
bezit, zult ge ook van dat gebrekkig on
derwijs partij weten te trekken. Dank zij
enkele waarheden, met trouw aangehangen
en met macht in beoefening gebracht, zult
ge wel uw slag slaan en uw weg vinden,
evenals die Macedonische phalanx 't
deed, klein in getal en schijnbaar weinig
beteekenend, maar die toch dat ontzaglijk
groote, schitterende, bloohartige leger der
Perzen versloeg.
't Is mogelijk, dat 't u faalt aan het
vermogen om al de fijne schakeeringen van
goed en kwaad te onderkennen en anderen
er op te wijzen, maar als ge maar met
beslistheid de allereerste en eenvoudigste
begiuselen van eerlijkheid en zedelijkheid
hebt omhelsd, als ge maar hebt een
levend geweten en wilskracht, in óéu woord,
de ontembre begeerte en gloeienden geest
drift van hen, die willen, dat het kwaad ver-
dwijne en al wat goed is,aeersche dan zult
ge worden een bolwerk voor de rechtvaardig
heid en een vermeiende stormram tegen de
wallen der zonde. Een alles in zich concsn-
treerende en geduchte macht zult ge wor
den, die heenvliegt naar haar doel als de
kanonkogel, die zich ook niet bekommert
in zijn vaart om wat rechts of links ligt
op zijn weg.
W at kan er al niet tot stand worden ge
bracht, als zielskracht, volharding, karak
ter, zedelijke grootheid gepaard gaan met
verstand en kennis Want zonder die
eerste deugden beteekenen goedhartigheid,
liefde, al wat aantrekkelijk en bewonde
renswaardig is, toch eigenlijk bitter weinig!
't M ordt alles voos, slap, flauw, laf, zoet
sappig, zonder pit en kern.
Stoffelijke kracht is niet te verachten,
maar nooit is ze op den duur bestand
tegen zedelijke kracht. Waar de laatste
begint, houdt de eerste op. Daar is maar
ééne enkele onneembare sterkte, en dat is
een dapper gemoed. Nooit zal men hoog
genoeg de waarde en de heerlijkheid kun
nen bezingen, die zich openbaart in een
enkele daad van waarachtelijke innerlijke
vrijheid. Wie mensch is, voelt een huive
ring door de ziel gaan, als hij er mee in
aanraking komt, want hij voelt, dat hij in
aanraking komt met de wereld, die onzicht
baar is, maar toch werkelijk, eeuwig
blijvend.
Een stikdonkere nacht ligt verspreid
over den oceaan. Geen sier is te ontdek
ken, het kompas is geheel en al van streek.
De starm loeit, hemelhoog stuiven de gol-
op. 't Is een vreeselijke chaos, een mon
sterachtige worsteling der elementen tegen
elkander in. Zoo nu en dau schiet de
bliksem door de dicht opeengepakte wol
ken en verlichten voor een ondeelbaar
oogenblik dat woest majestueuse tooneel.
Wat kau een mensch zich grootscher den
ken
Wat grootscher? Laat men 't u zeggen!
In dien stikdonkeren Dacht, soms zwe
vend als tusschen hemel en aarde, staat
daar op een schip een onverschrokken
stuurman, met vaste hand het roer om
klemmend. Die man is grootscher dan die
oceaan eu die storm.
Da&r zie ik een arme, oude, zwakke
vrouw. In weelde vlood haar jeugd voor
bij, aan eerbetoon outbrak 't haar nooit.
Ieder zoeht haar op, haast door ieder werd
zij verwend, gelukkig voelde ze zich in
den kring van haar huisgezin, haar vurig
ste wenschen werden vervuld. Van alle
kanten lachte het leven haar toe. Maar
daar kwamen andere dagen, dagen van el
lende, die haar beroofden van al wat ze
dierbaars en heerlijks bezat. Nu is ze arm,
na zit ze alleen; wat meer zegt: nu is ze
verlaten door velen, voor wie haar woning
zoo stil en vervelend is geworden.
Toch heeft de ellende haar ziel niet ver
bitterd. Bijna nooit spreekt ze over zich-
zelve. Als men over haar leed begint te
spreken, leidt ze terstond het gesprek in
een andere richting en vraagt ze naar de
omstandigheden van andereu. Die oogen ziju
dof geworden, dat voorhoofd is door diepe
rimpels doorploegd, die kleine hand is ver
magerd, maar nit die oogen en van dat
voorhoofd straalt zulk een reine goedhar
tigheid u tegen, in dien handdruk voelt
ge zulk een innige toegenegenheid, dat 't
zelfs deu ongel nkkigste weldadig aandoet.
Ik kan niet volkomen duidelijk onder woor
den brengen, wat er in mij omgaat, ea
waarom ik dat juist voel, ik weet ook niet
bepaald, welke de bron is, waaruit dat le
ven kracht put. Maar wat ik wèl goed weet
en voel, 't is, dat daar in dat oude, ver
vallen lichaam, tusschen die vier naakte mu
ren een macht troont, waarbij alles ver
bleekt en in het niet verdwijnt, wat men
in de wereld gewoon is, groot en sterk le
noemen.
Hier vertoont zich aan ons oog de moed
in nog edeler vorm dan zoo straks bij dien
stuurman, omdat die man lichamelijk zoo
veel sterker is dan die vrouw en lichame
lijk zoovel weerstandsvermogen bezit. Daar
is een zielskracht en dapperheid, die juist
te sterker uitblinkt, naarmate de stoffelijke
hulpmiddelen bezit- Laar is een zielskracht
en dapperheid, die juist te sterker uitblinkt
naarmate de stoffelijke hulpmiddelen te
meer ontbreken.
Intusschen: grooter of kleiner, onder
welke omstandigheden ook, een daad van
zedelijke kracht plaatst ons altijd tegenover
iets, waarmee niets anders kan vergeleken