Z® mie Honoraritun. HOOG NOODIG. r+ lag- Met een kloppend hart begaf ik mij raar 't bed van mijn makker. Ma- tbiWe stond achter mij, en scheen zeer ""■Toen ging *»j regelrecht op 't bed aan, TUrop lijk Tan Gérard lag> en toen, «oor de ziekenoppassers en de zieken, die nieuwsgierig en op eene wel wat iro- iscbe manier aanzagen, voor haar zuster, „jef blik vol verwijtingen op Kar gericht s voor haar, door een vreeselijken twijfel aangegrepen broeder, voor allen boog licb de trotscbe freule Mathilde 'd Ubzac oeder, aan 't doodsbed van den man, die b»ar zóózeer bemind had, en legde wee- oende een bouquet viooltjes op de plaats, f„r een trouw en liefhebbend hart voor h»ar geklopt had. Wij waren beiden jong en maakten vrij willig den veldtocht in 1830 mede, als ja ger* van van Dam. Wij waren trouwe vrieuden en stonden naast elkaar in het gelid. Mijn naam doet niets ter zake, hem zal jk Willem Muller noemen. Muller is een algemeene naam, zoodat geen sterveling rr achter zal kunnen komen, wien ik ach ter Willem Muller verschuil. In een der Belgische dorpen kwamen «jj in hetzeltde kwartier, weliswaar bij ar me menschec, maar omdat wij ver van buis waren, scheen ons zelfs de arme hui gelijkheid welke wij iD8 ons kwartier ronden, bekoorlijk toe. Onze kwartiergever] heette Pierre Ni- elot. Hij had eene vrouw en zes kinde ren. De oudste, een meisje vaa 17 jaar, heete Madeleine. Wat een bekoorlijk kind, dit jonge meisje met het lange, dikke, iwsrte haar, met haar gezichtje als melk eo bloed en de groote zwarte oogen, die geker ook wel vroolijk konden kijken, maar ons nu zoo diep treurig aanstaarden. Zij bad wel redenen om treurig te zijn. Toen rij den eersten dag van onze inkwartie- ling, de nauwe trap in haar huisje op- gingen, trad zij ons met alle teekeneu ?an angst en met gevouwen handen in den weg. Ik sprak haar in 't Pransch toe, «rit zij was geene Ylaamsche, en nam plant mijn soldatenmuts voor haar af. Hoe zag zij mij daarbij aan en hoe roe rend klonk het, „o, mon Dieu" uit haar ingstig hartje. Zij sprak niets, maar opende de kamerdeur voor ons, om er ons een blik in te doen slaan. Daar lag op een arme lijk, maar zindelijk bed een vrouw die de tering had en ons angstig aanstaarde. Daar stonden 5 kinderen van 4 tot 14 jaar aan het bed van de moeder en dton- gen zich tegeD haar aan uit vrees. Uit eerbied voor de zieke en hare zor- geD, zonden wij gaarne een ander kwartier hebben gevraagd, maar ons medelijden en de schoonheid van Madeleine hield ons terug. Eerlijk gezegd, vooral de laatste deed dit. En ook op dit oogenblik kwam de heer Pierre Niclot tehuis en noodigde ons met eene woordenrijke beleefdheid uit, om binnen te tredeB. Zijn tong was wel wat zwaar en de geur van de Halsche jenever spreidde hij out zich heen, maar hij meende het goed. Hij was Pransch man, hij had niets tegen de Hollanders; hij noemde de afscheiding »»n België en den oorlog, „uo malheur pour vous et pour nous. Wij bleven dus en kregen een kleiu ka mertje boven, waar wij ons met beholp '»n Madeleine en onder aanhoudend pra ten van père Niclot, zoo huiselijk inricht ten als mogelijk was. Een paar fragmenten tan matrassen waren onze bedden en bet loken en toebereiden van de levens middelen lieten wij aan Madeleine over. Daar de familie arm was, offerden wij uoveel als wij konden op, om de kinde- Rn met ons mede te laten eten. Madalei- M verzette zich er tegen, maar eigen hon den liefde voor hare broers en zusjes ble ien machtiger dan haar verzet. Eens bezocht op ons verzoek de regi- ®entadokter de arme zieke. De vrouw heeft •k tering, zeide hij ons bij het heengaan, ®aar als zij van daag of morgen sterft, <jjn is het niet de ziekte maar zwakte die a dood brengt. Zij moet veel honger ge leden hebben. Monsieur nam de nationalen ramp even op als zijn huiselijk ongeluk. Hij tod eene betrekking. Vroeger was hij dag- j00Der, nu lantaarnopsteker. Zijn inkomen 'erteerde hij aan jenever. In den tijd dat Jj bij hem ingekwartierd waren, bracht !1 geen centime thuis. Als Madeleine er niet geweest ware, dan *d het gezin letterlijk van honger moeten °®komen. Niet alleen dat zij het huishouden ^rgde, de kinderen zindelijk en ordelijk ld, de zieke verpleegde en voor ons de ^moeder speelde, maar in de uren van den j *aschte zij voor de Hollandsche sol en,uaaide voor hen en verdiende zoo enke- 1alvers. Wij beschouwden haar als een on ^^8® en weerden alle ruwheid van °0s i ,maraden Tan haar af. Zij vertelde 'ijk b 'eed vau haar rein en kinder gen en 0Ter bare groote zor- jje' de zorg voor hare zieke moeder, g5t llJ 100 zeer liefhad en die zooveel hon- ijer gebrek moest lijden omdat haar va- Zoo tn 8'ec^a aan zichzelven dacht. tüttiL,!°nwü, ,d.e zakeD> l0en °P zeieren •Mr. Madeleine's senore stem riep: »4j le^r bluller, uue ordonnance." Het bij er eilJk eeue ordonnance die Muller ritp ,.8eslrengen beer kwartiermeester 'WtJïng heen eu keerde na een J met ^bitterende oogen eu blijdschap stralend gelaat. In zijne hand hield hij een groeten brief: „Lees,' riep hij mij uit de verte toe: mijn eer ste honorarium.' Ik las: „Voor uwe artikelen, Veldpost- brieven van een vrijwilliger," die wij gaar ne in onze Coarant zullen epoemen, zen den wij n hierbij het honorarium «vijf en twintig gulden." „Verduiveld Willem," riep ik, »Dat is een buitenkansje. Ik weet, waar goede wijn te koop is, père Niclot heeft het mij gewezen, de wijn is wel wat duur, 3 fraocs de ilescb; maar hij is heerlijk en op de gebeurteuis moet gedronken worden.' irJa, ja» zeide hij verstrooid en pein zend, „maar ik denk er aan...." en zijn oog richtte zich naar de kamer waar de zieke Ik begieep hem. „Beste kerel, dat spreekt vanzelf en hem meetrekkende, zeide ik; «Wij zullen het nuttige aan het aangename paren.' 's Avonds had Muller van zijn vijf en twintig gulden geen cent meer over. Maar daarentegen stonden voor het bed van de zieke zes flesschen van den heerlijken wijn en boven het vuur hing de vleeshketel voor de kleine hongerige Niclols. Madelei ne schreide en lachte tegelijk en probeerde nu eens om de kleine Marguerite den nieu wen wollen onderrok ot den nog kleine ren Louis zijne nieuwe schoenen aan te trekken ot de nieuwe kleeren voor de an dere kleinen aan te passen. Dan wilde zij Monsieur Muller weder de hand kussen, wat deze evenwel niet toestond. Eindelijk kwam zelf père Niclot, die er tusschen in viel als een beer in een bijenkorf. In zijne dronkemans ontroering schudde hij heftig de hand van Muller en storterde „Merci Monsieur," en «bon gar?on." De zieke, hoe aandoenlijk was dit, dronk op de gezond heid van Monsieur en zuchtte daarbij, want zij dacht aan haar zoon die in het Belgi sche leger stond en misschien eenmaal als vijaud den goede monsieur Muller deu dood zou kunnen brengen. Hoe heerlijk sliep het in dien nacht in dat huis der armoede op ons armzalig le ger. Zelfs ik, die niets meer gedaan had, dan meedrinken eu zien gevoelde mij een veel beter mensch dan anders. Of de wijn daar van de oorzaak was of de vriendschap P Misschien beide wel. Dat was zijn eerste honorarium. De jongste misdadiger. Dat is zeker de knaap, die zich op dit oogenblik in het tuchthuis te Anamosa, in den staat Jowa, Amerika, bevindt ea tot levenslange gevangenisstraf is veroor deeld. Wesley Elkins, eon knaap van veer tien jaar, bevindt zich daar reeds drie jaar. Elf jaar oud schoot hij op een nacht zijn vader neer en sloeg me*, den kolf van het geweer zijne moeder dood. De moordenaar toen een zwakke jongen met een bijna meisjesachtig uiterlijk, toonde niet het minste berouw over de ontzettende daad. In het tuchthuis moet de knaap zoo scherp mogelijk werden bewaakt, opdat hij geene nieuwe moordeu begaatde gevan genen gaan voor hem uit den weg, waar zij maar kuunen. Men heeft moeite gedaan, den knaap eene goede opvoeding te geven en ook op zijn gemoed te werken. Hij leerde goed lezen, tekenen en schrijven, maar alle poginnen om hem zedelijk te verbe teren leden schipbreuk. Men wil de moord zucht bij den knaap aan erfelijkheid wij ten. In Clayton Counton waar de ouders woondeD, wordt verteld, dat korten tijd voor de geboorte van den knaap de moeder van plan is geweest, harer man te vermoorden en een halven nacht lang in een boschje, met een geweer in de arm, op hem heeft geloerd, ten einde hem dood te schieten. Met de kippen op stok, wil zeggen vroeg naar bed gaan. Ja, de kip pen zetten zich werkelijk vroeg ter ruste, maar houdt meu daarmee wel rekeuing bij het voederen der dieren Wie zijn kippen tegen en in den winter om 4 uur 's na middags voor 't laatst voert, handelt ver keerd eu werkt de productie van tieren tegen. Van vieren 's namiddags tot zeve nen 's morgeus geen eten, 't lijkt niets Wil men eieren hebben iu het hartje van den winter, als het vriest dat het kraakt, dan moet men ziju kippen 's avmds om een uur of tieu, elf nog eens flink voeren met krachtige spijzen en zoowat «lauw" drin ken geven. De diamanten-diefstal. De diamanten-handelaar, die het slacht offer werd van den brutalen roofaanval te Hattou-Garden te Londen, is de heer S. J. Speijer van Amsterdam (en niet Bpiers, zooals de Engelsche bladen schreven). Be halve de diamanten, waarvan hij de waar de op f86.000 schat, werden hem ook ziju beurs eu horloge met ketting ontsto len, en voor ongeveer t 40.000 aan tondsen. De politie heeft dadelijk maatregelen geno men om de verdere verhandeling dier fond sen onmogelijk te maken. De diamanten waren het persoonlijk eigendom van den heer Speijer, en het verlies is niet door verzekering gedekt. De dieven ziju nog niet opgespoord. Wat gebearde, vertelt de heer Speijer als volgt Toen ik met Morris het kantoor bin nenging, wetd de deur achter mij gesloten en gegrendeld. Drie gemaskerde mannen sproDgen ach ter een scherm te voorschijneen uunner drukte mij een zwart voorwerp met iets bedwelmend* op den mond. Ik worsieldt wanhopig om los te komen, maar de kracht scheen mij te ontzinken; uitgeput en be wusteloos viel ik op den grond. Ik hood het er voor, dat uien mij met chlorolorin heeft bedwelmd, want toen ik bjjkwam, had ik het gevoel van doodelijke zwakte, dat men na de toediening van chloroform onder vindt. Ik moet eenigen tijd bewusteloos zijn geweest, en met groote moeite raakte ik eindelijk weer op de been. Toen ik weer overeiod kon staau, sloeg ik de ruiten van de glazen deur in en riep uit alle macht om hulp. Aan het glas heb ik mijn hand opengehaald. Het is mij bijna onmogelijk, een nauwkeurige beschrijving te geven van de drie mannen die mij aanvielen, alles ging zoo verbazend snel in zijn werk. Ik weet echter zeker, dat twee hunner klein «aren en de derde tamelijk groot.' Het voorval werd aan den naastbijzijn- den politiepost gemeld en vandaar naar Seotland-Yard, het hoofdbareau, getelefo neerd. Een inspectenr met een aantal detec tives was spoedig ter plaatseandere de tectives werden naar verschillende punten gezonden om te trachten de roovera le vin den. Binnen een uur werd van Scotland- Yard uit een beschrijving van de vier boe ven naar alle politieposten in de hoofdstad gezonden, spoedig gevolgd door een derge lijke voor de provincie, mei speciale in structies voor de autoriteiten in de zeeha vens, terwijl op de sneltreinen naar het vas teland een scherp toezicht werd gehouden. Hoe de Yankees aan de nieuwtjes komen wordt medegedeeld in een bij de Loudenscha firma Cassel versche nen boekje, geschreven door een Ameri- kaansche letterkundige, mejuffrouw Banks. Onder deu naam van „uew journalism' hebben de Amerikanen een vroeger nog niet in practijk gebracht middel gevonden om inédits in hun bladen te krijgen. Me juffrouw Banks is een van die correspon denten geweest. Zij is eerst kamenier geweest om het salonleveu te bespiedeD, voor zoo ver een dienstbare dit kan. Daarna heeft zij de rol gespeeld van een tufthunter, d.i. eeD erfdochter die iemand zoekt, die zijn «blazoen wil vergulden,' later van bloe menverkoopster eu ten slotte van straat- veegster. Haar ervaringen zijn dus velerlei. Zij deelt in een hoofdstuk, getiteld de almach tige dollar", dingen mede die, een zonder ling licht werpen op de zoogenaamde «ont- toegankelijkheid" van de hooge Engelsche kringen. Zij plaatse in een Loudensch blad een advertentie van den volgenden in houd «Een jonge AmerikaaDsche dame, in het b zit van een groot vermogen, wenscht met een chaperon iu kenuis te komen uit den hoogsten stand, die haar in de beste kringen kan introduceeren, enz. Motto Erfdochter. Iu twee dagen ontving mejuffrouw Banks 87 antwoorden met aanbiedingen uit de fatsoenlijkste kringen. Zelfs bood men der Amerikaansche aan, haar tegen een flinke som de receptie der koningen te doen bij wonen en vroegen edellieden zelfs schrifte- telijk om haar hand. In het Ebld geeft M. K. een grappig schetsje over deu diereuschilder Te Gempt. Daar lezen wij o. a. het vol gende Te Gempt's heele huishouding hij sliep boven zijn werkplaats was er daarboven niet op ingericht om nu be paald de bewondering vau Hollandsche huismoeders op te wekken. Een kaars op een flesch is nu eenmaal geen blaker Zelfs zijn tiju linnen liet nog wel eens te wenschen. Dat trof zelfs een eerzaam her bergierster in de omstreken van Middelburg, waar Te. Gemp eens eenige weken ziju in trek nam. Echt moederlijk had het mensch ziju koffer dan ook maar ondersteboven ge haald en gezorgd, dat hij altijd netjes voor den dag kwam. Door zooveel beminnelijke vrouwenzorg getroffen, zei hij bij gelegen heid: „hoor eens moeder en vader, jullie behandelt me hier als kind in huiszeg mij nou ereis openhartig, waarmee ik jul lie wederkeerig van dienst kan zijn. Heb je geen ditje of datje noodig, ik ga vanmiddag naar Middelburg, dan breng ik dat netjes voor je mee" Man en vrouw keken elkaar veelbete kenend aan. Eindelijk kwam het hooge woord er uit„Nou, mijnheer, nou ja er toch van spreekt, om je de waarheid te zeggen, hadden we je al ereis lang wil len vragen of je geen mooi uithangbord voor ons zou willea opkladderen. Zoo wat van een koe of een eend, er komen hier nog al jagers en jij teekent toch altijd beesten uit.' Daaraan had Te Gempt, in zijne op welling van erkentelijkheid, niet gedacht. Hij mompelde eenige onverstaanbare woor den, waaruit zijne gastheer en gastvrouw, tegen zijne bedoeling in, opmaakten, dat hij het wel doen zou maar de zaak werd op de lauge baan geschoven. De goede menschen behandelden hem echter zoo hartelijk en hij begon zich door allerlei kleinigheden, die hij anders ontbeerde, onwillekeurig zoo behagelijk te gevoelen, dat toen het uithangbord weer eens met bescheiden aandrang ter sprake werd gebracht, hij beloofde eersteen schets te zul len maken. Als die dan beviel, hadden moeder en vader het maar voor 't zeggen, en zou hij 't netjes schilderen. Inderdaad kwam de hontskoolschets spoedig gereed. Zij gaf een hond en een aap te aanschouwen met het volgend on derschrift hier hij baas Kool in den F looien den Aap Tapt men joodgeus en paap. Toen. de brave zielen er kennis van na men, mompelden zij op hunne beart eeni ge onverstaanbare woordenmaar op 't uitgansbord werd niet verder aangedron gen. Dat was hnn al te kas Op andere wijze heelt Te Gempt echter alles dnbbel goed gemaakt. De waarde van geld kende hij trouwens niethij was een zwak man met een hart van goud. Een pleizierige plant. In het Koorden van Afrika is eene plant ontdekt, die eene groote eigenaardigheid bezit. Als het zaad van de plant fijn ge stampt wordt eu men ruikt eraan, dan voelt men zich erg vroolijk en gaat dan sen, lachen en jubelen, alsof men bet groot ste pleizier heett. Gedurende een nar wor den llerzotste dingen uit gehaald. Daar na komt de reactie en valt men in skap. Bij het ontwaken zijn alle herinneringen aan de gedane dwaasheden verdwenen. Een deerniswaardige vrouw Marie des Sonnays, in een mode magazijn op diefstal betrapt, is Donderdag te Parijs tot een maand gevangenisstraf veroordeeld. De ongelukkige is millionaire geweest en weduwe van een hoogst ach tenswaardig edelman. Twintig jaar na den dood van deze was zij met een burggraaf hertrouwd, die alles doorbracht en wegens oplichter ij tot 13 maanden gevangenisstraf werd veroordeeld. Zijzeive kreeg als mede plichtige vier maanden. Na afloop daarvan ontslagen, stoDd zij broodeloos op straat en vond voor een loon van 3 fres. daags werk bij een voormalig naaister van haar. Vervolgens deed zich voor haar de gele genheid op om een betrekking te krijgen als gouvernantezij verstaat, behalve Fransch, Engelsch, Dnitsch en Neder- landsch. Maar zij had geen toonbare klee ding en kon, toevallig in bovenbedoeld magazijn geraakt, in de verleiding geraakt, de verzoeking niet weerstaan om zich die te verschaffen. Probaat. Naar aanlei- ding van het spreekwoord, dat gedane za ken geen keer nemen, geeft zekere wijze den raad „Het eenige middel om wat voorbij is te voorkomeD, is, er een stokje voor te steken eer het gebeurt.' Dr. Vignerat vanGenève geneest teringlijders door onderhuidsche inspuiting met het serum van den ezel. 25 zieken, die door de doctoren geheel wa ren opgeven, herstelden volkomen. Er zal nu 1 Nov. te Genève een inrichting wor den geopend, om teringlijders naar de me- thode-Viguerat te behandelen. Een philan- troop gaf daarvoor het noodige geld. Een vreeselijke dood. Uit Nieuw Zuid Wales wordt het vol gende bericht. In een afgelegen streek bij Casino was een landbouwer bezig een boom te vellen, en dreef wiggen in den boom, om dien te splijten. Terwijl hij daarmede bezig was, sprong een wig uit den boom en sloot de spleet zich opeens, terwijl de hand van den larmer erin geklemd zat. Acht dagen lang vermiste men den man, en toen men hem vond, was hij reeds dood. Men kon aan de sporen zien welke pogingen hij in het werk gesteld had, zich te bevrijden. Zijn nood en dood moeten ontzettend geweest zijn. Millionnairs. De markies Aguado liet bij zijn dood een vermogen van zes en dertig milioen francs na toen Rothschild dit hoorde, riep hij uitDie arme markiesIk dacht, dat hij zich in gunstiger financieels omstandigheden be vond Korten tijd daarna had er in Patijs, bij gelegenheid van de stichting eener groote onderneming, een samenkomst van bankiers-kapitalisten plaats. Een ban kier uit een der provinciesteden viel gedu rig eiken spreker in de rede. Toen men hem verzocht, stil te zijn, antwoorde hij fier: «Ik zal toch wel een woordje mo gen meespreken ik teeken voor een millioen." „Mijnheerriep Rotschild eindelijk nit, «houd nu toch asjeblieft je mond over dat armzalig millioentje 1' Voor ieder levend wezen is de groot ste zaak, waar 't op aankomtt e leven. Maar voor den mensch is dat toch niet hal hoogste, zijn éóa en alles. Om een mensch te zijn, is 't niet voldoende geboren te wezen. Voor den mensch ",is de geboorte niets anders dan het begin van een lan ge en moeielijke ontwikkeling. En die ontwikkeling haDgt ten deele van hem zeiven af, van het doel, dat hij zich voor stelt, van de pogingen, die hij in het werk stelt om dat doel te bereiken. Zoo komt er bij gevolg vour ieder mensch een oogenblik, waarop hij zich zeiven moet af vragen «Waarop moet ik mij toeleggen en hoe moet ik het leven besteden, dat ik ontvaogen heb Als hij dat niet doet, loopt hij gevaar zijn ziel te verliezen en zijn leven te verkwisten. We moeten een voldoend antwoord weten te geven op de viaag „Waarbij heeft een mensch het meest belang Wat moet hij het alleieerst bezitten, om goed te leven f" En dan zou ik geen oogenblik aarzelen te antwoorden „Waarbij een mensch het meest belang heeft en wat een mensch allereerst noo dig heeft om goed te leven, dat is: wilskracht, volharding, ka rakter, zedelijke grootheid. Al heeft men ook aan niets gebrek, al kan men zich baden in weelde en over vloed, zonder wilskracht blijft alle ken nis ijdel en het schoonste denkbeeld, een zaadkorrel die geen vracht brengt. Al heeft men ook een geweten en al weet men ook een fijn onderscheid te ma ken tusscben goed en kwaad, zonder wilskracht laten we de wereld over aan de boozen, de macht iu handen der onge rechtigheid, en dat geweten dient tot niets anders dan om ons te doen zuchten en kla gen over de ellenden, die we niet kunnen aan v illen en uitroeien. DaarentegenWees arm, ontbeer allo vreugd, wees een stiefkind van de natuur en de fortuin, 't zij zoomaar met wils kracht begaafd, zult ge al dat kwaad om zetten in iets goeds, die vijanden in me destrijders. Al was het onderwijs, dat ge genoot, ook vrij gebrekkig, als ge maar wilskracht bezit, zult ge ook van dat gebrekkig on derwijs partij weten te trekken. Dank zij enkele waarheden, met trouw aangehangen en met macht in beoefening gebracht, zult ge wel uw slag slaan en uw weg vinden, evenals die Macedonische phalanx 't deed, klein in getal en schijnbaar weinig beteekenend, maar die toch dat ontzaglijk groote, schitterende, bloohartige leger der Perzen versloeg. 't Is mogelijk, dat 't u faalt aan het vermogen om al de fijne schakeeringen van goed en kwaad te onderkennen en anderen er op te wijzen, maar als ge maar met beslistheid de allereerste en eenvoudigste begiuselen van eerlijkheid en zedelijkheid hebt omhelsd, als ge maar hebt een levend geweten en wilskracht, in óéu woord, de ontembre begeerte en gloeienden geest drift van hen, die willen, dat het kwaad ver- dwijne en al wat goed is,aeersche dan zult ge worden een bolwerk voor de rechtvaardig heid en een vermeiende stormram tegen de wallen der zonde. Een alles in zich concsn- treerende en geduchte macht zult ge wor den, die heenvliegt naar haar doel als de kanonkogel, die zich ook niet bekommert in zijn vaart om wat rechts of links ligt op zijn weg. W at kan er al niet tot stand worden ge bracht, als zielskracht, volharding, karak ter, zedelijke grootheid gepaard gaan met verstand en kennis Want zonder die eerste deugden beteekenen goedhartigheid, liefde, al wat aantrekkelijk en bewonde renswaardig is, toch eigenlijk bitter weinig! 't M ordt alles voos, slap, flauw, laf, zoet sappig, zonder pit en kern. Stoffelijke kracht is niet te verachten, maar nooit is ze op den duur bestand tegen zedelijke kracht. Waar de laatste begint, houdt de eerste op. Daar is maar ééne enkele onneembare sterkte, en dat is een dapper gemoed. Nooit zal men hoog genoeg de waarde en de heerlijkheid kun nen bezingen, die zich openbaart in een enkele daad van waarachtelijke innerlijke vrijheid. Wie mensch is, voelt een huive ring door de ziel gaan, als hij er mee in aanraking komt, want hij voelt, dat hij in aanraking komt met de wereld, die onzicht baar is, maar toch werkelijk, eeuwig blijvend. Een stikdonkere nacht ligt verspreid over den oceaan. Geen sier is te ontdek ken, het kompas is geheel en al van streek. De starm loeit, hemelhoog stuiven de gol- op. 't Is een vreeselijke chaos, een mon sterachtige worsteling der elementen tegen elkander in. Zoo nu en dau schiet de bliksem door de dicht opeengepakte wol ken en verlichten voor een ondeelbaar oogenblik dat woest majestueuse tooneel. Wat kau een mensch zich grootscher den ken Wat grootscher? Laat men 't u zeggen! In dien stikdonkeren Dacht, soms zwe vend als tusschen hemel en aarde, staat daar op een schip een onverschrokken stuurman, met vaste hand het roer om klemmend. Die man is grootscher dan die oceaan eu die storm. Da&r zie ik een arme, oude, zwakke vrouw. In weelde vlood haar jeugd voor bij, aan eerbetoon outbrak 't haar nooit. Ieder zoeht haar op, haast door ieder werd zij verwend, gelukkig voelde ze zich in den kring van haar huisgezin, haar vurig ste wenschen werden vervuld. Van alle kanten lachte het leven haar toe. Maar daar kwamen andere dagen, dagen van el lende, die haar beroofden van al wat ze dierbaars en heerlijks bezat. Nu is ze arm, na zit ze alleen; wat meer zegt: nu is ze verlaten door velen, voor wie haar woning zoo stil en vervelend is geworden. Toch heeft de ellende haar ziel niet ver bitterd. Bijna nooit spreekt ze over zich- zelve. Als men over haar leed begint te spreken, leidt ze terstond het gesprek in een andere richting en vraagt ze naar de omstandigheden van andereu. Die oogen ziju dof geworden, dat voorhoofd is door diepe rimpels doorploegd, die kleine hand is ver magerd, maar nit die oogen en van dat voorhoofd straalt zulk een reine goedhar tigheid u tegen, in dien handdruk voelt ge zulk een innige toegenegenheid, dat 't zelfs deu ongel nkkigste weldadig aandoet. Ik kan niet volkomen duidelijk onder woor den brengen, wat er in mij omgaat, ea waarom ik dat juist voel, ik weet ook niet bepaald, welke de bron is, waaruit dat le ven kracht put. Maar wat ik wèl goed weet en voel, 't is, dat daar in dat oude, ver vallen lichaam, tusschen die vier naakte mu ren een macht troont, waarbij alles ver bleekt en in het niet verdwijnt, wat men in de wereld gewoon is, groot en sterk le noemen. Hier vertoont zich aan ons oog de moed in nog edeler vorm dan zoo straks bij dien stuurman, omdat die man lichamelijk zoo veel sterker is dan die vrouw en lichame lijk zoovel weerstandsvermogen bezit. Daar is een zielskracht en dapperheid, die juist te sterker uitblinkt, naarmate de stoffelijke hulpmiddelen bezit- Laar is een zielskracht en dapperheid, die juist te sterker uitblinkt naarmate de stoffelijke hulpmiddelen te meer ontbreken. Intusschen: grooter of kleiner, onder welke omstandigheden ook, een daad van zedelijke kracht plaatst ons altijd tegenover iets, waarmee niets anders kan vergeleken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 9