LOTING Eitiicktm Donderdag 11 Octoloer 1894. 38ste Jaargang ÜTo. 2879. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel, bevattende het Raadsverslag der ge meente Wieringerwaard. Ge meenteSc hagen. Bekendmakingen. Tweede Kennisgeving. Nationale Militie. Binnenlandsch Nieuws. Uit en voor do Pers. Alium Hienis-, COURANT. Aimtwtit- k Laitltwlliil. en Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever J WINKEL Bureau: SIHACKX. Laan, O 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5et. Groote ietters worden naar plaatsruimte berekend. POLITIE?" Ter Secretarie dezer gemeente zijn in lichtingen te bekomen, omtrent een ge- ronden linot sujet. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente SC HAGEN, brengen ter vol doening aan het tweede gedeelte van Art. 28 der Wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), voor de tweede maal ter kennisse van de belanghebbenden, dat de loting van de in 1894 voor de Nationale Militie inge schrevenen, oveieenkomstig de ontvangene aanschrijving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris dezer Provincie, dato 5 September 1894 No. 8/2096 M. S. zal plaats hebben op den 17en October a. 8., des voormiddags ten 91js ure, ten Raad- huize dezer gemeente, en worden zij, wel ke daaraan moeten deelnemen gelast, om op den bepaalden tjjd aldaar, tot dat ein, de aanwezig te zijn, of, bij verbindeiing zich aldaar door hnn vader, moeder of voogd te doen vertegenwoordigen, Alsmede dat, overeenkomstig Ait. 34 van gemelde Wet, dadelijk na de trek king van het Nummer, de redeuen van vrijstelling, welke de Ingeschrevene mocht hebben, moeten worden, opgegeven. Indien hij vermeent vrijstelling te kunnen arlangen wegens BROEDER- DIENST of op grond van te zijn EENI- GE WETTIGE ZOON, zal hij op Vrijdag den 19en October des voormiddags ten 10 ure, in het Ge meentehuis moeten verschijnen, verge zeld van twee bij den Burgemeester bekende en ter goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die de vereischte getuigenis kunnen af leggen en het aldaar op te maken getuigschrift onderteekenen. Wanneer hij aanspraak maakt op vrijstelling wegens BROEDERDIENST, zal hij mede voorzien moeten zijn van zijne geboorte-acte en van de geboorte-acten van al zijne nog in leven zijnde broe ders, alsmede van de zakboekjes of paspoorten van gediend hebbende broeders. Bij overlegging van laatstgenoemde stuk ken zullen door den Burgemeester bij den Kommandant van het korps, waarbij zijn broeders dienen oi gediend hebben, wor den aangevraagd de bewijzen van wer- kelijken dienst of een uittreksel uit het Stamboek. Schagen, den 5 October 1894, S. BERMAN. de Secretaris, DENIJS. ANNA PAULOWNA. 9 0ct 1894. Naar wij vernemen, bestaat de voordracht voor de betrekking van Secretaris van den polder alhier, uit de H.H.: J. K. Kaan J. Jeües en Nik. Kaan, allen alhier. Door het Provinciaal be- stuur van NOORD—HOLLAND is aanbe steed lo Het vernieuwen van het retn- miugswerk vau de draaibrug in den Rijks weg over het Noordzeekauaal te Velzen, behoorende tot de werken van het Noord zeekauaal. (Raming f 13,120.) Miuste in schrijver G. D. ven Doorn te Amsterdam voor f 10.446. 2o Het verrichten van bag- gerwerk tot verbetering van het vaarwa ter bij de naven van Wrieringen, behooren de tot de havenwerken in Noord-Holland. FEUILLETON. (Raming f 0,48 per M1.) Minste inschrij ver C. Kroon te Wienngen voor fO,97 per M. 3. S. T. L a n d. t Uit DEN HAAG wordt het over lijden gemeld van den heer S. T.Land,sedert Mei 1888 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor het district Hel der. De heer Land ontving een hoogst weten schappelijke opleidirg, die, gepaard gaande aan zijn scherpzinnigen geest, hem in staat stelde over verschillende zaken, welke on ze marine betreffen, een helder licht te doen schijnen. Eenige geschriften versche nen van zijne hand en verschillende voor drachten werden door hem gehoudeD, waar uit zijn degelijke keunis van onze marine- belangen sprak. Onder zijne vakgenooten was hij zeer gezien en daarom heerschte er in marine kringen groote verontwaardiging, toen de heer Land, die tijdens het bewind van mi nister Dyserinck den rang van luitenant ter zee le kl. bekleedde, niet werd be vorderd tot kapt-luitenant ter zee. Men zal zich nog herinneren, dat daarover ook in de Tweede Kamer harde woorden vielen. Veel instemming vond dan ook het besluit van den opvolgenden minister, den heer Jansen, waarbij de heer 4Land tot kapitein luitenant ter zee werd benoemd. Het ridderkruis der Militaire Willems orde dekte de borst van den overlede ne. Roman van August NiemanD. 34. De commissaris van poliiie sprong een schrede achteruit. Trots zijn staleu zenuwen was hij du toch deerlijk ontsteld. Dat bad hij niet verwacht. Hij had wel gemerkt.dat er een comedie werd gespeeld, maar in de meening dat werkelijk Oeertruida de schul dige was, daar bij haar geheim huwelijk in Engeland ontdekt had, dacht bi) niet anders of Oeertruida stond daar achter het scherm en Felicitaa verried terwille van de erfenis hare nicht. De commissaris had nu eenmaal geen goede meening van de menscbheid in 't algemeen, Felicitas ontstelde zoo, dat zij trilde vac t hoofd tot de voeten. -Ellendeling!* riep zij. Wegelin wendde haar zijn verwrongen gelaat toe en in zijne oogen lichtte het fanatisme. «Ja, ik heb het gedaan!* riep bij. „Zij 13 gered. Zoo heb ik toch bereikt, wat ik gowild heb. Zij is rijk, ik heb haar erfenis geredl O, ik verlang niets van baar," ë'og hij voort, terwijl hij Felicitas bij haar kleed greep. „Zeg haar dat! Ik ben te slecht Jtoor hare liefde. Maar sterven kan ik voor basr, en zij zal mijn aandenken zegenen.* Hij lag nog geknield, en Felicitas zag naar 3Sn gebaren en hoorde zijne woorden met ofochaw en diep medelijden en toch ook met «wondering, toen er plotseling een nieuwe 'orscbijning optrad. De deur der slaapka- tter van de beide jODge damos stond wijd open, en beschenen door het fantastische cht *an het vuur naderde Oeertruida lang- **•01 en statig, gelijk men aan geestver- ijningen toeschrijft. Hare oogen schenen onnatuurlijk groot' en haar gelaat was als ®*nnier. De commissaris week bij hare ver- ijning tot aan de deur terug en hij scheen te enken, dat die bloeiende gestalie van vroe- ffenin een standbeeld veranderd was. "egeün keerde zich van Felicitas af en aarde Geertruida in extase aan. Hij scheen rgeten te hebben, dat hij zich aan den het If' °'er6e,e*eïd had; htj zag niets dan door hem aangebeden wez-n. Hij bleef 8® nield voor haar liggen en hiel als tot hemeUch wezen zijne handen tot haar ^oortruiua echter scheen, zocals Felicitas gesnie een h( op. Gee tot haar schrik bemerkte, in de slaapkamer gehoord te hebben, wat hier gebeurd was, want zij zag den boekhouder met verachte lijke blikken aan. Toen de man voor haar wederom oen smeekende beweging maakte, wees zij hem met afschuw af en zeide met toonlooze stem„ik vermoedde het.* „Dan weet gij ook, boe ik u aanbid 1* riep hij uit. „Ontzettend mesch," antwoordde zij, „hoe bebt gij dat kunnen deen Gij hebt ook mij gedood. Wat dacht gij wel van mi)? welken grond heb ik u gegeven, dat gij hebt kunnen geluoven, dat mij zulk een daad welgevallig zou zijn?* „O,* zeide hij, „ik ben toch verloren en reeds zoo goed als dood. Zoo wil ik van mijne laatste oogenblikken genieten en u zeggen welk een hemelsch wezen gij zijt. U gelukkig te zien, was mijn eenig verlan gen. Ik eischte niets van u: alleen wilde ik u rijk en gelukkig maken. Wat ik voor u gedaan heb, heeft geen mensch gedaan. Geen kan en zal u ooit. zoo liefhebben als ik Nu ben ik verloren, maar ik sterf met het be wustzijn u gered te hebben en om niets niet een moordenaar geworden te zijn. En wan neer ik er niet meer ben, zult gij toch met dankbaarheid aan den armen Wegelin den ken en hem een traan wijden en zeggen; zoo heelt iemand mij nooit liefgehad.* „Gij zijt waanzinnig," zeide Gertruida, „gij zijt mijn ergsten vpand. Ik heb u er niet toe aangezet, eu gij wist, dat mi)n hart mij niet meer toebehoorde. Ik haat u, want gij hebt mijn geluk verwoest. Gij hebt den man van mij weggerukt, dien ik liefheb; ik weet, dat ik hem nooit zal wederzien cn dat zal mijn dood zijn. O, mijn bart beeft het mij gezegd, dat gij de moordenaar moest zijn, en dat heeft mij ziek en wanhopend gemaakt voort, ik haat je Toen de geknielde man dit boorde stood hij langzaam op en zag om zich heen. De commissaris dacht, dat bij zich op Geertrui- da wilde storten en tied raar voren, om hem op bet rechte oogenbhk met zij sterke voist aan te vatten. Maar Wegelin deed mets ven dit alles, zijn gelaat nam alleen een kDm« uitdruk king aan, en een glimlachje speelde hem om dc lippen. Slechts zijce oogen behielden den bovennatuur lijken glans. Hg tastte m zijn zak cn had eensklaps iets aan den mond gebracht, wat bij uitdror k. De ccn.mü»sr.s sprong te. maar her was reecs geschud; een lescbjo viel kletterend op den giocd- „Vergittl" riep Ftlicius Wegelin zakte in elkander, met de han den tegen Let hart gedrukt. Loijaa' kameraad en trouw lid van de liberale partij zal het verlies van den heer Land in de kringen zijner wapenbroeders en politieke geestverwanten ongetwijfeld diep worden betreurd. Ook bij zijne vrienden, en door zijn goed hart en aangenamen omgang telde hij er velen, zal zijn nagedachtenis in eervolle herinnering blijven. Maandag 1.1. geraakte het zoontje van A. G te LUTJE WINKEL, vau een wagen springende, er onder. Het eene wiel ging over zijn hootd en het andere over zijn buik. De jongen kon, hoewel de wond aan zijn hoofd hevig bloedde, loopend thuis komen, waar spoe dig Dr. Melchior van Winkel, die in aller „Cyankalil" riep de commissaris. Daar klonk een kreet, en Felicitas snelde op bare nicht roe, die nederzonk als was zij eveneons door hetzelfde vocht vergeven. Geertruida lag in bed, een wassenbeeld gelijk, en Felicitas zrg met deernis op het anders zoo schoone meisje. Een zacht bellen werd geboord, en Geer- trnida zeide „dat is de dokter.* Zij toonde in de laatste dagen een scherp waarnemingsvermogen te hebben, alsof het geestelijke zicb sterk bij haar ontwikkelde, en alsot haar ziel zich reeds van hot lijden de licbaam had losgerukt, en reeds zich verheugde over de toekomst en de geheele be vrijding van al het leed. Felicitas stond op en vond Dr. Fisscber reeds in de ,vcorkamer. „Hoe gaat het heden?* vroeg hij, terwijl bij zijn mantel aflegde. „Hetzelfde als gisteren. Sedert drie dagen na bet voorval, dat ik u verteld heb, is zij zonder slaap en zonder voedsel en hebeel stil, trots die vreeselijke opwinding, die haar nn nog inwendig verteert." „Dat is geen wonder,* zeide de arts. „Zjj zal sterven,* zeide Felicitas. Dr, Fisscher antwoordde niets. „Die verschrikkelijke kalmte,* ging Feli citas voort. „Zij heeft geen weerstandsver mogen. Zij is gelyk een ademend lijk.* De arts knikte langzaam met het hoofd. „Een merkwaardig geval* zeide bij. „Merk waardig in den boogsten graad." „O, mijn God dokter, het mag nog zoo merkwaardig zijn, nog zoo wetenschappelijk interessant, maar kont gij er niets tegen doen?* „Lieve juffrouw, gij dwaalt, wanneer gij gelooft dat ik alleen nit een wetenschappe lijk, niet nit een menschelijk oogpont belang in baar stel. Maar ik wil en ik moet open met u spreken. Wij moeten ons op het ergste voorbereiden. Onze patiënt is op 't punt aangeland, waar de levenskracht weigert. In elk geval dat ik gebad heb, was er nog iets aan de gezondheid te verbeteren, of kwalen eenigszins te herstellen. „Maar hier schijnen alle vezelen den kamp opgegeven te bebbeu. Wil de natuur hier zelt niet meer helpen, dan staat mijn kunde machteloos, ik kan de natuur slechts helpen en steunen, maar haar niet dwingen.* Felicitas ging rr.et hem naar do slaapkamer. „Nu, lieve jeffrouw, hoe gaat het heden?" vroeg Dr. Fisscher op frisschen, vroolijken toon. Geertruida zag hem met hare groote tlao- 1 we oogen aan. ijl door den heer K. Knecht gehaald was, zijn hulp kwam verleenen. Gelukkig was de wagen leeg en gleed het wiel van het hoofd af, anders zouden de gevolgen allertreurigst geweest zijn. Er bestaat thans alle hoop, dat de jongen her stellen zal. Dat het eene les zij voor an dere kinderen om met het mederijden, dat zoo dikwijls geschiedt, voorzichtiger te zijn, Men meldtons uit DIRKS" HORN: Toen gistermiddag de werkman P. G. in de Sch igerwaard met de driewielda kar «n paard naar bet land ging, sloeg het paard, op den weg zijnde, onmiddellijk op hol; de werkman viel van de kar, werd een eind langs de harde grint mêegesleurd en kreeg het wiel van die zware kar over zijn hoofd. Hevig bloedende rees hij over eind en waggelde achter paard en kar aan dat een stuk verder in de sloot was ge raakt; met al zijn pijn slaagde hij er in, om paard en kar, weer op het droge te krijgen, en het naar het land te brengen. Provincale belastingen. Aan dc Tweede Kamer zijn elf wetsont werpen aangeboden ter bekrachtiging van provinciale belastingen in de verschillende provinciën. Voor Noordholland wordt het aantal op centen op de grondbelasting voor de onge bouwde eigendommen met één verhoogd, in verband met de raming van renten wegens geldleeningen en van de kosten voor de uitvoering van het provinciaal reglement op de wegen. Een welkome opweliliingh Dezer dagen werd door den heer Mr. M. W. F. TREUB, in een paar artike len in De Amsterdammer aangedrongen op de vorming eener nieuwe partij van geavanceerd-liberalen en radicalen. De Nederlander, het orgaan der h.h. KerdijkBorgesiusenz. hooiden der vooruitstrevende tractie in de Liberale Partij antwoordt op die uitnoodiging van Mr. Ireub, het volgende Verleden Woensdag heeft in De Am sterdammer thans staande onder een an dere hoofdredactie, mr. Treub over de verhouding tusschen degenen, die hij radicalen noemt, een beschou wing geleverd, waarvan wij in hoofd zaak met instemming hebben keunis ge nomen. Die instemming geldt niet zijn voor stelling, als zou het volharden van de democratische elementen in degelederen der toenmalige liberale partij, ten tijde van „den uittocht der radicalen", toe te schrijven zijn geweest aan hun „opti mistisch geloof, dat het blijven in een zelfde partij met conservatief-gezinden voldoende zou zijn om deze hun conser vatieve gezindheid te doen afleggen en tot hervormers te maken*. Ons komt het voor, dat dit minder juist is. Wat destijds onzes inziens de houding der geavanceerd-liberalen heeft beheerscht, was weleer hun overtuiging, dat, in het belang van hun richting en van liet land voor de de scheiding, die in de toekomst lag, behoorden te worden afgewacht de feiten, welke vanzelf daartoe leiden zouden. Doch zoomin daarover willen wij nu twisten als over de vraag, „welke van beide groepen (radicalen of geavanceerd- liberalen) met het oog op den onklaren toestand, die bestond vóórdat de kies recht-kwestie zuivering had gebracht, het bij het rechte eind had." Want vol komen zijn wij het met mr. Treur eens dat „het weinig nut zou hebben, zich daarin nog te verdiepen". En liever dan dit te doen, willen wij tot de onze ma ken zijn waarschuwing„mocht ook nu weder bij de partij-formatie, die blijk baar aanstaande is, het verleden van meer invloed zijn dan de toekomst, dan zou men den hoofden der beide groepen met het volste recht mogen verwijten, dat zij niets hadden geleerd." De waarheid is, dat „de scheiding tusschen hervormingsgezinden en con servatieven onder de liberalen gekomen is en door den drang der omstandighe- „Ilet gaat naar het eind, dokter,* zeide zij, „en ik verheug mij er over, eindelijk in te slapen. Ik heb in zoo lang niet gesla pen." „Rn, na," antwoordde hij, „altijd het hoofd omhoog gebonden. Slaap zal wel komen. Wanneer dit laatste middel niet helpt, schrij ven wij een nienw voor." Geertrnida zuchtte. „Och nog iets," zeide zij, „slechts iets wenschte ik." „Wat dan, lieve juffrouw?1 „Ik wilde mij nog eenmaal ergens in ver beugen, eer ik sterl.* „Van welken aard? Hebt gij een bepaal den wensch?" „Nog iets goeds wilde ik zien!1 zeide zij op verlangenden toon, „alles is zoo koud en vreemd om mij heen. Mijn hart verlangt naar iets goeds, iets edels* De arts zeide niets, en Felicitss boog het hoofd. Toen de dokter zich verwyderde, ging Felicitas met hem tot aan de deur Tan den corridor;zij sprak over den hopeloozen toe stand. Felicitas opende zeil de htisdiur, en verzocht dr. Fisscher weder spcedig terug te komen. Maar op het oogenblik dat de arts naar bniten trad, ontmoette bij een heer van hoo- ge gestalte, die zich juist gereed maakte te bellen. Ook Felicitas zag den heer en zij ontstelde hevig: zij herkende in hem den Vicaris van Farnbourough. „Dokter, blyf nog even," zeide zij tot den arts en verzocht daarop den vicaris bin nen te treden. Zij begreep dadelijk, waar om de engelschman kwam, en zij raadde het goed; want hij zeide, nadat hij Felitas de hand gedrukt had, op treurigen toon, dat hij deze reis gemaakt bad om met Geertruida te spreken. „Mijne nicht is zeer ziek," antwoordde Felicitas, „en Dr. Fisscher zal er over moe ten beslissen, of nw bezoek geoorloofd is." „Het hangt er geheel van af, welk ka rakter bet bezoek dragen zal,* zeide de arts. „In 't algemeen kan ik slechts zeggen, dat elke bgzondere gebeurtenis de zieke slechts verergeren zal.* Op bet gelaat van den vicaris stond die pe verslagenheid te lezen. Hij vond eerst geen woorden, geen kracht om te spreken. „Zoo, is zjj erg ziek?* vroeg hij. Felicitas had ondertusschen nagedacht. „Dokter," zeide zij „ik geloof, dat bet be- j zoek van den vicaris geen verkeerden invloed op myne nicht zal hebben. Wij kunnen bet wagen. Ik zal Geertruida voorbereiden." „Goed,* zeide de arts. „Ik verlaat mij op uw oordeel en heb ondervoeden, dat gij de opmerkzaamste en knapste ziekenverpleeg ster zijt.* Felicitas kleurde van vreugde. Deze lof deed baar goed. „Waarom bebt gij, mjjnbeer," zeide zjj, toen de arts was heengegaan, „deze reis on dernomen?" „Dus zij is ziek," zeide de vicaris, meer tot zichzelf dan tot baar. „Ja, zij bee t veel smart ondervonden, zoo dat hare zenuwen zeer goleden hebben." De vicaris lachte smartelijk. „Zenuwen! zeide hij. „Men spreekt iu den tegenwoordigen tij 1 maar van zenuwen en schuift daarmede allee op bet lichamelijk ijjden, wat eigenljjk de ziel aangaat." „Hoe bedoelt gij dat?" „O mijn lieve, juffrouw, ik heb gezien, welke gevoelens dat meisje doortintelden, toen zij dat ongelukkig verbond sloot, waar toe ik mijn hulp verleende. Niet aardscbe lie.de geeft de ziel tevredenheid, en ik heb het ongeluk vooruit gezieo." „Zijt gij dan alleen gekomen om u te overtuigen, dat gij een helderzienden blik ge- bad hebt?* „O neen, lieve juffronwl Yeel ernstiger en werkelijk smartvol is de taak. Ik beo diep getroffen, door de ontzettende berichten uit Daitschland tot mij gekomen. Het Engel- scbe gerecht beeft mij in 't verhoor geno men, en ik heb over de trouwplechtigheid moeten spreken, die ik tot mijn leedwezen had moeteu vervullen. Daarom ben ik ook overgekomen. Ik wilde met uwe nicht spra ken en haar in naam van God bidden, de volle waarheid te zeggen, ook wanneer de rechters een oordeel zouden moeten vellen, dat zij vreest.* „Zool Dus daarom zijt gij gekomen, daar* om hebt gij dien reis gemaakt?" „Ook in de hoop, dat ik een zwakke en lijdende ziel, sterken en troosten kan". „Vicaris,gij hebt daartoe meer macht,dan gij weidenken kunt, en ik hoep dat nwe poging een goeden nitslag mag hebben. Geertruida is zeer ziek. Maar uwe vermaning tot haar, om de waarheid te zeggen, is niet meer noodig. Het proces zal geen voortgang heb ben, omdat de moordenaar ontdekt is, of laat ons liever zeggen, zichzelf heeft aangegeven.* „Werkelijk?!" riep de vicaris. „En wie ia het? Is bet dan toch die roekelooze en voortvarende man geweest, die voor eenigen tijd weiernaarFarubourougnis teruggekeerd?" „Wanneer gij mijnheer Schrötter meent, zoo vergist gij u schromelijk," zeide Felioi- j tas toornig. „Een zoo edel en hooghartig man, kan geen moord doen." „Maar wie is dzw de ongelukkige?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 1