D e K a t u i I. GEMENGD NIEUWS. Wat is schoon den «iet den dag scherper moet afgeba kend worden." De waarheid dunkt ons tevens, evenals den heer Treub, dat „de gauche der liberalen en de ladicalen, die, nimmer door principieele maar al leen door tactische verschilpunten ver deeld werden, de barrière, die tusschen hen in stond, zien wegvallen". Welnu, zoo vraagt hij terecht„zulien zij nu toch zich van elkaar afgescheiden houden, als ware er niets veranderd, als stond de muur, die hen scheidde, nog over eind Zijn antwoord luidt onomwonden „Van het oogenblik af, dat de linkerzijde der liberale partij zich duidelijk van de rechterzijde afscheidt, is er voor het in nemen van een geïsoleerd standpunt door de radicalen geen grond meer." Natuurlijk denkt hij er niet aan te wil len, dat „de radicalen in diepen ootmoed zouden gaan aankloppen bij de fractie- Kerdijk, en haar, onder het aanbieden van verontschuldigingen voor bedreven ondeugendheden, onderdanig zouden ver zoeken weder in genade te worden aan genomen". Even natuurlijk, volgens hem, kunnen de radicalen niet „van de voor uitstrevende liberalen verlangen, dat de ze zich tot iets van dien aard verlagen zullen." Neen, „van beide zijden moet het besef komen, dat toenadering onder de tegenwoordige omstandigheden noodig is ter bestrijding van het nog zoo krac- tige conservatisme, en dat men daartoe elkander moet ontmoeten op een terrein, waarheen beide groepen zich begeven kunnen, zonder iets van haar waardig heid prijs te geven". Blijft de vraag, of „zulk een terrein te vinden is". „Mij dunkt van wel", ant woordt mr. Treub. „Stellig moet men niet met elkaar samenkomen, zonder omtrent de grondslagen der vereeniging te zjjn overeengekomeneen nieuwe partij-formatie zonder deugdelijk program zou reeds bij haar gehoorte de kiem van haar ondergang medebrengen." Doch zulk een program moet va6t te stellen zijn met instemming beiderzijds, wanneer bij het opstellen ervan wordt „onder scheiden tusschen op den bodem onzer bestaande staatsinrichting door- voerbare hervormingen, die wèl, en algemeene wenschen welke, zoolang de bij de grondwet gelegde grondslagen onzer staatsinrichting niet zijn veranderd niet tot daden kunnen leiden, en daarom er niet iu thuis behooren. Vertrouwt de nieuw te vormen partij in de kracht harer richting, en beseft zij dientengevolge, dat zij er toe kan worden geroepen, haar streven te beli chamen, dan moet zij voor den dag ko men met een program, niet van vrome wenschen, maar van voor practische doorvoering hic et nunc vatbare her vormingen Een partijgroepeering op zulk een grondslag is niet bestemd voor de eeuwigheid men heeft niet veel in zicht noodig om dit te erkennen. Doch met welke partij-groepeering is dat ooit anders geweest! Komt het vraagstuk van grondwetsherziening ernstig aan de or de, zoo zal daarmede door de partijen, die zioh op het terrein der practische politiek bewegen, dan, maar ook eerst dan, rekening) gehouden moeten wor den. Dat alles onderschrijven wij. Voor onze lezers kan zulks trouwens geen verrassing wezen. En waarschijnlijk ver heugen ook zij er zich over, dat een man als mr. Treub in dier voege toe licht zijne verklaring„een aaneenslui ting der noch tot de partij der Calvinis ten noch tot de Katholieken behooren- de democraten acht ik noodzakelijk." Aanmerking alleen hebben wij op zijn ongeoorloofde bescheidenheid, waar hij, met voorbijzien van zichzelven, schreef „aan de hoofden der radicalen en der vooruitstrevend-liberale partijen moet ik het overlaten, ol zij in de aangegeven richting willen sturen." Integendeel ver trouwen wij, dat hij, gelijk hij het nu reeds deed met deze zijn opwekking, tot dit streven in die richting het zijne zal blijven bijdragen. Op hetzelfde kan hij rekenen onzerzijds. In Nederland en thans. Het liberaal orgaan, de iliddelburgsche „Het is een man, die verzengd is door een vlam, die ook andere mannen gevaar lijk geweest is, of worden kan." Nu vloog een licht rood den vicaris naar de wangen. Felicitas vertelde wat geschied was en hoe de moordenaar ecnige dagen gele den zichzelf aangegeven had. Zij vertelde het hem, nog geheel onder den indrnk van de vreeselijke gebeurtenis met hijgende adem en sidderende stem. „O God," zeide de vicaris, „welk een verblinding, welk een afgrond in de men- schelijke ziel. Zoo is het dan toch waar, dat een mensch met een boven allen uit stekend karakter, ZQOwel tot het goede als tot het kwade in staat is. Welk een ont zettende daad en toch wat een opofferende liefde. Zekerlijk, dezen behoorde niet tot de genen, waarvan men zeggen kan,zij wordt voor niets of niemand koud noch warm." Do bel in de ziekekaroer weerklonk. „Dat Is Geertrui," zeide Felicitas en snel de heen. „Zij wil u zien," meldde zij een oogenblik later. „Ik vond baar zeer opge wonden, zij heeft uw stem op vier kamers •'stand, schijnt bet, herkend, boe ongeloofe- l*k het ook klinkt. Zij bad u geboord en vond bet onrecht, u nog terug te houden." „Laten wij dan dadelijk gaan!" riep de vicaris. WORDT VERVOLGD. zegt tr het volgende van „Ziedaar een poging tot toenadering, die wij met waardeering beschouwen* Zij verdiend nadenken en overwe ging- „Onloochenbaar is het feit, dat er in de liberale partij eene breuk is ontstaan, die niet gemakkelijk zal te heelen zijn hoezeer men daartoe ook van zekere zij de pogingen moge aanwenden. De strooming is nu eenmaal gelegd in zeer vooruitstrevende richtiDg en wij hebben reeds er op gewezen, dat het zaak wordt na al het gebeurde de ba kens te verzetten en zonder wantrou wen te letten op hetgeen in die rich ting bij andere partijen geschiedt. „Op dit standpunt ons plaatsende, slaan wij ook met belangstelling gade, welke de resultaten zullen zijn van het pogen van Mr. Treub bij zijn eigen par- tijgenooten. Yoor een groot, 700 niet het grootste deel, der liberale partij is het goed daarop vooral te letten en ernstig te overwegen of het zaak is, de toege stoken hand niet te weigerenzij het ook een eisch der voorzichtigheid haar Diet dadelijk met open armen aan te grijpen. Mr. Treub's poging waardeerende. ne men wij daarentegen nog een afwach tende houding aan, omdat wij eerst wil len weten of zij onder zijn eigen vrien den en aanhangers aan gene zijde al of niet in goede aarde valt Hangt iedereen meent precies te we ten, wat en wie schoon is. Zóó precies, dat men zich verbeeldt dat iedereen er zoo over denken moet. Hoe kan denkt men wat mij" schoon toeschijnteen kleedingstuk, de inriehting van e«n kamer, een boek, dat tianen in de oogen doet opwellen, het gelaat der geliefde hoven, af, een ander mensch koel en onverschil lig laten Moet niet elkeen erdoor in ver rukking komen Eerst door ervaring, eerst doordien men in botsing komt met anderen, die ccne geheelo andere meening zijn toege daan, komt men ertoe te erkennen, dat ie dereen voor zichzelven zijn eigen voor stelling heeft van 't geen schoon is, dat daar geen algemeene maatstaf voor be staat en 't allerminst in betrekking tot de schoonheid van het menschelijk lichaam. Bestaat er reeds een hooge mate van ver schil, waar 't geldt, het schoone te voelen en er zich een voorstelling van te maken, tusschen twee menschen vau hetzelfde ras, dezelfde natie, ja zelfs dezelfde familie, hoe veel sterker zal dit verschil dan wel niet wezen als 't het opvatten van het schoone geldt tusschen personen die tot geheel ver schillende natiën behooren. Een kloek ge bouwd, roodwangig meisje waarmede een Hollander dweept, wordt door den Fransch- man al licht niet schoon geacht en de Hol lander kan misschien niet in bewondering geraken over een tengere Eransche. Hoe grooter het verschil van klimaat, van omgeving, van werelddeel wordt, hoe sterker ook 't verschil is in de opvatting van 't geen schoon wordt geacht; soms staan dergelijke opvattingen zóó lijnrecht tegen over de onze, dat ze lachverwekkend werken. Yan de bewoners van vele svreken in Afrika vertelt de reiziger Darwin, dat zij hun haar in verschillende kleuren verven, hetzelfde doen zij met hun tanden, die zij zwait, rood en blauw kleuren. De bewoners van de Indische eilanden-groep meenen zich te moeten schamen als zij witte tan den „evenals een hond" hebben. Geen enkel groot land, van de Poolstre ken iu het noorden tot aan Nieuw-Zeeland en 't Zuiden, kan genoemd worden, waar van de oorspronkelijke bewoners zich niet getatoaëerd hebben. Dit gebruik volgde zelfs in de oudheid de Joden en de oorspron kelijke bewoners van Engeland. In het grootste deel van Arabië beschouwt meu geen schoonheid als volmaakt, wanneer niet de wangen en slapen gekerfd zijn, wat een afschuwelijken aanblik ople vert. De grocte geleerde Humboldl deed de ervaring op, dat men 't in Zuid-Amerika in een moeder als een overgroote onver schilligheid beschouwt, als zij geen kunst middelen aanwendt om de kuit of het been van haar kind naar de mode van 't land te vervormen. Gelijk bij ons '1 gelaat hoofdzakelijk bewonderd wordt ter wille van zijn schoon heid, is het bij de wilden bij voorkeur de aangewezen plek voor allerlei vermin kingen. In alle deelen der wereld doorboort men den neus minder vaak enkel de neusvleugels en steekt ringen, stokjes, vederen en andere sieraden in de gemaak te gaten. Bij de Botokuden maakt men een gat in de onderlip, zóó groot dat er een houten schijfje van vier duim middel lijn in kan worden gebracht. In Midden- Afrika maken de vrouwen ook een gat in de onderlip en drsgen een stukje kristal erin, dat tengevolge van de beweging vau de tong gedurende het gesprek een onge looflijk dwaze dansende beweging maakt. Bij de Makalolo's, dus vertelt Darwin, wordt de bovenlip doorboord en een groo- te metalen of bamboezen ring, die Lepele heet, in de opening gedrageD. Dit was in zeker geval aanleiding, dat de lip twee duim boven het puntje van den Deus uit stak en toen de vrouw lachte, verhief de samentrekking der spieren, de lip tot boven de oogen. ^Waarom dragen de vrouwen die ringen werd een inlandsch opperhoofd gevraagd. KLsrblijkelijk verbaesd door een zoo domme vraag, gat de man ten ant woord #Ter wille van de schoonheid. Het zijn de eenig mooie zaken, die de vrou wen hebbeu." '1 Klinkt ongelooflijk, maar is waar en men ziet er weder uit dat over den smaak niet te twisten valt. Als men een Indiaan in Amerika vroeg wat schoon heid is, zou men een zonderling antwoord krijgen. De ontdekkingsreiziger Hearne, die tal van jaren onder hen leefde, schetst de Indiaansche schoonheden op de volgende wijzeZij hebben eeD breed glad gezicht, kleine oogen, bolle wangen, een laag voor hoofd, een neus vau hoekigen vorm en een okerkleurige huid. Anders zouden zij 't volstrekt nist willen hebben. Pallas, die in de noordelijke deelen van het Chineesche rijk reisde, zegt, dat aan die vrouwen de voorkeur wordt gegeven, welke den Mandschu—vorm hebben, dat wil zeggen, een breed gelaat, hooge juk beenderen, zeer breeden neus en groote ooren. De reiziger Yogt maakt de opmer king, dat de schuine richtiug der oogeD, die een eigenaardig verschijnsel bij de Chineezen en Japanners is, op hun schil derijen, naar het schijnt, met het doel oveidreven wordt om de groote pracht en schoonheid dezer richting in tegenstelling met het oog der roodharige babareD, te doen uitkomen. De wilden In Columbia beschouwen een sterk afgeplat hoofd als een bepaalde schoonheid. De IudiaDen van Paraguay trekken hun wenkbrauwen en oogwimpers uit, terwijl zij zeggen, dat zij er niet als paarden wenschen uit te zien. De Chineezen hebben reeds van Dature buitengewoon klei ne voeten en het is bekend dat de vrouwen uit de hoogere standen haar voeten mis- vormeü om ze Dog kleiner te maken. De inboorlingen aan den Boven—Nijl, slaan zich de vier snijtanden uit en zeggen dat ze er niet als dieren believen uit te zien. Hun voorbeeld wordt gevolgd door de Bata- ko's in het Zuiden, met dit onderscheid echter, dat deze enkel de beide boven snijtanden uitslaan, 't geen, naar de reizi ger Livingstone opmerkt, aan 't gelaat, door het vooruitspringen van de kin, een terugstootend uitzicht geeft. Deze volken beschouwen het voorhanden zijn der snij tanden als iets heel leelijks, en bij 't zien van Europeanen riepen ze uit„Kijk eeDs, wat een groote tanden In verscheidene deelen van Afrika en in den Indischen archipel vijlen de inboorlingen spitse pun ten aan de snijtanden, of zij boren er gaat jes in, waar zij dan ringetjes in steken. Het haar wordt in verscheidene landen met groote zorgvuldigheid behandeld. Men laat het in zijne volle lengte groeien, zoo dat het in onderscheidene gevallen tot op den grond reikt, of 't wordt in een bos of knoop opgerold, die de trots en de roem der Papoe's is. In Noord-Afrika heeft een man een tijdperk van acht tot tien jaar noodig om zijn haartooi in den schooDen, toestand te hebben, waarin hij dien verlangt, terwijl de Arabische vrouwen aan den Boven- Nijl drie dagen werk hebben, alvorens heur haar netjes en Raar den smaak is opgemaakt. Wie na 't lezen van zulke zaken nog durft beweren, dat de dames van de beschaafde deelen der wereld ijdel zijn, is bepaald een onverbeterlijk hooswicht. De reiziger Neitch vertelt, dat de Japan- sche dames heel veel tegen de baarden der Europeanen in te brengen hadden, ze von den die foei—leelijk en gaven hem en zijn tochtgenooten den raad die afscha welijke dingen af te knippen en er als Japansche mannen uit zien. Men vergist zich ten zeerste als men gelooft, dat onze blanke gelaatskleur den wilden goed bevalt. Het is bekend dat de bewoners van het binnenland van China de Europeanen met hun blanke huid en vooruitstekende neus heel leelyk vinden. En een andere reiziger, Waitz genaamd, deelt mede, dat de neger, als hij de eer- eerst maal blanken ziet, walging en af- schuw gevoelt. De Nubiërs houden de blanke gelaatskleur voor een gebrek, ja voor iets hoogst erg onbehoorlijks. Toen negerjongens aan de Oost-kust, den reizi ger Barton zager., riepen zij,Kijk 'reis, een witte man Hij ziet er uit als een witte aap Ik heb, vertelt Darwin, eeDs van een ongelukkige man gehoord, wiens huidkleur zoo licht was, dat geen enkel meisje met hem wilde trouwen. Een der titels van den koning der Zulu's is„Gij die zwart zijt". Naar de reizigster mevrouw Pfeif fer vertelt, wordt in Japan een geel en niet een blank meisje ais een schoonheid beschouwd. Daarentegen worden aan een deel van de rivier de Niger de blanken als half-goden beschouwd en ootmoedig ver eerd. „Laat ze binnen, zij zijn goden," zeide eene vrouw uit die streken, toen men blanken wilde verwijderen. Belangrijk is, hoe jeen Europeaan over zijn eigen ras oordeelt, als hij geruimen tijd heeft doorgebraoht onder menschen met andere huidskleur. Toen de reiziger in Afrika dr, Richard Bittner, na een bezoek van verscheidene maanden aan Kongoland gebracht, de heide eerste blanken wederzag, legde hij de bekentenis af„Onwillekeurig was de opwellingwat komt ons de klenr toch onnatuurlijk en ziekelijk voor onder dit gloeiende zonlicht en te midden van onze broeders met lichter af donkerder ge tinte bruinfluweelige huid." Wij kwamen uit den ^arinendel, over het Sonnen- en Plumserjoch door 't Gern- thal en zagen nu de Pertisan en de Achen- see voor ons liggen, en de steile rotswan den van het Sonnweqdgebergte. Overeen brug, en voorbij een ruischenden molen, lieten wij 't dorp links liggen en begaven ons naar 't kloosterachtige gebouw „Vorstenhof," waar wij eenige dagen ons kwartier wilden opslaan. Zonder 't meer voorloopig een blik waar dig te keuren, bestelden wij 't diner op onze kamer en gingen daarna wat toilet maken. Toen zetten wij ons op 't terras bij 't meer, dronken daar op ods gemak de heerlijke koffie. Het was nog lente. Het geheele dal was nog met sneeuw bedekten daar wij sneeuwpiekeD, noch neenwschoenen mede genomen hadden, moesten wij uiterst voor zichtig zijn. Daar kwam een passagiersboot over 't meer aanvaren, en bracht een massa tou- risten aan land, die nu allen op 't terras kwamen zitten, om hnn koffie te drin ken. Ik begaf mij naar de landingsbrug. Ter wijl ik daar zoo in gepeins verzonken, naar 't diepblauwe water zag, tikte mij iemand op den schouder. Ik keerde mij om en ztond tegenover een mijner vrienden uit Berlijneen jong rechtsgeleerde. Uitgezonderd zijn snor en 't lichte tou- ristenpak was hij dezelfde, met wien wij vroeger zoo dikwijls in de kneip gezeten hadden, Wij gingen naar ons tafeltje terug. Hij bestelde ook koffie en terwijl hij mij de suiker overreikte, zag ik, dat hij een ring aanhad. „Zoo, zoo, al getrouwd „Zeker, wiat je dat niet „Ik had er geen vermoeden zelfs van. Ik ben in zoo'n langen tijd niet in Berliju geweest, dat mij dat geheel onbekend is ge bleven. En met wie ben je getrouwd, ze ker met een rijke dame of met een schoone lieve dametenminste dat waren vroeger altijd je theoriën." ffOp geld behoefde ik niette zien, want mijn oom heeft mij een aardig kapitaaltje nagelaten, en mooi is ze ook nietKen je Grete Martens „Ja." Hij zoog eenige malen krampachtig aan zijn sigaret. „Eigenlijk,* zeide hij, *ben jij de oor zaak van de hetle historie." ylk vroeg ik, in een lachbui uit barstende over de gekke veronderstel ling. Je herinnert je er niets meer van „In de verste verte niet.* „En de geschiedenis met de katuil?* „Ja!* Nn wist ik alles weder. Het was op een familiebal bij een bevriende fami lie, waar de rechtsgeleerde weer al zijn ta lenten iu 't werk stelde, om zich zoo aan genaam mogelijk voor te doen. Wij hadden toen n. 1. met een clubje vrienden afgesproken, dat wij alleen met muurbloempjes zouden dansen. Wij dans ten dus slechts met dames, die de schoon- heidlievende mannenwereld koudlachend zitten lieten reeds na een uurtje waren wij 't er over eens, dat wij nog nooit zoo amusant gedanst hadden. Zooveel hartelijkheid en zulke innige dankbare blikken waren ons nog nooit ten deel gevallen. Ik had juffrouw Martens reeds vroeger leeren kennen. Niemand kon beweren, dat zij mooi was, doch zij was jong en gezond; slechts een beetje schuw en terughoudend, vooral in deze wereld, die voor haar zoo vreemd was. Zij was na den dood van haar vader bij een oude tante in huis gekomen. Ik had juist met haar gedanst en haar naar haar plaats teruggebracht en keerde nu naar ons clubje terug, waarbij zich ook de jonge rechtsgeleerde bevond. Men sprak natuurlijk over vrouwen en alleen over schoone vrouwen, toen mijn vriend opmerkte „De leelijkheid van een vrouw is slechts te verontschuldigen, wanneer die een gouden achtergrond heeft.' Nu had juffrouw Martens geld noch goed, of schoonheid, zoodoende nam ik 't voor haar op en verdedigde haar, en stelde mijn vriend voor met haar eens te dansen. Hoe lachte hij, toen ik hem dat voorstel de; zulk een arrogant, beleedigend lachen. „Neen, amice, dat kan je werkelijk niet verlangen, dat is de grootmoedigheid te ver gedreven. Je hebt je vroeger toch nooit voor roofvogels geïnteresseerd, 't Zou een mooie grap zijn, met zoo'n katuil te dansen als die Martens Hij zweeg plotseling en ik bemerkte waarom juffrouw Martens ging juist ons tafeltje voorbij en daar hij gewoonlijk niet zacht sprak, moest zij alles verstaan hebben. Dat was een raar geval. Wij waren er allen stil van doch eensklaps sprak mijn vriend „Wees zoo goed mij aan juffrouw Mar tens voor te stellen.' „Maar dat zou toch al te mal zijn." jlk bid je er om, lieve vriend." »Kom, dacht ik, „dat kan wel wat moois worden", en zoo gicg ik. De vrien den zagen ons verbaasd achterna. Met een kloppend hart deed ik mijn pligt een trok mij toen zoo gauw mogelijk terug. Toen ik het na een paar minuten weer waagde eens naar dien hoek te zien, waar zij stonden, was ik verbaasd te zien, dat zij als oude bekeoden stonden te lachen en te praten. Hij danste ook nog een wals met haar, en later in den avond zag ik hen nog dikwijls bij elkaar. Toen wij om drie uur naar huis gÏDgen, kou ik Diet meer uit hem krijgen en toen ik hem voorstelde nog even in ten café binnen te gaan, verontschuldigde hy zich en keerde naar huis terug. Den volgenden dag verliet ife en w ij zagen elkaar gedurende dr^ jn> niet meer. Dat alles viel mij jn J'&r daar voor mij zat. Hij vertelde' mij J|ji nog, dat hij vast vooruit was seSa.L 0 kamers voor zijn vrouw en zijn bestellen, en een oogenblikje later sta we samen op de landingsbrug te en op de boot, waarmede zij zou acQl®o Ik verborg mij achter een boom I!" hoe zijn vrouw vol vreugde in zijn vloog en toen trotsch met hem naaa*?^D tel stapte. *w* Een poosje later liet zij mij roepen aan haar voorgesteld te worden, omdat^ toch de schuld was van het tnssche u tot stand gekomen huwelijk. n Zij was werkelijk heel aard.g geword Haar trekken waren veel fijner gewo en ook '1 kokette hoedje stond haa/ aardig. Zij wist iedereen voor zich 1 200 nemen en weinige dagen later dweept" deTeen met haar. e le" Op een avond dat ik met haarman leen was, vroeg hij mij *Nu, wat zeg je wel van mijn vronwt is zij niet in haar voordeel veranderd „Ik ben er geheel verrukt over." „Ja, ja, ik ben overgelukkig.» j*. lange panze, gedurende welke wij naast elkander voortliepen, zeide hij „J"" „Je kan je niet voortstellen, »at r' een schat mijn vrouwtje is." Ik drukt hem slechts de hand en liepen weer, in gedachten verdiept n ons hotel terug. Wat wordt er van goud? Goud wordt voor zeer verschillende doel einde gebruikt. Het i s bewezen, dat meer dan de helft van het goud gebruikt wordt ter vervaardiging vau byjouteriën. En even- eens hebben tandartsen veel goud noodiz' Duizenden ponden goud worden door tand artsen verbruikt; een van hen vertelde mij eeDs, dat er meer dan een ton g0ad9 per jaar alleen voor het vullen van tan- den gebruikt wordt. Het goud gaat natöurlijk van de eene hand in de andere en slijt daardoor, W. zaam maar zeker. Men heeft bepaald dat over de geheele wereld gedurende eenj>« het goud alleen door het afslijten een wur- de verliest van 250.000 pond sterling dos f 3.000.000. Het is moeielijk te begrijpen maar finan ciers en vakmannen beweren het allen. In de Engelsche bank weegt men dik wijls de souvereins en ontdekt dan dat de munten aan gewicht verloren hebben. Ontzettend groote hoeveelheden gond zijn van de vroegste tijden af in den grond begraven, en weinig is er maar van terug gevonden. Van een beroemd vrijbuiter en zeeroover was bekend dat hij in Long-Is- land meer dan f 3.000 000 aan goud begra ven had. Men heeft vele pogingen gedaan om dezen schat terug te vinden, maar zon der gevolg. Kapitein Bellish, eveneens een zeeroover, moet geheele kisten goud en ge stolen schatten begraven hebben inWest- Indië en op de kust van Nieuw-Engeland. Hij liet eens een schip beladen met spaansche dollars in een onbekende kreek zinken. Na zijn dood is het schip gerezen en vond men er werkelijk goud en zilver in, maar dit laatste was ontkleurd en wegge vreten door de werking van het zeewater. Kapitein Kidd, een andere avonturier, moet onnoemelijke schatten begraven hebben op de eilanden, waar hij zijn hoofdkwartier had opgeslagen. De priesters van Pera begroeven meer dan f 80.000.000 om het te verbergen voor den vervolger Pizarro en niemand heeft ooit dat goud terug kunnen vinden. Gedurende de jodenvervolging door de Christenen begroeven ook zij onmetelijke sommen, om ze niet in handen der christe nen te doen valleD. In vele deelen van Europa is er ook veel goud bij en om de kerken begraven. Eenige jaren geleden is op den bodem »an een oude en reeds lang opgedroogde put bijna f 960.000 gevonden en dit zai wel niet de eenige put zijn ge* weest. De Graftomben der oude Egyptische koningen waren bewaarplaatsen van schat ten. Cheops is begraven met groote praal- vertooning in een der prachtigste graven, voor meer dan een millioen aan goud werd met hem begraven. Zijn lijk was geplaatst in een sarcophaag van graniet, zoo zwaar, dat er vijftig man voor noodig waren 031 hem te dragen, behalve de ruimte doot zijn lichaam ingenomen, was de geheels kist opgevuld met kostbare steenen en me talen. Niets ig er van gevonden. De bedding van de Tiber in Home i' rijk aan gond er. kunstwerken, die daar van tijd tot tijd in geworpen zijn, door lieden, die zich genoodzaakt zagen, de stad te ver laten. Historieschrijvers vertelleD, dat Alexan- der de Groote 3000,000,000 aan gond b®" zat en nu is, voor zoover bekend, elk spoor van deze millioenen verdwenen. De groote arabische woestijn bevat 10 baar zee van zand onnoemelijke schatten, die met de caravanen door het zand ver- zwolgen zijn. Indië en China bevatten ook begraven schatten. Eenige jaren geleden is een '°j" tuin van f 1200,000 gevonden indedood kist van de laatste koningin van Malaga' car en natuurlijk zullen er nog veel mter wegen zijn, langs welke het goud voor goed verdwijnt. Men moet tot het jaar 16" teruggaan, zegt de économist, om zoo lag® tarweprijzen genoteerd te vinden als de vorige week. De oorzaak ligt eensdeels 'fl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2