Briefen nit de Maasstad.
38ste Jaargang Ho. 2384.
BIJVOEGSEL.
Gemengd Nieuws.
Rotterdam, 25 October 1894.
XVII.
Daar loopen in de straten van een
groote stad heel wat menschjes rond die
den liefhebber een kosteloos kostelijk a-
musent bezorgen. Let bijvoorbeeld eens
op de talrijke dames die in de „visch-
negotie" haar brood verdienen: Dikke
Bet, Scheele Trui, Manke Gerregie. Mot
tige Leen, Mie mitter wipneus of hoe ze
allen heeten mogen. Hebt ge ooit of er
gens, zooveel oorspronkelijke komische
deugden en ondeugden in één mensche-
lijk wezen vereenigd gezien?
Merk eens op hoe eigenaardig ze hun
„taarebot-schhööl" uitschreeuwen in hun
Rotterdamsch dialect, dat zich kenmerkt
door een affreuse uitspraak van de ij's,
de a's, de o's, door het weglaten van de
n's op het einde van alle woorden, en
door het strikt eenig verknoeien van
het werkwoord in alle personen en in
alle tijden.
Dan, wat eigenaardig slag kooplieden
zijn zij. Bakker, grutter, melkboer, sla
ger, enz. zijn duur, zegt men, veel te duur
m var men weet tenminste bij hen altijd
waar men meê af is.
Doch deze negocianten!
De onbeschaamheid waarmeê zij voor
hun „goed" het vijf zesvoud van de waar
de durven vragen, wordt alleen geëven
aard door haar grappig berusten in het
schandebod, dat daarop geregeld volgt.
Ik wil u het type van de Rotterdam-
sche vischvrouw trachten te geven. As
jeblieft, mag ik u maar eens voorstellen:
Dikke Bet, twee honderd kilo, schoon
aan den haak," 't groote hoofd en 't goe
de hart meegewogen. Zij is, wat men
noemt, een charmante verschijning als zij
daar nadert met voorovergebogen lichaam,
voortduwend den kruiwagen. De rimpels
op het voorhoofd en een zekere trek om
den mond getuigen dat haar leven niet
geheel zonder zorgen is voorbijgegaan,
maar de tevreden lach, de opgeruimdheid
die over het geheel ligt, bewijzen dat zij
zich overal kranig heeft doorgeslagen."
„Ja meneer, flink ben ik altijd geweest,
mijn vader die als scheepstimmerman
zijn brood verdiende, zei altijd dat zijn
Betje als jongen op stapel gezet, maar
er als een meisje afgeloopen was!
Ze begon haar loopbaan als boodschap
penmeisje, is toen respectievelijk al de
stadiums der kwaal „dienen" doorloo-
pende kindermeisje, linnenmeid, werk
meid, keukenmeid en eindelijk meid-al
leen geworden. En, als meid-alleen, toen
ze immer vervelend in de keuken zatte
„apegapen", heeft ze aanspraak gezocht.
Ze maakte kennis met een man die vast
werk aan de booten had en weinig later
is ze bij der volk uit huis" getrouwd.
Ze begon haar huwelijk met allereerst
haren gemaal in den kortst mogelijken tijd
een paar flinke panden te schenken, wel
ke flinke panden mettertijd zooveel en
zoo dure behoeften kregen, dat het zaak
werd er iets hij te verdienen.
En zoo is Bet vischvrouw geworden.
Gelukkig, de zaak nam op. Gebeurt
het tegenwoordig wel eens, dat de man
geen werk heeft, nou zij werkt en ver
dient voor twee.
Dat en haar heerschzuchtig karakter ga
ven haar vanzelve den rang van „heer-
sciien" en de man, een lobbes, erkent
deemoedig haar meerderheid. Zoo is er
altijd in den huize „Dikke Bet vrede
en eendracht.
Soms komt het voor dat de man „z n
maat niet kende" en wat vreemd thuis
komt, en dan neemt Bet hem dat niet zoo
erg kwalijk; „een borrel komt een mins
toe", maar oppositie van zijn kant duldt
aij niet.
„As et nou genog is, he, hou je
mond en ga naar bed hoori, stil... pas
ep assie nog asem geef, hooreki nog.
Die flinkheid in het gezin is een deugd
▼an haar die ik eerst opmerkte, sinds
onzen meer vertrouwelijken omgang, iu
alle eer en deugd. Dat ze ook in zaken
flink was, had ik al vroeger ontdekt.
Vroeger, toen ik als jongen met mij
ne moeder wel eens naar de vischmarkt
S»g.
Voor zoo'n tocht kleedde mijn moeder
zich altijd in haar „oudste"; waarvoor
dat vertoon van burgerlijkheid dienstig
was, begreep ik toen nog niet; maar se
dert ik personen en toestanden beter heb
loeren kennen, verbaas ik mij over mijne
toenmalige onbevattelijkheid, maar ik
schaam me er niet over. O, neen, inte
gendeel....
Dan, geregeld, riep ons Bet op onzen
tocht van „Mooie schellefisch, juf," of
„lekkere schol". „Mensch loop nou nie
door, kaikes, watmooi frisch," kom
nou toch es, ik ken ommers altaid an
je verkoope, hoor es, 'k zei 't mit je
make, mins
En dan kwamen we nader, m'n
moeder duwde met haar wijsvinger op
een paar vischjes en vroeg toen.
"Wat kosten die scholletjes Bet
„Scholletjes," zei Bet langgerekt,
terwijl ze m'n moeder minachtend aan
keek, „Scholletjes" en ze deed of ze diep
gekrenkt dóór wilde rijden.
Kom, zanik nou niet," zei m'n
moeder, „wat kosten ze
Bet antwoordde niet, ze telde een zes
tal visschen op een ben en hield die
triumfeerend op, terwijl ze riep„Nou,
wat seg u er fan ga nou na de risch-
mart, zóó zellie ze nerregens finde, kaik,
ze leve nog."
En ten bewijze greep ze er één bij
den kop, en schudde die heen en
weer.
Vet as modder, zie je.
Nou en wat kosten ze
Dat zootje lekkere, groote, dikke
fissche, dat kost je elf kwartjes.
Ben je mal mensch! zei m'n moe
der, is dat nou geld vragenEn als
va&t besloten wendde zij zich om.
Nou juf, je ken toch bieje, alla
seg es wa benne ze je waard... Weet
je wat, geef een riks, maar dan gaat er
ook geen cent meer af, want dan verlies
'k al an je.
Och nee, mensch d&'s me veel te
duur, zei m'n moeder, terwijl zij haar,
door de aanraking met den visch ietwat
bezoedelden vinger aan Bet's voorschoot
reinigde.
Zooas uwe wilt, juffrouw, dan eet
uwe vandaag geen visch. Heusch, u is
tegen je zelf. Een daalder en acht dub
beltjes dan, omdat u et ben, nou
Dat scheen m'n moeder een som te
zijn, waarop zij zich bedenken kon. Zij
zweeg even en zei toen
'k Geef je vijf en twintig stui
vers.
Odat zich toen de grond niet voor
me opende, dat de moederaarde haar ar
men niet naar me uitstak en permit
teerde mijn aangezicht „met de blos
der" schaamte over togen, aan haar trou
we borst te verbergen.
Zoo'n bod vond ik een schande, 'k
Begreep niet waar m'n moeder de ver
regaande brutaliteit vandaan haalde om
over zoo'n sommetje ook maar te dur
ven denken.
Bet scheen dat bod zoo mogelijk nog
schandelijker te vinden, dat sprak uit
geheele hare houding. Met een nijdigen
ruk greep ze de ben, zette die midden
op den wagen en draaide zij ons den
rug toe. Dan, of ze plotseling 't besluit
nam „nee, 'k verdij 't toch," liet ze ons
weer haar gelaat zien, zette de handen
in de zij en begon
Seg, denk jij soms, da 'k ze gegapt
heb, verbeel jai je soms d& je 'n fesoende-
lijke juffrouw bin met je beroerde vijf
kwartjes. Ik zal ze je strakkies thuisbe-
zorge, lekker in de botter gebakken,
hoor Hoe durrefie et een mensch te bieje,
je moest je schame
We gingen en zachtjes deed ik mijn
moeder hevige verwijten over het malle
figuur, dat we door haar toedoen te
genover de menschen maakten.
Ik trok haar aan de hand om tot een
iets versnellen van den pas te bewegen,
toen opeens aehter ons geroepen werd
1 juf, juffrouw, hoor es, juf-frouw.
We keken om.
Hoor es juf, maak ter nou twee
gulden van, dan za 'k je ze schoonma-
Neen, zei m'n moeder beslist, geen
cent doe k er bij
Maar mensch, wees nou toch zoo
niet, durref je nou geen vijf en dertig
stuivers ook besteejeniet, doet er
dan een kwartje^ bijook niet Nou
dan, geluk er mêe
U bent ook alle menschen niet
(Waaraan mijn moeder deze laatste zeer
vleiende meening te danken had, is me
een raadsel gebleven tot op den huidigen
dag.)
Motte ze gebakke of gekookt wor
den
Deze vraag werd, naar me later
bleek, gedaan met het oog op de te vol
gen methode van schoonmaken.
En zoo zachtzinnig mogelijk greep ze
een levende schol, hakte die den kop af,
kerfde en sneed terwijl ze sprak
U hebt er heusch een koopje an.
Nou, zoo erg niet, zei mijn moe
der. Ze deeje van morgen op den afslag
zeven gulden.
Zeven gulden, riep ze, maar juf,
hoe kan je dat nou zeggeOch, strij
nou niet, 't is nie waar. Leg nou niet
te maar mensch, als dat waar is, zal
'k zoo door den grond zinken.
En na een pauzenou, ziet uwe wel
dat 'k nie door den grond zink, en dat
et nie waar is?
Ja, dat kenne we! zei moeder lag -
chend. Dag Bet
Dag juf, riep Bet vriendelijk. Dag jon
geneer. Dank u wel hoor, bij gelegen
heid assieblief.
En we aten 's middags visch van Bet,
en ze smaakte ons uitstekend de visch!
13.
Het stof onze ergste
v ij a n d. Wat is het schadelijkste
voor onze longen
Het stof dat wij bijna overal in huis
en op straat in meerdere of mindere mate
inademen.
Zij, die door den mond ademen, loopen
het meest gevaar.
Haal daarom zooveel mogelijk adem
door den neDs.
Door zijnen bouw is dit orgaan er als
't ware voor bestemdaan de vochtige
slijmhuid en aan de fijne nenshaartjes
blijft het meeste stof hangen.
Stofvrije lucht is het beste middel tegen
longtering.
Doch volkomen stofvrij is de lncht
slechts op de hooge bergen of op de zee.
De straten in "Venetië hebben geen stof,
want het zijn waterstraten.
De Oceaan houdt met zijne waterdam
men het eiland Madera stofvrij. Vandaar
dat het zoo gezond is.
Groote zeereizen, liefst per zeilschip,
hebben menigen longzieke genezen.
Als lucht verbeteraars gelden ook de
planten, vooral de boomen.
Aanleg van plantsoen rondom steden
en dorpen, is daarom een uitstekende
maatregel. Het geld, daaraan ten koste
gelegd, is goed besteed.
Fayon, de lijfarts van
Lodewijk XIV, hield voor eene talrijke
vergadering eene fulminante voordracht
tegen het gebrnik van de tabak en de
schadelijke eigenschappen er van.
«Hoe kan men," ging hij voort, steeds
meer zich opwindende, zijn mond tot een
schoorsteen, hoe kan men zijne neus tot
een mestkuil maken?'
Bij die woorden greep hij verstrooid
in zijn vestzak eu nam met de grootste
gemoedelijkheid.een snuifje.
Een schaterend gelach van zijn audito
rium deed hem zijn merkwaardige con
sequentie beseffen.
Suiker als veevoeder.
Nu er op dit oogenblik een crisis in de
suikerindustrie heerscht, welke de suiker
prijzen heeft doen dalen beneden de pro
ductieprijs, worden er in alle landen van
Enropa middelen beraamd, om deze crisis
het best te kunnen bezweren. Door den
heer Vivien, tuiktrchemicus te St. Quen-
tin, wordt aan de snikerfabiikaeten in
Frankrijk de raad gegeven, de suiker in
den vorm van koeken te vervaardigen, ten
einde deze aan het vee te kunnen voede
ren, om zoodoende het verbruik weder in
overeenstemming te brengen met de pro
ductie. In Engeland wordt reeds sedert ja
ren suiker aan het vee gevoederd.
In het zuidelijkdeel van
Rusland is, naar uit Odessa gemeld wordt
groote opschudding verwekt, door het ont
dekken van een werkplaats ter vervaardi
ging van valsche mnnt, op een landgoed
van vorst Schnnkoloff in de Krios.
De vorst heeft het gevaar voor ontdek
king zien aankomen en nam bijtijds de
wijk nasr Turkije. Tal van arrestatiëu
hebben in de Krim plaats gevonden. Van
de werkplaats wordt gemeld, dat die bij
zonder mooi en goed was ingericht en
voorzien was van de nieuwste en beste
werktuigen, noodig voor het nabootsen vaD
allerlei geldstukken.
De vreugde van den oor
log. Op de begrooting vaa oorlog voor
Japan is een suppletoir crediet van 150
millioen dolhrs uitgetrokken; 100.000.000
wil men vinden door een nienwe binnen-
landsche leening.
China wil een binnenlandsche leening
sluiten van 20 millioen pd. st. tegen 7°/0.
Een kamer in de Tender-
loin Club te New-York is behangen met
6000 speelkaarten, terwijl van een andere
de maren met spoorwegkaartjes zijn volge
plakt, waarbij de kroonlijst aan bet pla
fond geheel vau gebruikte champagnekm-
ken gemaakt is
M ij n ontploffing. Te Ani-
na, in Hongarije, heeft in een mijn eene
gasontploffing plaats gehad, waarbij, naar
men zeker weet, 40 menschen zijn omge
komen. Vijf daarvan zijn onder grooten
toeloop der bevolking reeds ter aarde be
steld, 18 behooren in andere dorpen thnis
en zijn daarheen gevoerd. De overigen be
vinden zich nog in de mijnen.
Moedig.
Een moedige daad heeft, zooals uit Ro
me wordt gemeld, een eenvoudige duiker
uit Bari, Pasquale Lapedolo, in gemeen
schap met zijn grijzen vader, onlangs vol
bracht.
In een der laatste stormachtige nachten
was de groote bark Conradino, in de na
bijheid van Bari gestrand, en slechts met
groote moeite had een deel der opvarenden
zich kunnen redden; twee scheepsjongens
zonken in de diepte, een derde bleet inge
sloten in de hot van het omgekeerde
wrak. Met behulp van een knststoomboot
gelakte het den uit Bari gezonden redders,
het wrak te naderen, doch door het vele
tonwwerk, dat het als een net omgaf,
was het bijna niet mogelijk, het inwendige
te bereiken. Tweemaal beproefde de dniker
Lapedolo met ware doodsverachting tever
geefs de redding van den ingesloten jongen
eerst de derde poging, waarin hij
werd bijgestaan door zijn 60-jarigen grij
zen vader, eveneens eeniduiker gelukte na
bijna bovenmenschelijke inspanning. In
bewusteloozen toestand werd de joDgen, die
sedert 24 uren was opgesloten geweest aan
een zekeren dood ten prooi, aan boord van
de Eucano gebracht. Alle belooning werd
door de redders standvastig geweigerd.
Een noodlottige schat.
Het is al tamelijk lang geleden, dat te
Petersburg zoo schrijft de correspondent
in het Vaderland een koopman in ijzer
leefde, een zekere S. Op reeds gevorderden
leeftijd huwde hij een zeer jeugdig meisje
dat jaartoe was gedwongen geworden door
haar onders.
Van 's morgens tot 's avonds was hij
in zijn winkel en verkocht zelfs zijn waren
die, zoo men zegt, grootendeels gestolen
waren.
Op een mooien avond, zoovrat in sche
merdonker, bracht een geheimzinnige per
soon onder zijn mantel hem een ijzeren
kistje met geheime sloten.
Vergeefsche moeite werd aangewend, ge
klopt en gehamerd, dit kistje was niet te
opeDen.
„Koop het, zooals het is," zei de ver-
kooper
Vanwaar hebt gij het," vroeg de koop
man.
«Daar waar ik het nam, is het thans
niet meer,' was het antwoord, «koop het
op goed geluk, misschien zijn er millioe-
nen in."
«En misschien ook slechts een kopeck-
je
„Neem het toch,* zei de ander weer,
„en wanneer het u gelokt het open te
breken, dan deelen wij de vondst.'
Hoe S. ook hamerde, het kistje was
niet open te krijgen; de hamer brak, aan
de kist was niets te zien.
«In de hel is het gesmeed,' zei de
msn, doch gaf eindelijk den brenger 25
roebel.
's Avonds bracht hij het kistje nit zijn
winkel naar huis, sloot zijn kamer en be
keek het aandachtig. «Wat drommel,'zei-
de hij, waar is toch de opening." Den ge-
heelen nacht kon hij er niet van slapen.
Den dag daarop ging hij dikwijls nit
zijn winkel naar knie, en wat hij ook met
hamer en beitel beproefde, alles was tever
geefs.
«De duivel heeft dit gemaakt', meen
de hjj.
Op eenmaal loopt het gerucht in de
stad, dat bij een zeer voornaam heer een
kistje met een zeer groote geldswaarde ge
stolen was.
„Dat is dat kistje», riep S. uit, en
haastte zich het te begraven onder den
vuilnishoop.
Inderdaad ging de politie spoedig alle
ijzerwinkels onderzoeken, doch bij oDzen
S. vond men niets.
Op eens verschijnt bij hem weer de
onbekende, die hem het kistje verkocht
had en bedreigt hem de justitie daarmee be
kend te jiakan als hij hem geen geld geeft,
wat hij ook gedwongen was te doen. Dit
gebeurdde zoo meermalen. De koopman
deels verteerd door zijn hebzucht, deel»
door den angst, door den onbekende ver-
raden te worden, bracht zijn nachten sla
peloos door, werd zoo onrustig en ver
magerd, dat zijn vrouw daarop opmerk
zaam begon te worden zij ondervroeg en
kwelde hem zoolang, tot hij eindelijk voor
de zaak uitkwam en haar zelfs vertelde,
dat hij het kistje begraven had.
«Weet je wat zei zij een dezer da
gen gaan wij ter bedevaart, nemen het
kistje mee en slaan het onderweg ergens
in een bosch in stokken."
„Dat is goed' antwoordde hij «dat
zullen wij doeD."
«Maar opdat geen vermoedens op je
zullen vallen en jij niet in verdenking zult
komen, zal ik het kistje opgraven.'
Hij wees haar de plek waar het lag.
's Morgens, toen haar man naar den
winkel gegaan was, ging de vrouw haar
vroegeren minnaar opzoeken' en verhaalde
hem alles. Beiden gingen naar de plek,
waar het kistje begraven lag, haalden het
en verdwenen spoorloos.
Toen de man thuis kwam en de woning
leeg vond, liep hij naar buiten, naar de
plaats waar hij het kistje begraven hadde
kuil was opec en het kiitje verdwenen.
Misschien heeft zij het ergens verborgen,
dacht hij en wachtte geduldig; maar de
nacht ging voorbij en nog een dag, maar
geen vrouw kwam opdageD.
Toen ging 8. de oogen opeD, en in toorn
ontvlamd, ging hij hiervan aangifte doen
bij de justitie. Hij werd natuurlijk gear
resteerd en tot lOjaar gevangenisstrafveroor-
deeld. Zij vrouw en haar micnaar waren
nergens te vinden. In dit kistje was 6
maal houderddnizend roebel verborgen. Na
5 jaar opgesloten te zijn geweest, stierf on
langs de man.
Men ziet 't, het brengt niet altijd geluk
aan rijkdom te bezitten.
Hoe komt men vooruit
in 't leven
Eenige mannen van zaken in Amerika
kwamen onlangs op de gedachte, een
schrijven te richten aan diegenen hunner
beroepsgenooten, die in hun arbeid bij
zonder voorspoedig waren geweest en
thans door de uitgebreidheid hnnner
zaken tot de invloedrijksten en meest
bemiddelden behooren. Dit schrijven
bevatte het verzoek mede te deelen, wat
ze eigenlijk gedaan hadden, om 't zoover
te brengen.
Er kwamen tal van antwoorden op die
vraag. We geven hier een kort over
zicht van de voornaamste punten.
Wilt ge goede resultaten hebben, wees
dan een man uit één stuk, wees meester
van uw wenschen en begeerten en tracht
naar zelfverloochening. Slaap niet te
lang, zoek niet te veel afleiding. Haak
niet naar te veel genoegens, wacht u
voor elke overtollige uitgave. Zorg er
voor eene goede gezondheid te behouden.
Wees in 't kleine en in 't kleinste nauw
keurig. Wat in 't algemeen waard ia
gedaan te worden, is ook waard goed
gedaan te worden. Tracht volkomen op
de hoogte te zijn van de kleinste klei
nigheden in uw zaken, en let ook op het