Onderzoek Pachtstelsel. veiligheid en brandweer Hoofdstuk V. Kosten der plaatseljjke gero ndheidspol itie Hoofdstek VI. Kosten van het onderwijs Hoofdstak VII. Kosten van het armwezen, mitsgaders snbsidiën en hg dragen aan onderscheidene daarmede in verband staande instellingen Hoofdstak III. Rente en aflossingen Hoofdstak X. Andere uitgaven, niet onder de vorige Hoofdstukken behoorende Hoofdstuk XII. Onvoorziene uitgaven 1182.60 206.— 8931.— 2636. - 642.50 925.— 94.— f 18664.00 O NT VANGSTEN. Hoofdstuk I. Ontvangsten wegens vroegere diensten. Batig saldo der laatste door Gedepu teerde staten gesloten rekening, voor zooverre daaraan niet reeds eene bepaalde bestemming is gegeven. f 110.41' Hoofdstuk II. Inkomsten van gemeente—eigendommen en bezittingen. Huur .van huizen en andere gebouwen 76. Huur of pacht van landerijen 2326. Hoofdstuk III. OpbreDgst van belastingen en htffingeD. Afdeelingl. Opeenten van 's Rijks directe belastingen. 40 opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen 10 opcenten op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigendommen 10 opcenten op de hooldsom der belasting op het personeel Afdeeling II. Aandeel in 's Rijks belasting, Uitkeering van het Rjjk, overeenkomstig de Wet van 26 Juli 1885 Staatsblad No. 169). Afdeeling III. Eigen plaatselijke belasting. Hoofdelijke omslag Belasting op dè bonden Belasting op danspartijen Vergunningsrecht bedoeld bij art. 6 der wet tot regeling van den kleinhandel in stierken drank Afdeeling IV. Heffingen voor het gebruik van openbare plaatsen wegenwerken en inrichtingen. leges ter secretarie geheven Heffing voor het gebruik van openbare gronden en wateren Brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok- en veergelden Begrafenisrechten Schoolgelden voor lager onderwijs Hoofdstuk IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige baten. Boeten wegens overtredingen in zake van plaatselijke belastingen Teruggave van het Rijk van lij voor schot verstrekte gelden, ter zake der nationale militie Bijdrage van het Rijk in de kosten van het lager onderwijs, bedoeld bij art. 45 der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad No. 127] en van 8 {December 1889, (Staatsblad No. 175). Alle andere ontvangsten, niet tot de vorenstaande behoorende 151. VERZAMELING DER INKOMSTEN. üoofdstnk I. Ontvangsten wegens vroegere diensten 110.41' Hoofstuk II. Jnkomsten van gemeente eigendommen en bezittingen 2401. Hoofdstuk III. Ontvangst van belastingen en heffingen 13598.56 Hoofdstuk IV. Ontvangsten van ver- chillenden aard en toevallige baten 2654.02 984.47 893.57 480.57' 5178.33» 4500.— 151.50 66.80 350.— 41.20 9.37 162.22 230.52 550.— 1.— 1.— 2352.— Skaat der schalden der zemeente op 1 Jannari 1895 Bedrag der schulden f3800.— Bedrag der renten waartegen de gelden opge sp» procent. Goedgekeurd worden de begrootingen van Algemeen Burgerlijk Armbestuur met een bedrag in ontvangst en uitgaaf var. t 8070.—; en van bet Weezen Armbe stuur met een bedrag in ontvangst van f 8216.in uitgaaf f 4300.vermoe delijk batig saldo" f 3916. Vastgesteld worden een besluit tot het doen van uitgaven uit deD post voor on voorziene uitgaven der begrooting, dienst 1894 en de suppletoire kohieren van Hocfdelijken Omslag en Hondenbelasting. De Voorzitter deelt mede, dat nu de rekening dezer gemeente voor 1893 door Gedeputeerde Siateu is vastgesteld, de zekerheidstelling van den vorigen gemeen te-ontvanger, den heer E. Kluijver, kan worden opgeheven. Een besluit hierh e wordt vastgesteld. Bij de rondvraag vestigt de heer Raat de aandacht op den hoogeu stand van het water tusschen de gemeeute-landerijen de Bossen. De heer Blaauioer antwoordt hierop, dat dit komt door een gebrek aan de duikers, dienende tet afvoer van hel water uit de Bossen en dat dit zoo spoedig mogelijk verholpen zal wordeD. Verder bespreekt de heer Ilaal den toe stand der kluft, dienende tot toegang naar bovengenoemde landerijen. Volgens zijne meening mocht hieraan wel eens wat ge daan worden. De heer Kossen zegt hierop, dst dit zaakje reeds is onderzocht en binnenkort in het reine gebracht zal worden. Hierna wordt de vergadering gesloten. aangetast, zeer ten nadeele van de ei-j dragen en raakt de bod genaars, die door verminderde melkop- ja, dan- nog maar aantastvoorts in menigen de tijden blijven slechtde dt van jaa: arhet kaj polder het hij beschikken kon in vroeger brengst en vleeschverlies belangrijke scha- niet komen e ij en p de leden, en welke ziekte zich dagelijks toestand wordt van £lrover uitbreidt en nieuwe koppels en benauwderhet kapitaaltje, waaro e dagen, f 18664.00 ZB -A_ Ut -A-IN" S. Inkomsten. Gewone f Buitengewone 18664.— f 18664.— Uitgaven. Gewone f 18664. Buitengewone f 18664.— geheele verschijning. Zij sprak iederen volzin duidelijk uit. - Hoe geheel anders was de nieuw aangeko mene! Zij wras slechts een jaar ouder dan Tbesi, maar men had haar gemakkelijk acht tien jaar kunnen heeten. Alles was bij haar -ten volle en op zijn voordceligst ontwikkeld; haar gestalte was krachtig, handen en voeten groot, zonder dat zij op onaangename wijze op den voorgrond traden. Hare gelaatskleur was donker, zij had een weinig vooroitsprin- genöe jukbeenderen. Het rood van lippen en tandvleesch getuigde van krachtige gezond heid. De neus trad lichtgebogen tnsschen twee groote bruine oogen naar voren, en over het hcoge voorhoofd krulde een bos koolzwarte haren, die in lange lokken op baar rug afhingen, lokken, die de gouvernan te menig verdrietig oogenblik bereidden.Haar gelaat bad iets zigeunerachtige onregelmatigs. Plotseling te voorschijn tredende trekken deden het leelijk schijnen, om in het volgende oogenblik te verdwijnen en voor een geheel andere uitdrukking plaats te ma ken. Dan scheen zij een krachtige schoone. Op dit gelaat wisselde het uiterlijk evenals betAprilweder. Thesi kon men zich voorstellen als een miniatanrbeeld op blank ivoor; Christi- na was een studiekop, zooals een schilder met een sterk ontwikkelde phsntasie zicb slechts wenscben kon. Zoo zagen nu de beide meisjes er uit, die voor de volgende jaren als zusters met el kander leven mcesteD. Ee eerste toenade ring was geschied juffrouw Kleinholz, die tet dusver in de kamer van Thesi geslapen had, moest vcrhniun en in baar plaats sliep nu Christina bij Tbesi. „De meisjes moesten leeren zehstandig op te treden/ zeide Hei- big, „zij moeten op eigen beenen leeren staan," en dsarmee warm alle bedenkingen agesneden. „Maar Tbesi is neg niet gewoon, zichzelf aan te kleeden," bad Melanie geantwoord. „Dan wondt bet ti]d, dat ze bet begint te leeren," was let weder-antwoerd geweest, „zij moeten maar zien, hce zij met elkander klaar komen." Melanie vond bet toch een wel wat sterk stek, het kind dat tot op dit cogenblik geheel en al vertroeteld was, zoo op eens aan haar lot ever te laten; maar het bielp niets; zuch tend voegde zij zieb, maarzij gaf juffrouw Kleiüholz in stilte een wenk, toch een waak zaam oog te houden. WORDT VERVOLGD. Qdülabl YUUriö JI1 HlCUJpCU uv 1J-y VI -1-, Jrtliilr- f\T\ frvf ongans onder de schapen, gevolg van het krimpt allengsi in, raa J P» natte «zomerseizoen. En bij dat alles de dat de ongelukkige i en e j In aansluiting op ons verslag vaa de vergadering van HOLL. NOORDER KWARTIER. van j.1. Woensdag, ge ven wij hier de inleiding, door den heer J. L. T. Groneman gegeven bij de be spreking van het bestuursvoorstel„Het be noemen eener Commissie, die in den loop van 1895 een onderzoek zal instellen naar de werking van het pachtstelsel in dit gewest en zoo mogelijk, de middelen zal aanwijzen, om hierin verbetering te brengen*. Woordelijk -luidde dtze inleiding als volgt MIJ NE HEER EN: Het zal u zeker wel alleszins ver klaarbaar voorkomen, dat het Bestuur in zijne laatste bijeenkomst, toen het den beschrijvingsbrief opmaakte en de plannen en werkzaamheden voor 1895 besprak, uitvoerig van gedachten wissel de over den inderdaad allertreurigsten toestand, waarin de landbouw tegen woordig verkeert. Een toestand, die, zoo er niet spoedig verandering ten goe de komt, uit moet loopen op den on dergang van veleneen toestand, die helaas nog geen enkel lichtpunt vertoont, dat naar een betere toekomst heen- wijst. Waar moet dat heen Wat zal hier van het einde zijn De prijs der gra nen zóó laag, als hij in ettelijke ja ren niet geweest is en nog maar altoos flauwe en lage marktberichten. Andere voortbrengselen deelende in hetzelfde lot. En daarbij tengevolge van de weers gesteldheid in den afgeloopen zomer veel regen en weinig zon de oogst van allerlei veldvruchten veel te gering, van sommige zoo goed als mislukt, en eindelijk menig stuk bouwgrond bij lan ge na niet opleverende, wat het aan landhuur en arbeidsloon heeft gekost en waar de boer dus moet bijpassen, in stede van er iets van te halen. Zoo heeft de landman met twee hoogst na- deelige omstandigheden te kampen, die, moesten zij nog eenige jaren onveranderd voortduren, een hoofdbron van Neer- lands volksbestaan, die aan duizen- de nijvere handen werk en brood geeft, doodelijk zouden treffen en vele land bouwers ten gronde richten. Zoo staat het met den akkerbouw doch met den veefokker, den zuivel- bereider en vetweider is het niet veel beter gesteld. Leverde 1893, door de lang durige droogte, over het algemeen weinig gras in de weiden, tengevolge waarvan de melkopbrengst te gering was en het weid- vee niet genoeg groeide, terwijl er te weinig veevoeder voor den komenden winter gewonnen kon worden, ten opzichte van gras- en hooiopbrengst mocht men in 1894 in den regel tevre den zijnde koeien gaven voldoende melk, het vee groeide goed en de schu ren zijn van winterprovisie behoorlijk voorzien. Ondanks deze gunstiger uit komsten echter, hebben de veehouders ook al niet te roemen op een voordee- lig jaar en genoegzame ontvangsten. En kele gelukkige kaasmakers uitgezonderd, heeft zeker het meerendeel der Noord- hollandsche zuivelbereiders veel te wei nig geld voor zijn waar kunnen bedin gen, en het is te vreezen, dat met Kerst mis menige landman de verschuldigde pacht onmogelijk zal kunnen bijeen krij gen. Ook de boter, ofschoon in ons ge west geen hoofdmaar daarom toch een belangrijk nevenproduct, was te laag in prijsde marktwaarde van 't vette vee valt tegen vele runderen, die thans voor de slachtbank beschikbaar zijn, ge ven een zeer karig weidloon en de prijs der vette schapen blijft beneden de ver wachting. Daarbij komt nu nog het mond- en klauwzeer, waardoor vele die ren in verschillende gemeenten werden sluiting van de Duitsche, Belgische en andere grenzen voor den invoer van ons vee, een zeer gevoelige ramp voor de ze veefokkende en veeuitvoerende pro vincie, en die nadeeliger en drukkender wordt, naarmate zij langer moet duren, en waarom zij in hare uitwerking haast erger is dan het zoo hoogst besmette lijk, doch tot heden gelukkig niet kwaad aardig mond- en klauwzeer zelf. Het kan niet anders ot deze toestan den moeten indien zij nog een paar jaar aanhouden, een allerverderfelijksten in vloed op het landbouwbedrijf uitoefenen. Of liever op heel het Vaderland, dat onmogelijk bloeiën en welvaren kan bij een kwijnenden of stervenden landbouw. Want waar de boer verarmt, daar ver armt ook de arbeider, de neringdoende en nijverheidsmandaar verarmt, lang zamerhand maar zeker, ook de bodem en hij, die er de bezitter van is. Het voortbrengend vermogen van den grond gaat met rassche schreden achter uit en het kapitaal, dat er in steekt, verliest een groot deel van zijn waarde.Een boer, d;e van zijn land niet meer zooveel trekt, dat hij zijn pacht betalen kan, die ternauwernood genoeg heeft, om er met zijn gezin eenvoudig van te leven en er nooit aan behoeft te denken een duitje te zullen besparen voor een kwa den ouden dag, is niet meer bij machte op zijn akker het werk te verrichten, hetwelk onontbeerlijk is om den bodem op den duur in goeden en vruchtbaren staat te houden, om den mest aan te koopen, die voor dit doel even onmis baar is als voedsel voor mensch en dier, of om voor zijn vee het bijvoer aan te schaffen, dat noodig is om het krachtig te doen ontwikkelen en er eene rijke opbrengst van te krijgen in zuivel en vleesch. "Waar het bedrijfskapitaal lang zaam maar zeker inkrimpt en wegslinkt, daar verliest ook de grond jaarlijks in waardedaar wordt van jaar tot jaar. de oogst kleinerhet weerstandsvermo gen van den landman raakt geheel uit geput en de grond verliest gaandeweg zijn rijkdom en kracht, vermagert en vervuilt, omdat hem niet meer wordt ge geven wat hem toekomt en er maar van gehaald en geroofd wordt wat er van te halen en te rooven is. Het spreekt van zelf dat onder dezen druk niet ieder evenzeer lijdt, al is er niemand, die den nood der tijden niet in meerdere of mindere mate ondervindt en voelt. De groot-grondbezitter, de wel gestelde boer, die zijn eigen onbezwaard land gebruikt, zij mogen het duchtig ge waarworden, dat de tijden slecht zijn, zij hebben weerstandsvermogen genoeg, om de kwade jaren door te staan en betere af te wachten. Geheel anders is het gesteld met den eigenaar-gebruiker, die, vaak iu hooge mate met hypotheek of andere schuld bezwaard, alle krachten in moet spannen om in de eerste en voornaamste plaats rente en aflossing of annuïteit bijeen te zamelen, wel weten de, dat hij, zoo hij deze niet kan betalen, vrijzeker er op rekenen kan, dat zijne bezittingen eenvoudig verkocht en hij van eigenaar huurder zal dienen te wor den. En ware hij dan nog maar uit den brand, ware het hiermee dan nog maar gewonnen. Doch, gelukkige uit zonderingen daargelaten, is in den regel een huurboer er niet beter aan toe, is ook voor hem de tijd slechter dan ooit. De waarde van schier alle producten is in de tien of twintig laatste jaren ver bazend, soms wel tot op de helft ach teruitgegaan en hiermee hield de ver mindering der landhuren op verre na geen verband. Gebeurde het voorheen, dat door de eene of andere oorzaak op een enkel stuk land de oogst geheel of ten deele mislukte, dan werd dit vaak vergoed door hoogeren marktprijs. Gold eenig artikel te weinig op de markt, dan werd dit dikwijls opgewogen door de duurte van een anderde boer ontving, alles dooreen gerekend,behoorlijk of veel geld, kon zijn pacht gemakkelijk betalen, had de middelen om het noodige werk te laten verrichten, zijn land in stand te houden en met de zijnen te leven. Thans is dit helaas geheel anders geworden. Hoewel de marktprijs der producten ontzaglijk is verminderd, is dit naar evenredigheid niet zoo gegaan met de landhuren en zijn deze over het algemeen veel te hoog. Nu zou men zoo zeggen dan moeten de huurboeren maar wijzer zijn en niet meer beloven dan zij geven kunnen. Maar dat is gemakkelij ker gezegd dan gedaan. Als de huurjaren om zijn en de boer zich bereid verklaart de plaats opnieuw in te huren, maar dan voor lager pacht, dan wordt dikwijls aan een doovemansdeur geklopt, want de eigenaar heeft alweer anderen, die dezelf de pacht of nog meer willen geven en de boer heeft dus maar te kiezen tusschen blijven en gaan. En, in vredesnaam, hij zal dan maar weer blijvenbij een an der is het toch weer hetzelfde liedhij zal het dan nog maar weer eens een jaar drie, vier wagen de tijden mochten soms nog eens wat beter willen worden boeren moet hij toch, voor een ander vak is hij niet opgeleid en verhuizen is ook al een lastpost. En zoo blijft hij op nieuw, het einde moet den last maar gen leste moet opgeven, de plaats en het bedrijf vaarwel zeggen, om te trach ten langs anderen weg, op andere wijs het dagelijksch brood voor zich en zijn trezin te verdienen. De boerderij vindt echter terstond een anderen bewoner, wieD het al evenmin naar wensch gaat, die het wat langer of korter uithoudt, naar gelang van wat hij te verliezen heeft, om ten slotte op dezelfde wijze te ein digen en te sneuvelen als een slacht offer in den vruchteloozen strijd om het bestaan. Ik heb daar straks gesproken, M. H. van gelukkige uitzonderingen en 't is toch ook een troost hierop te mogen wijzen. Er zijn, Goddank, nog landhee- ren en corporatiën, die eeD goed inzicht in de zaken hebben en tevens een menschlievend hart; die begrijpen, dat het belang van den pachter ook het hunne isdat hunne bezittingen alleen dan hunne innerlijke waarde, hunne vruchtbaarheid en de kracht tot voortbrengen kunnen behouden, als het den gebruiker goed gaat, doch dat daar entegen de achteruitgang van den pachter ook is achteruitgang van de landerijen en verlies van grondkapitaal. Personen; die, den ernst der tijden begrijpende, in slechte jaren hun huurders een deel van de pacht kwijtschelden, en nog anderen, die jaren lang reeds voor matigen prijs hunne landhoeven verhuren, wel gevoe lende, dat zoo een huurboer een billijke pacht heeft te betalen, dit niet alleen dien huurder, maar evenzeer den grond en zijn eigenaar ten goede komtmen- schen, die het met welgevallen aansta ren, als zij zien, dat het hun pachters welgaat, dat zij vooruitkomen in de we reld, omdat zij de schoone overtuiging koesteren, dat een rijke zijn rijkdom niet mag gebruiken voor eigen genot en voor deel alléén, maar ook verplicht is daar* mede welvaart en zegen te verspreiden onder zijn medemenschen, om goed en nuttig te zijn voor anderen. Maakten nu de hierbedoelde personen en vereenigingen de hoofdmacht der grondbezitters uit, dan zou voorzeker de algemeene toestand niet zoo bedroevend zijn als thans en de toekomst minder zorgbarend en donker. Maar er zijn he laas ook andere eigenaren. Onder hen vindt men dezulken, wier financieele toestand van dien aard is, dat zij, ja, den boer het wel gunnen zouden, dat hij wat minder huur gaf, doch die dit zelf niet lijden kunnen en daarom zeg gen „het spijt me geducht om jou, maar een ander wil mij gaarne dezelfde pacht1 betalen en het is met mij in dezen tijd van malaise ook al geen rozengeur, mijn wil is wel goed, maar ik kan niet." Er is ook nog eene andere rubriek per sonen, financieele en andere instellingen, die het land beschouwen als een effect, dat zoo en zooveel percenten geeftdie land koopen, zoodra zij hiervan beter rente berekenen kunnen dan van aan* deelen, obligatiën of schuldbrieven en het evengemakkelijk weer omwisselen, als hun dit raadzamer en voordeeliger toeschijnt; personen en vereenigingen, die zich weinig erom bekreunen in schijn mischien wel, doch in werkelijk heid dikwijls niet of het grondbezit in goeden staat blijft, verbetert dan wel achteruitgaatdie alleen maar redenee ren ik heb die boerderij voor zooveel gekocht; ik krijg zooveel huur; daar gaat voor onderhoud, belastingen, admi nistratiekosten enz. zooveel af; rest zoo veel dat is dus zooveel percentdit kan ik op andere manier niet maken de boer klaagt wel, maar dat doen de boeren altoos wil hij niet langer blijven: mij welik heb nog liefhebbers genoeg achter de hand en behoef dus volstrekt niet verlegen te zijn. Dat op deze manier tenslotte niet alleen de gebruiker, maar ook het land uitgemergeld wordt, is voor iederen deskundige duidelijk en klaar. Er worden in deze dagen allerlei mid delen aan de hand gedaan, goed gemeend en van warme belangstelling en oprechte zucht tot verbetering getuigend, die zou den moeten strekken tot opheffing van den landbouw uit zijn diep verval. Mid delen van zeer uiteenloopenden aard, van meerdere of mindere waarde, mid delen dikwijls ook, die door den een als heilzame artsenij worden aangeprezen, maar door een ander als hoogst schade lijke en afkeurenswaardig veroordeeld. Van deze zijn er verschillende van tijd tot tijd reeds door onze vereenigiDg be sproken, aanbevolen of afgewezen en de ze kunnen dus nu buiten behandeling worden gelaten. Het Bestuur meende echter, dat het nuttig kon zijn in deze vergadering de aandacht in het bij zon der te vestigen op de hooge huren en de hooge hypotheek- en andere renten, die veelal wordeD geëischt en die mede als hoofdfactoren van den ellendigen toestand zijn te beschouwen. Het begrijpt heel goed, dat de Vereeniging de macht niet heeft een landeigenaar of schuld- eischer te noodzaken de huur of de ren te te verminderen, maar het is toch ook van meening, dat het desniettemin wel degelijk aanbeveling verdient, hunne aan dacht ernstig op deze zaak te vestigen en er hen ernstig en krachtig op te wijzen, j dat, waar de pachter meer en raeer ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6