HET VOORGEVOEL
PlaM>
V
Om de Hongaarsche boeren tot den bedel
staf te brengen.
onweerstaanbaar verlangen kwam in hem
op naar zijn vaderland, naar de vroolijke
de planten het hoofd naar den grond. De
bodem vertoonde barsten, als had het on
weerstaanbaar geweld van een aardbeving
hem van elkaar gescheurd. Een ontelbare
menigte insecten vernielden bladen en
verwoestten alles, wat nog niet als offer
der zonnehitte was gevallen.
Besmettelijke ziekten braken onder
mensch en dier uit. Grijzend trok de dood
met zijn zeis van dorp tot dorp. Waar bij
zjju verschrikkelijke zeis hanteerde, te
midden vaD een slecht gevoede, uitgehon
gerde bevolking, deed de doodsklok zich
van den vroegen morgen tot den laten avond
hooren.
Behoeven wij nu nog te verklaren, wat
het zeggen wil, onder dergelijke omstandig
heden voor belasting-inkwartierirg gekom-
mandeerd te worden
De soldaat ontvangt van den Staat slechts
uniform en wapens, maar niet daarbij een
hart van steen.
Toen luitenant Puchta in Maisa was
aangekomen, zag hij zich plotseling te
midden van een hartverscheurende ellende
geplaatst; de verkoolde bodem had geen
korreltje graan voortgebracht. Een dergelijk
verschrikkelijk jaar was voldoende, om het
holoogig spook van den hoDger in de
hutten der boeren te doen verrijzen, die
vroeger voor welgesteld doorgingen. Noch
met mooie praatjes, noch door den harden
druk der inkwartiering was de belasting te
innen.
Het vroeger zoo vroolijk gemoed van
den jongen officier voelde zich gedrukt bij
het aanschouwen van zooveel jammer. Nooit
had bij zich zoo verlaten gevoeld, nooit
waren hem zijn militaire plichten zoo
zwaar voorgekomen. Man meed zijn ge
zelschap, alsof hij door een besmettelijke
ziekte was aangetastwilde hij, in een
vroolijker stemming, eens een gesprek met
dezen of genen aanknoopen, dan had de
persoon in kwestie juist iets anders te doen.
De Hongaarsche edelen verloochenden
zelfs het weinigje Duitsch, dat zij
kenden.
Ging hij, door verveling geplaagd, de
breede straten van het dorp door, dan bal
den de boeren met donkere gezichten de
vuisten achter hem en spraken zacht:
,Ook gij zijt hier gestuurd, om met uwe
soldaten onzen kinderen de laatste bete
broods te ontstelen. Dat de hemel u
en hen, die u sturen, daarvoor
straffe
Niet ieder in 't dorp wist, dat luite
nant Puchta geen enkele, voor een ander
bestemde bete opat. Integendeel 1 Reeds da
delijk had hij in 't eenige logement van
't dorp een p ar kamers gehuurd en at
en dronk daar op zijn eigen kosten, wat
den belasting-commissaris eiken dag al
meer en meer ergerde.
0 Heeft men ooit zoo'u gek gezien F Ik
wijs hem een kwartier in 't huis van den
best gestelden grondbezitter aan, waar hij
het recht heeft, een veeren bed met zijden
dekens, en dagelijks groenten aan 't diner
te eiechen, en toch vergooit zoo'n kerel
zijn geld in het logement. Dat is een on
gehoorde lichtzinnigheid. Ja, men kou het
zelfs als een staatsmisdaad beschouwen. Als
ieder zoo handelde, waren we niet in staat,
die Hongaarsche stijfkoppen te dwingen,
hun belasting te betalen. Ik zou echter
wel eens willen weten, uit welke bronnen
mijnheer de luitenant zijn niet geriDge
uitgaven bekostigt. Hm, hm
Dit was in allen gevalle waar, dat de jon
ge officier, tijdens de laatste weken ver
scheiden bankbiljetten moest wisselen, wat
niet onopgemerkt bleef.
Eenzaam en weemoedig gestemd door
de ellende, die hij eiken dag aanschouwde,
sprak hij dikwijls duchtig den wijn aan.
De zwaarmoedige, nu eens diepe smart
uitdrukkende, dan weider wild juichende
Zigeunermuziek gaf zijn eigen gemoeds
toestand volkomen juist weer. Uren lang
kon hij naar die muziek luisteren. Een
horloge. Het had juist negen unr geslagen.
Daar liep hij nu alleen in die donkere pa
den rond te slenteren. Het scheen, alsof al
len saamgezworen hadden, om hem de
zen avond te bederven. En dat noemt men
nu huiselijkheden! De «rouw ligt in bed,
en steunt en kermt, om een steen te ver
murwen; de dochter slaakt liefdeszucl.-ten en
kust de rozen van den weggevluchten huis
onderwijzer; en de andere, die wil het huiB
verlaten, omdat men haa: bet blijven onmo
gelijk maakt. Zooals rerds gezegd is, een
zeer gezellige, ordelijke huiselijkheid. Waar
achtig, het is prettig, zoo alleen in het don
ker rond te dwalen. Wist ik maar wat
beters. Haar zoo gaat het in de wereld.
Een ma88a menechen, die niet met elkander
kannen omgaan, zijn in één buis bij elkan
der geplaatst; terwijl twee menschen, die
volkomen bij elkander passen, en elkander
gelnkkig kunnen maken, gedoemd zijn ver
van elkander, elk op zijn manier den tijd te
dooden. Dat is toch waarachtig al te dom.
Wanneer hij er tenminste maar een had,
aan wie hjj zijn ergernis kon luch
ten.
En daar kwam hem juist die ongelukkige
Kleinholz in den weg. Zij was nog even
naar hare zieke meesteres gegaaD, die ein
delijk de slaap gevonden bad, en zij was nu
van plan, om na deze zwoelen dag, nog eens
een luchtje te scheppen. Zij was besloten,
raorgjn baar plan de campagne, verder uit
te voeren.
Heden was het genoeg geweest, zjj kon...
Daar boorde zij haar naam reepen .juf
frouw Kleinholz, kom eens even
hier.*
Zy trad vol verwachting nader.
aIk heb de zaak, waarover wij reeds ge-
Het regende maar niet. Gedurende twee, kameraden en hun prettig, gezellig le-
drie maanden viel er geen enkel droppeltje ven.
regen op de dorstenden velden. Door een Toch bracht de mnziek der bruine ge-
gloeiende tropische hitte verzengd, bogen zeilen hem verstrooiing aan en hij hield
gaarne een praatje met hen.
Ten slotte werd een gesprek met hen
hem tot een bepaalde behoefte. Hij noodigde
de Zigeuners bij zich op zijn kamer en
het deed hem veel genoegen, vroolijke luid-
jes om zich heen te zien, die een flesch
wijn gretig aannamen.
Slechts de Zigeuners trokken zich niet
schuw voor hem terug, msar zetten zich
met gerustheid aan zijn talel neder, dron
ken van zijn wijn en aten van de door
hem betaalde spijzen. Het doel zijner komst
veroorzaakte hnn geen nadeel, integen
deel.
De bruine muzikanten waren dm ook
vroolijk en goed gelnimd. Van hen
belasting te vorderen, zon zelfs den
gestrengsten belastingcommissaris niet in
't hoofd komen. Hun eenigste kleeding-
stuk kon hij hen toch niet ontnemen en
zelfs de slimste belasting—beambte zou niet
kannen vinden, wat waarde had in hun
armoedige hutten. Zoolang de jonge offi
cier gi ld had, kon hij, van den avond tot
middernacht en van middernacht tot het
aanbreken van den morgen, zich verlusti
gen in hun beurtelings trenrige en jube
lende muziek.
Eens op een koelen herfstavond, toen
Puchta van een verre wandeling terug
keerde, ontmoette hij een vrouw met twee
kleine meisjes, die zich aan haar rokken
vastklemden.
De vrouw jammerde luid.
Zooveel kende de luitenant reeds van
het hongaarscb, dat hij de jammertonen
der vrouw kon verstaan.
Haar boeltje zou morgen publiek ver
kocht worden voor de belasting.
De luitenant kreeg diep medelijden met
dit beklagenswaardig gezin.
Vastberaden trad hij op de vrouw toe
en vroeg vol medelijden
.Ben je dan zooveel schuldig
(fOc'n lieve God, zeer veel. Ik moet
reeds twee jaar betalen. Vijf en zestig Gld.
vorderen de heeren van mij. En ik bsn
slechts een arme weduwe!"
.En is er openbare verkoop?'
»Ach ja en de commissaris verklaarde,
dat hij niet Luger wilde wachten.'
Luitenant Puchta zwteg en scheen iets bij
zichzelf te overleggen.Zijn geld was bijna op.
Hij had niet voor niets de zigeunermuzikan
ten onthaald. Hij had nog zeventig gul
den, het hem toevertrouwde menagegeld
der manschappen. Hij nam dit geld in
banknoten uit zijn portefeuile en drukte
het zonder een woord te zeggen, der we
duwe in de hand. Daarop verwijderde hij
zich snel, zonder de weduwe den tijd te
laten hem te bedanken.
En weder klonk dien avond, nu eens
treurig dan weer vroolijk, de muziek der
zwartlokkige Zigeuners, Maar vroolijker
dan ooit te voren was de jonge officier, in
't bewustzijn, een goede d.ad verricht te
hebben. En al was het ook niet zijn eigen
geld dat hij weggeschonken had dit
veroorzaakte hem geen knellende zorgen. Hij
wist toch, dat hij binnen weinige dagen een
flinke som moest ontvangen, die zijn goe
de vader hem bij 't begin van elke maand
zond.
Den volgenden morgen, terwijl Puchta
zich nog behagelijk in zijn bed nitstrekte
zeide de kellner, die hem zijn koffie bracht,
met een gewichtig gezicht:
„U weet nog Diets van de komst van
den kapitein, wel P'
.Eu verder", vroeg de officier geeu
wend.
De kellner stotterde verward eenige on
verstaanbare woorden, terwijl hij zijn ser
vet opvouwde en weer ontvouwde. Het
maakte onwilkeurig den indruk, alsof hij
iets onaangenaams had mede te deelen,
maar niet den moed had, dan mede voor
den dag te komen.
„Je schijnt iets te zeggen te hebben,
zeide Puchta verbaasd.
sproken hebben, onderzocht. Gij bebt daar
mede een gruwelyke, stomme streek begaan.
Liefdesgedichten zou Christina gemaakt
hebben 't Is te gek om van te praten.
Het gedicht, dat gij mij getoond bebt, ib
niets dan een vertaling uit het fraDSch.
Kent gij dan die geschiedenis niet Dat
treffende drama van Alfred de Massets?
Ik moet u zeggen, dat mij dit, van de op
voedster mijoer dochter ten zeergte verwon
derd. Ik kan Diet nalaten u een nauwkea-
riger studie van de fransche litteratuur aan
te raden.
Mijn hemel, ieder kind kent bijna die ge
schiedenis I*
Wel had hij zelf eerst een half nor gele
den de geschiedenis leeren kennen, maar
hij behoorde gelukkigerwijs, niet tot de
kindertn. En eer dat de ander nog een
woord had kunnen antwoorden, vervolgde
hij.En nn wensch ik geen woord meer
over deze zaak te hooren. Ik wil ook niet,
dat mijne vronw daar verder in gemoeid
wordt; gij ziet, welke gevolgen dat na zich
sleept. Wat ik n evenwel ten strengste
moet aanraden, is, beter op de handelingen
van Tbesi te letten, want dat is hoog nood
zakelijk. Goeden nacht, jnlfrouw Klein
holz."
Nu was de beurt aan haar, om bruispoe
der in te nemen, om hare opgewonden ze
nnwen een weinig tot bedaren te bren
gen.
De beide meisjes zeiden elkander dezen
avood slechts kort .goeden nacht" en spra
ke verder geen woord meer.
WORDT VERVOLGD.
„Ik wilde maar zeggen
De luitenant werd ongeduldig.
z/Kom er dan toch mee voor den dag,
voor den duivel
rIk wilde maar vragen, of de luitenant
al weet, d.it de belasting-commissaris voor
kort bij de regiment-kommandant .een
aar.- en opmerking maakte."
aEen aanmerking, waa-over?"
.Ik weet het niet preciesmaar
ik hoorde hem voor eenige dagen tot
mijnheer zeggen Het is me onbegrijpelijk,
hoe de luitenant aan al dat geld komt.
De overste moet met de kolosale uitga
ven in kennis worden gesteld.'
Puchta werd zoo bleek als een doek....
In een oogenblik werd hem zijn geheele
hachelijke toestand dnidelijk. Een ellende
ling had hem aangeklaagd, omdat hij
niet in diens smiak viel. Ongetwijfeld
stond de onverwachte komst van den
kapitein daarmede in verband. En nu zal
men verantwoording vragen der hem toe
vertrouwde gelden nu zal hij voor zijn
overste, zijn kameraden, zijn vader, voor
de geheele wereld staan als iemand, die
misbruik van vertrouwen heeft gemaakt
als een slecht officier
Een ontzettende angst over deze smet
op zijn eer grijpt hem aan.
De kellner ging voort en zeide
.Zooeven is de kapitein de gezelschaps
zaal nitgegegaan hij schijnt hierheen te
komen.'
Doodsbleek sprong Puchta uit zijn
bed.
.Ga hem tegemoet en zeg hem, dat ik
binnen vijf minuten gekleed zal zijn."
En nadat hij achter den vertrekkenden
kellner de deur had gesloten, greep hij pen
en papier en schreef in vliegende haast de
volgende woorden:
^Overste vergeef een ongelukkige. Gis
teren gaf ik, door medelijden gedreven, een
arme weduwe f70, bet mij toevertrouwde
menage-geld. Mijn maandelijksche toelage
zou mij in staat gesteld hebben, die som
binnen eenige dsgen terug te geven. Heb
de goedheid, dit mijn vader en mijn ka
meraden mede te deelen."
Er werd aan de deur geklopt,
zrDadelijk,' riep Puchta.
En een op zijn schrijftafel liggend pi
stool grijpend, schoot hij zich een kogel
door den rechterslaap.
Den volgenden dag kwam uit Budweis
een verzegelde brief mei 200 gulden voor
luitenant Puchta in Mais3. Het was de
maandelijksche toelage.
Toen des namiddags vier soldaten de
eenvoudige kist op hun schouders naar 't
kerkhof droegen, volgde een eenvoudige
vrouw met twee kindeten aan haar hand
den stoet.
In diepe smart wierp zij zich naast het
pas gedolven graf en bevochtigde de kou
de aarde met haar heete tranen.
"Voorgevoelens P zei de schilder Ka-
rel Vellenga onsik geloof er niet aan
want ik geloof niet aan het bovennatuur
lijke, noch aaD die zoogenaamde geheim
zinnige interventie, waarmede de zwakken
van geest van alle tijden en de sterken
van geest van deze mode eeuw zich be
zighouden. En toch, eens in mijn leven
heb ik een voorgevoel gehad dat werkelijk
is uitgekomen.
Wij vroegen hem terstond ons die ge
schiedenis te vertellen. En hij be
gon
Op een avond in December, tegen
negen uur, begaf ik mij naar mijn vriend
Lodewijk Trouw. Ik voelde mij dien a-
vond zoo alleen en zeer droefgeestig ge
stemd. Ik moest destijds heel hard wer
ken, en geringe werkjes doen om aan den
kost te komen; want zonder fortuin en
zonder naam als ik was, leverde de schil
de rkunst mij niet veel op. En soms, als
de dagtaak was afgedaan en ik om mij
heen keek in mijn verlaten atelier, voelde
ik van lieverlede in de duisternis in ge-
zeischap van mijn zwijgende schilderyen,
hier en daar op een ezel ve; spreid, een
toenemenden angst zich van mij meester
maken, en werd ik bang alleen te blijven
alleen met mijzelven en den nacht in 't
vooruitzicht. Dan boden de kleine kamer
het gezelschap van dien vriend, dien
verspreid liggende boeken, op de overal
heen liggende papieren, op den glazen
inktkoker en den tabakspot, dien ik al
drie jaren op dezelfde plaats heb gevonden.
De oode leeren fauteoil staat voor de tafel
ledig.
Stellig, hij kan niet ver weg zijn hij
terugkomen, zeg ik tot
til dadelijk
mijzelven.
En ik neem plaats m den fauteuil, ik
wacht. ia-
Mijn blikken dwalen af naar al de mij
welbekende voorwerpen in de kamer, waar
als alles mij herinnert, een dierbaar leven
van intimiteit, van stilte en arbeid, in die
kamer, die zoo dikwijls onze jongelings-
droomen heeft vernomen, waar onze lach
heeft weerklonken, onze zuchten zich heb
ben vermengd. En deoogen halfgeopend,
in gedachten verzonken, bemerk ik niet,
dat het wachten al geruimen tijd duurt.
Niet eer ont waakte ik nit mijn droom, dan
na een groot nor, toen plotseling de stilte
der kamer door een licht gedruisch ver
broken werd. Ik luisterdjhet getik der
pendule had plotseling opgehouden. Dat
geluid, zoo regelmatig, dat 't als 't ware
deel uitmaakte van de stilte zelve in
deze woning, vernam ik plotseling niet
meer aan den muur boven mijn hoofd; en
ik had het niet eer opgemerkt, dan 1oen
het in eens had opgebonden. Toen kwam
er ook plotseling verandering alsof er iets
tegelijk met het regelmatige tik, tak, in mijn
ziel tot stilstand was gebracht. Opnieuw
werd ik bevreesd voor de droeve stilte, die
om mij heen was.
Wat laat hij zich lang wachten
dacht ik. Waar toch kan hij zijn
Ik liep naar het veDster, het was don
ker maar geheel omlaag, in de vage duis
ternis, met hier en daar het gele schijnsel
van een enkel licht van de straat, onder
scheidde ik een vage lichtstreep, zich ver
lengend tusschendoor de huizenrij, terzelf
der tijd zag ik het neerdwarrelen van vlok
ken langs voorbij het venster, en in het
geluid dat van buiten tot mij kwam, her
kende ik dat gedempt geraas, dat het le-
veD in de stad altijd veroorzaakt, als de
straten zijn bedekt meteen zacht sneeuw
kleed.
Sneeuw! dacht ik.
En ik huiverde, als gevoelde ik eensklaps,
dat het in de kamer kil geworden is.
Maar ik kon het vuur in den haard niet
weder doen ontbranden, het was langzaam
weggestorven en tevergeefs beproefde ik al
les om het weder op te wekken.
Mijn God! zei ik, wat is er toch aan
de hand? Wie ter wereld kan mijn vriend
zoolang ophouden, terwijl hij weet dat zijn
lamp nutteloos brandt en zijn werk hem
wacht.
Om mijn ongerustheid een weinig te ver
drijven, draaide ik het licht wat hooger;
ik nam het boek ter hand, dat voor mij lag
op de tafel; en ik bugon te lezen de
bladzijde, die voor mij lag opengeslagen:
het was een werk van den ouden Montaig-
ne, den lievelingsschrijver van mijn vriend.
Ik las:
„Zij die ons leven hebben vergeleken bij
een gedachte, hebben gelijk gehad, meer
dan zjj wel dachten. Als vrij denken, leeft
onze ziel, handelt zij, oefent zij hare func-
tiëo uit, niet meer, niet minder dan wan
neer zij waakt; maar als zij dat doet, meer
1 4* 11- -3 V
Gij kendet haat niet V
eu toch had ik u reeds /n hij
spreken. Zij is studente in
en sedert een jaar in het
denzelfden dienst als\k.lk -
iederen d«g,ik heb haar nu en dan
maar verbeeld u. ik heb ha&,
- -co ha&j
gezien.., je vreet, hoe ik heD. u?
ik dacht ook niet dat jij ^v-
tie schonk. Nu, «anatond,
naar de post wilde breng^ wer/T"''"
een vrouw aangesproken, dïe ilcv
mijn woning begaf. Zij Was het/,4*
Kende haar Verstond als een dh't
die in ons leven een
der evenwel onze gedacht.
den. Zij kwam, zeide
V .~"a»
btzig
Zij, mij een
dendienst verzoeken: een kind van «n v/
van haar, een vrouw
had 111
vrouw
arbeidende
klasse,
diphth.
'emir.
°P,
f
paste het al verscheidene daj
kleine scheen ven avond veel slecht*/';'
had raad noodig, hulp waarop «j p'4
kenen ot ik mij wilde beschikWa, N
Ik ben dadelijk met haar medegegu/'
n. 5
en
geen uwer heeft gekend, mij een waren
troost. Terwijl ik dan verf maakte, hield
hij zich met zijn studie bezig op weten
schappelijk en geneeskundig gebiedhij
was de meest rechtschapene, de meest o-
penhartige vriend, dien ik ooit ontmoette
een kinderziel en een mauDenkarakter
een ruwe, werkzame, charmante jon
gen.
Ik klim de trappen op naar de zesde
verdieping want zijn rijkdom evenaarde
de mijne en ik klop aan zijn deur,
maar ik verneem niet als altijd zijn ge
woon „binnen 1' waarmede hij al zoo vaak
mij had verwelkomd. Ik klop nogmaals:
geen antwoord.
Misnoegd en nog droefgeestiger dan ik
komen was, maak ik mij gereed weer
heen te gaan maar wat is dat terwijl
ik mij voorover buig, zie ik door het sleu
telgat, dat er licht brandt op zijn kamer
en dat de sleutel in het slot steekt. Lo
dewijk heeft mij zeker niet gehooidik
wist dat hij op dat unr altijd diep over
de boiken heengebogen zat; zonder twij
fel heelt hij, verdiept in zijn arbeid, mij
niet gehoord. Ik zul hem verrassen, ik
zal hem onverwacht de hand op den schou
der leggen en ik zal den blik
zijner open oogen veibaasd op mij zien
richten.
Ik treed binnen; niemand in de kamer.
De kleine lamp brandt op de tafel; zijn
abat-jour werpt een kring van licht op de
onbewust, is dat niet zoo sterk, dat het
verschil zij als dat van den nacht met een
helderen dag; ja, als dat van den nacht
met den schaduw. Daar slaapt zij, hier
sluimert zij. Meer of minder is er altijd
duisternis en een stikdonkere duisternis."
Maar nauwelijks had ik deze regelen
ontcijferd, getroffen door hun beteekenis,
die zoo met n ijn geestestoestand overeen
stemde en wilde ik juist de bladzijde om
slaan, of de vlam der lamp verkleinde
zich, een laatste flikkering, een weinig rook,
de lamp was uit. En ik bevond mij alleen
in de duisternis, in de koude en de diepe
stilte nut de impressie, te zijn aan den
drempel des doods. Bijna op hetzelfde oo
genblik klonk het geluid van voetstappen
in den corridor, de deur werd geopend.
Ludiwijki riep ik uit, mijn verwar
ring, n ijn opgewonden gemoedstoestand,
zoo goed mogelijk verbergend; zijt gij het?
Hij herkende het geluid mijner stem in
de dnisternis.
Kijkzei hij op dien kalmen toon,
hem zoo geheel en al eigen, gij wachtet
mij dus Wat, zonder vuur en licht
Arme vriend, vergeef mij ik ben wat
erg laat.
Ten minste, antwoordde ik, als u
niets overkomen is
Vermoedde hij, dat ik in angst had ge
zeten
Hij antwoordde niet dadelijk, en toen
hij een lucifer aanstak, om een kaars aan
te slekeu, zag ik dat hij mij aankeek zon
der iets te zeggen.
Welnu, ja 1 antwoordde hij eindelijk,
terwijl hij over mij plaats nam en mijn
haDd greep, als in ren onwederstaanbaie
opwelling om zijn hart geheel uit te
storten ja er is mij iets overkomen, iet?
goeds en gelukkigs, dat ik u dadelijk
moet mededeelen,opdat gij u mat mij verheugt
Gij zult u wel verwonderen, misschien
nu (hij glimlachte verlegen als om mij
toegevendheid in te roepen) nu ik geloof
dat ik verliefd ben.
Gij 1 riep ik
Ja
ben ik Int te witen gekomen, toen ik mij
beminde zag.
Arme jurgen 1 was ik verraat, dat hij
beminde F Hij was zoo naïef 1 Maar hij
leefde zoo geheel algezonderd van de wereld,
opgaande in zijn studie, dat ik hem reeds
lang vreemd waande aan die dwaasheden
der jeugd, en ik er nooit met hem over
sprak.
Het kind sliep; ik ond
werzelijk ging het veel beter
laatste crisishet gereutel had41
den zonder eenige interventie °?Se/
zijde, ken ik verklaren, dat het?/
geheel buiten alle gevaar
gaf zulk een vreugde in dit in
narde omstandigheid verkeerende
de moeder mijn hand nam en di
kuste. Zij liet in dien tusschecti/
kind drinken daarna keerde zij
en met een glimlach bedankte
Weina, gelooft ge het Toen, ik 0Ï
hand de lippen gevoelde van die W
de moeder, toen eerst zsg ik jÏDe J
heet Jane, heb ik 't al gezegd?
eerst verscheen zij mijen ik zae
de eerste maal, dat zij blond wa?
in haar mooie zwarte japon, en
zelfde oogenblik las ik in haar oc5CU -
ik iets was dat reeds lang een plaat!
nam in haar hart, eu honderd
den uit het verleden kwamen mij i
den geest, die mij deze zachte
om mij heen verklaarden en mij r.
domheid verweten, dat ik niet eer ie
teekeiris had begrepen. En plotseling
waakte mijn lief del Want ik gevoelde j.-
ik haar beminde, ook toen ik mij daan-i;
nog geen rekenschap gaf. En zonder tr-
tel heeft zij op haar beurt aan mijn tij.
ken bemerkt, wat er in mij omging,vc
zij bloosde en sloeg de oogen neer.
zal ik n nog meer zeggen Ik heb 1»
thuis gebracht, en in enkele zeer
voudige woorden hebben wij onshwtw
elkander uitgestort. Zoodra wij onze si;-
diën zullen hebben geëindigd, gaan
trouwen.... Nu weet ge, beste vrieai,
waarom ik u zoo laog heb laten n&
ten. Zie, het uur, waarop de pendule i
blijven stilstaan, is voor mij het ben
van een groot geluk 1
Zijn vreugd verdreef mijn kwade dn:
men. Dat, dacht ik, zijn das die ot
heilspellende voorgevoelens 1 Ik verwie:;-
te een ongeluk en het is het geluk, u
zijn intrede heeft gedaan.
Wees gelukkig, vriend, zei ik W
hem, toen ik afscheid nam, mocht ge
zoo ook den weg tot het geluk doen 'tin
nen 1 T
Acht dagen later, toen ik weer bjl*
dewijk was, daar geroepen door een
wanhopig briefje met een vrouwenhand?
schreven, worstelde de ongelukkige
dood 1 -
Denzelfden avond, dat ik hem
waarts had zien keeren met het p"*
nieuws, dat hem zoo gelukkig n
i „„u. u,"v.„i -lot-Kost van het r»
bracht hij van het ziekbed van I
de kiem mede van de vreeselijke ad'
die men toen nog niet zoc goed rt
thans, dank zij de ontdekking van -5
serum, wist te genezen. Hij j*
gaDschen dag te reutelen en eindelijk
zweek hij in onze armen, ons tociaek"'
en ons troostend. Zij, aan wie hy
leven had verbonden, droeg baai ron'
haar smart, alsof zij reeds zijn vron» P
weest ware. Heelt zij zich sedert ge"®**
Ongetwijfeld, want zij heeft geleefd.
Wat mij betreft, die hem zal ■-
betreuren, wieus vriendschap nrij n^P
seling werd ontnomen, ik heb dik"ï!'
- - -• l- «tniia
uit.
Ik bemin, en daar straks
I O
ruggedaent aan dien somberen svol- -
ik wachtte en het onl
angst, toen
CllHe ou
zich aan mij geopenbaard scheen te bew*
en het is mij altijd, alsof nnja
reeds dien avond gestorveD is-
mevrouw.
Kan het
wat e<>
al
- Och
aardig kind
ken
- Nog niet, mjjnlwei
het is toch een wonderhj eSC.^
verstaat al wat je zegt, me wa ]oepsst
sie.
me turkemeprulJefje, P0®'6'
snollcbolletje me troelelecaijntjs
Wanneer het dat allemaal
f "jt-ur fien ftüiidf:rJyk
-«4
dan is het zeker een
zei Blommers.
de g10
ϻD
G*
Het hoofd v a n
Hongaarsche familie ^9'er //ia «S5 J
tha, onlangs in zijD "'e ei?/*
leis te Weenen overleden, [i
van uitgestrekte groudbez ttt?
garije en
Oosteurijk. ^Ün,V8tp Lon*®
lang Oostr nrijksch zjD ïerscfr*DL
bij feestelijke gelegeoHt e
excellentie in een "D1 ^'e g^cba'
waarde aan diamauti n wa®,
op 12.000.000 gnW«* djeee»
Deze diplomaat wasi he
kend aanzienlijk gr°nde f" D d<**%
toen deze hem w' xflOO
dedeeling, M"i '/U
pen op zijn
bezitUDg