HET VOORGEVOEL PlaM> V Om de Hongaarsche boeren tot den bedel staf te brengen. onweerstaanbaar verlangen kwam in hem op naar zijn vaderland, naar de vroolijke de planten het hoofd naar den grond. De bodem vertoonde barsten, als had het on weerstaanbaar geweld van een aardbeving hem van elkaar gescheurd. Een ontelbare menigte insecten vernielden bladen en verwoestten alles, wat nog niet als offer der zonnehitte was gevallen. Besmettelijke ziekten braken onder mensch en dier uit. Grijzend trok de dood met zijn zeis van dorp tot dorp. Waar bij zjju verschrikkelijke zeis hanteerde, te midden vaD een slecht gevoede, uitgehon gerde bevolking, deed de doodsklok zich van den vroegen morgen tot den laten avond hooren. Behoeven wij nu nog te verklaren, wat het zeggen wil, onder dergelijke omstandig heden voor belasting-inkwartierirg gekom- mandeerd te worden De soldaat ontvangt van den Staat slechts uniform en wapens, maar niet daarbij een hart van steen. Toen luitenant Puchta in Maisa was aangekomen, zag hij zich plotseling te midden van een hartverscheurende ellende geplaatst; de verkoolde bodem had geen korreltje graan voortgebracht. Een dergelijk verschrikkelijk jaar was voldoende, om het holoogig spook van den hoDger in de hutten der boeren te doen verrijzen, die vroeger voor welgesteld doorgingen. Noch met mooie praatjes, noch door den harden druk der inkwartiering was de belasting te innen. Het vroeger zoo vroolijk gemoed van den jongen officier voelde zich gedrukt bij het aanschouwen van zooveel jammer. Nooit had bij zich zoo verlaten gevoeld, nooit waren hem zijn militaire plichten zoo zwaar voorgekomen. Man meed zijn ge zelschap, alsof hij door een besmettelijke ziekte was aangetastwilde hij, in een vroolijker stemming, eens een gesprek met dezen of genen aanknoopen, dan had de persoon in kwestie juist iets anders te doen. De Hongaarsche edelen verloochenden zelfs het weinigje Duitsch, dat zij kenden. Ging hij, door verveling geplaagd, de breede straten van het dorp door, dan bal den de boeren met donkere gezichten de vuisten achter hem en spraken zacht: ,Ook gij zijt hier gestuurd, om met uwe soldaten onzen kinderen de laatste bete broods te ontstelen. Dat de hemel u en hen, die u sturen, daarvoor straffe Niet ieder in 't dorp wist, dat luite nant Puchta geen enkele, voor een ander bestemde bete opat. Integendeel 1 Reeds da delijk had hij in 't eenige logement van 't dorp een p ar kamers gehuurd en at en dronk daar op zijn eigen kosten, wat den belasting-commissaris eiken dag al meer en meer ergerde. 0 Heeft men ooit zoo'u gek gezien F Ik wijs hem een kwartier in 't huis van den best gestelden grondbezitter aan, waar hij het recht heeft, een veeren bed met zijden dekens, en dagelijks groenten aan 't diner te eiechen, en toch vergooit zoo'n kerel zijn geld in het logement. Dat is een on gehoorde lichtzinnigheid. Ja, men kou het zelfs als een staatsmisdaad beschouwen. Als ieder zoo handelde, waren we niet in staat, die Hongaarsche stijfkoppen te dwingen, hun belasting te betalen. Ik zou echter wel eens willen weten, uit welke bronnen mijnheer de luitenant zijn niet geriDge uitgaven bekostigt. Hm, hm Dit was in allen gevalle waar, dat de jon ge officier, tijdens de laatste weken ver scheiden bankbiljetten moest wisselen, wat niet onopgemerkt bleef. Eenzaam en weemoedig gestemd door de ellende, die hij eiken dag aanschouwde, sprak hij dikwijls duchtig den wijn aan. De zwaarmoedige, nu eens diepe smart uitdrukkende, dan weider wild juichende Zigeunermuziek gaf zijn eigen gemoeds toestand volkomen juist weer. Uren lang kon hij naar die muziek luisteren. Een horloge. Het had juist negen unr geslagen. Daar liep hij nu alleen in die donkere pa den rond te slenteren. Het scheen, alsof al len saamgezworen hadden, om hem de zen avond te bederven. En dat noemt men nu huiselijkheden! De «rouw ligt in bed, en steunt en kermt, om een steen te ver murwen; de dochter slaakt liefdeszucl.-ten en kust de rozen van den weggevluchten huis onderwijzer; en de andere, die wil het huiB verlaten, omdat men haa: bet blijven onmo gelijk maakt. Zooals rerds gezegd is, een zeer gezellige, ordelijke huiselijkheid. Waar achtig, het is prettig, zoo alleen in het don ker rond te dwalen. Wist ik maar wat beters. Haar zoo gaat het in de wereld. Een ma88a menechen, die niet met elkander kannen omgaan, zijn in één buis bij elkan der geplaatst; terwijl twee menschen, die volkomen bij elkander passen, en elkander gelnkkig kunnen maken, gedoemd zijn ver van elkander, elk op zijn manier den tijd te dooden. Dat is toch waarachtig al te dom. Wanneer hij er tenminste maar een had, aan wie hjj zijn ergernis kon luch ten. En daar kwam hem juist die ongelukkige Kleinholz in den weg. Zij was nog even naar hare zieke meesteres gegaaD, die ein delijk de slaap gevonden bad, en zij was nu van plan, om na deze zwoelen dag, nog eens een luchtje te scheppen. Zij was besloten, raorgjn baar plan de campagne, verder uit te voeren. Heden was het genoeg geweest, zjj kon... Daar boorde zij haar naam reepen .juf frouw Kleinholz, kom eens even hier.* Zy trad vol verwachting nader. aIk heb de zaak, waarover wij reeds ge- Het regende maar niet. Gedurende twee, kameraden en hun prettig, gezellig le- drie maanden viel er geen enkel droppeltje ven. regen op de dorstenden velden. Door een Toch bracht de mnziek der bruine ge- gloeiende tropische hitte verzengd, bogen zeilen hem verstrooiing aan en hij hield gaarne een praatje met hen. Ten slotte werd een gesprek met hen hem tot een bepaalde behoefte. Hij noodigde de Zigeuners bij zich op zijn kamer en het deed hem veel genoegen, vroolijke luid- jes om zich heen te zien, die een flesch wijn gretig aannamen. Slechts de Zigeuners trokken zich niet schuw voor hem terug, msar zetten zich met gerustheid aan zijn talel neder, dron ken van zijn wijn en aten van de door hem betaalde spijzen. Het doel zijner komst veroorzaakte hnn geen nadeel, integen deel. De bruine muzikanten waren dm ook vroolijk en goed gelnimd. Van hen belasting te vorderen, zon zelfs den gestrengsten belastingcommissaris niet in 't hoofd komen. Hun eenigste kleeding- stuk kon hij hen toch niet ontnemen en zelfs de slimste belasting—beambte zou niet kannen vinden, wat waarde had in hun armoedige hutten. Zoolang de jonge offi cier gi ld had, kon hij, van den avond tot middernacht en van middernacht tot het aanbreken van den morgen, zich verlusti gen in hun beurtelings trenrige en jube lende muziek. Eens op een koelen herfstavond, toen Puchta van een verre wandeling terug keerde, ontmoette hij een vrouw met twee kleine meisjes, die zich aan haar rokken vastklemden. De vrouw jammerde luid. Zooveel kende de luitenant reeds van het hongaarscb, dat hij de jammertonen der vrouw kon verstaan. Haar boeltje zou morgen publiek ver kocht worden voor de belasting. De luitenant kreeg diep medelijden met dit beklagenswaardig gezin. Vastberaden trad hij op de vrouw toe en vroeg vol medelijden .Ben je dan zooveel schuldig (fOc'n lieve God, zeer veel. Ik moet reeds twee jaar betalen. Vijf en zestig Gld. vorderen de heeren van mij. En ik bsn slechts een arme weduwe!" .En is er openbare verkoop?' »Ach ja en de commissaris verklaarde, dat hij niet Luger wilde wachten.' Luitenant Puchta zwteg en scheen iets bij zichzelf te overleggen.Zijn geld was bijna op. Hij had niet voor niets de zigeunermuzikan ten onthaald. Hij had nog zeventig gul den, het hem toevertrouwde menagegeld der manschappen. Hij nam dit geld in banknoten uit zijn portefeuile en drukte het zonder een woord te zeggen, der we duwe in de hand. Daarop verwijderde hij zich snel, zonder de weduwe den tijd te laten hem te bedanken. En weder klonk dien avond, nu eens treurig dan weer vroolijk, de muziek der zwartlokkige Zigeuners, Maar vroolijker dan ooit te voren was de jonge officier, in 't bewustzijn, een goede d.ad verricht te hebben. En al was het ook niet zijn eigen geld dat hij weggeschonken had dit veroorzaakte hem geen knellende zorgen. Hij wist toch, dat hij binnen weinige dagen een flinke som moest ontvangen, die zijn goe de vader hem bij 't begin van elke maand zond. Den volgenden morgen, terwijl Puchta zich nog behagelijk in zijn bed nitstrekte zeide de kellner, die hem zijn koffie bracht, met een gewichtig gezicht: „U weet nog Diets van de komst van den kapitein, wel P' .Eu verder", vroeg de officier geeu wend. De kellner stotterde verward eenige on verstaanbare woorden, terwijl hij zijn ser vet opvouwde en weer ontvouwde. Het maakte onwilkeurig den indruk, alsof hij iets onaangenaams had mede te deelen, maar niet den moed had, dan mede voor den dag te komen. „Je schijnt iets te zeggen te hebben, zeide Puchta verbaasd. sproken hebben, onderzocht. Gij bebt daar mede een gruwelyke, stomme streek begaan. Liefdesgedichten zou Christina gemaakt hebben 't Is te gek om van te praten. Het gedicht, dat gij mij getoond bebt, ib niets dan een vertaling uit het fraDSch. Kent gij dan die geschiedenis niet Dat treffende drama van Alfred de Massets? Ik moet u zeggen, dat mij dit, van de op voedster mijoer dochter ten zeergte verwon derd. Ik kan Diet nalaten u een nauwkea- riger studie van de fransche litteratuur aan te raden. Mijn hemel, ieder kind kent bijna die ge schiedenis I* Wel had hij zelf eerst een half nor gele den de geschiedenis leeren kennen, maar hij behoorde gelukkigerwijs, niet tot de kindertn. En eer dat de ander nog een woord had kunnen antwoorden, vervolgde hij.En nn wensch ik geen woord meer over deze zaak te hooren. Ik wil ook niet, dat mijne vronw daar verder in gemoeid wordt; gij ziet, welke gevolgen dat na zich sleept. Wat ik n evenwel ten strengste moet aanraden, is, beter op de handelingen van Tbesi te letten, want dat is hoog nood zakelijk. Goeden nacht, jnlfrouw Klein holz." Nu was de beurt aan haar, om bruispoe der in te nemen, om hare opgewonden ze nnwen een weinig tot bedaren te bren gen. De beide meisjes zeiden elkander dezen avood slechts kort .goeden nacht" en spra ke verder geen woord meer. WORDT VERVOLGD. „Ik wilde maar zeggen De luitenant werd ongeduldig. z/Kom er dan toch mee voor den dag, voor den duivel rIk wilde maar vragen, of de luitenant al weet, d.it de belasting-commissaris voor kort bij de regiment-kommandant .een aar.- en opmerking maakte." aEen aanmerking, waa-over?" .Ik weet het niet preciesmaar ik hoorde hem voor eenige dagen tot mijnheer zeggen Het is me onbegrijpelijk, hoe de luitenant aan al dat geld komt. De overste moet met de kolosale uitga ven in kennis worden gesteld.' Puchta werd zoo bleek als een doek.... In een oogenblik werd hem zijn geheele hachelijke toestand dnidelijk. Een ellende ling had hem aangeklaagd, omdat hij niet in diens smiak viel. Ongetwijfeld stond de onverwachte komst van den kapitein daarmede in verband. En nu zal men verantwoording vragen der hem toe vertrouwde gelden nu zal hij voor zijn overste, zijn kameraden, zijn vader, voor de geheele wereld staan als iemand, die misbruik van vertrouwen heeft gemaakt als een slecht officier Een ontzettende angst over deze smet op zijn eer grijpt hem aan. De kellner ging voort en zeide .Zooeven is de kapitein de gezelschaps zaal nitgegegaan hij schijnt hierheen te komen.' Doodsbleek sprong Puchta uit zijn bed. .Ga hem tegemoet en zeg hem, dat ik binnen vijf minuten gekleed zal zijn." En nadat hij achter den vertrekkenden kellner de deur had gesloten, greep hij pen en papier en schreef in vliegende haast de volgende woorden: ^Overste vergeef een ongelukkige. Gis teren gaf ik, door medelijden gedreven, een arme weduwe f70, bet mij toevertrouwde menage-geld. Mijn maandelijksche toelage zou mij in staat gesteld hebben, die som binnen eenige dsgen terug te geven. Heb de goedheid, dit mijn vader en mijn ka meraden mede te deelen." Er werd aan de deur geklopt, zrDadelijk,' riep Puchta. En een op zijn schrijftafel liggend pi stool grijpend, schoot hij zich een kogel door den rechterslaap. Den volgenden dag kwam uit Budweis een verzegelde brief mei 200 gulden voor luitenant Puchta in Mais3. Het was de maandelijksche toelage. Toen des namiddags vier soldaten de eenvoudige kist op hun schouders naar 't kerkhof droegen, volgde een eenvoudige vrouw met twee kindeten aan haar hand den stoet. In diepe smart wierp zij zich naast het pas gedolven graf en bevochtigde de kou de aarde met haar heete tranen. "Voorgevoelens P zei de schilder Ka- rel Vellenga onsik geloof er niet aan want ik geloof niet aan het bovennatuur lijke, noch aaD die zoogenaamde geheim zinnige interventie, waarmede de zwakken van geest van alle tijden en de sterken van geest van deze mode eeuw zich be zighouden. En toch, eens in mijn leven heb ik een voorgevoel gehad dat werkelijk is uitgekomen. Wij vroegen hem terstond ons die ge schiedenis te vertellen. En hij be gon Op een avond in December, tegen negen uur, begaf ik mij naar mijn vriend Lodewijk Trouw. Ik voelde mij dien a- vond zoo alleen en zeer droefgeestig ge stemd. Ik moest destijds heel hard wer ken, en geringe werkjes doen om aan den kost te komen; want zonder fortuin en zonder naam als ik was, leverde de schil de rkunst mij niet veel op. En soms, als de dagtaak was afgedaan en ik om mij heen keek in mijn verlaten atelier, voelde ik van lieverlede in de duisternis in ge- zeischap van mijn zwijgende schilderyen, hier en daar op een ezel ve; spreid, een toenemenden angst zich van mij meester maken, en werd ik bang alleen te blijven alleen met mijzelven en den nacht in 't vooruitzicht. Dan boden de kleine kamer het gezelschap van dien vriend, dien verspreid liggende boeken, op de overal heen liggende papieren, op den glazen inktkoker en den tabakspot, dien ik al drie jaren op dezelfde plaats heb gevonden. De oode leeren fauteoil staat voor de tafel ledig. Stellig, hij kan niet ver weg zijn hij terugkomen, zeg ik tot til dadelijk mijzelven. En ik neem plaats m den fauteuil, ik wacht. ia- Mijn blikken dwalen af naar al de mij welbekende voorwerpen in de kamer, waar als alles mij herinnert, een dierbaar leven van intimiteit, van stilte en arbeid, in die kamer, die zoo dikwijls onze jongelings- droomen heeft vernomen, waar onze lach heeft weerklonken, onze zuchten zich heb ben vermengd. En deoogen halfgeopend, in gedachten verzonken, bemerk ik niet, dat het wachten al geruimen tijd duurt. Niet eer ont waakte ik nit mijn droom, dan na een groot nor, toen plotseling de stilte der kamer door een licht gedruisch ver broken werd. Ik luisterdjhet getik der pendule had plotseling opgehouden. Dat geluid, zoo regelmatig, dat 't als 't ware deel uitmaakte van de stilte zelve in deze woning, vernam ik plotseling niet meer aan den muur boven mijn hoofd; en ik had het niet eer opgemerkt, dan 1oen het in eens had opgebonden. Toen kwam er ook plotseling verandering alsof er iets tegelijk met het regelmatige tik, tak, in mijn ziel tot stilstand was gebracht. Opnieuw werd ik bevreesd voor de droeve stilte, die om mij heen was. Wat laat hij zich lang wachten dacht ik. Waar toch kan hij zijn Ik liep naar het veDster, het was don ker maar geheel omlaag, in de vage duis ternis, met hier en daar het gele schijnsel van een enkel licht van de straat, onder scheidde ik een vage lichtstreep, zich ver lengend tusschendoor de huizenrij, terzelf der tijd zag ik het neerdwarrelen van vlok ken langs voorbij het venster, en in het geluid dat van buiten tot mij kwam, her kende ik dat gedempt geraas, dat het le- veD in de stad altijd veroorzaakt, als de straten zijn bedekt meteen zacht sneeuw kleed. Sneeuw! dacht ik. En ik huiverde, als gevoelde ik eensklaps, dat het in de kamer kil geworden is. Maar ik kon het vuur in den haard niet weder doen ontbranden, het was langzaam weggestorven en tevergeefs beproefde ik al les om het weder op te wekken. Mijn God! zei ik, wat is er toch aan de hand? Wie ter wereld kan mijn vriend zoolang ophouden, terwijl hij weet dat zijn lamp nutteloos brandt en zijn werk hem wacht. Om mijn ongerustheid een weinig te ver drijven, draaide ik het licht wat hooger; ik nam het boek ter hand, dat voor mij lag op de tafel; en ik bugon te lezen de bladzijde, die voor mij lag opengeslagen: het was een werk van den ouden Montaig- ne, den lievelingsschrijver van mijn vriend. Ik las: „Zij die ons leven hebben vergeleken bij een gedachte, hebben gelijk gehad, meer dan zjj wel dachten. Als vrij denken, leeft onze ziel, handelt zij, oefent zij hare func- tiëo uit, niet meer, niet minder dan wan neer zij waakt; maar als zij dat doet, meer 1 4* 11- -3 V Gij kendet haat niet V eu toch had ik u reeds /n hij spreken. Zij is studente in en sedert een jaar in het denzelfden dienst als\k.lk - iederen d«g,ik heb haar nu en dan maar verbeeld u. ik heb ha&, - -co ha&j gezien.., je vreet, hoe ik heD. u? ik dacht ook niet dat jij ^v- tie schonk. Nu, «anatond, naar de post wilde breng^ wer/T"''" een vrouw aangesproken, dïe ilcv mijn woning begaf. Zij Was het/,4* Kende haar Verstond als een dh't die in ons leven een der evenwel onze gedacht. den. Zij kwam, zeide V .~"a» btzig Zij, mij een dendienst verzoeken: een kind van «n v/ van haar, een vrouw had 111 vrouw arbeidende klasse, diphth. 'emir. °P, f paste het al verscheidene daj kleine scheen ven avond veel slecht*/';' had raad noodig, hulp waarop «j p'4 kenen ot ik mij wilde beschikWa, N Ik ben dadelijk met haar medegegu/' n. 5 en geen uwer heeft gekend, mij een waren troost. Terwijl ik dan verf maakte, hield hij zich met zijn studie bezig op weten schappelijk en geneeskundig gebiedhij was de meest rechtschapene, de meest o- penhartige vriend, dien ik ooit ontmoette een kinderziel en een mauDenkarakter een ruwe, werkzame, charmante jon gen. Ik klim de trappen op naar de zesde verdieping want zijn rijkdom evenaarde de mijne en ik klop aan zijn deur, maar ik verneem niet als altijd zijn ge woon „binnen 1' waarmede hij al zoo vaak mij had verwelkomd. Ik klop nogmaals: geen antwoord. Misnoegd en nog droefgeestiger dan ik komen was, maak ik mij gereed weer heen te gaan maar wat is dat terwijl ik mij voorover buig, zie ik door het sleu telgat, dat er licht brandt op zijn kamer en dat de sleutel in het slot steekt. Lo dewijk heeft mij zeker niet gehooidik wist dat hij op dat unr altijd diep over de boiken heengebogen zat; zonder twij fel heelt hij, verdiept in zijn arbeid, mij niet gehoord. Ik zul hem verrassen, ik zal hem onverwacht de hand op den schou der leggen en ik zal den blik zijner open oogen veibaasd op mij zien richten. Ik treed binnen; niemand in de kamer. De kleine lamp brandt op de tafel; zijn abat-jour werpt een kring van licht op de onbewust, is dat niet zoo sterk, dat het verschil zij als dat van den nacht met een helderen dag; ja, als dat van den nacht met den schaduw. Daar slaapt zij, hier sluimert zij. Meer of minder is er altijd duisternis en een stikdonkere duisternis." Maar nauwelijks had ik deze regelen ontcijferd, getroffen door hun beteekenis, die zoo met n ijn geestestoestand overeen stemde en wilde ik juist de bladzijde om slaan, of de vlam der lamp verkleinde zich, een laatste flikkering, een weinig rook, de lamp was uit. En ik bevond mij alleen in de duisternis, in de koude en de diepe stilte nut de impressie, te zijn aan den drempel des doods. Bijna op hetzelfde oo genblik klonk het geluid van voetstappen in den corridor, de deur werd geopend. Ludiwijki riep ik uit, mijn verwar ring, n ijn opgewonden gemoedstoestand, zoo goed mogelijk verbergend; zijt gij het? Hij herkende het geluid mijner stem in de dnisternis. Kijkzei hij op dien kalmen toon, hem zoo geheel en al eigen, gij wachtet mij dus Wat, zonder vuur en licht Arme vriend, vergeef mij ik ben wat erg laat. Ten minste, antwoordde ik, als u niets overkomen is Vermoedde hij, dat ik in angst had ge zeten Hij antwoordde niet dadelijk, en toen hij een lucifer aanstak, om een kaars aan te slekeu, zag ik dat hij mij aankeek zon der iets te zeggen. Welnu, ja 1 antwoordde hij eindelijk, terwijl hij over mij plaats nam en mijn haDd greep, als in ren onwederstaanbaie opwelling om zijn hart geheel uit te storten ja er is mij iets overkomen, iet? goeds en gelukkigs, dat ik u dadelijk moet mededeelen,opdat gij u mat mij verheugt Gij zult u wel verwonderen, misschien nu (hij glimlachte verlegen als om mij toegevendheid in te roepen) nu ik geloof dat ik verliefd ben. Gij 1 riep ik Ja ben ik Int te witen gekomen, toen ik mij beminde zag. Arme jurgen 1 was ik verraat, dat hij beminde F Hij was zoo naïef 1 Maar hij leefde zoo geheel algezonderd van de wereld, opgaande in zijn studie, dat ik hem reeds lang vreemd waande aan die dwaasheden der jeugd, en ik er nooit met hem over sprak. Het kind sliep; ik ond werzelijk ging het veel beter laatste crisishet gereutel had41 den zonder eenige interventie °?Se/ zijde, ken ik verklaren, dat het?/ geheel buiten alle gevaar gaf zulk een vreugde in dit in narde omstandigheid verkeerende de moeder mijn hand nam en di kuste. Zij liet in dien tusschecti/ kind drinken daarna keerde zij en met een glimlach bedankte Weina, gelooft ge het Toen, ik 0Ï hand de lippen gevoelde van die W de moeder, toen eerst zsg ik jÏDe J heet Jane, heb ik 't al gezegd? eerst verscheen zij mijen ik zae de eerste maal, dat zij blond wa? in haar mooie zwarte japon, en zelfde oogenblik las ik in haar oc5CU - ik iets was dat reeds lang een plaat! nam in haar hart, eu honderd den uit het verleden kwamen mij i den geest, die mij deze zachte om mij heen verklaarden en mij r. domheid verweten, dat ik niet eer ie teekeiris had begrepen. En plotseling waakte mijn lief del Want ik gevoelde j.- ik haar beminde, ook toen ik mij daan-i; nog geen rekenschap gaf. En zonder tr- tel heeft zij op haar beurt aan mijn tij. ken bemerkt, wat er in mij omging,vc zij bloosde en sloeg de oogen neer. zal ik n nog meer zeggen Ik heb 1» thuis gebracht, en in enkele zeer voudige woorden hebben wij onshwtw elkander uitgestort. Zoodra wij onze si;- diën zullen hebben geëindigd, gaan trouwen.... Nu weet ge, beste vrieai, waarom ik u zoo laog heb laten n& ten. Zie, het uur, waarop de pendule i blijven stilstaan, is voor mij het ben van een groot geluk 1 Zijn vreugd verdreef mijn kwade dn: men. Dat, dacht ik, zijn das die ot heilspellende voorgevoelens 1 Ik verwie:;- te een ongeluk en het is het geluk, u zijn intrede heeft gedaan. Wees gelukkig, vriend, zei ik W hem, toen ik afscheid nam, mocht ge zoo ook den weg tot het geluk doen 'tin nen 1 T Acht dagen later, toen ik weer bjl* dewijk was, daar geroepen door een wanhopig briefje met een vrouwenhand? schreven, worstelde de ongelukkige dood 1 - Denzelfden avond, dat ik hem waarts had zien keeren met het p"* nieuws, dat hem zoo gelukkig n i „„u. u,"v.„i -lot-Kost van het r» bracht hij van het ziekbed van I de kiem mede van de vreeselijke ad' die men toen nog niet zoc goed rt thans, dank zij de ontdekking van -5 serum, wist te genezen. Hij j* gaDschen dag te reutelen en eindelijk zweek hij in onze armen, ons tociaek"' en ons troostend. Zij, aan wie hy leven had verbonden, droeg baai ron' haar smart, alsof zij reeds zijn vron» P weest ware. Heelt zij zich sedert ge"®** Ongetwijfeld, want zij heeft geleefd. Wat mij betreft, die hem zal ■- betreuren, wieus vriendschap nrij n^P seling werd ontnomen, ik heb dik"ï!' - - -• l- «tniia uit. Ik bemin, en daar straks I O ruggedaent aan dien somberen svol- - ik wachtte en het onl angst, toen CllHe ou zich aan mij geopenbaard scheen te bew* en het is mij altijd, alsof nnja reeds dien avond gestorveD is- mevrouw. Kan het wat e<> al - Och aardig kind ken - Nog niet, mjjnlwei het is toch een wonderhj eSC.^ verstaat al wat je zegt, me wa ]oepsst sie. me turkemeprulJefje, P0®'6' snollcbolletje me troelelecaijntjs Wanneer het dat allemaal f "jt-ur fien ftüiidf:rJyk -«4 dan is het zeker een zei Blommers. de g10 Ï»D G* Het hoofd v a n Hongaarsche familie ^9'er //ia «S5 J tha, onlangs in zijD "'e ei?/* leis te Weenen overleden, [i van uitgestrekte groudbez ttt? garije en Oosteurijk. ^Ün,V8tp Lon*® lang Oostr nrijksch zjD ïerscfr*DL bij feestelijke gelegeoHt e excellentie in een "D1 ^'e g^cba' waarde aan diamauti n wa®, op 12.000.000 gnW«* djeee» Deze diplomaat wasi he kend aanzienlijk gr°nde f" D d<**% toen deze hem w' xflOO dedeeling, M"i '/U pen op zijn bezitUDg

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6