Brien ml dn Maasstai
Zondag 13 Januari 1895
39ste Jaargang Ho. 2951.
De Eene.
BJVOEGSEL.
ROMAN
van
Georg; Bendler.
zij
Gemengd Nieuws.
Een losse knoop.
Rotterdam, 10 Januari 1895.
XXVIII.
De nieuwjaarsverrassing die het ge
meentebestuur alle inwoners, Toor zoo
ver zij 't genoegen hadden in de ter
men te vallen, bereid heeft, is geweest
het beschrijvingsbiljet voor de plaatselij
ke' directe belasting naar het inko
men. 't Is me een verrassing
Dat we, als we nog niet precies ge
noeg verdienen om er schraaltjes van te
leven f 600 zooveel procent ten
bate der gemeente moeten afstaan, ik
heb er volkomen vrede meê. Er worden
mooie bruggen voor gebouwd en de
rijkelui's buurten worden er keurig van
onderhouden.
Neen heusch, ik heb niets tegen de
inkomstenbelasting.
Maar waar het in 's hemels lieven naam
voor noodig is, ons dat kostje zoo on
smakelijk voor te zetten of liever het
beschrijvingsbiljet zoo duister in te klee-
den dat er geen touw aan vast te ma
ken is, kijk, daar kan ik maar geen ant
woord op vinden. Beste lezer, ik heb
iets roods gezweeten toen ik bezig was
de tooverpraatjes van ons hooggeacht
bestuur te ontcijferen en nog ben
ik niet tot een behoorlijk einde geko
men.
Komaan, ik wil u een sprookje ver
tellen, 'k heb het hier of daar, meen ik,
in een Duitsch blad gelezen, maar 't kan
gemakkelijk pas klaar gemaakt worden
voor deze treurige zaken.
Daar was eens een man die zoo
gaarne wilde leeren rillen. Hij had al
zooveel gelezen en gehoord van koude
en warme rillingen, van rillende men-
schen zonder zelve ooit dat gevoel te
hebben gekend. Hij werd officier en be
gaf zich in het dichtste strijdgewoelde
kogels floten hem om de ooren, velen
zonken naa hem neer om niet
meer op te staan. En de man rilde
niet.
Hij werd minister en verdedigde in
de kamer zijn overtuiging. De oppositie
bombardeerde hem met ruwe harde woor
den, zij stemde zijn begrooting af. En de
man rilde niet.
Dij werd rentenier en vestigde zich
in de Maasstad. Het beschrijvingsbiljet
van de inkomstenbelasting werd hem
tluusge jraelit. En toen hij de vragen zag,
die hij te beantwoorden had, toen opeens
nep hij Ach God ja, nu ril ik, nu weet
ik wat rillen is
Nog een sprookje, we hebben den
tijd
Er was eens een man die Mulder
heette, maar zjjn bekenden noemden hem
Faust, omdat ie zoo gaarne alles weten
wilde. Toen de duivel dit gehoord had
kwam hij tot Mulder en sprak met hem
uren lang. Deze Faust wilde, als de
Faust van Göthe, zich wel verkoopen,
maar onder voorwaarde dat ie alles we
ten, alles begrijpen en alles verstaan zou.
De duivel beloofde het en, wat de dui
vel anders niet doet, hij hield woord.
Het dieps'e en het meest geheimnisvol-
le werd Mulder geopenbaard, daar was
in politiek, philosophie, wiskunde, schei
kunde, in geen wetenschap meer een ge
heim voor hem.
Na tien jaren verscheen de duivel
weer om de ziel van den Faust te ei-
schen. Gij krijgt die niet, zei Faust,
want ik heb nog niet alles be
grepen.
Dan ben ik wel nieuwsgierig, riep
de duivel, wat dat dan wel wezen
mag. "Wat ter aarde begrijpt gij
niet.
Ik zal het u zeggenYan het
beschrijvingsbiljet voor de Rotterdamsche
inkomstenbelasting begrijp ik niets.
Begrijpt gij er wat van, Mephis-
to?
Mephisto lachte en sprakNeen,
uit zoo'n geschiedenis kan geen duivel
zelfs wijs worden
En onverrichter zake moest hij
heengaan.
Tot zoover het nieuwjaarscadeautje van
den Raad. Als iemand zin heeft het van
mij over te nemen, ben ik dadelijk
en met liefde bereid, afstand te
doen.
Er is deze week in onzen raad heel
druk en heel lang gesproken over een
in den grond weinig belangrijke kwes
tie. De naamlooze vennootschap Blauw
hoedenveem'' had verzocht haar te ver
huren honderd Meter kade in een on
zer havens en B. en W. hadden geadvi
seerd dit toe te staan. Maar dit advies
was gegeven buiten de desbetreffende
commissie om en dit in de eerste plaats
FEUILLETON.
17.
Na waren vader en dochter alleen. De
woning in de stad was weder betrokken ge
worden en Cbristina voor het grootste ge
deelte van den dag aan haar lot overge
laten. Het goed gedresseerde personeel maakte
baar het huishouden gemakkelijk, en daar
baar leeren zich alleen beperkte tot piano-
onderwiis, had zij zeer vele vrije uren, die
hare altijd levendige geest door lezen en
denken trachtte te verdrijven.
Zjj was doorloopend in een onrustige
stemming, die nog verheogd werd, door
haar gebrek aan arbeid, die haar vroeger
menig uur van twijfel en ontevredenheid
had helpen vergeten. Haar verlangen, om
dit huis te mogen verlaten, was nu achter
wege geschoven, want de duidelijk te kennen
gegeven wil, dat hij haar bij zich houden
wilde, werd nu door niemand tegengespro-
ken.Toch baar bestormde de gedachte,waarom
de eene niet van baar hield, terwijl de
andere haar zoo innig lief had. Waarom bad
hij haar toch zoo liet, dat bij ondanks, dat
zij het voorwerp van twist en tweedracht
was, bij toch niet van haar wilde scheiden.
Zij gevoelde maar al te duidelijk, den wil
van Helbigbij had liever, dat zijne familie
hem verliet, dan de oorzaak van al het ge
beurde te verwijderen.
Wanneer buiten op de villa, dergelijke
gedachten zich meester maakten van haar
geest, zoo werden zij wederom spoedig
door nieuwere indrukken vervaDgen.
Wanneer zij door den tuin dwaalde, of zich
een weg baande door het woud, was er
telkens weer iets nieuws, wat hare aandacht
trok en hare gedachten afleidde; nu was
bet een pas ontloken roos, die gisteren nog
als knop hare bewondering had opgewekt
dan weder de kat, die zij verjagen moest,
daar hij gereed stond een arm klein vogeltje
te bespringenvervolgens vergde een van
tak tot tak springend eekhoorntje al hare
aandacht, dan was het weder de koe, die
haar, wanneer zjj den stal binnentrad,
kalm en gedachtenloos aanzag, zonder
oogenblik met kauwen op te houden
wenschte dan, dat zjj de behendigheid
zoo
een
van
den eekhoorn, of de rust en domheid van
do koe bezat. Dit alles was nu anders.
Gevangen gezet en in boeien geslagen, kwam
zij zichvelve voor. Door de dikke gordijnen
viel een mat licht in de kamers, de mollige
tapijten verdoofden eiken tred of geluid,
en al die gemakkelijke, heerlijke stoelen,
divans en dergelijken, allen schenen op
haar te wachten, op haar alleen, en haar
uittenoodigen plaats te nemen en te gaan
nadenken of droomen. Niemand stoorde haar.
Niemand beknorde baar, alles stond voor
haar open, en om hare wenschen te ver
vullen, was daar een talrijke schaar bedien
den, die niets deden, evenals zij zelf. En
dat alles waarom Voor hoe lang Week
en zacht waren de kussens en divans en
noodigden uit tot nadenken en droomen I
En weldra dook van uit het halfdonker
een zonnig beeld op: een prieeltje dicht
door boomen en struiken omgeven en van
uit het hout, stroomden heerlijke harsgeu-
ren, wanneer de middagzon daarop brandde,
en in die stille afzondering las bet prettig.
Dit plaatsje had zij uitverkoren en be
schouwde hot als haar rijk en daarom
had zij den indringer zoo hard verdreven.
Hard Was dat zoo Zij zou
het heden voor de tweede maal doen, wan
neer het gebeuren moest. Zonder te aarzelen,
zonder te twijfelen I
Hare gedachten gingen na over, op bet
toen zoo noodlottige vers. Er was toch iets
in dat meisje, dat haar niet beviel. Zoo
zonder meer, je idealen over te geven, en
uit de handen van een vreemde, al stond
hjj nog zoo hoog, als 't ware je verder
leven aan te nemen, wilde er bij haar nog
niet in. En nu dien kus, dien zij hem ge
schonken had f Daartegen had zij zich met
geweld moeien verzetten. Wat verlangde
zij vandaag weder alles van dat zieke kindl
Maar de kussens waren ook zoo zacht
en lokte uit tot droomen en nadenken
Yan Thesi kwam de eerste brief. Zij had
den de reis in kleine gedeelten afgelegd,
om vermoeiing te voorkomen. Nu waren
zjj in Riva, waar zij een langen tijd dachten
te blijven. Later zouden zij nog meer naar
het zuiden trekken. Het was uit alles op
te maken, dat hare afwezigheid zeer lang
zou duren, wellicht tot het voorjaar. Want
de arts had dringend den terugkeer vcor
den winter afgeraden.
Dan werd het tijd, dat zij voor geregeld
werk zorgde. Want zoo geheel zonder ar
beid, durlde zij den winter niet ingaan. Zij
nam zich voor, met Helbig daarover te
spreken Maar zg moest daarvoor een ge-1
legener tjjd afwachten, want bjj scheen^
zette in handelskringen kwaad bloed.
Maar dit advies was ook gegeven, ter
wijl de mogelijkheid voor de hand lag
dat de verhuring slechts ten nadeele van
de gemeente wezen kon Blauwhoeden
veem krijgt 12 maal per jaar een ei
gen schip, dat slechts 5 dagen hier
blijft. Wat moest zij in den overigen
tijd met de gehuurde kade doen Zelf
exploiteeren Nu, dat kan de gemeente
evengoed. De f 2500 per jaar die het
veem betalen wil, kan de gemeente er
veel gemakkelijker van krijgen en dan
blijft zij zelf baas. Er is in deze zaak
nog iets besproken dat de aandacht ver
dient Het aanleggen der kaden kost
per meter f 650. De kosten daarvan
worden gedekt door een leening. Yan
het geleende geld moet 3°/0 rente en
l°/0 aflossing worden betaald, dus teza
men 4°/0, maakt alzoo dat de gemeen
te voor eiken meter kade jaarlijks moet
betalen f 26. Daarbij moeten nog gere
kend worden de koopprijs van den grond
en de jaarlijksche onderhoudskosten, ter
wijl volgens do verordening de huurders
voor eiken meter kade per jaar vijf en
twintig gulden betalenRara, hoe kan
dat
Twee lange zittingen werden gehou
den en het einde was dat het voorstel
van B. en W. met groote meerderheid
van stemmen verworpen werd. Blauw
hoedenveem zal de kade niet hebben
als hij er één wenscht moet het die maar
tijdelijk, telkens voor vijf dagen
huren.
Veel interessants behalve dit, werd er
in die zittingen niet behandeld. Er is een
beetje parlementje gespeeld en dat is
voor de afwisseling voor den verslagge-
gever wel eens aardig
Bijzonders van de werklieden-bewe
ging is er niet te melden. Yan een bak
kersstaking komt, althans voor zoover
ik mocht vernemen, voorloopig aiets; de
typografen hebben ook nog niet heel
veel zin en zoo zal, naar wij ho
pen, de winter met kalmte voorbij
gaan.
De winter't is hier ineens winter
geworden. Zondagnacht heeft het ferm
gevroren en reeds den ochtend daarna
zag men heel kalm vele Rotterdammer-
tjes met schaatsen op den rug voor het zoe
ken naar ijs uitgaanEn dat zij 't ge
vonden hebben blijkt wel daaruit, dat
Zondag alleen, voor zoover aan de po-
litiebureau's bekend was, dertig jongens
tegenwoordig niet zoo toegankelijk als vroe
ger. Of het door de lucht kwam, of door
de vele bezigheden Hij was zeer verstrooid
en gaf op hare vragen aan tafel slechts korte
autwoorden. Maar dan zag hij haar zoo
vriendelijk aan, als wilde hij zijne stugheid
weder goed maken. Zij had hem al eens
gevraagd, of hij ontevreden over haar was,
of zij onbewust hem ergens mede gekrenkt
had. «Gij?" had hij dan geantwoord;
„onzin! Gij zijt mijn prachtexemplaar! „Dus
moest het iets anders zijn, dat hem verdriet
aandeed.
En zekerlijk, het was iets anders, waar
van Cbristina gelukkig geen begrip had.
Helbig was niet aan tegenspoeden en ont
nuchteringen gewoon. Wanneer hij op zijn
leven achte bem een blik wierp, was alles hem
eigenlijk gelukt, wat bij ondernomen had,
en hij had alles doorgezet, wat hij begon
nen bad. Vast en zeker was hij altijd op
het doel los gegaan, rijkelijk bad hjj altijd
van zijne overwinningen genoten, wanneer
de overwinning retds lang weder vergeten
was.
Voor de eerste maal zou dat nu eens
anders zijn. Feze vrouw, deze Elisabeth,
toonde nu een geheel ander gezicht, dan
hij nu wel verwacht had. Verlokkender stond
zij voer bem, meer nog dan ooit te voren,
maar ook nog kouder en afwijzender. Zij
was als plotsefiog omgekeerd. Het scheen
wel, of zij bare nieuwe positie in de eerste
plaats tegenover hem wilde handhaven. Het
was in den laatsten tijd bjj hem gewoonte
geworden, dat bjj haar bjj haar voornaam
aansprak, en zjj had het stilzwjjgend ge
duld. Zoo was bij ook, voor de eerste maal
na de terugkeer van Hoppe, toen deze op
het bureau was, vol goeden moed bjj Elisa
beth binnengetreden en had gehoopt, nu dat
alle hindernissen uit den weg waren ge
ruimd, in een aangename, vertrouweljjke
verhouding met haar te geraken. En in
plaats van dit wat moest hij wederva
ren
„Goede morgen, mjjn lieve Elisabeth I
Ik kom, een uurtje vertrouwelijk met o pra
ten."
„Dat is mij zeer aangenaam," gaf zij ten
antwoord „maar ik moet u dringend verzoe
ken, mij niet weder bjj mijn voornaam te
noemen." En op zjjn verwonderd klinkende
vraag: „Maar mijn hemel, wat heb ik nu
aan je Zijn wjj dan Diet bekend genoeg
met elkander, om ons dat te kunnen ver
oorloven En hebt gij het mij niet dikwijls
genoeg stilzwijgend veroorloofd kreeg bij
ten antwoord: „Als ik u dat doen liet, was
■k uwe ondergeschikte, mjjn man was klerk
en meisjes een onvrijwillig bad heb
ben genomen, allen gered, geluk-
kig-
En nu sluit ik mijn brief, want ik
moet het beschrijvingsbiljet van de in
komstenbelasting gaan bestudee-
ren
Dat kan net, want er is gelukkig wei
nig nieuws.
O.
Hij was een man van zijn tijd, meteen
hartstocht voor het schoone, als de oude
Grieken, die bijna aanbidding genoemd kon
worden. Daaraan paarde hij de kennis van
de eischen en behoeften der moderne samen
leving. Eenigszins teruggetrokken en ge
heel alben in de wereld, was het niet te
verwonderen geweest als de samenleving
hem in een droomige eenzaamheid had ge
laten, of in een ander geval in een staat
van achtenswaardige middelmatigheid zij
beschikte echter anders; hij had succes in
de wereld en strooide, als natuurlijk ge
volg daarvan, het zaad der eigenliefde in
zijn ziel.
Zij wss een meisje, dat met haar tijd
meeging, koesterde tenige droomen, die
nimmer vervuld zouden worden, verlan
gens, die slechts zelden worden verwezen
lijkt en stelde een onbepaald vertrouwen
in haar eigen persoonlijkheid. Sterker ech
ter nog dan dat geloofde zij in hem
misschien omdat zij hem in sommige oo-
genblikken kon verachten. Hij was meer
voor haai dan andere mannen de glans
van zijn oogen, de druk zijner vingers
verraadden haar dat.
Zij hadden elkaar op een bal van een
hunner weinige kennissen leeren kennen,
hadden samen discussie gevoerd over gods
dienstige onderwerpen, sociale wetten en
duizend andere dingen, hadden elkaar brie
ven geschreven, hadden samen tochtjes ge
maakt dcor htt gewoel der wereldsteden
heen en over de eeuwig murmelende, eeu
wig luisterende zee.
Thans zaten zij bij elkander, liet diner
was afgeloopen, zij dronk langzaam en be-
bageüjk haar koffie, bij tipte nu en dan
aan zijn glas wijn en blies den blauwen
rook van zijn sigarrette voor zich uit en
beiden kekeu droomerig naar de zee, die
zich in haar oneindigheid van af het klei
ne balcon van het reslauraDt liet bewon-
in uw zaak, en het zou misplaatste eerzucht
geweest zijn, wanneer ik u voorschriften
had willen maken. Toeu moest ik mij alles
laten welgevallen. Nu echter, nu ik door u-
we groote goedheid," en daarbij zag zij hem
spottend laehend aan, „uwe gelijke gewor
den ben, mag ik mij dat niet meer lateu
welgevallen, niet alleen voor mij, maar ook
niet voor u. Want nietwaar, mijnheer Hel
big, er moet u toch veel aan gelegen z0d,
dat de vrouw van uwe associé een smette-
loozen wandel leidt. Dat ziet ge toch ztker
wel in, mijn beste mijnheer Helbig."
En met het meest onbevangen gezicht
van de wereld, reikte zij hem de band, die
bij als waB hij de koopman, die handel ge
sloten had, aanuau>, zonder evenwel dat hij
nalaten kon, d e wonkbrauwen te fronsen.
Zij scheen dit alles volstrekt uiet te bemer
ken, want onmiddellijk daarop begon zij
over allerlei zaken te redeneeren on vertel
de bem van bare nieuwe woning, die zij
gehuurd had; maar wijselijk werd het be
zoek bij Neumann verzwegen.
„Zeven kamers op de eerste verdieping;
elk oogenblik warm water en elec'riscb,
verlicht. Gij ziet, mijnbeer Helbig, wij doen
moeite genoeg de eer van bet buis Helbig
op te houden."
Aan zulk een eerbetoon hechtte Helbig
anders zeer weinig. „Hebt gjj niets te wen
schen, dat door mjj vervuld zal kuDuen
worden Zij dacht een oogenblik na, dan
antwoordde zij„Niet eene, zoo denk ik
tenminste. Herinnert gij u we), wat ik u
gezegd heb, toen ik de eer bad naast u,
aan uw talel te zitten Ik ben niet eerzuch
tig, zeide ik. Nu ken ik het u bewijzen.
Wanneer ik bereikt heb, wat ik wil, zoo
beu ik tevreden tn verlang niets meer. Gij
mijnheer Helbig, zijt niet zoo spoedig vol-
diian. Gij v erzekerdet bet mij tenminste bij
die zelfde gelegenheid. U geeft niet bet bezit
maar slechts de hoop op hetzelve de ware
genoegdoening en bevrediging. Ik billijk nu
uw standpunt volkomen. Gelukkig kunnen
wij daarbij beiden blijven wat wij zijn en
als nwe ware vriendin weDBch ik n van har
te toe, dat gij altijd zoo iets prettigs zult
te hopen hebben als nu."
„Men zon n naar de bel ver wenschen,"
riep bij uit, „wanneer
„Wanneer niet overal het paradijs was,
waar ge ook moogt zijn,* liet bij er ua een
wijle galant op volgen.
Lachend zag zij hem aan. Sedert langen
tijd, was zij nu eens voor de eerste maal
weder eens te vreden over zichzelf. Zij had
zich dapper gedragen. En dan na eeni-
gen tijd wachtte haar nog eeu genoeg-
deren.
rHe'o je mijn brief ontvangen vroeg
zij, zonder de half gesloten oogen op te
slaan.
zNatunrlijk*.
Er ontstond een pauze, die zij aanvulde
door van haar koffie te drinken,
„Ik ben blijde, dat je zoo schreef," zei-
de hij ten laatste. „Er was iets in, dat
een leemte in mij scheen te vullen dat
mij iets deed verlangeD, dat ik nog niet
had.
Ik kan het niet juist in woorden bren
gen, maar nw brief gaf mij denzeltden in
druk als een Oostersche ruïne aan den rei
ziger, een ruïne van een tempel met zijn
koele reusachtige blokken van gehouwen
steen, de diepe en toch niet duistere scha
duwen en daarboven de diepe, blauwe
lucht. Zooals de reiziger bij zulk een aan
blik kan peinzen en droomen, zoo kreeg
ik het verlangen, zoo ontstond bij mij die
vurige wensch, mij voor een tijd terug te
trekken uit het gewoel en gekrioel der wereld
en een rustige haven op te zoeken in de
levenszee. Je schreef zoo wonderschoon."
„Geloof je?" vroeg zij haastig, terwijl
haar oogeu een oogenblik in de zijne rust
ten.
jHet was slechts een gril van mij, om
je zoo te schrijven, maar... ik dacht, dat je
mij begrijpen zoudt."
„Ik geloof, dat ik dat deed," antwoord
de hij op ernstigen toon. rIk geloof, dat ik
datgene, wat tusschen de regels «tond, be
grepen heb." Hij leunde haastig voorover
en legde zijn hand eensklaps op de hare.
„Wij zijn na reeds zoo lang vrienden
geweest, het schijnt tenminste reeds een
zeer laDgen tijd, laten wij dus elkaar niet
verkeerd begrijpen.*
Zij sloeg een oogenblik laar oogen op en
het scheen hem, alsof een traan aan de
lange wimpers glinsterde.
z/lk hoop, dat wij dat nimmer zullen
doen," zeide zij.
Weder ontstond een pauze.
„Ik weet niet, hoe ik tot het besluit
ben gekomen, je voor goed vaarwel te
zeggen," zeide zij langzaam en aarzelend.
Misschien verschil ik van andere vrou
wen. Maar ik ken mijn eigen kraehten, ik
weet, wat ik ben. Doch ik weet ook, wat
gij zijtjik ken uw krachten en uw zwakheden.
Mogelijk ben je evenals de andere mannen,
beoordeeld van een oDzijdig standpunt; ik
weet echer, dat je voor mij iets andtrs
bent tn dat je mijn gevoelens veranderd
hebt. Ik was gewoon trotsch te zijn op
mijzelf op mijn onafhankelijkheid op
doening. Zij durfde haar man nu de verze
kering geven, dat nu al hare wenschen ver
vuld waren.
Zooals het eeD goed gemaal na zulk een
verzekering betaamt, glimlachte Hoppe an
dermaal nu reeds voor de tweede maal
sedert zijn terugkeer. Elisabeth dacht„Na
willen wjj echter een eerlijke vrouw zijD,
evenals die eene en voor mijn leven
lang 1"
Helbig was een goed koopman, maar een
slecht opvoeder. Nog nooit was bij iu staat
geweest, lie'devol en zorgzaam het leven
vao iemand te leiden, geduldig haar be
schermende en zijn opmerkzaamheid schen
kende aan allerlei kleinigheden, die opvoe
ding betreffende. Zijn egoisme duldde geen
wachten klaar en gereed moest alles zijn,
opdat hij ongestoord van het leven genieten
kon. Wanneer bij een goede opvoeder ge
weest was, dan bad hij Christina's verzoek
om een vaste werkkring te hebben, inge
willigd; hij zou er vcor gewaakt hebben,
dat zij haar tijd niet in ledigheid doorbracht,
maar zich bezig hield met nattige dingen,
hij zou haar geest geleid hebben in de goede
richting, angstig wakende voor verkeerde
en nadeelige invloeden van buiten. Hij zag
in haar verlangen naar een werkkring Diets
dan verveling, die hij op zijn manier trachtte
te doen verdwijnen. Zij verveelde zich, das
moest zij afleiding hebben. Zou hij baar nu
nog kwellen door onderwijs, zij met hare
bekoorlijkheid en op haar leeftijd? Zij had
onderricht gehad, en die mooie mijnheer
von Streichenberg had hem nog verzekerd,
dat hij baar niets meer leeren kon. Boven
dien, waar moest hij eensklaps een goede
onderwijzer vinden? Over zoo iets had hij
zich nog nooit bekommerd, en wanneer hij
het zou doen, zou hjj wellicht meer schade
berokkenen, dan nut stichten. Zoo ried hij
haar aan, zich naar haar welgevallen te
vermaken, zooals dat jonge dames, die niet
meer ter school gaan, allen deden. Boven
dien was hij, zoo de familie de geheels
winter wegbleef, niet van plan, zijo huis
buiten al het verkeer te sluiten en dan
moest zij natuurlijk de honneurs waarnemen.
Daardoor zou zij nog meer menschenken-
nis en doorzicht verkrijgen; zij zou zich
gemakkelijker in gezelschap kunnen bewegen
en daarom zon hij haar nu reeds bij hem
bekende familiën introdneeeren. Zij moest
zich dus op eeu zeer vroolijken winter voor
bereiden. .Natuurlijk moest zij nu ook over
haar kleedmg het oog laten gaan, en netter
gekleed gaan dan totanog toe. Hij zou daar
over eens met mevrouw Hoppe spreken.
1