WORDT VERVOLGD.
Sprankel s.
Burgerlijke Stand.
Gemeente Schagen.
Gem. Wierinsen.
het feit, dat ik i k was. Toen kwaamt gij.
Je scheen in zeker opzicht een deel van
mij te zijn. Onze levens schenen in elkaar
te groeien en ik kan mijn oude, strenge per
soonlijkheid niet terngvinden. Dat is ver
nederend, is 't niet?'
Terwijl zij sprak, trommelde zij met haar
vingers op de tafel. Hij antwoorde niets,
maar zag haar onafgebroken aan.
„Ik wett wel, dat dit heel dwaas is. Ik
trachtte mijzelt hiervan te overtuigen, door
jon te brengen tot hetgeen je werkelijk
bent, zonder dien glans, die mijn oogen
verblindt. Maar dat kan ik niet!" Zij sloeg
haar donkere oogen op. fWat is er in je,
dat bij mij een gevoel heeft doen ontwaken
sis nooit een ander schepsel?'
Hij glimlachte en draaide met zijn hand
de punten van zijn knevel op,
„En wat moet hiervan het einde zijn?'
vroeg hij.
Zij haalde haar schouders op en dwong
haar lippen tot een glimlach.
Dat weet ik niet. Somtijds verlang ik
naar je, somtijds haat ik ja en veracht ik
mijzeff. Maar ik gevoel, dat aan deze ver
houding, aan dezen toestand een einde moet
komen. Eerlijkheid is de beste politie,
zegt men, maar het valt somtijds heel
moeilijk, eerlijk te zijn, vooral voor de
viouw, die in sommige gevallen geleerd
wordt te liegen van haar jeugd af aan.
Opuieuw vatte hij haar hand in de zijne.
„Je kent mijn gedachten," zeide hij,
yen ook iets van mijn wenschen en ver
langens. Het is hard te zeggen, alles wat ik
zeggen wilje bent zoo geheel anders dan
andere vrouwen.
ffVeel gemakkelijker zou het mij vallen
als je een gewone vrouw waart; tegenover
jou moet ik eerlijk zijn. Ja weet, dat ik
js bemin schrik daar niet van er
is geen ziel op deze aarde, die zoo met de
mijne overeenstemt als die van jou. Je
hebt mij gezegd, dat je cok mij bemint
dat er geen ander is, die voor u zijn
kan, wat ik voor je ben. Je weet, dat ik
je lief heb en
Zij richtte zich haastig op.
„Dat denk je," zeide zij.
„Neen, ik weet het, heb het geweten,
sedert geruimen tijd reeds. Luister. Je
kent mijn leven, mijn levensdoel. Kon ik
mijzelf kluisteren,.... kon ik je medesleu-
ren naar de diepte Je weet, dat mijn hoop
slechts geconcentreerd is in één ding, dat
is de kunst, die ik aanbid.'
„Dat denk je!' antwoordde zij nog
maals.
Neen, ik weet het. Als de valsche
schijn, dien de wereld en de menschen
over mij hebben uitgestort, verdwenen is,
dan kan ik vrij spreken, zooals ik beden
spreek. Ook ik keu mijn eigen zwakheden,
ook ken ik mijn eigen kracht."'
»Hoe practisch zijn wijriep zij
ironisch met een flauw glimlachje.
„Dat moet iemand tegenover u zijn,"
antwoordde hij, eveneens glimlachend. „Ik
wil je niet verliezen, lieveling, wij kunnen
elkaar niet missen. En waarom zouden
wij ook
ffEu je hebt gezegd
„Hij viel haar in de redp,
Dat zeg ik nogmaals. Ik wil je niet
medesleuren in de diepte, ik wil je niet
binden. Jouw individualiteit, jou kracht,
de glans uwer ziel wil ik niet kwetsen.
Waarom zon je door den band der wet
mijn slavin worden, een keten voor mij, tot
dat de barmhartige koning Dood den ge-
haten hand doorsnijdt Wacht daarom op
mij, totdat
Zij scheen zijn laatste woorden Eiet ge-
Die vrouw had zt er veel smaak bv zou
hem inet genoegen in dit geval ter zijde
willen staan. De noodige gelden stonden
natuurlijk tot haar dienst, zij mocht volstrekt
niet karig zijn. Zij wist, immers, dat bij ervan
hield, wanneer de zijnen zich rijk en smaak
vol kleeden.
Hiermede geloofde hij glansrijk zijn plicht
gedaan te hebben. Het aangenaamst was
het hem echter dat deze dingen, zijne eigen
wenschen volkomen bevredigden. Door den
gedwonge rost, die in zijne verhoodiDg
tot Elisabeth gekomen was, begon bij zelf
behoefte aan verstrooiing te gevoelen. Hij
verlangde naar het gewoel der gezelschaps
wereld, en was het weer eens niet iets
gansch nieuws voor hem, daar te verschij
nen met zulk een jong, schoon meisje aan
den arm, wier verschijning nu reeds druk
besproken werd? Menig vleiende beoor-
deeling omtrent Christina was hem ter
oore gekomen en hij twijfelde er geenszins
aan, dat overal, waar hij haar breDgen zou,
zij met genoegen zou worden ontvanger).
Hoe onvoorbereid hij dit alles bet kind
eensklaps op de schouders legde, kwam hem
volstrekt niet in de gedachte. Haar zelf
evenwel ook niet, ofschoon zij aan al de
haar wachtende ceremoniën dacht, wel eens
een bang gevoel van baar meester maakte.
De vragen, die zij zich in den laatsten tijd
zoo dikwijls gesteld had„Waarom" en
„voor hoe lang?" werden nu verdrongen
door anderen: welken japon of zij zich
zou aanschaffen op welke manier zij de
taiel zou inrichten? De last, die baar op de
schouders gelegd geworden was, werd baar
veel lichter gemaakt, door de liefde, die
het dienstpersoneel haar zouder uitzondering
toedroeg.
Yanat de onde keukenmeid, die reeds in
menig hachelijk oogenblik, de eer van den
huize Helbig had opgehouden, tot den
eigeDlrjk alleen voor mijnheer persoonlijk
aangestelde dienaars toe, waren volgaarne
bereid haar met raad en hulp, haar taak te
helpen verlichteu en weldra was juffrouw
Christina het ond.-rwerp van hun aller
gesprek.
hoord te hebben en haar antwoord gold dan
ook het voorafgaande, toen zij zeide
Niet altijd is dat geval, c
f O zeker, daar is geen ander einde. Etn
treurig ontwaken. De dichters, de schilders
van voorheen en thans zijn verstandiger
geweest,' zeide hij, naar haar voorover ge
bogen. Zij wisten, dat een bestendige
lietde gelijkstond met een stranding op de
levenszee.'
Zij zag hem eensklaps aan. Iets in haar
blik deed de kleur van zijn gelaat plotseling
overgaan in een doodsbleek. Zij stond
°P-
„Het is vreeselijk warm hier," zeide zij
„Laten wij een weinig gaan wandelen."
De rivier was stil en lieflijk in der zomer
avond. Hier en daar dook het seinlicht
van etn vaartuig op. De kustlichten, hoog
in de lucht, schenen stille schildwachten,
die zwijgend de schepen begluurden en
geheimzinnig tegen elkander wenkteD.
Zij waren den oever gevolgd. Thans
rnstte zij met haar armen op 't hek en liet
haar gelaat op de handen rusten. Zwij
gend gleed haar blik over het water, ter
wijl hij op zachten toon tot haar sprak.
ffOns leven is van zoo weinig beteeke-
nis, een kleine rustplaats voor den voet
van onze eeuwig wandelende ziel. Waarom
zouden wij, die misschien een dieperen
blik in het_ leven hebben geslagen dan ve
le anderen, waarom zouden wij in den
tredmolen van dageüjksche beslommerin
gen gaan loopen Wij hebben onze eigen
ideeën opgebouwd, wij zijn onafhankelijk
van de opinie der wereld,"
«Maar wij moeten in de wereld leven,
leven met hen, die in den tredmolen loo
pen in een eeuw, waarin de moraal zoo
niet hoog gehouden wordt, dan toch hoog
staat en' voegde zij er langzaam bij
„ik ben een vrouw.'
Heb je geen liefde voor mij, geen ver
trouwen in mij
„Ik geloof, dat ik n bemin, ik weet,
dat ik u liefheb. Je vertrouwen is iets
anders. Vertrouwen en liefde zijn gemak
kelijker te scheiden, dan meD wel meenen
zou.'
„Dat is uw eigen meening niet, maar
de meening van „men", van de wereld in
't algemeen."
Je doet mij daar onrecht," zeide zij be
daard.
ffZooals ik gezegd heb, leven wij in de
maatschappij en je plaatst je geheel op
het standpunt der maatschappij. Als wij
iets doen, dat zondigt tegen, wat men noemt
vooroordeelen, noodzakelijke vooroordeel en
van de samenleving, dan moeten wij af
wachten wat de wereld, onze wereld, z .1
zeggen.'
„En vertrouwt ge dan uw eigen moraal
niet in dit opzicht
„Neen, neen, dat kan ik niet, omdat
miju gevoelens bevooroordeeld zijn. En ik
kan ook jouw ideaal niet goed vinden, Om
dat je in dezelfde omstandigheden ver
keert als ik."
„Onze vriendschap moet dus eindigen,'
zeide hij bitter. „Je verdwijnt dus van
mijn levenspad.... en laat mij alleen ach
ter,' voegde hij er somber bij.
Zij bewaarde een geruimen tijd het slil-
zwjgen, terwjl haar blik over de donkere
rivier gleed. Zij huiverde en droBg zich
werktuigelijk tegen hem aan.
„Mijn lieveling,' fluisterde hij, „dat kan
niet, ik kan je niet loslaten."
En zij drong liet hoofd tegen zijn borst
en hij kuste haar en zij weende voor eenige
oogenblik ken. Toen wandelden zij verder.
Een weinig verder zagen zij een kleine
volksoploop, slechts weinige menschen ston
den bij elkaar, want het was laat.
Een man gekleed als een visscher en
een politieagent droegen een lichaam tus-
schen zich, een druipend lichaam, dat een
lange, natte streep naliet op het plaveisel
der straat. De beweging van de menschen
die zich verdrongen, om te zien, scheidde
hen, zoodat, toen de visscher en de agent
een oogenblik rustten, zij aan den eenen,
hij aan den anderen kant stond.
Het was, het lichaam van een vrouw,
dat zij droegen; het bleeke gelaat droeg
het stempel der wanhoop en het lange,
zwarte druipende haar sleepte over de straat.
De natte kleederen zaten als vastgeplakt
om het lichaam en deden de magere ge
stalte uitkomen.
Teen zij haar oogen opslo-g met een
onuitsprekelijk angstige uitdrukking in haar
blik, zag zij dat hij haar aanzag. Zij be
dekte het gelaat met beide handen en
strompelde uit de menigte.
In een oogenblik stond hij naast haar.
ffVreeselijk, hé? Je had er niet naar
moeten kijken. Ongelukkige vrouw! Waar
ga je heeD?"
#Naar huis,' nep zij huiverend. „Naar
huis. Raak mij niet aan!'
»Maar je beloofde..."
Dat doet er niet toe! Laat mij gaan!"
En zij verdween in de duisternis. Had zij
haar eigen beeld in de toekomst gezien,
als zij aan zijn lokstem had gehoor
gegeven?
Natuuren leer, Een
Amerikaansch blad verhaalt het volgen
de
In Maine woont een man, Jacobson
moet zijn naam wezea, die steeds beweert,
„dat al dat gewauwel in die kranten hem
geen sikkepit kan schelen.'
En toch re d diezelfde man onlangs
veertien mijlen door een geweldigen
sneeuwstorm, om een simpel weekblaadje
machtig te worden, dat van hem in een
artikeltje gesproken had als van „onzen
talentvollen medeburger' 1
Kort. Wat heb jij toch bespot
telijk korte beenen zei een lang man
tot een ander, die klein van gestalte was.
ffMijne beenen raken den grond en ik
zou wel eens willen zien, wat de uwe
meer konden doen," was het antwoord van
den kleine.
Keizerin Victoria als
Knns tenares.
Het is bekend, dat de Duitsche Keizer
in-weduwe liefhebbert in beeldhouw- en
schilderkunst. De Nat. Z. meldt omtrent
haar beeldhouwwerken het volgende
In haar paleis te Berlijn en 't slot
Kronberg in den Taunns heeft de keize
rin alteliers ingericht, waar zij met merk
waardige gemakkelqkheid en kunstvaardig
heid schetsen ontwerpt voor schilderijen en
moddellen voor standbeelden, 't Liefst maakt
zij borstbeelden en standbeelden van keizer
Frederik. Een reeks van borstbeelden heeft
zij reeds vervaardigd, die wel verdienen ge
zien, te wordeD, zoo getrouw geven zij 's
keizers trekken en houding weder. De
keizerin wil ze echter niet openbaar maken
om den beeldhouwers van beroep geen con
currentie aan te doen. Als zij echter een
kunstenaar een opdracht geeft, kan hij ze
ker zijn dat zijn arbeid niet wordt goed
gekeurd, als die niet in a'le opzichten vol
doet.
ffOnlangs had zij aan den beeldhouwer
Upheus het levensgroot standbeeld besteld
van den overleden keizer, blootshoofds in
uniform, met los omgeworpen mantel. Twen
het bijna gereed was, bracht zij den kun
stenaar een bezoek in zijn atelier en ver
zocht hem, zelve aan het model eenige
veranderingen te mogen aanbrengen. Up-
hues was eerst eenigszins verlegen, maar
tot verb zing zag hij hoe de keizerin na
een half uur arbeid, aan den kop een ge
heel andere uitdrukking had gegeveü, waar
door een volmaakte gelijkenis en levendig
heid van uitdrukking werden bereikt.
Toen de kunstenaar zijn bewondering
over de verbeteringen gaf, antwoordde de
Keizerin dat zij les in het moddelleeren
had genoten en door vlijtig studeeren het
tot zekere hoogte altijd als dillettante
had gebracht. Het borstbeeld, dat Up
heus n-.ar dit model heeft gemaakt, geldt
voor het beste, dat van keizer Frederik be
staat.
Koning Humbert van Ita-
lië munt in weldadigheidszin uit. In het
vorig jaar schonk hij, uit zijn persoonlijk
vermogen, meer dan een miilioen lire weg,
waarvan 400 000 lire voor de armen van
bet geheele Rijk, door de prefecten der
verschillende provinciën verdeeld, 140.000
lire san de slachtoffers van de aardbevin
gen in Zuid—Italië en de rest aan hen die
door de crisis in Sicilië in nood verkeeren.
Sedert anderhalf jaar heeft de Koning van
alle renten uit 't kroondomein afstand ge
daan, ten behoeve van weldadigheids wer
ken. Hij wilde ook zijn civiele lijst be
krimpen, maar liet dat na, omdat Crispi
anders bij afzonderlijke wet een miilioen
voor den Kroonprins wilde aanvragen, die
de Koning nu uit zijn inkomen betaalt.
Bij dit alles houde rneu in het oog dat
Konig Humbert geenszins tot de meest
met aaidsche goederen gezegende Vorsten
behoort.
Een dezer nachten is te
Rome een moordaanslag gepleegd op den
geestelijke Atto Saganelli, rector van de
kerk Santa Praxedis. De kok van den pries
ter, zekere Maodalari, wist door middel
van een leer in het slaapveitrek van zijn
meester te komen, sloop met een dolk ge
wapend, naar het bed en bracht zijn slacht
offer een steek in den nek toe. Don Atto
echter sprong uit het bed en nu ontstond
een verwoede worsteling, wairbij de geeste
lijke nog eenige wonden bekwam.
Het zonderlingst is, dat don Atto niet
om hulp riep, want bij hield den aanran
der voor zijn kapelaan, Luigi Rea. Deze
ongelukkigen is slaapwandelaar, en de gees-
le'ijke was van meening, dat een slaapwan
delaar dood neervalt, als men hem eens
klaps met geweld wakker maakt. Om dit
onheil te voorkomen, bleef hij volkomen
Kalm ouder de dolksteken van zijn tegen
stander.
Ten slotte vluchtte de moordenaar op
het dak van de kerk en thans riep doe
Atto om hulp. Groot was zijn verbazing
toen hij onder de toesnellende personen
zijn kapelaan ontwaarde. Dadelijd gaf men
de politie kennis van het gebeurde en de
moordzuchtige kok werd, nadat geruimen
tijd naar hem gezocht was, op het dak
gevonden.
Hij bekende al heel spoedig dat hij zijn
heer had willen vermoorden ten einde hem
te bestelen. De wonden van den geestelij
ke zijn ernstig, maar zij leveren geen ge
vaar voor zijn leven op.
Een jacht-avontuur.
Onlangs wandelden twee gendarmes door
velden en wegen dus vertelt een
Fransch blad op een oogenblik dat
eenige zeer aanzienlijke heertn zich met
het jachtvermaak bezig hielden. Eensklaps
weerklonken twee geweerschoten en de
gendarmes werden door een aantal hagel
korrels getroffen. Een millionuuir, die een
snip naar de andere wereld wilde helpen,
had de s.hoten gelost en de handhavers
der wet. gelukkig niet gevaarlijk, gekwetst,
want de korrels waren plekken binnenge
drongen waai ze door dikte van vleesch
't minst schade deden.
Da millionnsir, die zich al doodsbe
nauwd maakte voor een proces wegens on-
willigen manslag, snelde dadelijk naar de
gekwetsten en bood aan, om ze voor elke
hagelkorrel, die in het lichaam was door
gedrongen, twintig francs schadevergoeding
te geven. Erg in hun schik met een
mooi duitje geld, keerden de gendarmes
naar hun kazerne terng.
Onderweg echter bedacht een der man
nen, die brigadier was,dat het toch eigenlijk
zeer ongepast was, dat zijn ondergeschikte,
een gewone gendarme, meer geld had ont
vangen dan hij. De gendarme had name
lijk tachtig francs meer gekregen dan zijn
brigadier, want hij had kunnen santoonen
dat hij vier hagelkorrels meer herberg
de.
ffHoe dnrf je het in je hersens balen
meer korrels in je lijf te hebben dan je
superieur sprak de wakkere brigadier,
nam zijn ondergeschikte al het geld af
en ging er mede aan den haal. D j zaak
heeft nog een staartje en komt voor den
rechter, want de gendarme heeft zijn bri
gadier aangeklaagd wegens straatroof.
Een zeldzaam kunstge-
wrocht.
Lord Pendlington, die wegens zijn groo
ts exentriciteit bekend was, kwam eens
bij een der grootste snuifdoosfabriekanten
te Nantes,
fftk zou gaarne een snuifdoos willen
hebben,' sprak hij, ffWaarop mijn kasteel
staat afgebeeld.'
„Dat is gemakkelijk genoeg," gaf de
fabrikant ten antwoord. *Uw lordschap
behoeft mij slechts de teekening van uw
kasteel te geven.'
„Ja, maar aan de slotpoort moet een
hondenhok met een hond staan.'
„Dat zal ook niet lastig gaan."
ffJa, maar, zoodra men naar den hond
kijkt, moet hij ia zijn hok kruipen en
daar pas weer uitkomen, als men hem
niet meer aanziet. Kunt u dat gedaan
krijgen
De fabrikant wierp zijn bezoeker een
blik toe, alsof hij dacht, dat zijn door
luchtige klant hem voor den gek hisld.
Maar toen hij zag, dat dit niet het ge
val was, gaf hij haastig ten antwoord „Dat
is heel moeielijk dan zal de doos nogal
duur komen.'
„Dat kan mij niet schelen."
Drieduizend frans.'
ffGoed, drieduizend franc?.'
ffOver een maand zal ik de eer hebben
u de doos te biengen.
Daar reken ik stellig op.'
Na verloop van een maand maakt de
fabrikant zijn opwachting bij lord Pend
lington. „Mylord, hier is de doos."
De lord neemt het kleinood aan en be
ziet het nauwkeurig, „Juist,' zegt hij,
ffhier is mijn kasteel met de torens, hier
is het hondenhok maar waar is de
hond.'
«Heeft uw Lordschap niet bovolen, dat
de hond in zijn hok zal gaan, zoodra men
hem aankijkt?"
„Ja, zeker
ffEn dat hij pas weer te voorschijn zal
komen, als men niet meer naar hem
kijkt.'
„Ja, zeker!'
ffWelnu, u hebt naar den hond geke
ken en het dier is terstond in zijn hok ge
kropen. Als u de doos in uw zak steekt,
komt de hond weer uit zijn hok.'
De lord denkt een oogenblik na en
zegt dan: «Juist, precies!' Hij steekt
de doos in zijn zak, neeuit uit zijn por
tefeuille drie banknoten, elk van duizend
francs, en overhandigde die met een woord
van dankbetuiging aan den handigen
snuifdoosfabrikaut.
Een gelukkig men sc h.
Een buitenkansje kreeg dezer dagen een
koopman uit Habana, die uit dSpaansche
Nationale Loterij den hoogsten pi ijs trok.
Den vorigen zomer had hij zich naar Span
je begeven en had voor do aardigheid
een lot no. 8658 gekocht. De tele
graaf meldde dat de hoogste prijs op dat
nummer gevallen was. De man heet Alar-
cia en schijnt in alle opzichten een geluks
kind te zijn. Voor jaren her had hij als
arme knaap Spanje vei laten om in den
vreemde zijn geld te verdienen. Dit geluk
te hem door grove spekultaies die allen
goed afliepen. Ook zonder dezen hoofdprijs
die anderhalf miilioen gulden bedraagt, was
de man schal)ijk.
Vindt meninonsland heel
wat Van den Berg's, Bakkers, Smits, in
Frankrijk ontelbare Durani's en Dubois'
Pölsfeld, in de Pruisische provincie Sak
sen, heeft men op 90C inwoners 50 hoof-
den van gezinnen, die den naam Sieben-
hühner (zeven hoenders) dragen.
Daar de voornamen niet genoeg da men
schen uit elkander konden houden, hebben
sommigen den naam van hun moeder, an
deren het cijfer van het regiment, waarbij
zij gediend hebbeD, bij hun naam gevoegd.
Eén heeft den bijnaam gekregen van de
„luie Griet, een eerennaam, die zijn moe
der op school reeds gegeven was.
Te Pea River, in Alaba me
heeft een joDge deugniet door het venster
eener school op de kinderen geschoten en
twee meisjes en twee jongens, van tien
tot veertien jaar, doodelijk gekwetst. De
daad schijnt een wraakneming te zijn ge
weest, omdat de ouders van een der ge
kwetste meisjes den moordenaar verboden
hadden haar het hof te maken. Hij is in
hechtenis.
Wat wij den geest des tijds noemen,
noemden onze grootouders het einde der
wereld. Jean Paul Richter.
Iemands omgeving leert ons zoo
licht iets naders omtrent zijn persoon.
Bosboom-Toussaint.
Satire is een soort spiegel, waarin
degene, die er in kijkt, in 't algemeen ie
der» gelaat ziet, behalve dat van zich zelf.
Dit is ds hoofdoorzaak voor de vriende
lijkheid, waarmede zij ontvangen wordt en
d8t zoo weinigen er door beleedigd worden.
Swift.
Er ligt iets geruststellends voor de
volken in de zekerheid, dat mannen, wier
grootheid tegen elke proef bestand oleek,nog
in leven zijn. Als ontzaglijke bergtoppen,
die de onweders aantrekken en de blik
semstralen alleen opvangeD, geven zij hun,
die in de vlakte wonen, een gevoel van
veiligheid. Herman Grimro.
Elkander begrijpen, ziedaar een on
zer eerste verplichtingen. Weinige plich
ten vereischen een meer verfijnd zedelijk
gevoel, weinige worden minder in beoefe
ning gebracht.
De Gasparin.
Kunt gij op iemand toornen, die een
lichaamsgebrek heeft?Hij kan 't niet helpen,
als zijn nabijheid u tegen de borst stuit. Be
schouw de zedelijke gebreken evenzoo.
Maar, zegt ge, de mensch heeft zijn rede
en kan erkennen, wat hem ontbreekt.
Zeer juist! Bij gevolg hebt gij ook
uw rede en kunt door uw zedelijk ge
drag uw naaste tot rede brengen, hem tot
iükeer brengen en zoo, als hij u hoon, hem
genezen zonder dat ge behoeft te toornen of
te zuchten of uit de hoogte op hem neer te
zien. Marcus Aurelias.
De mensch is rijk met weinig, als
hij juist oordeelt. Young.
Is de wereld een tranendal
Laat dan de glimlach het overspannen.
Lucy Larcon.
Alle hartstochten zijn niets anders dan
de verschillende graden van warmte en
koude van het bloed. Lirochefoucauld.
De zonnigste dingen werpen de
[diepste schaduw,
En er is zelfs een vreugde.
Die het hart beangst maakt. Hood.
Ingeschreven van 9 11 Januari 1895.
Geboren Jansje Catharina, d. v. Johan-
nes Kamp en van Elisabeth Vrouwe.
Ondertrouwd
GetrouwdGeene.
Overleden
Ingeschreven van 1 31 December 1894,
GeborenHann, z. v. Abraham Yelle
man en Elsje Levit. Pietertje, d. v. Wil
lem de Haan en Hilgonda Tijssn, Dieuwer-
tje, d. v. Pieter Rotgaus en Tetje Bakker.
Leo Jozef, z. v. Willem Rasch en Corne-,
lia Engel. Maartje d. v. Gerrit Omis en
Grietje Lont. Klaa?, z. v. Cornelis Smit
en Marijtje Koorn. Dieuwertje d. v. Nan
Bais en Maartje Rotgans.
Ondertrouwd en getrouwd: Geene.
Overleden: Maartje Kuilt, oud 5 jaar,
d. v. wijlen Coruelis Jaasz, Kuut en Cor-
nelia Staaltjes. Antje 'Fakes, oud 6 weken,
d v. Dirk Takes, en Marie Metselaar. Dirk
Bakker, oud 2 jaar, z. v. Jan jz. Bakker
en Antje Koorn. Pieter Mooi, oud 5 maan
den, z. v. Fieter Mooi eu Jannetje Kaan.
Stand der bevolking der gemeente
W i e r i n g e n over 1894.
Op 1 Jan. 1894 bestond de be
volking uit 1405 m. en 1331 v. t. z. 2746 p.
vermeerderd door geb. met 86 m.
en 40 v. t. i. 76 p.
vestiging in de gem.14m.en 15 v.t.z. 29 p.
totaaal 2841 p.
Vermindering dooi overl. met 23 m.
en 83 v. t. z. 56 p.
vertrokken 31 m. en 85 v. t. z. 66 p.
totaal 122 p,
De bevolking bedroeg dus op 31 Decem
ber 1894, 1401 m. en 1318 v. t. z. 2719.
Er werden over dat jaar 22 huwelijken
voltrokken, te weten 17 tusschen Jonk
mans en Jongedochters, 1 tusschen een
Jonkman en eer. Weduwe, en vier tusschen
Weduwnaars en Jongedochters.
Loop der bevolking in de gemeente
Heer Hugowaard. Op 31 Decem.
'93 bestond de bevolking uit 1400 mann.
en 1315 vr. samen 2715 inwoners,
In 1894 hebben zich gevestigd 83
Manl. enll7 Vrl., samen 200 inwoners;
geboren ziju 38 Manl. en 33 VrL sameu
71 kinderen.
Vertrokken zijn 112 Manl. en 123 Vrl.
samen 235 iuwonere. Overleden zijn 22
ManF eu 24 Vil, samen 47 pers. zoodat
de bevolkiug op 31 Dec. 1894 bestond
uit 1387 Maul. en 1317 Vrl. samen
2704 inwonersen alzoo verminderd met
11 inwoners.
In 1894 zijn 16 huwelijken gesloten
waarvan 14 tusschen jongmans en jong-
dochters1 tusschen jougmtu en weduwe
eu 1 tusschen weduwnaar en jonge doch
ter, Levenloos aangegeven ayn 4 kinderen.