Kamer Tan Strafzaken.
te ALKMAAR.
PROCES
De aanleiding; tot den moord.
de Openbare Terechtzitting
het mourdproces.
De geruchtmakende zaak
der Schager moorden.
liet verleden van den beklaagde.
De dubbele moord.
De bekentenis-
Galgenhumor.
strafzaak diefstal bij Mr. Asser.
Van de 4 paarden Van den
heer dr. Kremer te Witmarsein zijn 2 na
een korte ongesteldheid gestorven, terwijl
de beide andere bedenkelijk zijn en waar
schijnlijk hun voorgangers zullen volgen.
Het voeren van klaverhooi, dat een
beetje beschimmeld was, moet hisrvan de
voor geen klein geruchtje vervaard was
- die taak overnam. - Zij behandelde de
geldelijke zaken en voerde in huis den
toon. Haar man mocht dan ook meepra
ten als zij het verkoos. Is het wonder
dat zoo'n huisgezin, waar zedelijkheids-
en rechtzinnigheidszin niet werden aan-
oorzaak zijn. Wel een bewijs, dat men gekweekt, geen goede maar wrange vruch
met paardenvoer niet te voorzichtig kan
ziju.
Zondagavond omstreeks 9'2 nre van
den 13 Januari 1895 verbrandde het per
ceel en roerend goed af V3n O. D. te
NOORD-SCHARWOUPE. Oorzaak onbe
kend, alles was verzekerd.
De spuiten van Noord-, Zuid-Scharwoude
en Oudcarspel waren aanwezig om de be
lendende perceelen te bewaren.
r
ten heeft voortgebracht.
Toen de beklaagde ouder werd, ging
hij ter school en ook daar reeds bleek
dat hij geen goede geaardheid bezat.
Op lateren leeftijd, toen hij een ambacht
moest kiezen, werd hij meubelmakers-
leerling cn omstreeks dienzelfden leertijd
is hij naar de catechisatie gegaan; maar
hij is daarvan weggebleven; zijne ouders
hebben dit eenvoudig goedgevonden.
In plaats dat de zucht tot het goede
werd aangekweekt
bedrog aangezet.
werd tot leugen en
Voorzitter Mr. T. A. SANNES.
Rechters: Mrs. G. R. E. BRANTS en
C. W. VOLLGRAFF.
Bijzittend Rechter:
Mr. J. A. G. GOCKINGA.
Officier van Justitie:
Mr. F. F. KARSEBOOM.
Substituut Griffier:
Mr. P. VAN DER CRAB.
Verdediger
Mr. F. H. G. v. d. HOEVEN.
Bij deze ellendige moordgeschiedenis
geldt niet hetCherchez la femme
Geldzucht, niets anders was de aan
leiding.
Die vrouwen waren door den beklaagde
ten doode gedoemd. Reeds meer dan
eens toch, heeft hij getracht haar van
het leven te berooven, zooals uit het
verslag van de terechtzitting zal blijken.
De uitvoering van zijne moordplannen
zijn vertraagd, aangezien hij liever de
hulp van een vriend had gehad omdat
het met zijn beiden makkelijker zoude
gaan.
Toen zijn vriend Oudshoorn ook
al zoo'n nuchtere maar slechtgeaarde
knaap, in den morgen van den 12
Augustus 1894 van de moorden hoorde,
wist hij wie de moorden gepleegd had.
Hij was met dat vooraf beraam de plan
bekend en zwijgt. Ook na het plegen
der moorden zwijgt hij en ontvangt voor
zijn stilzwijgen een deel van den buit.
"Wat belooft zoo'n jongen voor zijn
volgend leven P
„het mes had overgehaald," maar daar
mede met kracht had opgesneden.
Bij eene andere gelegenüeid antwoord
de hij iemand die hem vroeg„Gij
mocht om f 500 willen, dat gij de moor
den niet hadt gepleegd," „oeh de Trou
wen zouden voor mijn part wel mogen
leven, maar het moest mij geen geld
kosten."
Van be*ouw dus geen sprake.
Kan men zich wel een denkbeeld vormen
van zulk een diepe verdorvenheid
En is het niet afschuwelijk om aan
te zien, dat er geen zweem van aandoe
ning bij den beklaagde is te oni dekken?
Na deze inleiding, die wij noodig von
den om den lezer op de hoogte te stel
len met de slechte geaardheid van den
verworpeling, die ons reeds te lang bezig
hield gaan wij over tot het verslag van
waar te ruim tien uren de moorde
naar wordt binnengeleid.
Er is een overgroote toeloop van publiek,
dat zich reeds geruimen tijd te voren
voor het gebouw had verzameld.
De tafel is bedekt met de verschillende
stukken van overtuiging.
Door het O. M. zjjn gedagvaard 62
getuigen, waarvan de namen reeds in
ons nummer van den 6 Jan. jl. zjjn
opgenomen.
Door den verdediger zjjn g e e n e
getuigen a décharge gedagvaard.
Nadat beklaagde op zjjn plaats is gaan
zitten, kijkt hjj met onbevangen en open
blik de Rechters aan.
Officier vordert voorlezing van het
vonnis van verwjjzing en der overljjdens-
akten der slachtoffers en van beklaag-
des moeder.
President vraagt aan den verdediger,
of er bezwaar bestaat, dat de get., dio
voorloopig niet gehoord worden, de
zaal kunnen verlaten, waartegen deze
geen bezwaar heeft.
Allereerst dient de
dat hij te Hilversum was en niets
den diefstal had vernomen.
wordt overgegaan
Vervolgens
tot
Prestot den beklaagdeHet is in
den loop van het onderzoek gebleken,
dat gjj herhaaldelijk gelogen hebt
en gjj hebt zelf gezegd dat, door de waar
heid te zeggen, uw eigen belang werd
[Het verslag dezer belangrjjke Zit
ting wordt ons verstrekt door den
heer II. B.GOTTMER,
Cand.-Not. te Alkmaar, aan wien
ten onze behoeve door denEdelAchtb.
Heer Mr. Sannes, Voorz. der
Rechtbank, vergund werd aan de
verslaggeverstafel ter rechtzaal
plaats te nemen, voor welke wel
willendheid wij hier ZEd.Achtb. vol
gaarne harteljjken dank brengen.
Red.]
Ongeveer in het midden der maand
Augustus van het vorig jaar werd alhier
een afschuweljjk drama afgespeeld. De
gemoederen bij onze overigens kalme
landgenooten werden, wat zeer begrijpe
lijk is, met ontzetting vervuld, toen zich
het gerucht verspreidde dat in den nacht
den 11 op den 12 Augustus 1894
van
twee vrouwen, van welke een hoogbe
jaard en een tweede nog jeugdig van
leeitjjd, die een winkelhuis bewoonden
aan de Laagzijde op de meest gruwelijke
wijze van het leven waren beroofd.
In den beginne dacht men daar
de slachtoffers geene vijanden in onze
gemeente hadden dat de een of andere
zwerver de moorden uit hebzucht zou
hebben gepleegd, omdat sporen van braak
waren te bespeuren en alles was door
gesnuffeld en overhoop gehaald.
Uit de lucht gegrepen, en door de fan
tasie van dezen beklaagde aangevulde
verhalen, droegen er veel toe bij dat de
justitie aanvankeljjk op een dwaalspoor
geraakte.
Reeds zeer spoedig evenwel viel de
verdenking op dezen beklaagde, een buur
jongen, die met sluw overleg een ander
als den vermoedelijken dader had betieht.-
Men rilt en beeft bij het vernemen van
de misdaden en ongerechtigheden, welke
door dezen beklaagde, een jongeling nau
welijks de kinderschoenen ontwassen
zjjn bedreven.
De bjjzonderheden van deze misdaden
zjjn zoo menschonteerend, dat men bij
het zien van dezen beklaagde niet kan
gelooven dat hjj alleen den dubbelen moord
heeft gepleegd en de misdadige plannen
op touw gezet.
Wij willen thans den lezer een blik
doen werpen in
NICOLAAS BOES, aanschouwde het
levenslicht in 1877 te Schagen.Zjjne
ouders waren protestant en hij werd in
hetzelfde geloof opgevoed. Zijn vader
was iemand van een weifelend ka
rakter, die de noodige kracht miste om
zijne rechten als echtgenoot en vader te
doen gelden, zoodat het zich gemakkeljjk
laat begrijpen dat beklaagdes moeder, die
mantels en kapers zorgvuldig naar hun heer
uitziende. Onwillekeurig moest Cbristiua er
asn denken. Hoe waTm was dat om hare
bekoorlijke schouders. Hoe snel kan men
zich toch aan het goede wennen. Hoe ge-
rniscbloos reed de WBgen, die baar vader, Eli-
sabeth en haar man, die haar aan den uit
stond cp te wachten, naar huis bracht, ovei
bet plaveisel. Daar straalde een zee van
licht van nit de vensters hen tegemoet en al
les stond behoorlijk op de tafel voor hen
gereed, zooais zij het bevolen had, en de
bedienden wachtten bare verdere orders op.
O, hoe goed is het toch te leven. En mor
gen, wederom zulk een heerlijke dag!
Waarom? Hoe lang? Dat zou haar nu
geea zergea meer bereiden
WORDT VERVOLGD.
Niet een eenzaam huisje op een afge
legen plaats, neen, een winkelhuis in de
dichtbebouwde kom op het drukste ge
deelte dezer gemeente is het terrein waar
het droevig drama is afgespeeld. Het
is omstreeks elf uur in den avond van
den 11 Augustus van het vorig jaar, en
dus bjjna nacht.
De weduwe zit achter in haar keuken
en het is niet onmogeljjk dat zij door de
drukte die des Zaterdags in haren winkel
is, van vermoeidheid even is ingedut.
Haar nichtje Anna heeft zich zoo even
ter ruste begeven.
De ongelukkigen vermoeden niets van
het verschrikkelijk lot dat haar wacht
en dat in dezen nacht haar stervensuur
is aangebroken.
Daar nadert in het duister het mon
ster in een menschelijke gestalteeen
jongeling, die thans een moordenaar is
geworden. De onverlaat doorklieft met
drie slagen van den bijl, die hij van het
erf der weduwe heeft meegenomen, haar
de hersenpan. Na die eerste gruwel
daad wordt de tweede moord volvoerd
op het ongelukkige meisje,dat zich schoone
toekomstige droomen had gemaakt. Een
meisje werd hier in den bloei van haar
leven afgemaakt op een tijdstip dat men
droomt en mijmert over liefde en we
derliefde.
Welk een wanhopige worsteling moet
hier hebben plaats gegrepen
De snoodaard heeft twee weerlooze
vrouwen geslacht en verlaat de woning,
na alvorens te hebben geroofd en po
ging tot brandstichting te hebben ge
pleegd.
De roof was oorzaak dat hij in den
val is geloopen.
Aanvankeljjk heeft de beklaagde een
ander beschuldigd met het gevolg dat
die persoon gearresteerd werd. Van
zijne arrestatie af bleef deze zjjn onschuld
volhouden en het is gelukkig, dat deze
persoon slechts drie dagen van zjjne
vrijheid beroofd is geworden. Eere aan
de Alkmaarsche Justitie, die voor zoover
zulks doenlijk, eerherstel heeft ge
pleegd. Dit feit wijst al weder op de
leemte in ODze strafwetgeving, die aan
onschuldig veroordeelden en verdachten,
ter zake hunner vrijheidsberooving geen
recht tot schadeloosstelling toekent.
Ten slotte viel de beklaagde door de
mand en verklaarde dat hij den zooge-
naamden mededader valscheljjk beschul
digd had.
Liegen en bedriegen schjjnt echter
den beklaagde zóó eigen te zijn, dat hjj
zelfs gedurende de instructie voortdu
rend is bljjven liegen.
Wat hjj den eenen dag vertelde, was
den anderen onwaar.
Het volgende diene om den lezer eené
voorstelling te geven van de zonderlinge
opvatting van Boes omtrent het door
hem gepleegde gruwelfeit.
Toen hem eens in de gevangenis ge
vraagd werd, hoe hjj toch met het mes
den hals van Anna Beqers had kunnen
afsnijden, antwoordt hjj zonder eenige aan
doening toen hem een mes vertoon^,
werd, dat hij aiet sooala men dat noemt
Get. P. van der Struijf verklaart spo
ren van braak te hebben gezien en dat
een ruit stuk was. De pen was uit het
raam genomen.
Beklaagde erkent het hem ten
laste gelegde feit, zegt alleen
niet op klompen, maar op schoe
nen te zjjn geweest en heimeljjk het
huis zijner ouders te hebben verlaten;
erkent verder te zijn binnengekomen,
alsook het gestolen horloge te hebben
verkocht. Jan Oudehoorn heeft niets van
de opbrengst gehad, doch wist van dien
diefstal en van het plan.
Officier vraagt den bekl. Waarom
spraakt gjj met Oudshoorn over den
diefstal
Bekl. antwoordt dat hjj diefstal wilde
plegen, als hjj soms eens geld noodig
had.
Officier vraagtHadt gij een bepaald
plan met dat geld
Bekl. zegtJa, ik moest geld hebben,
als er iets te doen was.
Officier vraagtWie er over is be
gonnen
Bekl. zegtIk.
Getuige Johanna Knipmeijer verklaart
hoofdzakeljjk dat zjj ook sporen van
braak heeft gezien en op een vraag van
den verdediger verklaart zjj niet te we
ten of het horloge zich tijdens den dief
stal in het huis van Mr. Asser be
vond.
In gelijken zin verklaart getuige
Joh. Corn. Gaih. Kasten.
Getuige J. J. Bertz. Deze verklaart
dat het horloge door hem bjj mr. Asser
is bezorgd. Ook aan dezen wordt door
den verdediger gevraagd of hij weet dat
tjjdens den diefstal het horloge zich daar
bevond, waarop hij niet bevestigend kan
antwoorden.
Get. Oudshoorn wist volgens zjjne ver
klaring van het plan af en herkent het
horloge, doch ontkent van den diefstal te
bobben genoten.
Officier vraagtWie er mede begon
nen is, om over het stelen te spreken.
Get. zegt: Boes.
Officier vraagtHad Boes altijd geld
gebrek
Get. Ja, om uit te gaan, doch heeft
nooit geld aan hem ter leen gevraagd
daarentegen zegt beklaagde, dat Oudshoorn
geld aan hem schuldig was. In de werk
plaats werd gedobbeld.
De diefstal is circa 3 weken te voren
beraamd.
Get. zegt verder, dat hij geen reden
weet op te geven waarom hjj nooit 's
avonds uitging; hjj kreeg geen zakgeld,
bracht zijn weekgeld thuis en ook dat
van de boekjes, hjj dobbelde van geleend
geld.
Op de vraag van verdediger of getuige
zou gezegd hebben, een volgenden keer
ga ik eens stelen, zegt hjj, dit niet
te weten. Get. erkent verder, op de
vraag van den verdediger, dat hij wel
eens geld uit ,zijn spaarpot haalde en er
spijkers voor in de jdaats deed om zijn
moeder in den waan te brengen, als zjj
er mede rammelde, dat er toch geld in
was.
Get. M. van Gerner erkent het hor
loge van Boes te hebben gekocht; meent
dat het hem vertoonde hetzelfde is en
verklaart,het aan zjjn meisje ten geschenke
te hebben gegsven.
Get. 1. van Stegeren verklaart dat zjj
het horloge heeft gekregen en herkent
ook het haar vertoonde doosje.
Officier vraagt aan get. van Geraer
nader, of hjj Lu Schagen was, toen de
diefstal ia gepleegd; waarop kjj antwoordt
bevorderdwanneer er nu nog iets
is dat onwaar is, dan is thans de tjjd
aangebroken om alsnog de waarheid te
spreken. Zjjt gij bereid, om dus de volle
waarheid te zeggen
Bekl. Jawel.
Pres. vraagt hem of hij tot zjjnl5de jaar
heeft school gegaan.
Bekl. Ja.
Pres. Gjj hebt Godsdienstonderwjjs ge
noten bij den predikant v. Klujjve; waar
om gingt gjj daar niet meer heen P
Bekl. Omdat ik dit niet meer wilde.
Pres. Gjj gaaft uw weekgeld aan uw
moeder
Bekl. Ja, ik kreeg soms 50 cents, soms
meer zakgeld.
Pres. Hoe was je moeder voor je.
Bekl. Goed.
Pres. Hebt je wel eens geld uit moe
ders kas gestolen
Bekl. Ja weleeDS een gulden, dan weer
eens 2.50, om geld te hebben om te
verteren.
Pres. Moeder ontdekte dit, niet waar
Bekl. Ja, zjj berispte mij en heeft mij
ook gedreigd met een pak slaag.
Pres. Hoe lang hebt gjj die gedachte
ommeer geld te hebben, reeds bjj je gehad?
Bekl. Toen ik reeds op school was.
Pres. Hoe oud waart gjj toen die ge
dachte bij u opkwam
Bekl, geeft geen leeftjjd aan, maar zegt
dat hjj, als hij een gulden centen moest
halen, toen reeds een cent daaraf nam.
Pres. Is vooral in den laatsten tjjd door
het lezen van boekjes over moord en
diefstal (zeer onverstandig geschreven)
dat idee bjj u aangewakkerd?
Bekl. Ja.
Pres. Naast je woonde de Wed. Bute,
en dacht gjj ook dat er geld zat
Bekl. Jan Oudshoornzoowel als ik,
dachten dat de Wed. wel geld had.
Pres. Spraakt gjj met Jan Oudshoorn
daarover
Bekl. Ja, altijd.
Pres. Met Anna Beijers stond gjj
toch op goeden voet
Bekl. Ja.
Pres. Hebt gjj uit wraak op Anna
Beijers en om geld te hebben, de mis
daden begaan?
Bekl. zegtde hoofdzaak was om
geld te hebben, en wjj, daarmede doe
lende op Oudshoorn, bespraken zelfs om
bjj den Burgemeester in te breken, die
uit wasJan Oudshoorn moest dan de
sleutel geven. Bekl. wilde dit niet om
dat hij zjjn zinnen had gezet om de
vrouwen te vermoorden. Hoofdaan
leiding was diefstal.
Hij moest geld hebben om te vertec-
ren en uit te gaan.
Bekl. erkent, omstreeks een maand
voor de moorden, pogingen tot vergif
tigingen te hebben gedaan en op een
briefje, valschelijk met eens anders naam
onderteek end, een slaapmiddel te hebben
laten halen.
Het fleschje, waarin dat zich bevond,
is leeg geloopen.
Bekl. heeft het later nog eens willen
probeeren en heeft het toen in de melk
gedaan. Hij is achter overgeklommen en
zjjn plan was om, als de vrouwen slie
pen, te stelen.
Op de vraag van den pres. wat zjjn
plan was, als zjj niet sliepen, antwoordde
tiij, dat hjj ze dan zou vermoord hebben.
Bjj de tweede poging tot vergiftiging
met loodwit, heeft hjj een gedeelte van
het door hem gekochte in den koffiepot
gedaan, 's avonds 8 V2 uur, waarop hjj
is weggegaan. Aan den jongen, die het
loodwit gehaald heeft, zeide hij het
was om vuurwerk te maken. Bij de
derde poging tot vergiftiging met
zuringzout, heeft beklaagde, toen hjj de
machinekast van Anna politoerde, dit
in den koffiepot gedaan en is toen op
de loer gaan staan. Hjj weet zich te
herinneren, in dien avond niet meer
in de woning der weduwe te
ziju geweest. 's Nachts is hij
er in gegaan en heeft toen
de deur geopenddaar hij geluid meen
de te hooren, is hij terug gegaan en
ïeeft het groote mes, dat hij van de
toonba ik had afgenomeo, weer op dezelf
de plaats neergelegd. Zijn plan stond
toen reeds vast.
Ook heeft het plan bestaan om de
vrouwen snuit in het gezicht te werpen
en ze dan te vermoorden. Een tweede keer
is door bekl. loodwit gekocht; dit ligt
thaDs nog achter in de boet. Hjj erkent
óók loodwit in taartjes gedaan te hebben
om ze aan de wed. Bute en Anna te
geven. Hij heeft ze waarschjjnljjk ver
loren met een onweersbui toen hij buiten
ging kjjken. Hjj zegtOudshoorn wist
van a 11 e 8 en met hem is alles be
raamd hij wou niet mee doen, maar
hij heeft bekl. opgezet. Oudshoorn heeft
na een der pogingen tot vergifti-
van zijn om Anna, zoo'n joDg meisje te doo-,
I den
Bekl. zegtOudshoorn zeide„het
was zonde", maar bekl. zeide „het moest
voor de Alkmaarsche kermis gebeuren,
daar hjj geld noodig had. Hij heeft Ouds
hoorn wel eens gezegd Je moest mjj
helpen dan was het gauwer gebeurd
doch deze heeft geweigerd en zoo is het
gekomen, dat hjj het alleen gedaan heeft.
Meer dan eens heeft hjj het willen doen.
In den avond van den moord tusschen
9 en 10 uur heeft hjj Anna nog gespro
ken en met haar gekheid gemaakt.
Pres. vraagt bekl. of het niet bjj hem
is opgekomen, dat hjj door één moord
zjjn doel had kunnen bereiken
Bekl. Neen.
Pres. Al hadt gjj de keus gehad, wan
neer Anna eens uit was?
Bekl. zegtik had er mijn zinnen op
gezet. Hjj zegt verder dien dag geen
sterkeu drank te hebben gedronken.
Bekl. heeft over de schutting gekeken en
zag door het raam dat de wed. zat te lezen.
Hij zag de bijl en ging er op af; doch hij dorBt
eerst niet goed er in te gaan. Vervol
gens nam hij de bijl op, opende de deur
en heefi hjj haar daarmede 3 slagen op
haar hoofd gegeven. Zij riep tot drie
malen toe O, GodBekl. herkent de
hem vertoonde bijl en zegt, deze in zij.
ne beide handen te hebben gehad. Met
den eersten slag zag zjj beklaagde niet,
maar toen zjj zich omdraaide, 'zag zij hem.
Hij is weggegaan en heeft in de keu
ken zjjner ouders water gedronken. Daar
op is hjj de herberg doorgegaan, zeggen
de dat hij een boodschap moest doen.
Vervolgens is hjj de voordeur der "Wed.
Beute ingegaan en heeft hij de schel
vastgehouden hjj meende, dat het hoofd
van vrouw Beute bewooghij draaide
eerst de lamp uit, ging door den winkel
naar achter en draaide ook daar de
lamp uit. Zijn schoenen heeft hjj uitge
trokken toen is hij naar binnen ge
gaan met lucifers en heeft het mes uit
den winkel medegenomen. Bij het af-
strjjken van de lucifers heeft hij toen Anna
een steek gegeven, waardoor zjj ontwaakte.
Hjj sprong op het bed en kneep haar de keel
dicht en dacht, dat zjj dood was. Later
hoorde hjj een zucht en zag haar op de
knieën in bed zitten. Toen is hjj weer
op haar aangevlogen en heeft haar met
het mes door de keel gesneden. Alstoea
heeft zjj zich erg verweerd.
Pres. vraagt: hebt gjj geen oogenblik
geaarzeld om dat leven te vernietigen?
Bekl. Neen.
In dat vreeseljjke oogenblik zegt bekl.
dat er geen woord tusschen hem en Anna
is gewisseld en dat zij hem niet heeft
herkend. Hjj kan niet aaDgeven, waar
door het mes is omgekruld.
Later heelt hjj het broodmes door de
keel van vrouw Bute gehaald en als het
ware met twee handen haar keel door
gezaagd.
Hjj sloeg eerst met éen hand, waardoor
haar halsketting brak.
Zjjn gezicht zat vol met bloed en er
was ook bloed aan zijn kleeren; hjj heeft
zich afgewasschen achter in het akertje,
na zich overtuigd te hebben, dat de snee
raak was geweest.
Toen was het ongeveer elf uur. Ver
volgens heeft hjj zijn zakken met de ge
stolen voorwerpen volgestopt en is n ai
het secreet gegaan, omdat hjj leven hoor
de toen het stil was, is hij over dl
schutting gegaan.
Zjjn pet was bjj de worsteling zoek
geraaktdaarom heeft hij p.m. 12 urec
het lijk van Anna uit de bedstede ge
sleurd, om naar zjjn pet te zoeken, dif
hjj tevoren reeds vermist had, maar dif
naar hij dacht wel zou verbranden,
Bekl. herkent de hem 'vertoonde hand
doek, waarmede hjj zich heeft afgeveegd
ook de verschillende sieraden en verden
voorwerpen van den diefstal afkomstig
Aan de courant, waarin zich de effectei
bevonden, zjjn bloedvlekken die papK
ren heeft hij niet medegenomen, omd»
hij er niet van wist af te komen.
De gestolen goederen heeft hjj in b
gangetje begraven; de grond was eeni
zins los en hij heeft met een steen df
grond opengewoeld. Nadat hij dit g1
daan had, is hjj weer in het huis
wed. gegaan en heeft hjj den bran
van de lamp
in de binnenkamer a:
draaid en uit de peer petroleum gegf-
op het hoofdhaar van Anna
aangestoken en toen weer met 1
kussen gebluscht. Vervolgens heeft'
de Wed. Bute met petroleum begoten
aangestokenook Anna haar goed-
Toen hij te twaalf uren de voord'
uitging, ging de bel niet over.
Bekl. zegt, dat hij met Jan Oudste
heeft overlegdwanneer er brC
kwam, zou deze ook dadeljjk komen
beklaagde zou wakker blijven.
Pres zegt tegen beklaagde
toch tegen je bedoeling in, want
moest verbranden.
Bekl. is naar bed gegaan even
uren en heeft nu en dan een poosj®
slapen hij was
ging nog gezegd tegen hem: „Daar
staat vrouw Bute nog
Hjj zeide onder meer „Kjjk eens wat
een dun nekje, het kan best." Niemand
van de familie Boes wist er iets van
Oudshoorn wel, maar niet, wanneer het
zou gedaan worden.
Pres. vraagt aan bekl. Is er geen
idee bij u opgekomen, dat het jammer zo»
hield zjjn broeder Dolf met beide b*®?
vast. Bjj zijn thuiskomst ontdekte"
ouders ook dat hij er vreemd uiWw
In dienzelfden nacht, p. m. 2 u^,
hij door het zolderluik naar benede
gaan en is vervolgens weder io
ning der wed. Bute gegaan en lC-
ljjken op nieuw in brand gestokeMB
begon te branden. Hij is w£
gegaan en heeft nu en dan r
zes uren 's morgens ie hjj
de schutting geklommen er.'
ken voorbijgegaan, om zjjr,