Kamer Tan Strafzaken. te ALKMAAR. PROCES De aanleiding; tot den moord. de Openbare Terechtzitting het mourdproces. De geruchtmakende zaak der Schager moorden. liet verleden van den beklaagde. De dubbele moord. De bekentenis- Galgenhumor. strafzaak diefstal bij Mr. Asser. Van de 4 paarden Van den heer dr. Kremer te Witmarsein zijn 2 na een korte ongesteldheid gestorven, terwijl de beide andere bedenkelijk zijn en waar schijnlijk hun voorgangers zullen volgen. Het voeren van klaverhooi, dat een beetje beschimmeld was, moet hisrvan de voor geen klein geruchtje vervaard was - die taak overnam. - Zij behandelde de geldelijke zaken en voerde in huis den toon. Haar man mocht dan ook meepra ten als zij het verkoos. Is het wonder dat zoo'n huisgezin, waar zedelijkheids- en rechtzinnigheidszin niet werden aan- oorzaak zijn. Wel een bewijs, dat men gekweekt, geen goede maar wrange vruch met paardenvoer niet te voorzichtig kan ziju. Zondagavond omstreeks 9'2 nre van den 13 Januari 1895 verbrandde het per ceel en roerend goed af V3n O. D. te NOORD-SCHARWOUPE. Oorzaak onbe kend, alles was verzekerd. De spuiten van Noord-, Zuid-Scharwoude en Oudcarspel waren aanwezig om de be lendende perceelen te bewaren. r ten heeft voortgebracht. Toen de beklaagde ouder werd, ging hij ter school en ook daar reeds bleek dat hij geen goede geaardheid bezat. Op lateren leeftijd, toen hij een ambacht moest kiezen, werd hij meubelmakers- leerling cn omstreeks dienzelfden leertijd is hij naar de catechisatie gegaan; maar hij is daarvan weggebleven; zijne ouders hebben dit eenvoudig goedgevonden. In plaats dat de zucht tot het goede werd aangekweekt bedrog aangezet. werd tot leugen en Voorzitter Mr. T. A. SANNES. Rechters: Mrs. G. R. E. BRANTS en C. W. VOLLGRAFF. Bijzittend Rechter: Mr. J. A. G. GOCKINGA. Officier van Justitie: Mr. F. F. KARSEBOOM. Substituut Griffier: Mr. P. VAN DER CRAB. Verdediger Mr. F. H. G. v. d. HOEVEN. Bij deze ellendige moordgeschiedenis geldt niet hetCherchez la femme Geldzucht, niets anders was de aan leiding. Die vrouwen waren door den beklaagde ten doode gedoemd. Reeds meer dan eens toch, heeft hij getracht haar van het leven te berooven, zooals uit het verslag van de terechtzitting zal blijken. De uitvoering van zijne moordplannen zijn vertraagd, aangezien hij liever de hulp van een vriend had gehad omdat het met zijn beiden makkelijker zoude gaan. Toen zijn vriend Oudshoorn ook al zoo'n nuchtere maar slechtgeaarde knaap, in den morgen van den 12 Augustus 1894 van de moorden hoorde, wist hij wie de moorden gepleegd had. Hij was met dat vooraf beraam de plan bekend en zwijgt. Ook na het plegen der moorden zwijgt hij en ontvangt voor zijn stilzwijgen een deel van den buit. "Wat belooft zoo'n jongen voor zijn volgend leven P „het mes had overgehaald," maar daar mede met kracht had opgesneden. Bij eene andere gelegenüeid antwoord de hij iemand die hem vroeg„Gij mocht om f 500 willen, dat gij de moor den niet hadt gepleegd," „oeh de Trou wen zouden voor mijn part wel mogen leven, maar het moest mij geen geld kosten." Van be*ouw dus geen sprake. Kan men zich wel een denkbeeld vormen van zulk een diepe verdorvenheid En is het niet afschuwelijk om aan te zien, dat er geen zweem van aandoe ning bij den beklaagde is te oni dekken? Na deze inleiding, die wij noodig von den om den lezer op de hoogte te stel len met de slechte geaardheid van den verworpeling, die ons reeds te lang bezig hield gaan wij over tot het verslag van waar te ruim tien uren de moorde naar wordt binnengeleid. Er is een overgroote toeloop van publiek, dat zich reeds geruimen tijd te voren voor het gebouw had verzameld. De tafel is bedekt met de verschillende stukken van overtuiging. Door het O. M. zjjn gedagvaard 62 getuigen, waarvan de namen reeds in ons nummer van den 6 Jan. jl. zjjn opgenomen. Door den verdediger zjjn g e e n e getuigen a décharge gedagvaard. Nadat beklaagde op zjjn plaats is gaan zitten, kijkt hjj met onbevangen en open blik de Rechters aan. Officier vordert voorlezing van het vonnis van verwjjzing en der overljjdens- akten der slachtoffers en van beklaag- des moeder. President vraagt aan den verdediger, of er bezwaar bestaat, dat de get., dio voorloopig niet gehoord worden, de zaal kunnen verlaten, waartegen deze geen bezwaar heeft. Allereerst dient de dat hij te Hilversum was en niets den diefstal had vernomen. wordt overgegaan Vervolgens tot Prestot den beklaagdeHet is in den loop van het onderzoek gebleken, dat gjj herhaaldelijk gelogen hebt en gjj hebt zelf gezegd dat, door de waar heid te zeggen, uw eigen belang werd [Het verslag dezer belangrjjke Zit ting wordt ons verstrekt door den heer II. B.GOTTMER, Cand.-Not. te Alkmaar, aan wien ten onze behoeve door denEdelAchtb. Heer Mr. Sannes, Voorz. der Rechtbank, vergund werd aan de verslaggeverstafel ter rechtzaal plaats te nemen, voor welke wel willendheid wij hier ZEd.Achtb. vol gaarne harteljjken dank brengen. Red.] Ongeveer in het midden der maand Augustus van het vorig jaar werd alhier een afschuweljjk drama afgespeeld. De gemoederen bij onze overigens kalme landgenooten werden, wat zeer begrijpe lijk is, met ontzetting vervuld, toen zich het gerucht verspreidde dat in den nacht den 11 op den 12 Augustus 1894 van twee vrouwen, van welke een hoogbe jaard en een tweede nog jeugdig van leeitjjd, die een winkelhuis bewoonden aan de Laagzijde op de meest gruwelijke wijze van het leven waren beroofd. In den beginne dacht men daar de slachtoffers geene vijanden in onze gemeente hadden dat de een of andere zwerver de moorden uit hebzucht zou hebben gepleegd, omdat sporen van braak waren te bespeuren en alles was door gesnuffeld en overhoop gehaald. Uit de lucht gegrepen, en door de fan tasie van dezen beklaagde aangevulde verhalen, droegen er veel toe bij dat de justitie aanvankeljjk op een dwaalspoor geraakte. Reeds zeer spoedig evenwel viel de verdenking op dezen beklaagde, een buur jongen, die met sluw overleg een ander als den vermoedelijken dader had betieht.- Men rilt en beeft bij het vernemen van de misdaden en ongerechtigheden, welke door dezen beklaagde, een jongeling nau welijks de kinderschoenen ontwassen zjjn bedreven. De bjjzonderheden van deze misdaden zjjn zoo menschonteerend, dat men bij het zien van dezen beklaagde niet kan gelooven dat hjj alleen den dubbelen moord heeft gepleegd en de misdadige plannen op touw gezet. Wij willen thans den lezer een blik doen werpen in NICOLAAS BOES, aanschouwde het levenslicht in 1877 te Schagen.Zjjne ouders waren protestant en hij werd in hetzelfde geloof opgevoed. Zijn vader was iemand van een weifelend ka rakter, die de noodige kracht miste om zijne rechten als echtgenoot en vader te doen gelden, zoodat het zich gemakkeljjk laat begrijpen dat beklaagdes moeder, die mantels en kapers zorgvuldig naar hun heer uitziende. Onwillekeurig moest Cbristiua er asn denken. Hoe waTm was dat om hare bekoorlijke schouders. Hoe snel kan men zich toch aan het goede wennen. Hoe ge- rniscbloos reed de WBgen, die baar vader, Eli- sabeth en haar man, die haar aan den uit stond cp te wachten, naar huis bracht, ovei bet plaveisel. Daar straalde een zee van licht van nit de vensters hen tegemoet en al les stond behoorlijk op de tafel voor hen gereed, zooais zij het bevolen had, en de bedienden wachtten bare verdere orders op. O, hoe goed is het toch te leven. En mor gen, wederom zulk een heerlijke dag! Waarom? Hoe lang? Dat zou haar nu geea zergea meer bereiden WORDT VERVOLGD. Niet een eenzaam huisje op een afge legen plaats, neen, een winkelhuis in de dichtbebouwde kom op het drukste ge deelte dezer gemeente is het terrein waar het droevig drama is afgespeeld. Het is omstreeks elf uur in den avond van den 11 Augustus van het vorig jaar, en dus bjjna nacht. De weduwe zit achter in haar keuken en het is niet onmogeljjk dat zij door de drukte die des Zaterdags in haren winkel is, van vermoeidheid even is ingedut. Haar nichtje Anna heeft zich zoo even ter ruste begeven. De ongelukkigen vermoeden niets van het verschrikkelijk lot dat haar wacht en dat in dezen nacht haar stervensuur is aangebroken. Daar nadert in het duister het mon ster in een menschelijke gestalteeen jongeling, die thans een moordenaar is geworden. De onverlaat doorklieft met drie slagen van den bijl, die hij van het erf der weduwe heeft meegenomen, haar de hersenpan. Na die eerste gruwel daad wordt de tweede moord volvoerd op het ongelukkige meisje,dat zich schoone toekomstige droomen had gemaakt. Een meisje werd hier in den bloei van haar leven afgemaakt op een tijdstip dat men droomt en mijmert over liefde en we derliefde. Welk een wanhopige worsteling moet hier hebben plaats gegrepen De snoodaard heeft twee weerlooze vrouwen geslacht en verlaat de woning, na alvorens te hebben geroofd en po ging tot brandstichting te hebben ge pleegd. De roof was oorzaak dat hij in den val is geloopen. Aanvankeljjk heeft de beklaagde een ander beschuldigd met het gevolg dat die persoon gearresteerd werd. Van zijne arrestatie af bleef deze zjjn onschuld volhouden en het is gelukkig, dat deze persoon slechts drie dagen van zjjne vrijheid beroofd is geworden. Eere aan de Alkmaarsche Justitie, die voor zoover zulks doenlijk, eerherstel heeft ge pleegd. Dit feit wijst al weder op de leemte in ODze strafwetgeving, die aan onschuldig veroordeelden en verdachten, ter zake hunner vrijheidsberooving geen recht tot schadeloosstelling toekent. Ten slotte viel de beklaagde door de mand en verklaarde dat hij den zooge- naamden mededader valscheljjk beschul digd had. Liegen en bedriegen schjjnt echter den beklaagde zóó eigen te zijn, dat hjj zelfs gedurende de instructie voortdu rend is bljjven liegen. Wat hjj den eenen dag vertelde, was den anderen onwaar. Het volgende diene om den lezer eené voorstelling te geven van de zonderlinge opvatting van Boes omtrent het door hem gepleegde gruwelfeit. Toen hem eens in de gevangenis ge vraagd werd, hoe hjj toch met het mes den hals van Anna Beqers had kunnen afsnijden, antwoordt hjj zonder eenige aan doening toen hem een mes vertoon^, werd, dat hij aiet sooala men dat noemt Get. P. van der Struijf verklaart spo ren van braak te hebben gezien en dat een ruit stuk was. De pen was uit het raam genomen. Beklaagde erkent het hem ten laste gelegde feit, zegt alleen niet op klompen, maar op schoe nen te zjjn geweest en heimeljjk het huis zijner ouders te hebben verlaten; erkent verder te zijn binnengekomen, alsook het gestolen horloge te hebben verkocht. Jan Oudehoorn heeft niets van de opbrengst gehad, doch wist van dien diefstal en van het plan. Officier vraagt den bekl. Waarom spraakt gjj met Oudshoorn over den diefstal Bekl. antwoordt dat hjj diefstal wilde plegen, als hjj soms eens geld noodig had. Officier vraagtHadt gij een bepaald plan met dat geld Bekl. zegtJa, ik moest geld hebben, als er iets te doen was. Officier vraagtWie er over is be gonnen Bekl. zegtIk. Getuige Johanna Knipmeijer verklaart hoofdzakeljjk dat zjj ook sporen van braak heeft gezien en op een vraag van den verdediger verklaart zjj niet te we ten of het horloge zich tijdens den dief stal in het huis van Mr. Asser be vond. In gelijken zin verklaart getuige Joh. Corn. Gaih. Kasten. Getuige J. J. Bertz. Deze verklaart dat het horloge door hem bjj mr. Asser is bezorgd. Ook aan dezen wordt door den verdediger gevraagd of hij weet dat tjjdens den diefstal het horloge zich daar bevond, waarop hij niet bevestigend kan antwoorden. Get. Oudshoorn wist volgens zjjne ver klaring van het plan af en herkent het horloge, doch ontkent van den diefstal te bobben genoten. Officier vraagtWie er mede begon nen is, om over het stelen te spreken. Get. zegt: Boes. Officier vraagtHad Boes altijd geld gebrek Get. Ja, om uit te gaan, doch heeft nooit geld aan hem ter leen gevraagd daarentegen zegt beklaagde, dat Oudshoorn geld aan hem schuldig was. In de werk plaats werd gedobbeld. De diefstal is circa 3 weken te voren beraamd. Get. zegt verder, dat hij geen reden weet op te geven waarom hjj nooit 's avonds uitging; hjj kreeg geen zakgeld, bracht zijn weekgeld thuis en ook dat van de boekjes, hjj dobbelde van geleend geld. Op de vraag van verdediger of getuige zou gezegd hebben, een volgenden keer ga ik eens stelen, zegt hjj, dit niet te weten. Get. erkent verder, op de vraag van den verdediger, dat hij wel eens geld uit ,zijn spaarpot haalde en er spijkers voor in de jdaats deed om zijn moeder in den waan te brengen, als zjj er mede rammelde, dat er toch geld in was. Get. M. van Gerner erkent het hor loge van Boes te hebben gekocht; meent dat het hem vertoonde hetzelfde is en verklaart,het aan zjjn meisje ten geschenke te hebben gegsven. Get. 1. van Stegeren verklaart dat zjj het horloge heeft gekregen en herkent ook het haar vertoonde doosje. Officier vraagt aan get. van Geraer nader, of hjj Lu Schagen was, toen de diefstal ia gepleegd; waarop kjj antwoordt bevorderdwanneer er nu nog iets is dat onwaar is, dan is thans de tjjd aangebroken om alsnog de waarheid te spreken. Zjjt gij bereid, om dus de volle waarheid te zeggen Bekl. Jawel. Pres. vraagt hem of hij tot zjjnl5de jaar heeft school gegaan. Bekl. Ja. Pres. Gjj hebt Godsdienstonderwjjs ge noten bij den predikant v. Klujjve; waar om gingt gjj daar niet meer heen P Bekl. Omdat ik dit niet meer wilde. Pres. Gjj gaaft uw weekgeld aan uw moeder Bekl. Ja, ik kreeg soms 50 cents, soms meer zakgeld. Pres. Hoe was je moeder voor je. Bekl. Goed. Pres. Hebt je wel eens geld uit moe ders kas gestolen Bekl. Ja weleeDS een gulden, dan weer eens 2.50, om geld te hebben om te verteren. Pres. Moeder ontdekte dit, niet waar Bekl. Ja, zjj berispte mij en heeft mij ook gedreigd met een pak slaag. Pres. Hoe lang hebt gjj die gedachte ommeer geld te hebben, reeds bjj je gehad? Bekl. Toen ik reeds op school was. Pres. Hoe oud waart gjj toen die ge dachte bij u opkwam Bekl, geeft geen leeftjjd aan, maar zegt dat hjj, als hij een gulden centen moest halen, toen reeds een cent daaraf nam. Pres. Is vooral in den laatsten tjjd door het lezen van boekjes over moord en diefstal (zeer onverstandig geschreven) dat idee bjj u aangewakkerd? Bekl. Ja. Pres. Naast je woonde de Wed. Bute, en dacht gjj ook dat er geld zat Bekl. Jan Oudshoornzoowel als ik, dachten dat de Wed. wel geld had. Pres. Spraakt gjj met Jan Oudshoorn daarover Bekl. Ja, altijd. Pres. Met Anna Beijers stond gjj toch op goeden voet Bekl. Ja. Pres. Hebt gjj uit wraak op Anna Beijers en om geld te hebben, de mis daden begaan? Bekl. zegtde hoofdzaak was om geld te hebben, en wjj, daarmede doe lende op Oudshoorn, bespraken zelfs om bjj den Burgemeester in te breken, die uit wasJan Oudshoorn moest dan de sleutel geven. Bekl. wilde dit niet om dat hij zjjn zinnen had gezet om de vrouwen te vermoorden. Hoofdaan leiding was diefstal. Hij moest geld hebben om te vertec- ren en uit te gaan. Bekl. erkent, omstreeks een maand voor de moorden, pogingen tot vergif tigingen te hebben gedaan en op een briefje, valschelijk met eens anders naam onderteek end, een slaapmiddel te hebben laten halen. Het fleschje, waarin dat zich bevond, is leeg geloopen. Bekl. heeft het later nog eens willen probeeren en heeft het toen in de melk gedaan. Hij is achter overgeklommen en zjjn plan was om, als de vrouwen slie pen, te stelen. Op de vraag van den pres. wat zjjn plan was, als zjj niet sliepen, antwoordde tiij, dat hjj ze dan zou vermoord hebben. Bjj de tweede poging tot vergiftiging met loodwit, heeft hjj een gedeelte van het door hem gekochte in den koffiepot gedaan, 's avonds 8 V2 uur, waarop hjj is weggegaan. Aan den jongen, die het loodwit gehaald heeft, zeide hij het was om vuurwerk te maken. Bij de derde poging tot vergiftiging met zuringzout, heeft beklaagde, toen hjj de machinekast van Anna politoerde, dit in den koffiepot gedaan en is toen op de loer gaan staan. Hjj weet zich te herinneren, in dien avond niet meer in de woning der weduwe te ziju geweest. 's Nachts is hij er in gegaan en heeft toen de deur geopenddaar hij geluid meen de te hooren, is hij terug gegaan en ïeeft het groote mes, dat hij van de toonba ik had afgenomeo, weer op dezelf de plaats neergelegd. Zijn plan stond toen reeds vast. Ook heeft het plan bestaan om de vrouwen snuit in het gezicht te werpen en ze dan te vermoorden. Een tweede keer is door bekl. loodwit gekocht; dit ligt thaDs nog achter in de boet. Hjj erkent óók loodwit in taartjes gedaan te hebben om ze aan de wed. Bute en Anna te geven. Hij heeft ze waarschjjnljjk ver loren met een onweersbui toen hij buiten ging kjjken. Hjj zegtOudshoorn wist van a 11 e 8 en met hem is alles be raamd hij wou niet mee doen, maar hij heeft bekl. opgezet. Oudshoorn heeft na een der pogingen tot vergifti- van zijn om Anna, zoo'n joDg meisje te doo-, I den Bekl. zegtOudshoorn zeide„het was zonde", maar bekl. zeide „het moest voor de Alkmaarsche kermis gebeuren, daar hjj geld noodig had. Hij heeft Ouds hoorn wel eens gezegd Je moest mjj helpen dan was het gauwer gebeurd doch deze heeft geweigerd en zoo is het gekomen, dat hjj het alleen gedaan heeft. Meer dan eens heeft hjj het willen doen. In den avond van den moord tusschen 9 en 10 uur heeft hjj Anna nog gespro ken en met haar gekheid gemaakt. Pres. vraagt bekl. of het niet bjj hem is opgekomen, dat hjj door één moord zjjn doel had kunnen bereiken Bekl. Neen. Pres. Al hadt gjj de keus gehad, wan neer Anna eens uit was? Bekl. zegtik had er mijn zinnen op gezet. Hjj zegt verder dien dag geen sterkeu drank te hebben gedronken. Bekl. heeft over de schutting gekeken en zag door het raam dat de wed. zat te lezen. Hij zag de bijl en ging er op af; doch hij dorBt eerst niet goed er in te gaan. Vervol gens nam hij de bijl op, opende de deur en heefi hjj haar daarmede 3 slagen op haar hoofd gegeven. Zij riep tot drie malen toe O, GodBekl. herkent de hem vertoonde bijl en zegt, deze in zij. ne beide handen te hebben gehad. Met den eersten slag zag zjj beklaagde niet, maar toen zjj zich omdraaide, 'zag zij hem. Hij is weggegaan en heeft in de keu ken zjjner ouders water gedronken. Daar op is hjj de herberg doorgegaan, zeggen de dat hij een boodschap moest doen. Vervolgens is hjj de voordeur der "Wed. Beute ingegaan en heeft hij de schel vastgehouden hjj meende, dat het hoofd van vrouw Beute bewooghij draaide eerst de lamp uit, ging door den winkel naar achter en draaide ook daar de lamp uit. Zijn schoenen heeft hjj uitge trokken toen is hij naar binnen ge gaan met lucifers en heeft het mes uit den winkel medegenomen. Bij het af- strjjken van de lucifers heeft hij toen Anna een steek gegeven, waardoor zjj ontwaakte. Hjj sprong op het bed en kneep haar de keel dicht en dacht, dat zjj dood was. Later hoorde hjj een zucht en zag haar op de knieën in bed zitten. Toen is hjj weer op haar aangevlogen en heeft haar met het mes door de keel gesneden. Alstoea heeft zjj zich erg verweerd. Pres. vraagt: hebt gjj geen oogenblik geaarzeld om dat leven te vernietigen? Bekl. Neen. In dat vreeseljjke oogenblik zegt bekl. dat er geen woord tusschen hem en Anna is gewisseld en dat zij hem niet heeft herkend. Hjj kan niet aaDgeven, waar door het mes is omgekruld. Later heelt hjj het broodmes door de keel van vrouw Bute gehaald en als het ware met twee handen haar keel door gezaagd. Hjj sloeg eerst met éen hand, waardoor haar halsketting brak. Zjjn gezicht zat vol met bloed en er was ook bloed aan zijn kleeren; hjj heeft zich afgewasschen achter in het akertje, na zich overtuigd te hebben, dat de snee raak was geweest. Toen was het ongeveer elf uur. Ver volgens heeft hjj zijn zakken met de ge stolen voorwerpen volgestopt en is n ai het secreet gegaan, omdat hjj leven hoor de toen het stil was, is hij over dl schutting gegaan. Zjjn pet was bjj de worsteling zoek geraaktdaarom heeft hij p.m. 12 urec het lijk van Anna uit de bedstede ge sleurd, om naar zjjn pet te zoeken, dif hjj tevoren reeds vermist had, maar dif naar hij dacht wel zou verbranden, Bekl. herkent de hem 'vertoonde hand doek, waarmede hjj zich heeft afgeveegd ook de verschillende sieraden en verden voorwerpen van den diefstal afkomstig Aan de courant, waarin zich de effectei bevonden, zjjn bloedvlekken die papK ren heeft hij niet medegenomen, omd» hij er niet van wist af te komen. De gestolen goederen heeft hjj in b gangetje begraven; de grond was eeni zins los en hij heeft met een steen df grond opengewoeld. Nadat hij dit g1 daan had, is hjj weer in het huis wed. gegaan en heeft hjj den bran van de lamp in de binnenkamer a: draaid en uit de peer petroleum gegf- op het hoofdhaar van Anna aangestoken en toen weer met 1 kussen gebluscht. Vervolgens heeft' de Wed. Bute met petroleum begoten aangestokenook Anna haar goed- Toen hij te twaalf uren de voord' uitging, ging de bel niet over. Bekl. zegt, dat hij met Jan Oudste heeft overlegdwanneer er brC kwam, zou deze ook dadeljjk komen beklaagde zou wakker blijven. Pres zegt tegen beklaagde toch tegen je bedoeling in, want moest verbranden. Bekl. is naar bed gegaan even uren en heeft nu en dan een poosj® slapen hij was ging nog gezegd tegen hem: „Daar staat vrouw Bute nog Hjj zeide onder meer „Kjjk eens wat een dun nekje, het kan best." Niemand van de familie Boes wist er iets van Oudshoorn wel, maar niet, wanneer het zou gedaan worden. Pres. vraagt aan bekl. Is er geen idee bij u opgekomen, dat het jammer zo» hield zjjn broeder Dolf met beide b*®? vast. Bjj zijn thuiskomst ontdekte" ouders ook dat hij er vreemd uiWw In dienzelfden nacht, p. m. 2 u^, hij door het zolderluik naar benede gaan en is vervolgens weder io ning der wed. Bute gegaan en lC- ljjken op nieuw in brand gestokeMB begon te branden. Hij is w£ gegaan en heeft nu en dan r zes uren 's morgens ie hjj de schutting geklommen er.' ken voorbijgegaan, om zjjr,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 2