De Getuigen. Heropening: 's avonds ruim 7 uren. PLAATSELIJK NIEUWS. Predikbeurten, in de Ilerv. Kerk alhier, voor de maand .Januari 1895. Anna Paulowna, 13 Jan. 1895. die hij toen heeft gevonden, ('Beide laatste keeren was hij in onderkleeren). '8 Morgens vroeg zijn moeder, omdat hijul k een leven maakte, wat hij deed, waarop hij antwoordde, dat hij zijn pet had afgewasschen, die hij voorgaf dat met modder bevuild was. 's Morgens te zes uren was alles uit wel veel rook. Bekl. is toen weer naar boven gegaan, omdat het nog zoo vroeg was. Te half zeven uren lieeft hij zijn kleeren gereinigd, waarbij zijn moeder hem nogmaals gevraagd heeft, wat hij deed hij gaf voor dat hij in de sloot had gezeten. Zijn moeder zou onderzoe ken of hij werkelijk bij Hoekstra geweest was. Daar uit de mouwen bloedwater kwam, heeft zijn moeder later nog ge vraagdKlaas, jij hebt het toch niet ge daan Hij zeide „neen". Maandags ot vrijdags daaraanvolgende heeft zijn moeder tegen hem gezegd: als jij het gedaan hebt, ga je dan ver drinken, als je met de hondenkar uit- gaat. Bekl. zegt op een vraag van denPres. nog, dat hij destijds nog geen begrip heeft gehad van het verschrikkelijke der mis daad. De moeder van bekl. heeft later te gen hem gezegdik zal je voorspreken zooveel ik kan, maar als het uitkomt, dan zeg ik de waarheid, voordat ik ook straf krijg. Pertinent zegt hij, dat moeder niets wist. Zondag morgen 12 Aug. heeft be kl. te circa 9 k 10 uren J. Oudshoorn gesproken, die tegen beklaagde zeide het is gauw gegaan. Yan beklaagde ont ving hij toen een muntbiljet van f 10. Zij beloofden elkander wederkeerig, geen verraad te zullen plegen. De halsketting met het slot heeft bekl uit den grond gehaald, met de bedoeling om die op bet erf van Simon Alot te werpen. Oudshoorn heeft nog tegen hem ge zegd je moogt er wel om denken, dat ze je niet zien. Die ketting is in den morgen van den 23 Aug. te p. m. 7 uren, gevonden. De zitting wordt hierop 's namiddags 2 uren een half uur geschorst. Na de heropening vraagt de pres. aan beklaagde, of hij nu eenig besef heeft gekregen van zijn onmenschelijke daad. Bekl. heeft nu eenig berouw, zoo als hij zegt. Op de vraag van den ver dediger of bekl. er van overtuigd is, dat zijn moeder dood is zegt hij, dit aanvan kelijk niet gelooft te hebben.Zijn va der weet van de moorden niets af, maar zegt de verdediger, zijn vader heeft toch gezegdnou Klaas, het is toch wel een beetje ergen vraagt of bij de begrafe nis der vrouwen zijne moeder toen niet wist, of althans vermoedde, dat hij de moordenaar was Bekl. antwoordt dat zijne moeder dit wist of vermoedde. Bij het uitspreken der lijkrede keek zij hem voortdu rend aan. Verdediger. Is het opgraven der ket ting niet geschied op raad van moeder? Bekl. Neen. Oudshoorn heeft dien raad gegeven. Verdediger. Het is zeker, dat beiden steeds zamen over de moorden hebben gesproken. "Wie is het eerste begonnen? Bekl. Ik, niet Oudshoorn. De verdediger doet nog verschillende vragen aan den beklaagde om te doen uitkomen zijne verhouding met Jan Ouds hoornalsook omtrent de ligging van het lijk van Anna Berfers in de bedstede, welke door de beklaagde zijn beantwoord. Get. Mr. Lagerwerf. Nadat voorlezing is gedaan van het proces verbaal van plaats opneming en van andere gedingstukken, verklaart get. een en ander in hoofdzaak te bevestigen.Aandoening was in het algemeen niet bij den beklaagde gedu rende de instructie op te merken wel, toen hij door de mand viel en ook toen de dood zijner moeder hem werd mede gedeeld, was hij min of meer aangedaan. Aan bekl. wordt nog geyraagd waar om hij geen geloof hechtte aan de hem door dezen getuige gedane mededeeling, dat zijne moeder dood was, waarop be klaagde niet veel weet te antwoorden. Hierop volgt voorlezing van een brief uit de gevangenis door beklaagde aan zijne ouders geschreven, alsmede van een brief door hem aan Jan Oudshoorn ge richt. Nadat de deskundigen zijn binnen gekomen, volgt voorlezing van hun ver slag omtrent de schouwing der lijken. J. C. M. Simou Thomastevens als deskundige, geeft verklaring omtrent de toegebrachte wonden, als ook of met het vleeschmes de halswonde kan zijn toegebracht. Ten aanzien van de door den verdediger opgeworpen vraag, of Anna Beijers in een bewusteloozen toe stand was toen haar de halswonde werd toegebracht, zegt deze getuige dat zij onmogelijk in bewusteloozen toestand kan geweest zijn. erder is de vraag door den verde diger gesteld en besproken, hoe het meis- je lag, of met het haakvormige mes haar den hals kan afgesneden zijn en of het bloed, dat bekl. in het gelaat is gespo ten, uit de hoofdwonde voortkwam. A. C. Melchior arts, tevens als deskun dige, geeft eveneens verklaring omtrent de toegebrachte wonden, doch meent dat met het vleeschmes de moord alleen mo gelijk was als hetzelfe in zijn geheel is gebruikt, d. L niet krom. De verwondingen, zoo met de bijl ais met het mes zijn volgens hem absoluut doodeljjk. Na het hooren van dezen getuige wordt te ruim 5 uren de Zitting tot 'savonds zeven uren gesloten. Get. P. r. d. Slrujf. Volgt voorlezing van het door hem opgemaakt proces verbaal, dat hij in hoofdzaak bevestigt. Get. wordt afgevraagd, wat hij weet omtrent de ouders van beklaagde, hoe het publiek gerucht over hen, en over hun herberg dacht, enz. Get. kan in het algemeen niets posi tief verklaren wel zegt hij, dat vader Boes in huis de tweede rol speelde. Getgevraagd of hij ook iets omtrent Jan Oudshoorn wist, weet ook daarom trent niet veel licht te geven. De jongen is uiterst stil en teruggetrokken. Ver schillende vragen omtrent de huiselijke verhouding van beklaagdes ouders door den verdedider gesteld, brengen niet veel aan het licht. Ook omtrent de voetstappen, die ontdekt zijn, de opening in een vlierheining tus- schen de erven van Schene en de Vries en de kenmerken van overklimming aan de schutting tusschen Schene en Boes geeft deze get. naar aanleiding van ver schillende door den verdediger gestelde vragen, inlichtingen. Get. J. P. Abma. Nadat voorlezing is gedaan van het door dezen getuige op gemaakt proces-verbaal van de inbeslag genomen en opgegraven voorwerpen, wordt door hem verklaard, dat hij sporen van brand gezien heeftook sporen van braak aan de schutting. Merkwaardig is, dat bij het verhoor van dezen beklaagde, toen hem het bedgordijn vertoond werd, door den officier werd opgemerkt, dat daarop juist een handgreep zichtbaar was. Ook aan deze getuige worden door den verdediger en den officier verschillende vragen gesteld, hoofdzakelijk betreffen de de huiselijke verhouding der ouders van Boes, alsmede omtrent Jan Oudshoorn. In hoofdzaak weet getuige niets te hunnen nadeele te zeggen. Hij deelt nog mede, dat vrouw Boes, kort na het ontdekken der moorden, in het huis der wed. Bute is geweest; dat haar houding zeer ontsteld was. Zij riep „O arme Anna Omtrent Jan Oudshoorn zegt hij nog nader, dat deze altijd stil was; thuis was hij meest altijd bezig, zijne ouders prezen hem altijd, van verkeerdheden of dobbelen heeft hij nooit gehoord, llij was wel eenigszins vreemd en lachte soms zonder rede als iemand wat zeide. Get. W. Domperbijgenaamd Rietveld. Get. is in de woning geweest, doch was te zeer ontsteld, om veel op te mer ken. Hij heeft 's morgens omstreeks 11 uur bekl. voor de deur der wed. Bute zien staan; bekl. heeft aangegeven, hoe men moest gluren in de woning, om de lijken te kunnen zien. Op de vraag van den officier erkent bekl. dat ook hij door de ruiten heeft gegluurd, omdat hij bang was, wanneer hij geen nieuwsgierigheid toon de, daaruit kwade gevolgen voor hem konden voortvloeien. Ook omtrent de in de vuilnisbelt gevonden pet, geeft get. opheldering. Get. Jannetje Bruin is op den zater dagavond p. m. 9 uur, toen de moorden gepleegd zijn nog in den winkel der wed. Bute geweest, zij heeft toen nog een kopje koffie bij haar gebruikt en ver klaart dat de lamp toen nog niet in de keuken brandde Haar dochterje is den volgenden morgen p. m. 7 uur in den winkel der wed B-, gekomen, zij heeft een paar maal volk geroepen. Even daarna is de buurman (de Haan) gekomen, die het kind heeft weggestuurd. Getuige Bijtje Kiljan verklaart, dat Anna B. niet veel met de familie ophad, die buiten de stad woonde. 'sAvonds is Anna nog bij haar geweest. Get. J. de Haan verklaart, dat hij wel eenig gestommel gehoord heeft, hij hoorde dit wel meer en de Wed. had hem, toen hij haar naar de oorzaak heeft gevraagd, gezegd, dat dit wellicht kwam door het oppakken van boeken. 'sAvonds tegen half elf uur is hij naar bed gegaanhij en zijne vrouw hebben niets gehoord. 'sMorgens vertelde het meisje, nadat zij te vergeefs onderscheidene malen volk geroepen had bij de Wed. Beute, aan de vrouw van getuige, dat daar niemand voorkwam. Get. is daarop naar het moordtooneel gegaan en vermoeden de dat de zaak niet richtig was, is hij naar het kantongerecht gegaan en heeft daar kennis gegeven van zijn vermoeden. De verdediger richt verschillende vra gen tot dezen getuige omtrent het ge drag der ouders va n bekl. en het resul taat daarvan is, dat hij zegt dat de oude Boes sufferig was en de tweede rol in huis vervulde. Getuige Trijntje Grinheeft den Zater dagavond van den moord toen zij het huis der wed. Bute passeerde opgemerkt, dat zij in zoo'n vreemde houding op haar stoel zat. Er is verschil tusschen de verklaring van deze getuige en den beklaagde ten opzichte van het al of niet branden der lamp in den winkel. Bekl. zegt get. te hebben zien staan, daar hij op den rollaag stond, doch, daar getuige doorliep, kreeg hij den indruk, dat zij niets bijzonders had opgemerkt. Getuige P. Roggeveen Pz. is zeer wei felend in zijne verklaringen. Hij is 's avonds p.m. half elf in de herberg van Boes gekomen en heeft die later p.m. 11 a 12 uur met Posker verlaten. Get. geeft verder aan, wat hij gezien heeft van het afstrijken van lucifers en wat hij ge hoord heeft. Verder geeft gek op, wat hij gezien heeft van de schaduw tegen bet roode gordijn. BekL zegt dat dit kan gekomen zijn door dat hij van het bed is afgesprongen. Getuige J. Kweldam verklaart aange roepen te zijn door Posker en Roggeveen, en heeft de flikkering van licht, vermoe delijk lucifers, gezien. Bij Boes boven heeft hij geen licht ontdekt. Op 22 Aug. d.a.v. heeft hij zich bij Boes laten scheren en toen heeft diens vrouw zich beklaagd, dat men haar zoon voor schuldig hield. Zij zeide toen wat zouden de Heeren wel denken, als hij de schuldige was, dan zou ik geen uur meer leven. Volgens get's. indruk was vrouw Boes opgewonden en had roode oogen, alsof zij gehuild had. De verdediger doet nog enkele vragen aan dezen get. omtrent den vader van bekl., betreffende diens sufferigheid. Get. zegt,Boeswas altijd dezelfde en ook omtrent het löjarig broertje van bekl. kan get. niet zeggen dat deze (Adolf) idioot is. Verdediger meent, dat het toch vreemd is dat Adolf s' avonds aan het mugjes vangen was; hij stak die volgens bekl. aan een stopnaald. Getuige P. Posker is s' avonds ook gelijktijdig met Roggeveen uit de herberg van Boes gekomen, heeft het gillen ge hoord en gemeend dat het Anna haar stem was. Hij heeft ook bij Boes boven licht gezien. Kweldam wilde naar binnen gaan, maar get. heeft gezegd „schotje" dat beteekent zooveel als niet doen. Get. verklaart verder wat omtrent het afstrij ken van lucifers en van de schaduw op het gordijn door hem gezien is. Per tinent verklaart get. nogmaals vrouw Boes duidelijk boven in hare woning te hebben gezien na het gillen en vóór het geflikker der lucifers. De verdediger vraagt get. hoe lang het tijdsverloop is geweest tusschen het zien van vrouw Boes en het flikkeren, waarop get. antwoordt3 a 5 minuten. Na afloop van het verhoor van dezen getuige wordt de Zitting 's avonds te ruim 10 uren geschorst en tot den vol genden morgen 10 uur verdaagd. De beklaagde heeft den ganschen dag geen teeke nen van aandoening gegeven. Hij heeft den ganschen dag zijn oogen niet neergeslagen maar voortdurend blikken geworpen, öf naar de Rechters ot naar de voorkomende getuigen, öf naar de zijde waar zich de vertegenwoordigers der pers bevonden. Ook dan wan neer hij aanschouwelijk voorstelde, hoe hij met het lange mes Anna den hals zon hebben afgesneden, heelt zij -e gewone kalmte hem niet verlaten. Wel werd op het laatst zjjn stem eenigzins zwakker De hof-photograaf V. d. A, Langestraat A 30 Alk maar, heeft een photografie van den beklaagde ver vaardigd. Deze zullen ten spoedigste in den handel worden verkrijgbaar gesteld Gedurende de zitting van gisteren is er iemand flauw gevallen. Schagen, 12 Januari 1895. De Burgemeester dezer gemeente verzoekt ons mede te deeleD, dat de door de politie aan verschillende weduwen, bedaagden enz. uitgereikte giften, tot een gezamelijk bedrag van f 100, waarvan in het vorig nummer van ons blad melding werd gemaakt, afkomstig zijn van den Heer Mr. H. L. Asser, Griffi;r bij het Kantongerecht alhier. Den milden gever brengen wij, onge twijfeld mede uit naam der gansche bur gerij, hulde en dank daarvoor. Zondag 20 Jan, D». A. W. v. Kluijve. h 27 Geen dienst. Landbouw. Gisterenavond werd in Veerburg van wege onze afdeeling van de Holl. Maatsch. van Landbouw eene voordracht gehouden door den heer Reimers, Leeraar aan de Landbouwschool te Wageningen. De toe gang was vrij. Na een inleidend woord van den voor zitter, den heer Waller, verkreeg de heer R. het woord. Hij zeide eenige grepen te zullen doen, betrekking hebbende op de kweeking en verpleging van ons vee. Om de omvangrijkheid van het onder werp zou hij slechts de belangrijkste punten bespreken. Ten eerste spreekt hij over paarden fokkerij. Hierbij valt heel wat in 't oog te houden, en hij wil eenige regels aan geven, die geen geld kosten en toch veel voordeel aanbrengen, wat den landbouwer past. Vooreerst zegt hij dan: Onderhoud hen qoedeen goed paard heeft niet meer noodig dan een islechtja, veelal kosten ze minder; want flinke gebouwde paarden hebben minder voeding noodig en doen er meer mee. Spreker brengt hier in herinnering een circulaire van den Minister van Oor log over aankweeking van remonte- paarden, welke hij alles behalve vrij van overdrijving noemt. Zonder deze regelen in practijk te brengen, kan nog een dege lijke paardenfokkerij bestaan en die geeft altijd nog geldmaar hoe komen wij daartoe In de eerste plaats dient er gezorgd voor een goeden hengst. Hoe wel de beste gevonden worden in den vreemde, zijn de prijzen daarvan som8 zoo hoog dat men tot inlandsche zijn toevlucht dient te nemen. Dit kan intus- schen zeer goed en hierbij geeft Spreker eenige wenken, die in acht dienen geno men te worden bij het koopen. Breng daarbij een uitstekend merrie liefst van 't zelfde ras. Neem deze proef herhaalde malen en de regel is, dat men goede veulens zal krijgen, waaruit weer goede hengsten kunnen gekweekt worden; dit staat vast. Ten tweede vraagt spreker: Is het wenschelijk met een gekruisten hengst door te telen Hij beantwoordt die vraag bevestigend en beweert, dat zelfs de echte Oldenburgsche en het zoogenaamde Engelsche-volbloed kruisingsproducten zijn. Wij kunnen ons in Nederland wel redden; maar er dienen nog andere maatregelen in acht te wor den genomen. Weg moet het denkbeeld dat een merrie te goed zou zijn om een veulen te brengen; dat is een dwaling. De beste waar moet gehouden worden voor fok-materiëel. Slechte merrien moe ten geen veulens voortbrengen; zij bren gen overerfelijke gebreken. Tegenover een voordeeligen verkoop van een goede merrie, staat ten derven van aanhouden de, belangrijke winsten. De heer R. deelde daarvan sprekende voorbeelden uit eigen eivaring mee. Gaan wij echter op den aangewezen weg voort, dan verkrijgen we een verbeterd paardenras, dat van f 600 tot f 800 gemiddeld zal opbrengen, wat nu nog uitzondering is. Verschil lende streken van Gelderland pleiten voor 's sprekers bewering, en dat kan ook hier in Noord-Holland; wat hij sterk aanraadt. En hoe doet men in die Gel- dersche streken, die met de onze gelijk gesteld kunnen worden Men zet daar de 4 5 jarige paarden af, en de 2l/s a 3 jarige doen de diensten met behulp van oude. Die de hoogste waarde hebben worden dus verkocht, behalve het fok- materieel. Die jonge dieren moeten in- tusschen in een toestand gebracht wor den, dat zij werken kunnen. Theoretisch beschouwd, is het beter om ze niet te laten werken, maar in de practijk is het onhoudbaar, 't Is al even als bij onze kinderen; 'tzou ook beter zijn, als zij wat later Jbegonnen te leeren; maar zij moeten vroeg hun kost verdienen en zoo ook bij de paarden. Begin echter met krachtig voeder en laat de speentijd zoo laat mogelijk plaats hebben; houd dit tot 5 maanden vol met afwisseling. Het veulen moet langzaam gewend worden aan ander voedsel want er is een te groot verschil in het innerlijk samenstel tusschen de jonge veulens en oudere paarden. In de practijk zien wij vele voorbeelden dat veulens slechter wor den na het spenen. Spreker geeft als middel daartegen, ze 's nachts bij de merrie te laten en daags er af. Ver volgens raadt spreker aan de jonge dieren lang buiten te laten loopen, ja zelfs tot in dezen tijd, als de bodem het maar toelaat. Is het voedsel buiten uitteraard te karig, zoo moet er een flinke dosis haver bij, en de gevolgen zijn zeer guns tig en voordeelig. Door het buiten loo pen toch is het dier voortdurend in bewe ging, de spieren worden gesterkt. Het is wat de gymnastiek is voor den mensch. Doe het dier den volgenden zomer in een goede weide en geef voortdurend haver, dan kan het geen kwaad, als zij spoedig gedeeltelijk meewerken. Spreker resu meerde nog kortelijk het gesprokene en waarschuwt nog tegen vetmaking. Groote spieren en veel vet deugen niet; maar het geraamte moet goed zijnkoop daarom liever een mager paard, dan een vet. Men kan beter zien, wat men koopt. Voorts ontstaan door onvoldoende voe ding van haver en kalkzouten dikwijls kromme beenen. De prijzen gaan er dadelijk af. Schoonheid eu bruikbaarheid zijn voor een paard van hooge waarde. Nochtans komt het voor, dat een slech te gang ontstaat bij overigens goede verpleging; maar dit kan in de jeugd voorkomen worden, evenals het krom- loopen bij kinderen. Spreker geeft op duidelijke wijze aan, hoe door een een voudige bewerking aan de voet derge lijke gebreken kunnen verholpen worden, 't Kost weinig geld en voor den handel is 't van hooge waarde. Na aanbeveling zijner opmerkingen, stelt de heer R. nu een pauze voor. Na de pauze hervat spreker zijn voor dracht en neemt nu het rund. Ook hierbij dient vooral gelet op afstamming; daarom beveelt hij de samenstelling van stam boeken en rekenschap houden met 't fokmaterieel. 't Is al hetzelfde als bij de paarden. Er wordt nog te veel gelet op dekgeld of relatiën met familie of vriend. Veel stieren zijn geheel onnut en spre ker toont 't verkeerde aan, om veel te letten op vorm, rug- en huidkleur. De stier moet afkomstig zijn van een goede melkkoe en men moet in de eerste plaats letten op de deugdzaamheid, in de tweede plaats op den vorm. Voor den handel is de vorm voor deelig, maar voor den boer komt het op de innerlijke eigenschappen aan. De heer R. geeft hier mede iets uit eigen erva ring omtrent een voederproef van 2 koeien, een groote en een kleine, die geheel uitviel in 't voordeel van de kleine, zoowel wat melkopbrengst be trof, als de mindere hoeveelheid voeder. Een belangrijke vraag ishoe moet het jonge kalf opgebracht worden Het is een feit, dat de sterfte onder de kalveren een hooger percent bedraagt, dan bij onze andere huisdieren. Hoe komt dit Daardoor, dat het in strijd met de natuur wordt opgevoed. Niemand toch laat het kalf bij de moe der, want 't strijdt tegen het bedrijf; de koe moet zijn een melkmachine. Toch is hierbij overdrijving, van daar de groote sterfte. Voor elk kalf is noodig de eerste melk van het moederdier (biest). Die biest bevat minder vet en meer eiwit dan andere melk en is tevens meer laxeerend, waardoor de stoffen gemakkelijk uit het lichaam worden ver wijderd. Zoolang nu de melk biestachtig is, moet het kalf ze hebben en vervolgens moet de melk, die 't kalf krijgt, op tem peratuur gebracht worden. Koud voed sel is voor 't dier even nadeelig als voor pas geboren kinderen, 't Is dus een gewaagde proef om 't kalfs poedig koude melk te geven; zij heeft meest nadeelige gevolgen, vooral stoornis in de ingewan den, en heftige diarrhee. Daarom moet men dus de temperatuur van lieverlede verminderen; men kan dit doen door een kruik met warm water in de melk te leggen, of ze te verdunnen met warm water. Dit houdt men gedurende 4 a 5 weken vol. Vervolgens is karnemelk een goed voedingsmiddel, maar het mist een noodige voedingsstof, nl. vet. Hier voor moet dus een surrogaat zijn, en dat is lijnmeel of gemalen haver, 't Laatste is vooral aanbevelenswaardig voor den opbouw. Vervolgens is lang buiten loopen voor het jonge vee aan bevelenswaard; evenals bij 't paard, moet het voedsel goed zijn en zoo krachtig mogelijk. Een ander vraag isMoet het vet gemest worden P Wanneer men 't belang van de melk-veefokkerij op 't oog heeft, dan niet. Daarvoor moet het zijn glad, ribbeschoon en goed in de haren. Valt de melkopbrengst tegen, dan kan men vetmesten, zooals dit meermalen met vaarzen plaats heeft. Welke eigenschap pen bezit echter een goede melkkoe De volgende: een eenigszins langen en scherpen kop, breeden neusspiegel, groote min of meer uitpuilende oogen, korte omgebogen glanzende hoornenlangen schralen nek, weinig plooi in de borst, een eenigszins opgebogen scherpen rug, met hier en daar kleine deukjes, groot achterstel, lange dunne staartdunne fijne beenen, vierkant groot nier, flinken melkspiegel, sterk ontwikkelde meikade ren en een niet te groote borst. Deze teekens zijn alle uitwendig en gemakke lijk waar te nemen. Niet alle zijn theo retisch te verklaren, maar de ondervin ding leert het, hoewel er natuurlijk voor enkele teekens, b.v. voor den kop, wel uitzonderingen bestaan. Sommige zijn echter goed te verklaren en gaan zeker op, zooals bij den melk spiegel. De nier moet ook zacht en fijn op 't gevoel zijn, geen vleeschklomp. Hoe meer klierweefsel er is, des te meer melk wordt er gevormd. Ook het teeken van de meikaderen is verklaarbaar. Hoe meer bloed er aan wezig is, des te meer afscheiding; de a- deren zijn dan sterk gekronkeld. Zelfs komt het meermalen voor, dat bij een eerste melkgeving de melk een. eenigs zins bloederige kleur heeft, dit is een bewijs van veel melkvorming. De aangewezen teekens gelden groo- tendeels ook voor goede stieren. Ten op zichte van de voedende bestanddeelen merkt Spr. nog op, dat geen moeten ge geven worden, die te weinig stof heb ben op een gebied, vooral niet degene die te weinig beenvorming bevorderen. Tin slotte nog iets over de varkens. Dit beest, hoe ook miskend heeft den landbouwer in de laatste jaren nog zeer bevoordeeld- In innerlijk samenstel ge lijkt dit dier het meeste op den mensch, maar van nature is het zindelijker. Zoo als spreker schertsend aantoont kan van de varkensteelt nog meer gemaakt wor den dan tegenwoordig Spreker meent van ja. Hij zegt dat men de meening vrij algemeen is toegedaan,dat er in den winter geld bij moet. Maar wat is daarvan de rede Deze, dat de stallen veel te koud zijn. Het varken gebruikt zijn voedsel, om zich warm te maken. Hoe kouder het is, des te meer warmte geeft het af aan de omgeving, en die meer dere afgifte kost ons voeder. Ook de varkensmest is niet zoo broeiend; zij geldt voor koude mest. De stal moet dus beter ingericht worden. Men ziet zulks bewezen bij den kleinen man, die een varkentje mest; hij sluit zijn hok gewoonlijk beter en krijgt zwaarder varkens. Spreker ein digt met een korte herhaling en een op wekkend woord tot de aanwezenden. De zaken gaan slecht, maar dit heeft ook al zijn goede zijde. Bij den strijd om het bestaan toch worden de gedachten meer gescherpt op verbeteringen in het Lanbbouwbedrijf en spreker hoopt dat zijn wenken daartoe ook eenigszins mogen bijdragen. Met de beste wenschen daarvoor, eindigt hij zijne redevoering, die warm en welverdiend werd toegejuicht. Na eene tweede pauze werden de aan wezigen in de gelegenheid gesteld, tot het doen van vragen, waarvan o. a. gebruik gemaakt werd door de h.h.Prins,Groot.D.A. Schenk, Metselaar en Raap. Nog menig leerzaam woord en nuttige wenken werden daarbij gehoord. Het was reeds dicht bij middernacht, toen de Voorzitter den heer Reimers zijn hartelijken dank toebracht voor het gesprokene en hem uitnoodig- de hier nogmaals van zjjne gaven te doen profiteeren; waarmede de vergade ring die meer bezocht verdiende te zijn, gaarne instemde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1895 | | pagina 3