La dame Blanche.
woorden vrasg. Antwoord zult ge er op
hebben, maar niet van mij ik noodig
u nit op een diner bij den directeur van
het gesticht te CharentoD, die houdt van
zulke dingen, ik zal u een biljet sturen,
en laat u met mijn rijtaig afhalen maar
laten wij nn liever over deze peterselie
saus spreken hoe bevalt u de laatste
schilderij van Roberts
Twee dagen later kwam etn briefje met
eene uitnoodiging voor Charenton en om
drie uur hield het rijtuig v»n Dr. Esqoi-
rol voor mijne deur stil. Aangekomen, ont
ving ons de beroemde directeur van het
gesticht, mijnheer de Maupas en bracht
ons naar den salon, waar wij nog twee andere
gasten aantreffen.
De eerste was een jonge, kleine man in
een ccsluum van een zeer opvallend snit.
Hij droeg brillanten aan alle vingers, een
breeden armband met drie robijnen, een
dasspeld met een diamant zoo groot als
een noot men zag onwillekeurig naar
zijn ooren, of hij ook knopjes droeg
zijn haar was gekruld, de oogen waren
zwart en schitterden meer dan de brillan-
laiiten, hij liep vreeselijk levendig, bijna
belachelijk en maakte op mij geen sympa
thieken indruk.
De tweede gast was een voornaam man
in een onberispelijk diuer-toilet, zonder
eenige versiering, ernstig, eenvoudig, eene
mooie, oud romeinsche kop, met stille,
maar zeer verstandige oogen. Hij boog
zwijgend, toen wij aan hem werden voor
gesteld, terwijl de brillanten-gek een mas
sa woorden verspilde.
De namen der beide heeren had ik
door het klappen van de denr, toen de
bediende meldde, dat er opgediend was,
niet verstaan, maar de beide dokters noem
den den ouden heer «baron" en den jon
gen kortweg «Honoré".
Wij dineerden een eigenlijk gesprek
werd niet gevoerd, want mijnheer Hono
ré liet niemand aan het woord komen.
Nu en dan wierp de baron een verwijten
de blik op den babbelaar, die hem ech
ter vergenoegd toeknikte en doorging. Bij
het dessert wendde hij zich tot mij. „Het
verwonderd irij eigenlijk, dat gij, die ook
van ons vak zijt, mij niet persoonlijk kent.
«Ikjbeaeen der beroemdste mannen van
den tegenwoordigen tijd. Wat hindert het,
dat ik met 100 slechte tomaDs fiasco
maakte zij verschenen alle onder een
pseudoniem ja, ja zoo is het, eene
wereld van wetenschappelijke sujetten heb
ik weggeworpen, toen ontdekte ik ja,
lacht u er maar om, den steen der wij
zen, in den vorm van een stukje chevrau
leer. Dit stukje leder maakt mij beroemd,
het brengt mij liefde, kostbare edelstee-
nen"
De baron mompelde op verachtenden
toen „Simili."
„Het brengt mij geluk, vreugde, roem
nu weet Parijs nog weinig van mtj
maar over drie dagen, waarde collega, drie
korte, eeuwigdurende dagen, en dan is er
eene omwectelling in de litteratunr.
Alles door een stukje chevrau-leder dat de
«Revue des Deux Mondes" mij met
50.000 fres. betaalt." Ik kon het onzinni-
Christina. „Ik mag uwe vrouw, daar zeker
wel mede versieren F"
„Ja wel,* zeide Neumann, „doe dat 1*
En balt tot Klaartje gewend, voegde hij er
aan toe: „Rozen van vijftig mark dat
herinnert aan vroegere tijden ge weet
wel.*
„Maar Fritz," zeide zijne vrouw met een
blik op Christica.
Juist wilden zij zich verwijderen toen de
8*em van Helbig achter hen weerklonk.
Hij had Elisabeth Hoppe aan den arm, cn
naderde. Zij beiden zagen er deftig en
rijk gekleed uit. Mevrouw Hoppe maakte
tegenwoordig veel werk van haar toilet en
Helbig terwille van haar.
Toon Elisabeth de vrouw van den linnen-
bandelaar zag, betrok baar gelaat. Helbig
ging onderwijl een paar stappen achterwaarts
en riep nit „No, heb ik er u te veel van
gezegd F" En vroeg dan aan Christina: „nu
prachtexemplaar, hoe gaat het met de za
ken Toen bemerkte hij zijn neef„Frits
gij ook hier? Dat is aardig van je. En ook
u, mevrouw dat is waarachtig een eer
voor mij 1* Toon hij de vrouw had aangezien,
werd bet hem zeer wel te moede en hij
zeide tot Elisabeth'. „Die Neumann is toch
een gelukkige kerel. Zie slechts wat een
schoone vrouw.' Elisabeth ha ilde de schou
ders op: „dat is alleen verschil van smaak!"
Vervolgens hield zij het voor noodzakelijk,
een woord te zeggen over het niet buren
der kamers van Neumann, daardoor werd
het gesprek algemeen en dnurde een wijle
voort, totdat er weder koopers kwamen.
Toen riep Helbig
„Kom, vooruit dames,* wij mogen de zaak
niet geheel en al in beslag nemen!* en hij
presenteert mevrouw Neumann den arm,
ge gebabbel niet langer aanhooren en
wendde mij tot den baron, die, daar ik nu
alleen tot hem sprak, zeer beleefd op al
le vragen antwoord gat. Hij kende alle Ter-
schijningen op litterarisch gebied, was
goed op de hoogte met kunst, had de re
volutie medegemaakt en kende persoon
lijk mevrouw Stael, Recamier; hij had
Marie Antoir.elte gezien en Josephine en
Hortense.
«Eene geheele wereld van schoonheid,
jeugd" en kracht" riep ik zwaarmoedig, hij
boog het schoone hoofd.
«Ach, als u wist, hoe weinig dat be-
teekent als ik spreken mocht*....
Hij was zeer bleek geworden, toen
mijnheer de Maupas hem toeriep«Btste
baron, de koffie, maar neem meer melk
dan koffie, u weet, dat sterke koffie u
hoofdpijn veroorzaakt; hier moet de dok
ter meer dan de viiend spreken."
De baron lachte, goot met trillende hand
een paar druppels sterke koffie in een
kopje melk en dronk dit langzaam uit.
Toen Wis het diner afgeloopen en gingen
wij ongedwongen naar den rooksalon.
Bij de portière greep Dr. Esquirol mij
bij den arm.
Halt, een ooganblik. U hebt zoceven
met een genie en een krankzinnige ge
dineerd wien van beiden houdt gij voor
gek.
„Wel, dokter, dat is niet lastig, deze
Honoré is de grootste gek, dien ik ooit
gezien heb."
Esqntirol lachte en knikte U bent
wel krankzinnig, dus de baron.
«Dat is een aiterst beschaafd man en
een heldere geest."
«Nog eens, ik feliciteer o, luister nu eens:
de jonge man, die een weinig opgewonden
is door zijn goed snceès, heet Honoré
de B a 1 z a c, in het eerstvolgend nummer
van de «Revue des deux Mondes* begint
zijn kostelijke roman «Het Chevranleer*, een
werk vol geest en kunst, vol phantasie en
gemoedsleven.
«Balzac heeft het recht aan zijn geniete
gelooven, de toekomst is hem."
„Dat is Balzac!" stamelde ik verbluft...
en plotseling:
«Dan is de andere de baron...."
«Sedert vijftien jaren een der ergste krank
zinnigen van Charenton hij is evenmin
baron als gij of ik, maar een rijk gewor
den hoedenmaker, die nog geen slip van
de rok gezien heeft van al die historische
heeren en dames, wier namen hij zoo goed
kent."
De dokter bracht mij naar den baron,
die kalm eene cigarette rookte. „Waar
bestaat zijnekrankzionigbeid dan eigenlijk
in?" vroeg ik zachtjes aan den dokter, die,
inplaats van mij antwoord te geven,
zeide:
«Laat hem zijn naam zeggen."
«Vergeef mij, baron,"zeide ik gevat, „bij
het voorstellen heb ik uw naam niet ver
slaan, met wien heb ik de eer.?"
Een glceiend rood bedekte het edele
profiel. «Omdat gij het mij vraagt, kan
ik niet onbeleefd zijn en zwijgen.Gij
ziet in mij den schepper en beheerder van
het heelalik ben God."
terwijl hij het aan Neumann overlaat, Elisabeth
te begeleiden.
„Zie eecs," zeide Neumann tot zijne buur
vrouw, „hoe hj baar het hof maakt. Maar
het helpt hem allemaal niets, daar zal hj
toch geen gehoor vinden. Denkt ge wel F"
,,Hoe moet ik dat weten F Daarnaar moat
gj uwe vrouw vragen," antwoordde Eli<a-
bbth eenigzics kort.
Neumaan gaf echter ten antwoord „Daar
hebt ge gelijk in. Het spyt mj echter zeer
dat gj mijne woning niet gehuurd hebt.
Hoppe had altjd zju partner voor zijn
schaak partjtjo gehad
„Het spjt mei" zeide Elisabeth, en spoedig
waren zij met hun vieren in het gewoel
verdwenen.
De minster was in zijn burean terrngge-
keerd. Hij had zjne hooge beambten opge
togen de roos getoond, die hj van een
schoon meisje gekregen had. „Ga vooral de
fancy fair bezoekeD,mijne heeren, ik kan n dat
ten sterkste aanraden. Alleen het rozenpavil
joen is der moeite waard."
De beambten hadden daarin een bevel go-
zien en weldra was de tjding door alle za
len verbreid en gingen alle beamb-
tenden corridor door, om zoodoende de feest
zaal binnen te treden. Streichenberg was zoo
in zija arbeid verdiept, dat een vriend van
hem, hem tweemalen aan het verstand moest
brengeo, wat er gebenren moest. Nog ge
heel vervuld met zjne gedachte aan zijn werk,
trok hj zjn jas aan, zette zijn hoed op en
slenterde de feestelijk uitgedoschte zaal bin
nen.
Wordt vervolgd.
Ik knikte^prakeloos. Mijnheer de Mau
pas trad echter snel op den arme toe,
die verlegen stamelde: „Kon;k onbeleefd
zijnhij wilde het weten maar ik be
loof n, dokter, nooit weer nooit* en
hij begon hevig te weenen.
Spoedig daarop gingsn wij weder naar
Parijs temg. Balzac ging ook mede en
hield ons met zijn geniaal-pbantastische
praatjes aangenaam bezig. Toen ik afscheid
nam, zeide Esquirol«Nu hebt gij met
een genie en een krankzinnige gedineerd
wat zijn nn de pathologische kentee-
kenen va i waanzin
Ik moest hem het antwoord schuldig
blijven.
Het was 12 October 1831. Op het
kerkhof Père Lachaise klonk het spinne-
lied uit „La dame Blanche" volgens den
wensch van den componist Frai^ois Adrien
Boieldieu, wiens stoffelijk overschot in de
groeve werd nedergelaten, Achter hem
lagen negen-en-vijftig jaren, een leven vol
arbeid, arbeid op het veld der kunst. Als
bijna ieder genie had Boieldieu zijn tijd
van ontbering, maar hem viel het geluk
ten deel, dat zijn taleut vroeg werd erkend.
In zijn leerjaren werd hij echter niet
door de zon des gelnks beschenen en was
het leven hem in de gedrante van den
bekwamen, maat rnwen organist van Ron-
aan, Broche, tegemoet getreden. Als vijf
tienjarige jor.gen liep hij weg en ging
naar Parijs en een omgeworpen inktvat
en vrees waren de oorzaken, d&t hij niet
durtde terugkeeren. Het dunrde niet lang,
of de honger strekte zijn gruwzame hand
naar hem uit. In dit vei schrikkelijk
oogenblik leerde hij Mollin kennen, wiens
zuster later zijn stiefmoeder werd. Op
aanbeveling van Mollin, die veel van den
knsap hield, kreeg hij pianolessen en het
stemmen van instrumenten, later een aan
stelling in de instrumentenfabriek van
Erards.
Do eerste lauweren plakte hij op vijf
en twintigjarigen leeftijd, in het jaar 1800,
met zijn opera „De Khalif van Bagdad."
Het succes, dat hij met dit werk had,
verspreidde zich ver buiten Parijs, de
geheele muzikale wereld kwam in beweging.
Allerwege werd hem lot toegezwaaid. In
de meest gelukkige stemming vroeg hij
aan Cberubini, die nadenkend in de foyer
van den schouwburg op en neer ging
«Hoe bevalt u mijn Khalif?"
Het voorhoofd van den Italiaan bewolkte
zich.
«In uw plaats," luidde het antwoord,
«zou ik mij over het onverdiende succes
schamen."
Eensklaps viel hij uit den zevenden
hemel op de aarde terug, maar slechts
een oogenblik stond hij sprakeloos, toen
greep hij de hand van den groeten meester
en zeide
„Wilt u mij onderwijzen
Dit gebeurde.
Drie jaren later vestigde hij opnieuw
de aandacht van het publiek op zich door
zijn opera„Ma tante Aurore." Het was
bij een dezer voorstellingen, dat hij de
buitengewoon schoone danseres Clotilde
Mafleuroy leerde kennen. Haar schoonheid
betooverde hem, haar lachen bracht hem
in verrakkiDg.
Men waarschuwde Boieldieu voor haar,
zij was een coquette en haar „amours"
waren ontelbaar. «Dwaasheid* antwoordde
hij. „Ik weet, dat men haar naam be
kladt."
Spoedig daarop verspreidde zich het
gerucht dat hij met haar zou huwen.
«Hij is krankzinnig," zeiden zijn vrienden.
Dat was echter niet het g8val, hij was
verliefd. Van af het oogenblik echter,
dat zij gehuwd was, veranderde mevrouw
Boieldieu haar rol en het duurde niet
Jang of de oogen van haar echtgenoot
werden geopend.
Met schrik ontwaarde de componist in
welk net hij gevangen was en vroeg schei
ding aan, maar tevergeefs. Napoleon, tot
wien hij zich wendde, antwoordde: «Als
mijnheer Boieldieu zoo onnoozel was met
een galante dame te hnwen, moet hij
haar ook behouden
«Dan wil ik tenminste in de nabijheid
mijn schande niet zien," zeide hij en vol
gaarne gaf hij gehoor aan den wensch
van den Russischen keizer, om kapelmeester
re worden van de keizerlijke kapel te 8t.
Petersburg. Van 18031810 bleef hij
daar. Zijn vrouw vond dat niet erg. «Hij
maakt nu tenminste geen scènes", zeide
zij, «en dat is mij heel aangenaam."
Evenwel speet het haar toch, dat haar
schoonheid niet in staat geweest was, hem
terug te houden, ja, zij schreef hem tee-
dere brieven, en toen hij in 1810 terug
keerde, haastte zij zich, naar hem toe te
gaaD.
Hij ontving haar koud. Op haar knhën
smeekte zij hem, of hij haar, die berouw
had, geen vergiffenis wilde schenken.
Boieldien haalde de schouders op.
«Laten wij ieder ons eigen weg gaan,
madame!"
Evenwel schijnt de verhouding zich
tusschen hen verbeterd te hebben. Clo
tilde beleefde nog den triomf, dien haar
echtgenoot met zijn meesterstuk «La dame
blanche* in 1825 behaalde.
«Hij heeft mij liefgehad," zeide zij,
«hij heeft mij zijn naam gegeven."
In het volgend jaar stierf zij. Toen
Boieldieu op haar wensch aan het sterfbed
frad, zeide zij: „Ik moet je om vergiffenis
smeeken, omdat ik nw leven vergiftigd heb,
ik heb uw groote waarde eerst te laat
erkend. Wordt gelukkig Boieldieu."
Eenige oogeublikken later was zij met
meer en sloot hij haar oogen.
Iedere vrouw draagt een verborgen schat
in zich; om die te vinden, moet het stre
ven zijn van den man, want als hij die
gevonden heeft, heeft hij het hoogste goed
op aarde gevonden het geluk.
Geheimzinnig voorval.
Aan boord van het Duitsche schip,,Erata",
van Rotterdam te Sunderland binnengeko
men had het volgende geheimzinnige voor
val plaats. Terwijl het schip zondagmorgen
bezig was met het lossen van den ballast,
droeg de «erste stuurman aan een licht
matroos op, iets uit den voorplecht te ha-
len.To6n hij na een half uurnog nietterug was
zond de opperstuurman den tweeden stuur
man weg om den lichtmatroos te zoeken.
De tweede stuurman ging in de voor
plecht doch werd, nog voor hij de laatste
trede van den ladder had bereikt, door
een duizeling overvallen en geheel hul
peloos eveneens ging het den eersten
stuurman, die onmiddellijk daarna naar
beneden kwam. Beide mannen keken el
kander hulpeloos aan, doch met volkomen
bewustzijn, dat zij langzaam in onmacht
vielen doch elkander niet konden helpen.
Gelukkig hadden verscheidene matro
zen het geheimzinnige vcorval bemerkten
het gelukte hun, de beide officieren snel
op het dek te halen, waar zij aan de be
manning te kennen gaven, dat de licht
matroos onder in het ruim lag en dat
men dezen ook boven moest zieo te bren
gen. Toen vielen beiden in onmacht. Ter
wijl eenige matrozen trachtten de officieren
in het leven terug te roepen, ging de
derde stuurman en drie man, zonder aan
eigen veiligheid te denken, door het luik
om den lichtmatroos te redden, doch te
vergeefs, want zoodra zij den bodem van
het tusschendek bereikt hadden, waren zij
niet meer in staat, een lid te verroeren.
Met de grootste moeite werden zij met
touwen aan dek getrokken, waar zij even
eens in onmacht vielen.
Inmiddels waren drie geneesheeren toe
gesneld, die de patiënten naar het hospi
taal lieten vervoeren. Om den lichtmatroos
te redden, werd een duiker geroepen, die
in zijn duikpak in den voorplecht afdaalde
tn den ongelukkigen jongen dood in het
benedenruim vond. Naar de kwetsuren te
ooideelen, was hij in het tusschendek flauw
gevallen en daarna in het benedenruim
gestoit. Drie van de in het hospitaal ge
brachte mannen waren spoedig weer her
steld, de vierde, een matroos, kwam niet
meer bij kennis en stierf binnen een uur.
De ooizaak van het geheimzinnig ongeval
is nog niet opgehelderd.
Een socialistische ge-
meente.
Wat 'n buitenkansje het is, te Ieren in
eene stad, waar de socialisten het gemeen
tebestuur in handen krijgen, is dikwijls ge
bleken uit beschrijvingen, hoe het toegaat
in sommige steden, welke datvoorrecht
genieten. Er valt een nieuw staaltje aan de
lijst toe te voegen dat betreffende St. De-
nis.
De onderstand aan het armbesluur is
van 20,000 op 5000 frs. verminderd. De
andere 15,000 frs hebben de socialistische
raadsleden zich toegetrokken, om die zon
der controle uit te deelen aan wie zij wil
len.
De verjaagde «bourgeois* hadden een o-
verschot van 200,000 francs in de stadskas
nagelaten. Thans hebben de socialisten 2
miilioen geleend, en er is nog 300,000
francs te kort. Den afgeloopen zomer gin
gen twee raadsleden voor stadsrekening
naar de tentoonstelling te Lyon kosten
1000 francs. En tevens zijn «ter bezuini
ging" twintig verpleegden uit het oude
mannenhuis op straat gezet, fn de maand
September alleen kregen de raadsleden
901.50 frs aan rijtnighuur vergoed; den
armen in het gasthuis wordt ter bezuini-
ging dagelijks een maatje (1 d. L.) wijn
minder gegeven. Natuurlijk is de belasting
verhoogd, en wel door vermeerdering der
accijnzen.
Ziedaar de toekomst-staat in 't klein.
Een componist zonder
kouzen. De geniale schilder Schwind
was, zooals meD weet, een vriend van den
componist Erans Schubert. Op een morgen
kwam Schwind bij Schubert om hem af te
halen voor een uitstapje. Schubert zoekt
in de iade van een kast naar een paar sok
ken, ma?.r ieder paar was wanhopig vol
gaten. «Schwind," zeide Schubert plech
tig, toen deze troostelooze revue afgeloopen
was, „Schwind, nu geloof ik toch werke
lijk, dat er geen heele sokken meer ge
breid worden".
Tolstoï heeft de laatste
hand gelegd aan een philosofisch werk «O-
ver de nutteloosheid en de misdaden van
het fortuin".
Dezer dagen, verhaalt de
M o r n i n g, ontving een werkman, lid
van het Engelsche Parlement, van een
aanzienlijke dame een uitnoodiging inden
vorm der gebruikelijke kennisgeving dat
mevrouw Die en Die op een bepaalden
dag van 's avonds negen uur af „te huis
zou zijn". Hij antwoordde, zulks metgioo-
te belangstelling vernomen te hebben, ho
pende hetzelfde te kannen doen.
M e p h i s t o's wraak.
Tweo steunpilaren van een tooneelge-
zelschap dat, zij 't dan niet op een der
eerste schouwburgen, de kunst naar de
mate zijner krachten beoefent, hadden sa
men een heftigen twist gehad. Drie dagen
Lter traden zij samen in Goeth's Pa ast
op hij als Mephisto, zij als Gretchen.
Magaretha had de kast opengedaan en
ontdekte daarin met een juchtkreet, lui
der dan de dichter had bedoeld, het kist
je, dar er in verscholen was. Dit bezat
namelijk een ongewonen omvang, en zij
vermoedde daarom, dat het eene verrassing
bevatte van een nieuwen vereerder. Zeer
natuurlijk klonken das de eerste versre
gels, die zij na had te zeggen.
Ook nadat zij het kistje had geopend,
gaf de volgende regel: „Was ist das?
Gott irn Himmet I Schau uiting aan een
groote, maar niet meer blijde verassing;
want boven op het sieraad grijnsde Me-
phisto's beeltenis haar aan. Gtërgerd schoof
zij 't op zijde. Maar nauwelijks was Gret
chen aan den spiegel gaan staan om zich
met het halssieraad te tooien, of plotse
ling weerklonk de melodie: „Ach, mijn
lieve Augustijn
Zij stond in 't eerst verplet, deed toen
snel het deksel van de kist toe en trachtte
met bevende stem den monoloog voort te
zetten, maar onverbiddellijk klonk het liad
ten einde toe, en toen na een korte pauze
de muziekdoos aanhief: „Miidle, iück', iück',
riick an mien giüue Seite!" was er geen
houden meer aan; een luid gelach ging er
op voor en achter het tooneel, de hoogste
rangen begonnen het lied mee te zingen;
Gretchen viel in zwijm en het scheim
moest worden neergelaten.
Roman uit het leven.
Te Kopenhagen kwam eenigen tijd gele
den een rijke Hindor aan en nam zijn in
trek in een hotel. Hij had in Londen een
daar wonend Deensch meisje rau goede fa
milie leereu kennen en zij hadden weder-
keeiig lielde voor elkaar opgevat. Hare te
Kopenhagen levende ouders verzetten zich
echter tegen de verbintenis met den vreem
deling en riepen de dochter naar Kopen
hagen terug. De Hindoe ging terug naar
Iudië en trachtte zijne liefde te vergeten,
maar dit gelukte hem niet en hij onder
nam de, lange reis van Indie naar Kopen
hagen, om de geliefde weder te zien en
hare hand te verwerven. Het jonge meisje
was inmiddels door hare ouders bij ande
ren in den kost gedaan. Toen zij vernam,
dat de Hindoe aangekomen was, ontvlucht
te zij de woning, waar zij verblijf hield,
en zocht bij haren beminde een toevlucht.
Na lang tegenstreven hebben de ouders
nu eindelijk huune toestemming tot de ver
bintenis gegeven onder voorwaarde, dat de
Hindoe van godsdienst zou veranderen en
in Londen zich zou vestigen.
Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.